Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2005, 573 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2005, 573 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels vast te stellen inzake de invoering en financiering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen alsmede inzake de intrekking van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
k. reïntegratiebedrijf: een natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de arbeid bevordert;
l. resterende verdiencapaciteit: datgene dat de verzekerde, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering nog met arbeid kan verdienen zoals dat bij of krachtens artikel 18 is vastgesteld.
Artikel 16 komt te luiden:
De persoon die voor 1 januari 2004 arbeidsongeschikt is geworden en op het tijdstip waarop hij arbeidsongeschikt werd, verzekerd was op grond van de verplichte verzekering blijft verzekerd:
a. gedurende de wachttijd, bedoeld in artikel 19;
b. gedurende vier weken na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, indien hij na afloop van die wachttijd minder dan 15% arbeidsongeschikt is, doch binnen die vier weken 15% of meer arbeidsongeschikt is;
c. gedurende de periode waarover hij recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Artikel 17 komt te luiden:
1. De persoon die:
a. gedurende twee maanden onafgebroken op alle dagen verzekerd is geweest, of
b. in de loop van de twee maanden, voorafgaande aan het einde van zijn verzekering, op ten minste zestien dagen verzekerd is geweest,
wordt, indien hij in het onder a bedoelde geval binnen een maand na het einde van die twee maanden en in het onder b bedoelde geval binnen acht dagen na het einde van zijn verzekering, in gevallen als bedoeld in artikel 37, tweede lid, meer arbeidsongeschikt wordt, voor het recht op herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering beschouwd alsof hij verzekerd was gebleven.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt de daar genoemde termijn van twee maanden geacht niet te zijn onderbroken, indien de betrokkene gedurende niet meer dan zeven dagen niet verzekerd is geweest. Voor de toepassing van dit lid en het eerste lid wordt arbeid in een aaneengesloten nachtdienst op twee dagen verricht, gerekend als arbeid op één dag.
3. Het eerste lid blijft buiten toepassing ten aanzien van degene, die in verband met artikel 6, eerste lid, onder a of b, niet verzekerd is.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan personen die niet verzekerd zijn en die arbeidsongeschikt of, die in gevallen als bedoeld in artikel 37, tweede lid, meer arbeidsongeschikt worden als gevolg van bij die maatregel aan te wijzen beroepsziekten, voor het recht op toekenning, onderscheidenlijk herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering worden beschouwd alsof ze verzekerd zijn.
In artikel 19, zevende lid, wordt «bezoldiging op grond van artikel XV, tweede lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim, tenzij onderdeel a van het elfde lid van dat artikel van toepassing is» vervangen door «bezoldiging op grond van artikel 76a van de Ziektewet, tenzij onderdeel a van artikel 76c van die wet van toepassing is» en wordt «De verlengde wachttijd kan op verzoek van de werkgever of de werknemer worden verkort.» vervangen door: De verlengde wachttijd kan op verzoek van de werkgever of de verzekerde worden verkort of wordt op hun gezamenlijk verzoek verder verlengd tenzij zwaarwegende omstandigheden zich daartegen verzetten.
In de artikelen 19a, tweede lid, en 20, derde lid, wordt na «alsmede de persoon die» ingevoegd: voor 1 januari 2004 arbeidsongeschikt is, maar.
Artikel 23, eerste lid, komt te luiden:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan, zo vaak hij dat nodig oordeelt de persoon die aanspraak maakt op of in het genot is van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, oproepen of doen oproepen en op een door of vanwege het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te bepalen plaats ondervragen of doen ondervragen in verband met de aanspraak op of het genot van een arbeidsongeschiktheidsuitkering of de toekenning dan wel verstrekking van een reïntegratie-instrument als bedoeld in hoofdstuk IIB.
Aan artikel 28 worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:
i. indien de belanghebbende zonder redelijke gronden niet meewerkt aan het opstellen van de reïntegratievisie, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, of het reïntegratieplan, bedoeld in artikel 30a, derde lid, van die wet;
j. indien de belanghebbende de verplichtingen die zijn opgenomen in de reïntegratievisie, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, of in het reïntegratieplan, bedoeld in artikel 30a, derde lid, van die wet, niet of niet behoorlijk is nagekomen;
k. indien de belanghebbende die bij deelname aan een reïntegratietraject zijn reïntegratieverplichtingen niet naleeft, de reden daarvan niet onmiddellijk aan het reïntegratiebedrijf heeft medegedeeld.
Na artikel 29g wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de verzekerde de uitkering op grond van deze wet tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk heeft geweigerd dan wel hem een boete heeft opgelegd, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het reïntegratiebedrijf dat ten behoeve van die verzekerde werkzaamheden gericht op vergroting van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid of op inschakeling in arbeid verricht, van die beschikking in kennis voorzover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden door het reïntegratiebedrijf.
Artikel 34a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de werknemer» vervangen door: de verzekerde.
2. In het vierde lid, onderdelen a en b, wordt «artikel 629, elfde lid, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek» telkens vervangen door «artikel 629, elfde lid, onderdeel d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek» en wordt «artikel XV, veertiende lid, onderdeel c, van de Wet terugdringing ziekteverzuim» vervangen door: artikel 76a, zesde lid, onderdeel c, van de Ziektewet.
Artikel 36a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt « herziening of intrekking» vervangen door: herziening of intrekking als bedoeld in het eerste lid.
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Een besluit tot toekenning van loonsuppletie als bedoeld in artikel 65c, van inkomenssuppletie als bedoeld in artikel 65d of van een voorziening als bedoeld in artikel 65e wordt ingetrokken of herzien indien onderscheidenlijk de loonsuppletie, de inkomenssuppletie of de voorziening ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
Artikel 37, tweede lid, komt te luiden:
2. De in het eerste lid bedoelde herziening vindt niet plaats indien de uitkeringsgerechtigde bij het intreden van de toegenomen arbeidsongeschiktheid uitsluitend op grond artikel 7b als werknemer wordt beschouwd en de toeneming kennelijk is voortgekomen uit een andere oorzaak dan die waaruit de ongeschiktheid, terzake waarvan de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ontvangen, is voortgekomen.
In de artikelen 40, eerste lid, en 41, tweede lid, wordt «artikel XV, tweede lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim» telkens vervangen door: artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet.
In artikel 43d wordt «artikel XV, veertiende lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim» vervangen door: artikel 76a, zesde lid, van de Ziektewet.
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, tweede volzin komt te luiden als volgt:
Deze termijn:
a. wordt geacht niet te zijn onderbroken indien gedurende perioden van korter dan vier weken geen inkomsten uit arbeid worden genoten;
b. wordt, indien gedurende perioden van vier weken of langer geen inkomsten uit arbeid worden genoten, onderbroken, met dien verstande dat het van de drie jaren resterende tijdvak aanvangt vanaf het moment waarop opnieuw inkomsten uit arbeid worden genoten.
2. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Gedurende een aaneengesloten termijn van zes maanden, aanvangende op de eerste dag waarover inkomsten uit arbeid als bedoeld in het eerste lid worden genoten, wordt geacht geen sprake te zijn van arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid. Deze termijn wordt geacht niet te zijn onderbroken indien gedurende perioden korter dan vier weken geen inkomsten uit arbeid worden genoten.
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het achtste lid wordt «de werknemer» vervangen door: de verzekerde.
2. Na het achtste lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
9. Indien een reïntegratiebedrijf aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft gemeld dat het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon aan wie een uitkering op grond van deze wet is toegekend, onvoldoende medewerking verleent aan de op hem betrekking hebbende werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, neemt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een besluit omtrent de gehele of gedeeltelijke opschorting of schorsing van de betaling van de uitkering aan die persoon voor de duur van ten hoogste acht weken.
10. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt het reïntegratiebedrijf in kennis van een besluit tot opschorting of schorsing als bedoeld in het negende lid.
In artikel 57, eerste lid, wordt na «De uitkering» een zinsnede ingevoegd, luidende:, de loonsuppletie, bedoeld in artikel 65c, de inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 65d, en de voorziening of de kosten van de voorziening, bedoeld in artikel 65e,.
Artikel 65a, eerste lid, komt te luiden:
1. Onvervreemdbaar en niet vatbaar voor verpanding en belening zijn:
a. de arbeidsongeschiktheidsuitkering;
b. de vakantie-uitkering;
c. de loonsuppletie, bedoeld in artikel 65c;
d. de inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 65d;
e. de voorzieningen, bedoeld in artikel 65e.
Aan artikel 65b wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. de voorzieningen, bedoeld in artikel 65e.
Na hoofdstuk IIA wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan aan de verzekerde die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en die arbeid in dienstbetrekking aanvaardt of verricht, op aanvraag loonsuppletie toekennen, indien zijn loon lager is dan zijn resterende verdiencapaciteit.
2. De loonsuppletie wordt verstrekt over perioden waarin loon uit dienstbetrekking wordt ontvangen, doch ten hoogste over een periode van vier jaar te rekenen vanaf de dag met ingang waarvan voor de eerste maal loonsuppletie is toegekend.
3. Als perioden waarin loon uit dienstbetrekking wordt ontvangen als bedoeld in het tweede lid worden eveneens aangemerkt, perioden waarin een uitkering op grond van de Ziektewet of op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg wordt ontvangen, tenzij de dienstbetrekking is geëindigd.
4. De loonsuppletie wordt voor de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake premieheffing aangemerkt als een uitkering op grond van deze wet.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de hoogte van de loonsuppletie.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan aan de verzekerde die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, die arbeid als zelfstandige verricht of gaat verrichten, op aanvraag inkomenssuppletie toekennen, indien zijn inkomen uit het bedrijf of beroep lager is dan zijn resterende verdiencapaciteit.
2. De inkomenssuppletie wordt verstrekt over perioden waarin het bedrijf of beroep wordt uitgeoefend, doch ten hoogste over een periode van vier jaar te rekenen vanaf de dag met ingang waarvan voor de eerste maal inkomenssuppletie is toegekend.
3. De inkomenssuppletie wordt voor de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake premieheffing aangemerkt als een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de hoogte van de inkomenssuppletie.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op aanvraag aan de verzekerde die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, in het kader van de bevordering van en ondersteuning bij de inschakeling in de arbeid als zelfstandige voorzieningen kan verstrekken.
De verzekerde die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, heeft recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen, op de naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan, in het kader van de bevordering van de inschakeling in de arbeid, toestemming verlenen aan de verzekerde die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, om op een proefplaats bij een werkgever gedurende maximaal drie maanden onbeloonde werkzaamheden te verrichten.
2. Tijdens het verrichten van werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in het eerste lid wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien.
3. De onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in het eerste lid zijn:
a. werkzaamheden, waartoe de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, met zijn krachten en bekwaamheden in staat is;
b. werkzaamheden, waarbij de werkgever, bij wie de proefplaatsing geschiedt, een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, heeft afgesloten;
c. werkzaamheden, die de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, niet reeds eerder onbeloond op een proefplaats bij die werkgever of diens rechtsvoorganger heeft verricht; en
d. werkzaamheden waarbij er, naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, een reëel uitzicht is op een op de onbeloonde werkzaamheden aansluitende dienstbetrekking van dezelfde of grotere omvang voor ten minste 6 maanden.
4. De verzekerde, bedoeld in het eerste lid, die werkzaamheden verricht als bedoeld in het eerste lid, doet daarvan onverwijld mededeling aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
5. Indien de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, wegens ziekte worden onderbroken, wordt de periode waarin een uitkering bij ziekte wordt ontvangen, voor de toepassing van dat lid buiten beschouwing gelaten.
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van dit artikel.
In artikel 71a, eerste en negende lid, wordt «artikel XV, tweede lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim» vervangen door: artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet.
In artikel 75a, zevende lid, wordt «artikel XV, veertiende lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim» vervangen door: artikel 76a, zesde lid, van de Ziektewet.
Na artikel 75g wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 40, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet financiering sociale verzekeringen voorzover het het eigenrisicodragerschap met betrekking tot de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering betreft, aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen schriftelijk heeft gemeld dat hij de in artikel 658a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde taak na het einde van de dienstbetrekking van zijn werknemers blijft verrichten gedurende een door hem bij die melding aangegeven periode, geldt de verplichting, bedoeld in artikel 658a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, in afwijking van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voor de eigenrisicodrager na het einde van elke dienstbetrekking van zijn vroegere werknemers die een uitkering ontvangen op grond van deze wet. De duur van deze periode is ten hoogste zes jaar na de dag waarop de betreffende werknemer ongeschikt is geworden tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte.
2. Artikel 658a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing op de eigenrisicodrager, bedoeld in het eerste lid, gedurende de in het eerste lid, eerste volzin, genoemde periode.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent:
a. de mogelijkheid van verlenging van de in artikel 658a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde taak van de werkgever op grond van het eerste lid;
b. de mogelijkheid van verlenging van de in artikel 658a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde taak van de werkgever na het einde van de dienstbetrekking in een individueel geval;
c. de mogelijkheid van beëindiging van de in het eerste lid bedoelde verplichting.
Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
2. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Degene aan wie een reïntegratie-instrument als bedoeld in hoofdstuk IIB is verstrekt of toegekend, of aan wie verstrekking of toekenning daarvan wordt overwogen, alsmede diens wettelijk vertegenwoordiger, is verplicht aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed kunnen zijn op de verstrekking of toekenning of op de duur of de hoogte van het reïntegratie-instrument.
Artikel 81 komt te luiden:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen laat op verzoek tot de vrijwillige verzekering toe, mits hij hier te lande woont:
a. de persoon aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%;
b. de persoon wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%, wegens afneming van de arbeidsongeschiktheid is herzien naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%.
2. Op de persoon die voor 1 januari 2004 arbeidsongeschikt is geworden en op het tijdstip waarop hij arbeidsongeschikt werd verzekerde was op grond van de vrijwillige verzekering, blijft de vrijwillige verzekering op grond van dit hoofdstuk van toepassing:
a. gedurende de wachttijd, bedoeld in artikel 19;
b. gedurende vier weken na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, indien hij na afloop van die wachttijd minder dan 15% arbeidsongeschikt is, doch binnen die vier weken 15% of meer arbeidsongeschikt is;
c. gedurende de periode waarover hij recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Artikel 83 komt te luiden:
1. Het verzoek tot toelating tot de vrijwillige verzekering wordt binnen vier weken na de dagtekening van de beschikking waarbij de arbeidsongeschiktheidsuitkering werd toegekend of herzien ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
2. Een verzoek tot toelating wordt geacht binnen vier weken na de dagtekening van het besluit te zijn gedaan, indien dit verzoek geschiedt binnen vier weken na de dag waarop de persoon die het verzoek heeft gedaan redelijkerwijze kennis heeft kunnen nemen van het besluit.
3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is bevoegd te verklaren dat een verzoek tot toelating tot de vrijwillige verzekering, ingediend na de daartoe op grond van deze wet gestelde termijn, geacht wordt tijdig te zijn gedaan, indien de persoon die het verzoek heeft gedaan, redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest.
4. De vrijwillige verzekering vangt aan op de dag met ingang waarvan de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend of herzien.
Artikel 83b komt te luiden:
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beëindigt de vrijwillige verzekering:
a. op verzoek van de vrijwillig verzekerde met ingang van een door hem te bepalen datum;
b. met ingang van de dag waarop de vrijwillig verzekerde op grond van deze wet als werknemer wordt beschouwd;
c. indien de verschuldigde premie over een periode van twee volle kalendermaanden niet, niet volledig of niet tijdig wordt betaald; of
d. indien niet langer wordt voldaan aan de vereisten, bedoeld in artikel 81.
Na artikel 87 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
Na artikel 87f wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Aan hoofdstuk VIIIA wordt een artikel toegevoegd waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk, luidende:
1. Een beschikking tot toekenning van inkomenssuppletie op grond van artikel 29 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten aan de persoon die op de dag voorafgaand aan de dag waarop dat artikel op grond van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen vervalt, recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, wordt voor de duur waarvoor die inkomenssuppletie was toegekend aangemerkt als een beschikking tot toekenning van inkomenssuppletie als bedoeld in artikel 65d.
2. Een beschikking tot toekenning van loonsuppletie op grond van artikel 32 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten aan de persoon die op dag voorafgaand aan de dag waarop dat artikel op grond van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen vervalt, recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, wordt voor de duur waarvoor die loonsuppletie was toegekend aangemerkt als een beschikking tot toekenning van loonsuppletie als bedoeld in artikel 65c.
3. De persoon wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering is ingetrokken als gevolg van de toepassing van artikel 34, vierde lid, van deze wet, artikel 35, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of artikel 28, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, of de persoon, bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit eenmalige herbeoordelingen arbeidsongeschiktheidswetten, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering is ingetrokken, wordt gedurende vijf jaar na de dag van intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering aangemerkt als verzekerde in de zin van artikel 65c en 65d.
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 komt de definitie van «reïntegratiebedrijf» als volgt te luiden:
– reïntegratiebedrijf: een natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de arbeid bevordert;.
In artikel 25, eerste en negende lid, wordt «op grond van artikel XV, tweede lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim» vervangen door: op grond van artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet.
In artikel 43, onderdeel b, wordt «op grond van artikel XV, veertiende lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim» vervangen door: op grond van artikel 76a, zesde lid, van de Ziektewet.
In artikel 58, eerste lid, onderdeel a, wordt «op grond van artikel XV van de Wet terugdringing ziekteverzuim» vervangen door: op grond van hoofdstuk IV, vierde afdeling, van de Ziektewet.
Het opschrift van paragraaf 12.3 komt te luiden: § 12.3 Beslistermijnen in bezwaar en afzien horen belanghebbende.
Na artikel 112 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het UWV gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
Hoofdstuk 13 komt te luiden:
Geen recht op uitkering op grond van deze wet heeft de persoon die:
a. verzekerd is op grond van artikel 16 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
b. de persoon die recht heeft op toekenning of heropening van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de artikelen 19a, 20, 43a, onderscheidenlijk 47, 47a of 47b van die wet; en
c. de persoon die belanghebbende is als bedoeld in artikel 1 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen.
1. Indien een persoon voorafgaand aan zijn verzekering, verzekerd was op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt voor de toepassing van artikel 10, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid mede verstaan onder:
a. verzekerd is geweest: verzekerd is geweest op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
b. verzekering: verzekering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
2. Indien het eerste lid toepassing vindt, wordt in artikel 10, eerste lid, voor «beschouwd alsof hij verzekerd was gebleven» gelezen: beschouwd alsof hij verzekerd is.
Voor de toepassing van artikel 17 wordt mede verstaan onder «verzekeringen op grond van deze wet»: verzekeringen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
1. Een vrijwillige verzekering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering die op het tijdstip waarop artikel 1.1, onderdelen DD en GG, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in werking treden, op grond van artikel 83b, onderdeel d, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt beëindigd, wordt aangemerkt als een vrijwillige verzekering op grond van artikel 18.
2. Indien het eerste lid toepassing vindt, wordt op verzoek van de vrijwillig verzekerde de hoogte van het dagloon op grond waarvan de uitkering van de vrijwillige verzekering wordt berekend, gewijzigd dan wel wordt de vrijwillige verzekering beëindigd met ingang van het tijdstip, bedoeld in het eerste lid. Artikel 21 is van overeenkomstige toepassing.
3. Het verzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt binnen drie maanden na het tijdstip, bedoeld in het eerste lid bij het UWV gedaan.
4. In afwijking van artikel 18 wordt tot de vrijwillige verzekering op grond van dat artikel niet toegelaten, de persoon die op grond van artikel 81 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering moet worden toegelaten tot de vrijwillige verzekering op grond van die wet.
5. Voor de toepassing van artikel 18, eerste lid, onderdelen a en c, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, en artikel 19, eerste lid, onderdelen a en c, en derde lid, onderdeel a, wordt mede verstaan onder «verplichte verzekering»: verplichte verzekering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
6. Voor de toepassing van artikel 18, vijfde lid, wordt mede verstaan onder «verzekerd is geweest»: verzekerd is geweest op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
7. Voor de toepassing van artikel 18, zesde lid, wordt mede verstaan onder «een uitkering ontvangt op grond van deze wet»: een uitkering ontving op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Indien een persoon op de dag voorafgaand aan de verzekering op grond van deze wet verzekerd was op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt in artikel 46 onder een ontheffing van de verplichtingen op grond van deze wet mede verstaan een ontheffing van de verplichtingen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en wordt gelezen voor:
a. aanvang van de verzekering: aanvang van de verzekering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
b. aanvang van verzekering: aanvang van verzekering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
c. artikel 6, eerste lid, onderdelen a of b, van de Ziektewet: artikel 6, eerste lid, onderdelen a of b, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Voorzover de wachttijd van de verzekerde is aangevangen voor de inwerkingtreding van artikel 28, wordt in de artikelen 88, eerste lid, onderdeel a, en 89, eerste lid, onderdeel a, mede gelezen: de verzekerde verplichtingen, bedoeld in de artikelen 25 of 28 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, niet of niet behoorlijk is nagekomen.
De hoogte van de arbeidsongeschiktheiduitkering, bedoeld in artikel 51, eerste lid, wordt op 75% van het maandloon vastgesteld op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, waarin tevens kan worden bepaald dat die verhoging terugwerkt tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.
Voor de verzekerde wiens recht op uitkering ontstaat voor 1 januari 2008, wordt artikel 59, eerste lid, als volgt gelezen:
1. De duur van de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering is voor de verzekerde die op de dag met ingang waarvan hem een WGA-uitkering wordt toegekend:
a. 58 jaar of ouder is, vijf jaar;
b. 53 jaar of ouder is, vier jaar;
c. 48 jaar of ouder is, drie jaar;
d. 43 jaar of ouder is, tweeënhalf jaar;
e. 38 jaar of ouder is, twee jaar;
f. 33 jaar of ouder is, anderhalf jaar;
g. 28 jaar of ouder is, één jaar;
h. 23 jaar of ouder is, negen maanden;
i. jonger dan 23 jaar is, zes maanden.
Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt artikel 90, derde lid, als volgt gelezen:
3. Het UWV stelt nadere regels met betrekking tot het eerste lid.
De voorziening die op de dag voorafgaand aan de dag waarop artikel 22 respectievelijk artikel 31 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten op grond van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen vervallen, is toegekend op grond van artikel 22 of artikel 31 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, wordt voor de duur van het tijdvak waarvoor deze voorziening is toegekend en voorzover die voorziening niet is verstrekt in het kader van de inschakeling in de arbeid als zelfstandige, aangemerkt als een voorziening als bedoeld in artikel 35.
De openbaarmaking, bedoeld in artikel 40, vindt voor het eerst plaats in 2008.
1. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip luidt artikel 90, derde lid, als volgt:
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid, voorzover dat betrekking heeft op nadere regels omtrent een maatregel als bedoeld in artikel 89.
2. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt aan artikel 90 een lid toegevoegd, luidende:
4. Het UWV stelt nadere regels met betrekking tot het eerste lid, voorzover dat betrekking heeft op nadere regels omtrent een maatregel als bedoeld in artikel 88, waarbij in ieder geval kan worden geregeld in welke gevallen het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel.
De subsidie die op de dag voorafgaand aan de dag waarop artikel 16 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten op grond van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen vervalt, was toegekend op grond van artikel 16 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten wordt voor de duur van het tijdvak waarvoor die subsidie op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten is toegekend aangemerkt als subsidie als bedoeld in artikel 35.
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
l. reïntegratiebedrijf: een natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de arbeid bevordert.
In artikel 11, eerste lid, onderdeel c, wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of.
Aan artikel 16 wordt een lid toegevoegd, luidende:
12. Indien bij een beoordeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen is vastgesteld dat de werknemer voor een geringer aantal uren belastbaar is dan gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring als bedoeld in artikel 1 van die wet, doch minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wordt onder de in het eerste lid bedoelde arbeidsuren per kalenderweek verstaan: het aantal uren dat die werknemer belastbaar is, tenzij dit leidt tot een hoger aantal uren.
Aan artikel 17a, tweede lid, wordt na «ingevolge dit hoofdstuk of hoofdstuk IIb» toegevoegd: dan wel op grond van hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Artikel 17b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. dagen waarover recht bestond op een uitkering die naar aard en strekking overeenkomt met een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of met een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering voorzover de uitkering wordt toegekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 80% respectievelijk wordt toegekend over periodes waarin de persoon slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen, bedoeld in artikel 1 van laatstgenoemde wet.
2. In het zesde lid, onderdeel b, wordt voor «alsmede» ingevoegd: een uitkering op grond van hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met uitzondering van een uitkering aan de persoon die slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen, bedoeld in artikel 1 van laatstgenoemde wet,.
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel c en wordt, onder verlettering van onderdeel b tot onderdeel c, na onderdeel a, een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. een arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel een loongerelateerde uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;.
2. Er wordt een lid toegevoegd waarvan de nummering aansluit op het laatste lid, luidende:
#. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op:
a. de werknemer, bedoeld in artikel 18, eerste lid;
b. de werknemer wiens werkloosheid uitsluitend het gevolg is van verkorting van de werktijd waarvoor op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 ontheffing is verleend, en
c. de werknemer wiens werkloosheid is ontstaan na het ontstaan van het recht op de loongerelateerde uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. artikel 59, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toepassing heeft gevonden.
2. In het derde lid, onderdeel b, wordt «artikel 19, eerste lid, onderdelen a, b, c, d of m » vervangen door: artikel 19, eerste lid, onderdelen a, b, c of d.
Aan artikel 26, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:
k. mee te werken aan het opstellen van de reïntegratievisie, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, en het reïntegratieplan, bedoeld in artikel 30a, derde lid, van die wet;
l. te voldoen aan de verplichtingen die zijn opgenomen in de reïntegratievisie, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, en het reïntegratieplan, bedoeld in artikel 30a, derde lid, van die wet;
m. indien de belanghebbende die bij deelname aan een reïntegratietraject zijn reïntegratieverplichtingen niet naleeft, de reden daarvan niet onmiddellijk aan het reïntegratiebedrijf heeft medegedeeld.
In artikel 27g, tweede lid, wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
Na artikel 27g wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de werknemer de uitkering op grond van deze wet tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk heeft geweigerd dan wel hem een boete heeft opgelegd, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het reïntegratiebedrijf dat ten behoeve van die verzekerde werkzaamheden gericht op vergroting van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid of op inschakeling in arbeid verricht, van dat besluit in kennis voorzover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden door het reïntegratiebedrijf.
Aan artikel 30 worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Indien een reïntegratiebedrijf aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft gemeld dat het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon aan wie een uitkering op grond van deze wet is toegekend onvoldoende medewerking verleent aan de op hem betrekking hebbende werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, neemt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een besluit omtrent de gehele of gedeeltelijke opschorting of schorsing van de betaling van de uitkering aan die persoon voor de duur van ten hoogste acht weken.
4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt het reïntegratiebedrijf in kennis van een besluit tot opschorting of schorsing als bedoeld in het derde lid.
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan een uitkering over een door hem te bepalen tijdvak als voorschot betaalbaar stellen, indien onzekerheid bestaat over het recht op of de hoogte van de uitkering of de hoogte van het te betalen bedrag aan uitkering. Een verleend voorschot wordt verrekend met het definitief vastgestelde bedrag aan uitkering dat over het desbetreffende tijdvak wordt betaald.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met het zesde lid tot tweede tot en met vijfde lid.
3. In het tot tweede lid vernummerde lid wordt «tweede lid» vervangen door «eerste lid», «uit eigen beweging of op verzoek van de werknemer een naar redelijkheid vast te stellen voorschot» vervangen door «een voorschot» en «hem» vervangen door: de werknemer.
4. In het tot derde lid vernummerde lid en het tot vierde lid vernummerde lid wordt «derde lid» vervangen door: tweede lid.
5. In het tot vijfde lid vernummerde lid wordt «tot en met derde lid» vervangen door: en het tweede lid.
In artikel 34, vijfde lid, onderdeel c, wordt na «bestaan uit» ingevoegd: een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel.
Artikel 73 komt te luiden:
De werknemer die recht heeft op een uitkering op grond van deze wet heeft recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen, op de naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.
Artikel 78a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «de Ziektewet» ingevoegd:, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2. In het tweede lid, wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of.
In de artikelen 82, vijfde lid, 82a, vierde lid en 97c, negende lid, wordt «plan van aanpak als bedoeld in artikel 71a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» vervangen door: plan van aanpak als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of artikel 71a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
In de artikelen 82a, vijfde lid, en 97c, tiende lid, wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of.
In artikel 97d, tweede lid, wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
In artikel 97i wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en.
Na artikel 127a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 4, eerste lid, worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
i. de persoon die op grond van de Kaderwet dienstplicht zijn militaire dienstplicht vervult dan wel de persoon die op grond van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst is verplicht tot het verrichten van vervangende dienst;
j. de persoon die op grond van artikel 37 van de Oorlogswet voor Nederland is aangemerkt als militair.
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt als volgt te luiden:
b. degene die als vrijwilliger werkzaamheden verricht als politiebeambte, alsmede van degene die als vrijwilliger al dan niet tegen loon werkzaamheden verricht bij een gemeentelijke brandweer;.
2. Het tweede lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. arbeidsongeschiktheid terzake waarvan ziekengeld op grond van deze wet is toegekend of terzake waarvan recht bestaat op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
In artikel 8a wordt na «verplichte verzekering ingevolge» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel ingevolge.
Aan het slot van artikel 10, onder 1°, wordt toegevoegd:
i. Onze Minister van Defensie onderscheidenlijk Onze Minister;
j. Onze Minister van Defensie.
In artikel 11a, eerste lid, wordt voor «artikel 75a, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: artikel 82, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen bedoelde risico dan wel het in.
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. recht heeft op bezoldiging als bedoeld in artikel 76a, eerste lid, dan wel indien het recht op die bezoldiging op grond van artikel 76a, derde of zevende lid, of artikel 76b, eerste, tweede of derde lid, geheel of gedeeltelijk ontbreekt.
2. In het negende lid wordt na «op grond van» ingevoegd: artikel 26, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of.
Artikel 29b komt te luiden:
1. De werknemer:
a. die onmiddellijk voorafgaand aan een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, 4 of 5, recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,
b. die onmiddellijk voorafgaand aan zijn dienstbetrekking met een werkgever, niet zijnde een werkgever als bedoeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening, een indicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 van die wet had, of
c. van wie in een arbeidskundig onderzoek is vastgesteld dat hij op de eerste dag na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of van het tijdvak, bedoeld in artikel 24 of 25, negende lid, van die wet:
1°. minder dan 35% arbeidsongeschikt is,
2°. alsmede in een aan die dag voorafgaande, bij ministeriële regeling te bepalen, periode werkzaamheden voor de eigen of een andere werkgever dan wel arbeid als zelfstandige in bij die ministeriële regeling te bepalen mate heeft verricht,
3°. niet in staat is tot het verrichten van eigen of andere arbeid bij de eigen werkgever, en
4°. binnen vijf jaar na die dag in dienstbetrekking werkzaamheden gaat verrichten bij een andere dan de werkgever tot wie hij tijdens die wachttijd of dat tijdvak in dienstbetrekking stond of voor wie hij tijdens die wachttijd of dat tijdvak werkzaamheden verrichtte,
heeft vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn aangevangen in de vijf jaren na aanvang van de dienstbetrekking.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de werknemer die, onmiddellijk voorafgaand aan een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, 4 of 5, naar het oordeel van de Centrale organisatie werk en inkomen een structurele functionele beperking had en voor wiens ondersteuning bij arbeidsinschakeling het college van burgemeester en wethouders, onmiddellijk voorafgaand aan die dienstbetrekking, op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, verantwoordelijk was.
3. De werknemer die:
a. voorafgaand aan zijn dienstbetrekking, bedoeld in artikel 3, 4 of 5, recht had of heeft gehad op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, of
b. een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever als bedoeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening,
heeft vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn aangevangen na aanvang van de dienstbetrekking.
4. De werknemer die recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en ten aanzien van wie een dienstbetrekking, bedoeld in artikel 3, 4 of 5, bij diens werkgever wordt voortgezet nadat dat recht is vastgesteld, heeft vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn aangevangen in de vijf jaren na vaststelling van het recht op uitkering.
5. Het ziekengeld, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, bedraagt 70% van het dagloon van de verzekerde.
6. In afwijking van het vijfde lid wordt het ziekengeld in het tijdvak van 52 weken vanaf de eerste dag van ongeschiktheid tot werken van de werknemer, bedoeld in artikel 3, op verzoek van de werkgever gesteld op het dagloon, met dien verstande dat het ziekengeld niet meer kan bedragen dan de aanspraak van de werknemer op het loon dat de werkgever verschuldigd zou zijn, indien daarop geen ziekengeld in mindering zou zijn gebracht. Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken zijn de tweede en derde zin van artikel 29, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
7. Indien de werknemer, bedoeld in het derde lid, werkzaam is op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening, wordt het dagloon, bedoeld in het vijfde en zesde lid, verminderd met het, naar werkdagen herleide, aan de werkgever verstrekte subsidiebedrag, bedoeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening.
8. Dit artikel is niet van toepassing indien de werknemer werkzaam is in een dienstbetrekking in de zin van artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening.
9. Ter uitvoering van het tweede lid wordt op verzoek van het college van burgemeester en wethouders, bedoeld in dat lid, de aanwezigheid van een structurele functionele beperking vastgesteld. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor het tweede lid en dit lid in ieder geval met betrekking tot de gegevens, die bij de aanvraag worden verstrekt en de kosten die voor de beoordeling van de aanvraag bij de aanvrager in rekening worden gebracht.
Aan artikel 30 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de door hem daartoe aangewezen deskundige kunnen degene aan wie ziekengeld is toegekend voorschriften geven in het belang van een behandeling of van genezing dan wel voorzover dit voortvloeit uit de taak, bedoeld in artikel 30 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, tot behoud, herstel en bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid.
In artikel 33, eerste lid, wordt na «Het ziekengeld» een zinsnede ingevoegd, luidende:, de voorziening of de kosten van de voorziening, bedoeld in artikel 52d,.
In de artikelen 38, eerste lid, 47a, tweede lid, 70, eerste lid, en 87a, derde lid wordt «artikel XV, tweede lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim» vervangen door: artikel 76a, eerste lid.
Na artikel 38a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Op verzoek informeert de werknemer zijn werkgever over zijn mogelijke aanspraak op ziekengeld op grond van artikel 29b. De eerste zin is niet van toepassing gedurende de eerste twee maanden na aanvang van zijn dienstbetrekking.
2. In afwijking van artikel 38a, tweede lid, meldt de werkgever zo spoedig mogelijk doch in elk geval niet later dan de vierde dag na het tijdstip waarop het hem redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat de werknemer aanspraak op ziekengeld kan maken op grond van artikel 29a of 29b, aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de eerste werkdag waarop die werknemer wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kent alsdan het ziekengeld met terugwerkende kracht over de verstreken periode, doch ten hoogste over een jaar, toe.
In artikel 39a, eerste lid, wordt na «van dat artikel gestelde regels» ingevoegd: of op grond van artikel 25, eerste, tweede, of vijfde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel de krachtens het zevende lid van dat artikel gestelde regels,.
Artikel 45, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel f, wordt na «bij de uitvoering van» ingevoegd «de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,» en wordt na «toepassing wordt gegeven aan» ingevoegd: artikel 88 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in verband met het niet naleven van de artikelen 27, tweede lid, onderdelen a tot en met c, of vijfde lid, 28, eerste lid, 29 of 30, eerste of tweede lid, van laatstgenoemde wet,.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
o. indien de belanghebbende zonder redelijke gronden niet meewerkt aan het opstellen van de reïntegratievisie, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, of het reïntegratieplan, bedoeld in artikel 30a, derde lid, van die wet;
p. indien de belanghebbende de verplichtingen die zijn opgenomen in de reïntegratievisie, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, of in het reïntegratieplan, bedoeld in artikel 30a, derde lid, van die wet, niet of niet behoorlijk is nagekomen.
In artikel 45g, tweede lid, wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
Na artikel 45g wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de verzekerde de uitkering van ziekengeld op grond van deze wet tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk heeft geweigerd dan wel hem een boete heeft opgelegd, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het reïntegratiebedrijf dat ten behoeve van die verzekerde werkzaamheden gericht op vergroting van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid of op inschakeling in de arbeid verricht, van die beschikking in kennis voorzover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden door het reïntegratiebedrijf.
Aan artikel 47a worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. Indien een reïntegratiebedrijf aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft gemeld dat het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon aan wie ziekengeld is toegekend, onvoldoende medewerking verleent aan de op hem betrekking hebbende werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, neemt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een besluit omtrent de gehele of gedeeltelijke opschorting of schorsing van de betaling van het ziekengeld aan die persoon voor de duur van ten hoogste acht weken.
5. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt het reïntegratiebedrijf in kennis van een besluit tot opschorting of schorsing als bedoeld in het vierde lid.
Aan artikel 49 wordt na «ziekengelduitkering» een zinsnede toegevoegd, luidende: dan wel op de verstrekking of op de duur of de hoogte van een voorziening als bedoeld in artikel 52d.
Na artikel 52c wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op aanvraag aan de persoon aan wie ziekengeld is toegekend, in het kader van de bevordering van en ondersteuning bij de inschakeling in de arbeid als zelfstandige voorzieningen kan verstrekken.
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
2. Er wordt na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid en artikel 60 komen de uitgaven en de kosten verbonden aan de verstrekking van uitkeringen en aan de reïntegratie van personen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen i en j, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht, ten laste van het Rijk.
In artikel 63a, eerste lid, wordt voor «artikel 71b, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: artikel 26, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel.
In artikel 64, eerste lid, wordt onder verlettering van de onderdelen f tot en met i tot g tot en met j, na onderdeel e een onderdeel ingevoegd, luidende:
f. degene wiens recht op een uitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is beëindigd;.
Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «als bedoeld in» vervangen door: als bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel.
2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens» vervangen door: een uitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is genoten dan wel waarover een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens.
3. In het tweede lid, wordt «een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van» vervangen door: een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van.
Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt, onder verlettering van de onderdelen b tot en met f tot c tot en met g, na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. door de in artikel 64, eerste lid, onderdeel f, bedoelde personen binnen vier weken na dagtekening van de beschikking waarbij het recht op een uitkering werd beëindigd;.
2. In het eerste lid, wordt in het tot onderdeel c verletterde onderdeel «onderdeel f, g en h» vervangen door: onderdelen g, h en i.
3. In het eerste lid, wordt in het tot onderdeel d verletterde onderdeel «onderdeel i» vervangen door: onderdeel j.
4. In het eerste en tweede lid wordt «beslissing» telkens vervangen door: beschikking.
5. In het tweede lid, wordt «eerste lid, onderdeel b» vervangen door: eerste lid, onderdeel c.
6. In het vierde lid wordt, onder verlettering van de onderdelen c tot en met e tot d tot en met f, na onderdeel b een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. voor de in artikel 64, eerste lid, onderdeel f, bedoelde persoon: op de dag met ingang waarvan het recht op een uitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is beëindigd;.
7. In het vierde lid wordt in het tot onderdeel c verletterde onderdeel «onderdeel d, e en i» vervangen door: onderdelen d, e en j.
8. In het vierde lid wordt in het tot onderdeel d verletterde onderdeel «onderdeel f, g en h» vervangen door: onderdelen g, h en i.
Na artikel 72b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
Onder vernummering van de vierde afdeling tot vijfde afdeling en van artikel 76 tot artikel 77 wordt na artikel 75m een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
Deze afdeling is van toepassing op personen die:
a. in dienst zijn van staat, provincie, gemeente, waterschap, enig ander publiekrechtelijk lichaam dan wel van de NV Nederlandse Spoorwegen; en
b. op grond van de Kaderwet dienstplicht de militaire dienst vervullen dan wel die op grond van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst zijn verplicht tot het verrichten van vervangende dienst.
1. Bij verhindering wegens ongeschiktheid als gevolg van ziekte, zwangerschap of bevalling om de dienst te verrichten of het ambt te vervullen bestaat ten aanzien van de werkgever jegens wie de persoon, bedoeld in artikel 76, krachtens publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid, gedurende een tijdvak van 104 weken aanspraak op 70% van de bezoldiging, bedoeld in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, dan wel van hetgeen daarmee overeenkomt, voorzover deze bezoldiging niet meer bedraagt dan hetgeen overeenkomt met het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen. De aanspraak bedraagt de eerste 52 weken echter minimaal het bedrag van het minimumloon dat voor betrokkene zou gelden indien de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag op hem van toepassing zou zijn. De eerste twee volzinnen zijn van overeenkomstige toepassing voorzover in verband met ziekte, zwangerschap of bevalling ook na ontslag aanspraak bestaat op betaling van bezoldiging of van hetgeen daarmee overeenkomt.
2. Is bezoldiging of hetgeen daarmee overeenkomt, op een andere wijze dan naar tijdruimte vastgesteld, dan is deze afdeling van toepassing, met dien verstande dat als bezoldiging wordt beschouwd de gemiddelde bezoldiging die betrokkene, wanneer hij niet verhinderd was geweest, gedurende die tijd had kunnen verdienen.
3. Van het eerste lid kan bij algemeen verbindend voorschrift ten nadele van betrokkene slechts in zoverre worden afgeweken dat betrokkene voor de eerste twee dagen van het in het eerste lid bedoelde tijdvak van 104 weken geen aanspraak heeft op bezoldiging of hetgeen daarmee overeenkomt.
4. In afwijking van het eerste lid heeft de vrouwelijke werknemer de in dat lid bedoelde aanspraak niet gedurende de periode dat zij zwangerschaps- of bevallingsverlof geniet overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg.
5. Voor de toepassing van het eerste en derde lid worden perioden waarin betrokkene wegens ongeschiktheid ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling verhinderd is om zijn dienst te verrichten of zijn ambt te vervullen, samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.
6. Het tijdvak van 104 weken, bedoeld in het eerste lid, wordt verlengd:
a. met de duur van de vertraging indien de werkgever, bedoeld in het eerste lid, de aangifte, bedoeld in artikel 38, eerste lid, later doet dan op grond van dat artikel is voorgeschreven;
b. met de duur van de verlenging van het tijdvak waarin recht bestaat op loon of bezoldiging op grond van artikel 24, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, zevende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; en
c. met de duur van het tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel artikel 71a, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft vastgesteld.
7. Het eerste lid is niet van toepassing op zakgeldgenietenden.
1. Bij algemeen verbindend voorschrift kan worden bepaald dat de aanspraak, bedoeld in artikel 76a, eerste lid, niet bestaat indien:
a. de ziekte is voorgewend, althans zodanig overdreven is voorgesteld, dat reden voor verhindering niet kan worden aangenomen;
b. de ziekte door opzet van de betrokkene is veroorzaakt, tenzij hem daarvan op grond van zijn psychische toestand geen verwijt kan worden gemaakt;
c. de verhindering het gevolg is van een ziekte of gebrek waarover betrokkene bij het aangaan van de arbeidsverhouding opzettelijk valse inlichtingen aan de werkgever jegens wie de persoon, bedoeld in artikel 76, krachtens publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid, heeft verstrekt.
2. Bij algemeen verbindend voorschrift kan worden bepaald dat de aanspraak, bedoeld in artikel 76a, eerste lid, vervalt wanneer en voor zolang betrokkene:
a. weigert zich te onderwerpen aan een onderzoek vanwege de bedrijfsgeneeskundige of een daarmee gelijk te stellen geneeskundige of, na voor zulk een onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;
b. weigert de volledige medewerking te verlenen aan een geneeskundig onderzoek, een observatie of een maatregel in het belang van het behoud, het herstel of de bevordering van zijn arbeidsgeschiktheid, tenzij de maatregel een ingreep van heelkundige aard mocht zijn;
c. zonder voldoende gronden nalaat zich onder behandeling van een geneeskundige te stellen of blijven stellen, dan wel zich niet houdt aan de voorschriften hem door de behandelende geneeskundige gegeven, met dien verstande dat te dezen voorschriften tot het verlenen van medewerking aan een ingreep van heelkundige aard zijn uitgezonderd;
d. zich zodanig gedraagt dat zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;
e. tijdens de verhindering dienst te verrichten, voor zichzelf of derden arbeid verricht tenzij dit door de bedrijfsgeneeskundige of een daarmee gelijk te stellen geneeskundige in het belang van zijn genezing wenselijk wordt geacht;
f. in gebreke blijft op het door de bedrijfsgeneeskundige of een daarmee gelijk te stellen geneeskundige bepaalde tijdstip en in de door deze bepaalde mate zijn dienst te hervatten, tenzij hij daarvoor een inmiddels opgekomen, door deze als geldig erkende reden heeft opgegeven;
g. weigert passende arbeid te verrichten welke door het bevoegd gezag wordt opgedragen en waartoe hij door de bedrijfsgeneeskundige of een daarmee gelijk te stellen geneeskundige in staat wordt geacht;
h. zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, of een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn de betrokkene in staat te stellen passende arbeid te verrichten;
i. zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en artikel 71a, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
3. Bij algemeen verbindend voorschrift kan worden bepaald dat de aanspraak, bedoeld in artikel 76a, eerste lid, geheel of ten dele vervallen kan worden verklaard indien betrokkene de voor hem terzake van afwezigheid tijdens ziekte gestelde voorschriften overtreedt.
4. Algemeen verbindende voorschriften waarin geen speciale regeling is getroffen voor de aanspraken bij ziekte op bezoldiging of hetgeen daarmee overeenkomt gelden voor de toepassing van 76a, derde lid, als voorschriften waarbij van artikel 76a, eerste lid, wordt afgeweken.
De aanspraak, bedoeld in artikel 76a, eerste lid, wordt verminderd met:
a. het bedrag van de vergoeding of uitkering welke betrokkene ontvangt krachtens een wettelijk voorgeschreven verzekering;
b. het bedrag van bezoldiging of het loon, door betrokkene in of buiten dienstbetrekking genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij zijn dienst had kunnen verrichten of zijn ambt had kunnen vervullen, zo hij daartoe wegens ziekte niet verhinderd was geweest.
Indien betrokkene voor de aanvang van zijn dienstbetrekking of ambtsvervulling een overeenkomst had gesloten tot verzekering van de geldelijke gevolgen van verhindering tot werken wegens ziekte, mag hij die overeenkomst voorzover hij daaraan rechten kan ontlenen die gelijkwaardig zijn aan die welke voor hem uit deze afdeling voortvloeien, voor het vervolg, echter niet eerder dan met ingang van de aanvang van de dienstbetrekking of ambtvervulling opzeggen. De door betrokkene vooruitbetaalde premie wordt door de verzekeraar naar gelang van het opgezegde gedeelte van de overeenkomst terugbetaald, onder aftrek van ten hoogste 25% van het terug te betalen bedrag voor administratiekosten.
1. De werkgever jegens wie de persoon, bedoeld in artikel 76, krachtens publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid, bevordert ten aanzien van de werknemer, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, de inschakeling in de arbeid in zijn bedrijf. Indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en in het bedrijf van de werkgever, bedoeld in de eerste volzin, geen andere passende arbeid voorhanden is, bevordert die werkgever, gedurende het tijdvak waarin de werknemer jegens hem recht op loon heeft op grond van deze afdeling, artikel 71a, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de inschakeling van de werknemer in voor hem passende arbeid in het bedrijf van een andere werkgever.
2. Uit hoofde van de uitoefening van zijn taak, bedoeld in het eerste lid, is de werkgever, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, verplicht zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is, opdat de werknemer, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen of andere passende arbeid te verrichten.
3. Uit hoofde van de uitoefening van zijn taak, bedoeld in het eerste lid, stelt de werkgever, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, in overeenstemming met de werknemer een plan van aanpak op als bedoeld in artikel 71a, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en artikel 25, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Het plan van aanpak wordt met medewerking van de werknemer regelmatig geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
4. Onder passende arbeid als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt verstaan alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd.
5. De werkgever, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, en degene, door wie die werkgever zich op grond van artikel 14 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 laat bijstaan, verstrekken een reïntegratiebedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, gegevens voorzover deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de door de werkgever, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, aan dit bedrijf opgedragen werkzaamheden, alsmede het sociaal-fiscaalnummer van de persoon wiens inschakeling in de arbeid door dat reïntegratiebedrijf wordt bevorderd. Het reïntegratiebedrijf verwerkt deze gegevens slechts voorzover dat noodzakelijk is voor deze werkzaamheden en gebruikt slechts met dat doel het sociaal-fiscaalnummer bij die verwerking. Onder sociaal-fiscaalnummer wordt in dit artikel verstaan het nummer, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel j, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, en de persoon, bedoeld in artikel 63, eerste lid, gedurende de periode dat de eigenrisicodrager aan die persoon ziekengeld moet betalen.
Na artikel 89 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. Als werknemer in de zin van artikel 29b, eerste lid, wordt, naast de werknemers bedoeld in dat lid, eveneens aangemerkt de persoon die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 1.4, onderdeel G, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen arbeidsgehandicapte was op grond van artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de dag waarop dat artikel vervalt op grond van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, voor de duur van:
a. zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering en vijf jaar na die periode voor de arbeidsgehandicapte, bedoeld in dat artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;
b. de toekenning van de voorziening en vijf jaar na die periode voor de arbeidsgehandicapte, bedoeld in dat artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;
c. de indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking op grond van de Wet sociale werkvoorziening voor de arbeidsgehandicapte, bedoeld in dat artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;
d. vijf jaar na de beëindiging van zijn dienstbetrekking op grond van de Wet sociale werkvoorziening voor de arbeidsgehandicapte, bedoeld in dat artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;
e. vijf jaar na de herindicatiebeschikking op grond van de Wet sociale werkvoorziening voor de arbeidsgehandicapte, bedoeld in dat artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;
f. vijf jaar na beëindiging van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering of de eindiging van de voorziening, bedoeld in dat artikel 2, eerste lid, onderdeel b van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten voor de arbeidsgehandicapte, bedoeld in het tweede lid van dat artikel;
g. vijf jaar na de dag waarop, in verband met ziekte of gebrek een belemmering bij het verkrijgen of verrichten van arbeid is ontstaan voor de arbeidsgehandicapte, bedoeld in dat artikel 2, derde of vierde lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, geldt geen duurbeperking voor de persoon die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 1.4, onderdeel G, van de Wet Invoering en financiering Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen arbeidsgehandicapte was op grond van zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Artikel 29b, zoals dat luidde op de dag voor de inwerkingtreding van artikel 1.4, onderdeel G, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, blijft van toepassing op de werknemer die op of voor die dag recht had op ziekengeld op grond van dat artikel. Het ziekengeld, bedoeld in de eerste volzin, wordt niet betaald na de periode waarover de werknemer op grond van artikel 29b, zoals dat luidde op de dag voor de inwerkingtreding van artikel 1.4, onderdeel G, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, recht had.
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel k wordt «wachtgeldfonds» telkens vervangen door: sectorfonds.
2. In de onderdelen o en q wordt na «de Ziektewet» ingevoegd:, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel v door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
w. Werkhervattingskas: de Werkhervattingskas, genoemd in artikel 113a;
x. WGA-uitkering: de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten, bedoeld in artikel 54 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
In de artikelen 2, onderdelen c en d, en 24, tweede lid, wordt na «Ziektewet» ingevoegd:, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
In artikel 16, derde lid, onderdeel a, wordt na «Ziektewet,» ingevoegd: de verplichte verzekering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
Het opschrift van afdeling 2 van hoofdstuk 3 komt te luiden:
AFDELING 2 ALGEMEEN WERKLOOSHEIDSFONDS EN SECTORFONDSEN
In de artikelen 23, tweede lid, 25, derde lid, 28, eerste, tweede en derde lid, 44, vierde en vijfde lid, 94, eerste en tweede lid, 98, eerste lid, 99, onderdeel a, 103, aanhef, 104, eerste lid, aanhef, onderdelen a en i, derde, vierde en vijfde lid, 105, eerste lid, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, en 119, tweede lid, alsmede in het opschrift van artikel 28 wordt «wachtgeldfonds» telkens vervangen door: sectorfonds.
In de artikelen 23, eerste lid, 111 en 119, eerste en tweede lid, alsmede in de opschriften van de artikelen 103, 104, en 105 wordt «wachtgeldfondsen» telkens vervangen door «sectorfondsen» en in het opschrift van artikel 94 wordt «Wachtgeldfondsen» vervangen door: Sectorfondsen.
Artikel 25, eerste lid, komt te luiden:
1. De premie is verschuldigd door werkgevers en werknemers in de zin van de Werkloosheidswet.
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de tweede zin een zin ingevoegd, luidende:
Bij de vaststelling van het percentage blijven ten aanzien van Onze Minister van Defensie en Onze Minister, voorzover zij werkgever zijn van personen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen i en j, van de Ziektewet, de uitkeringen bedoeld in artikel 104, eerste lid, onderdelen c en d, alsmede de daaraan gerelateerde overige uitgaven uit het sectorfonds buiten beschouwing.
2. In het tweede lid wordt na «Ziektewet» ingevoegd:, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
3. In het vierde lid wordt na «Ziektewet» ingevoegd:, artikel 11 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Het UWV dan wel, indien Onze Minister het percentage heeft vastgesteld, Onze Minister maakt bekend welk deel van het percentage, bedoeld in het eerste lid, is gerelateerd aan hetgeen op grond van artikel 104, eerste lid, onderdelen a en b, onderdeel c, respectievelijk onderdeel d, ten laste komt van een sectorfonds.
Het opschrift van afdeling 3 van hoofdstuk 3 komt te luiden:
AFDELING 3 UITVOERINGSFONDS VOOR DE OVERHEID
Het opschrift van afdeling 4 van hoofdstuk 3 komt te luiden:
AFDELING 4 ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSFONDS, ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSKAS EN WERKHERVATTINGSKAS
Aan artikel 33 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De financiële middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van de Werkhervattingskas, alsmede de financiële middelen voor het vormen en in stand houden van een reserve in de Werkhervattingskas, worden verkregen door het heffen van de in artikel 38 bedoelde gedifferentieerde premie.
Artikel 34 komt te luiden:
1. De premie is verschuldigd door werkgevers in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en bestaat uit een basispremie en twee gedifferentieerde premies.
2. De werkgever kan de met betrekking tot een werknemer door hem verschuldigde gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, bedoeld in artikel 38, onder bij ministeriële regeling te bepalen voorwaarden, tot ten hoogste de helft verhalen op de werknemer.
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het opschrift wordt toegevoegd: Arbeidsongeschiktheidskas.
2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na «gedifferentieerde premie» ingevoegd: ten behoeve van de Arbeidsongeschiktheidskas.
Onder vernummering van artikel 38 tot artikel 38a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het UWV stelt vast:
a. voor de berekening van de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk rekenpercentage;
b. voor de berekening van het rekenpercentage, bedoeld in onderdeel a, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk gemiddeld percentage.
2. Elk jaar wordt met ingang van 1 januari een opslag of korting vastgesteld waarmee het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde percentage wordt verhoogd respectievelijk verlaagd. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het vierde lid, kan worden bepaald dat de opslag of korting voor een werkgever dan wel voor categorieën van werkgevers wordt vastgesteld, waarbij de korting of opslag voor categorieën van werkgevers kan verschillen of op nihil kan worden vastgesteld. Indien een werkgever met toepassing van de artikelen 96 of 97 is aangesloten bij verschillende sectoren, wordt voor elk bedrijfsonderdeel van de werkgever waar werkzaamheden worden verricht die behoren tot een afzonderlijke sector, de opslag of korting toegepast als was dat bedrijfsonderdeel een afzonderlijke werkgever. Voor de werkgever die niet behoort tot een categorie als bedoeld in de tweede zin, stelt de inspecteur de korting of opslag vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.
3. De inspecteur stelt in geval van overgang van een onderneming in de zin van artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede in geval van een dergelijke overgang bij faillissement, de vastgestelde opslag of korting, bedoeld in het tweede lid, opnieuw bij voor bezwaar vatbare beschikking vast voor de werkgever die een onderneming of een deel daarvan verkrijgt en voor de werkgever die een deel van zijn onderneming overdraagt.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de wijze waarop het rekenpercentage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het gemiddelde percentage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden vastgesteld;
b. de wijze waarop de in het tweede en het derde lid bedoelde opslag en korting worden berekend;
c. de percentages die op grond van dit artikel ten hoogste voor een werkgever mogen gelden en omtrent de percentages die op grond van dit artikel ten minste voor een werkgever moeten gelden.
5. Beschikkingen van de inspecteur op grond van dit artikel worden genomen gehoord het UWV en in overeenstemming met het UWV.
In het eerste lid van het tot artikel 38a vernummerde artikel wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering,» ingevoegd «de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,» en wordt de zinsnede «als gedifferentieerde premie een premie verschuldigd naar het percentage, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel a» vervangen door: als gedifferentieerde premie ten behoeve van de Arbeidsongeschiktheidskas respectievelijk ten behoeve van de Werkhervattingskas een premie verschuldigd naar het percentage, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel a, respectievelijk het percentage, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a.
Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De inspecteur verleent overeenkomstig deze afdeling aan een werkgever op aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking toestemming om zelf het risico te dragen van betaling van:
a. het ziekengeld aan de personen, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, van de Ziektewet, die laatstelijk tot de werkgever in dienstbetrekking stonden;
b. arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen alsmede hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; of
c. WGA uitkering overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2. Aan de tweede zin van het zevende lid wordt toegevoegd: respectievelijk artikel 84, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
3. In het achtste lid, onderdeel a, wordt «ziekengeld onderscheidenlijk arbeidsongeschiktheidsuitkeringen» vervangen door: ziekengeld onderscheidenlijk arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel WGA uitkering.
4. Onder vernummering van het dertiende lid tot het zestiende lid, worden na het twaalfde lid drie onderdelen ingevoegd, luidende:
13. Indien de periode, bedoeld in artikel 82, eerste lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt gewijzigd in die zin dat de wijziging een verlenging van de periode betekent, legt de werkgever die zelf het risico draagt van betaling de WGA uitkering, binnen een bij ministeriële regeling te bepalen termijn, een schriftelijke garantie over aan de inspecteur waaruit blijkt dat een kredietinstelling of een verzekeraar zich jegens het UWV verplicht, op het eerste verzoek van het UWV, waarbij het UWV schriftelijk meedeelt dat de verplichtingen die voortvloeien uit het zelf dragen van het risico niet worden nagekomen, die verplichtingen na te komen.
14. Indien niet of niet tijdig wordt voldaan aan het dertiende lid, eindigt het door de werkgever zelf dragen van het risico, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, met ingang van de dag waarop de wijziging van de periode, bedoeld in artikel 82, eerste lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in werking treedt.
15. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot het dertiende en veertiende lid nadere regels worden gesteld.
Aan het opschrift van paragraaf 3 van afdeling 5 van hoofdstuk 3 en van artikel 45 wordt toegevoegd: en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
In artikel 45 wordt «artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel b,» vervangen door: artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdelen b en c,.
Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» vervangen door: arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. De eigenrisicodrager met betrekking tot de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, is over het loon van de tot hem in dienstbetrekking staande werknemers de gedifferentieerde premie, bedoeld in artikel 37, en over de door hem te betalen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen de premie ten behoeve van de Arbeidsongeschiktheidskas, bedoeld in artikel 38a, niet verschuldigd.
3. In het tweede lid wordt na «40, eerste lid,» ingevoegd: onderdeel b,.
Na artikel 46 wordt een artikel ingevoegd, luidende;
1. De eigenrisicodrager met betrekking tot de WGA uitkering, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel c, is over het loon van de tot hem in dienstbetrekking staande werknemers de gedifferentieerde premie, bedoeld in artikel 38, en over de door hem te betalen WGA uitkeringen de premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, bedoeld in artikel 38a, niet verschuldigd.
2. De startende werkgever, bedoeld in artikel 40, negende lid, is in afwachting van de door de inspecteur te nemen beslissing op aanvraag, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel c, over het loon van de tot hem in dienstbetrekking staande werknemers de gedifferentieerde premie, bedoeld in artikel 38, niet verschuldigd.
3. De eigenrisicodrager en de startende werkgever, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen de bij ministeriële regeling genoemde kosten met betrekking tot een werknemer ten behoeve van het eigenrisicodragen onder bij ministeriële regeling te bepalen voorwaarden, tot ten hoogste de helft verhalen op de werknemer.
Artikel 49 komt te luiden:
1. De werkgever past, voor zolang de dienstbetrekking duurt doch ten hoogste gedurende de eerste drie jaar vanaf de aanvang van de dienstbetrekking, een korting toe op de door hem op grond van de artikelen 27 en 31 verschuldigde premies en op de op grond van afdeling 4 van dit hoofdstuk verschuldigde premie, voor de werknemer die op de dag van aanvang van die dienstbetrekking:
a. recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
b. recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
c. een indicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 van de Wet sociale werkvoorziening heeft; of
d. naar het oordeel van de Centrale organisatie werk en inkomen een structurele functionele beperking heeft en voor wiens ondersteuning bij arbeidsinschakeling het college van burgemeester en wethouders, op die dag, op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, verantwoordelijk is.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de werknemer, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, die zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk heeft hervat of een andere functie bij dezelfde werkgever is gaan bekleden voor zolang de dienstbetrekking duurt doch ten hoogste gedurende een jaar nadat die werknemer zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk heeft hervat of een andere functie bij dezelfde werkgever is gaan bekleden.
3. Ter uitvoering van het eerste lid, onderdeel d, wordt op verzoek van het college van burgemeester en wethouders, bedoeld in dat lid, de aanwezigheid van een structurele functionele beperking vastgesteld. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor het eerste lid, onderdeel d, en dit lid in ieder geval met betrekking tot de gegevens, die bij de aanvraag worden verstrekt en de kosten die voor de beoordeling van de aanvraag bij de aanvrager in rekening worden gebracht.
4. Dit artikel is niet van toepassing indien de werknemer werkzaam is in een dienstbetrekking in de zin van artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening.
5. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de werknemer van wie in een arbeidskundig onderzoek is vastgesteld dat hij op de eerste dag na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of van het tijdvak, bedoeld in artikel 24 of 25, negende lid, van die wet:
1°. minder dan 35% arbeidsongeschikt is,
2°. alsmede in een aan die dag voorafgaande, bij ministeriële regeling te bepalen, periode werkzaamheden voor de eigen of een andere werkgever dan wel arbeid als zelfstandige in bij die ministeriële regeling te bepalen mate heeft verricht,
3°. niet in staat is tot het verrichten van eigen of andere arbeid bij de eigen werkgever, en
4°. binnen vijf jaar na die dag in dienstbetrekking werkzaamheden gaat verrichten bij een andere dan de werkgever tot wie hij tijdens die wachttijd of dat tijdvak in dienstbetrekking stond of voor wie hij tijdens die wachttijd of dat tijdvak werkzaamheden verrichtte.
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Omvang premiekorting.
2. In het eerste, tweede en derde lid, wordt «korting arbeidsgehandicapte werknemer» telkens vervangen door: korting, bedoeld in artikel 49,.
3. In het derde lid wordt «en voor de persoon, bij wie de beperking op grond waarvan hij arbeidsgehandicapte is in de zin van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten voor zijn zeventiende verjaardag bestond» vervangen door: en voor de werknemer, bedoeld in artikel 49, eerste lid, die voor zijn zeventiende verjaardag tot de doelgroep van artikel 49, eerste lid, onderdeel a, c of d kon worden gerekend.
In artikel 51, derde lid, wordt na «de Werkloosheidswet» ingevoegd:, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Na artikel 55 wordt een afdeling met een artikel ingevoegd, luidende:
1. De premies, bedoeld in artikel 34, zijn niet verschuldigd over het loon van personen voorzover zij werknemer zijn op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel i of j, van de Ziektewet.
2. De uitkeringen op grond van de Ziektewet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen uit hoofde van een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen i en j, van de Ziektewet, de daaraan verbonden uitvoeringskosten alsmede de op grond van enige wet over die uitkeringen verschuldigde premies die niet op die uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht, komen ten laste van het Rijk.
3. Ten laste van het Rijk komen voorts de kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien van een betrokkene, indien deze ten tijde van het aanvangen van de werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, bedoeld in het zesde lid van dat artikel, een uitkering als bedoeld in het tweede lid ontvangt ten laste van het Rijk.
Na artikel 76 wordt een paragraaf met een artikel ingevoegd, luidende:
1. De premie voor de vrijwillige verzekering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt berekend over het dagloon, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2. De premie bedraagt een door het UWV te bepalen percentage van het in het eerste lid bedoelde dagloon, met dien verstande dat de premie niet meer bedraagt dan de in artikel 36 bedoelde basispremie, vermeerderd met een premieopslag die wordt berekend op grond van het in artikel 37, eerste lid, onderdeel a, en het in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, bedoelde percentage.
Artikel 78 komt te luiden:
In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien ten aanzien van een besluit inzake de verschuldigde premie voor een vrijwillige verzekering indien de belanghebbende niet binnen een door de SVB of het UWV gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
Het opschrift van paragraaf 1 van afdeling 3 van hoofdstuk 7 komt te luiden:
§ 1 Algemeen Werkloosheidsfonds, sectorfondsen en Uitvoeringsfonds voor de overheid
Artikel 100, onderdeel h, komt te luiden:
h. de op grond van artikel 2.8 van de Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedragen;.
Artikel 103 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel f komt te luiden:
f. de bijdragen van de werkgever of de eigenrisicodrager of de werknemer in de kosten van het onderzoek, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdelen e, f, g en p van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
2. Aan het artikel wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. de bedragen, die het UWV ontvangt door toepassing van de artikelen 76, 91 en 99 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, voorzover deze bedragen betrekking hebben op uitkeringen die ten laste van dit fonds zijn gebracht.
Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan onderdeel c wordt toegevoegd: met uitzondering van de uitkeringen aan de personen, wier arbeidsverhouding op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel i of j, van de Ziektewet als dienstbetrekking wordt beschouwd.
b. Onder verlettering van de onderdelen d tot en met i tot de onderdelen e tot en met j, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. de door het UWV te betalen WGA uitkering aan degenen die op de laatste dag van de wachttijd, bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, een uitkering ontvingen als bedoeld in onderdeel c, gedurende de periode die op grond van artikel 82, eerste lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, geldt op de dag waarop het recht op een uitkering op grond van die wet is ontstaan, te rekenen vanaf de laatstgenoemde dag;.
c. In het tot onderdeel e verletterde onderdeel wordt «a, b en c» vervangen door: a tot en met d.
d. In het tot onderdeel f verletterde onderdeel wordt «onderdeel a, b en c» vervangen door: de onderdelen a tot en met d.
d1. In het tot onderdeel h verletterde onderdeel wordt «onderdelen e, f en g» vervangen door: e, f, g en p.
e. In het tot j verletterde onderdeel wordt na «Ziektewet» ingevoegd: ten aanzien van anderen dan de personen, bedoeld in onderdeel c,.
2. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Ten laste van het sectorfonds komen voorts de kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien van een betrokkene, indien deze ten tijde van het aanvangen van de werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, bedoeld in het zesde lid van dat artikel, een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, ontvangt.
3. In het tot zesde lid vernummerde lid wordt «c, d en e,» vervangen door: c, e en f,.
Artikel 105 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «onderdelen c en h» vervangen door: c, d en i.
2. In het derde lid wordt «artikel 104, eerste lid, onderdeel c» vervangen door «artikel 104, eerste lid, onderdeel c, respectievelijk artikel 104, eerste lid, onderdeel d» en wordt «artikel 40, eerste lid, onderdeel a,» vervangen door «artikel 40, eerste lid, onderdeel a of c,» en wordt na «artikel 104, eerste lid, onderdeel c» ingevoegd: , respectievelijk artikel 104, eerste lid, onderdeel d.
Aan artikel 107 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
l. de bedragen die het UWV ontvangt door toepassing van de artikelen 76, 91 en 99 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, voorzover deze bedragen betrekking hebben op uitkeringen die ten laste van dat fonds zijn gebracht.
Artikel 108 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onder verlettering van de onderdelen d tot en met p tot de onderdelen e tot en met q, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. de door het UWV te betalen WGA uitkeringen aan de personen, bedoeld in artikel 24, die op de laatste dag van de wachttijd, bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, een uitkering ontvingen als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b of c, van de Ziektewet, gedurende de periode die op grond van artikel 82, eerste lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, geldt op de dag waarop het recht op uitkering op grond van de laatstgenoemde wet is ontstaan, te rekenen vanaf de laatstgenoemde dag;.
b. In het tot onderdeel e verletterde onderdeel wordt «a, b en c» vervangen door: a tot en met d.
c. In het tot onderdeel f verletterde onderdeel wordt «onderdeel a, b en c» vervangen door: de onderdelen a tot en met d.
d. Het tot onderdeel i verletterde onderdeel komt te luiden:
i. de op grond van artikel 2.8 van de Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedragen;.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid komen voorts de kosten die rechtstreeks verband houdende met de uitvoering van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien van een betrokkene, indien deze ten tijde van het aanvangen van de werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, bedoeld in het zesde lid van dat artikel, een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, ontvangt ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid.
3. In het tot derde lid vernummerde lid wordt «b, d en e» vervangen door: b, e en f.
In artikel 111 wordt na «Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Het opschrift van paragraaf 2 van afdeling 3 van hoofdstuk 7 komt te luiden:
§ 2 Arbeidsongeschiktheidsfonds, Arbeidsongeschiktheidskas en Werkhervattingskas
Na artikel 113 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het UWV beheert en administreert afzonderlijk de in artikel 33, derde lid, bedoelde middelen tot dekking van de uitgaven alsmede de middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een reserve, in de vorm van een Werkhervattingskas die deel uitmaakt van het UWV.
Artikel 114 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. de premies op grond van artikel 36, de premie op grond van artikel 75 voorzover deze niet ten gunste komt van de Arbeidsongeschiktheidskas en de premie op grond van artikel 76a voorzover deze niet ten gunste komt van de Werkhervattingskas;.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
g. de gelden die het UWV ontvangt door toepassing van de artikelen 86 en 91 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
h. de gelden die het UWV ontvangt door toepassing van de artikelen 76 en 99 van de van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in verband met uitkeringen als bedoeld in artikel 115, eerste lid, onderdeel d.
Artikel 115, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «artikel 117» vervangen door: de artikelen 56, 104, 108, 117 en 117b.
2. In de onderdelen a en b wordt voor «op grond van» ingevoegd: door het UWV.
3. Onder verlettering van de onderdelen d tot en met k tot de onderdelen e tot en met l, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. de door het UWV op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen te betalen uitkeringen;.
4. In het tot onderdeel e verletterde onderdeel wordt na «de uitvoeringskosten» ingevoegd «van het UWV» en wordt na «Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen» ingevoegd: , op de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
5. In het tot onderdeel f verletterde onderdeel wordt «a, b en c» vervangen door «a tot en met d».
6. In het tot onderdeel g verletterde onderdeel wordt «de Arbeidsongeschiktheidskas» vervangen door: de Arbeidsongeschiktheidskas of de Werkhervattingskas.
7. Het tot onderdeel j verletterde onderdeel komt te luiden:
j. de reïntegratie instrumenten op grond van hoofdstuk IIB van de Wet op arbeidsongeschiktheidsverzekering, hoofdstuk A van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en hoofdstuk 4, paragraaf 2 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
8. Onder vervanging van de punt aan het slot van het tot onderdeel l verletterde onderdeel door een puntkomma, worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:
m. de kosten die verband houden met de uitvoering van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
n. de subsidie, bedoeld in artikel 30b van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
o. hetgeen op grond van artikel 83, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen op het UWV wordt verhaald;
p. de op grond van artikel 2.8 van de Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedragen.
Artikel 116 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. de premie op grond van artikel 37, eerste lid, de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Arbeidsongeschiktheidskas op grond van artikel 38a, eerste lid, en de premie op grond van artikel 75 voorzover deze de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Arbeidsongeschiktheidskas op grond van artikel 38a, eerste lid, niet overschrijdt;.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de gelden die het UWV ontvangt door toepassing van de artikelen 76, 83, derde lid, 84, tweede en vierde lid, en 99 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in verband met uitkeringen als bedoeld in artikel 117, eerste lid.
Artikel 117 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden: Ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas komen gedurende de periode van vier jaar met betrekking tot een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, te rekenen vanaf de dag waarop een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van die wet is ingegaan, en met betrekking tot een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen te rekenen vanaf de dag waarop een uitkering op grond van laatstgenoemde wet is ingegaan:.
2. In het vierde lid wordt na «is verlengd» ingevoegd «of een tijdvak waarin recht bestaat op loon of bezoldiging dat op grond van artikel 24 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is verlengd» en wordt na «verlenging van de wachttijd» ingevoegd: respectievelijk de duur van de verlenging van bedoeld tijdvak.
3. In het vijfde lid, wordt «dan wel bezoldiging op grond van artikel XV, veertiende lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim» vervangen door: dan wel bezoldiging op grond van artikel 76a, zesde lid, van de Ziektewet.
4. Het zesde lid, onderdelen a, b en c, komt te luiden:
a. het een arbeidsongeschiktheidsuitkering betreft die op grond van artikel 71, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of artikel 72, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen door het UWV wordt betaald en op grond van artikel 71, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering respectievelijk artikel 72, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet op een eigenrisicodrager wordt verhaald;
b. het een arbeidsongeschiktheidsuitkering betreft die op grond van artikel 75a, vierde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of artikel 83, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen door het UWV wordt betaald en niet kan worden verhaald op een kredietinstelling of verzekeraar als bedoeld in artikel 40;
c. het een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering anders dan bedoeld in het tweede of derde lid betreft, toegekend aan een werknemer, die uit de dienstbetrekking waaruit de arbeidsongeschiktheidsuitkering is ontstaan, recht had op ziekengeld op grond van artikel 29b van de Ziektewet;.
5. Aan het zesde lid wordt, onder het vervallen van «of» na onderdeel d en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. het een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen betreft toegekend aan een werknemer die uit de dienstbetrekking waaruit de arbeidsongeschiktheidsuitkering is ontstaan recht had op ziekengeld.
6. In het achtste lid wordt «korting arbeidsgehandicapte werknemer» vervangen door «premiekorting» en wordt «de premie, bedoeld in artikel 38» vervangen door: de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Arbeidsongeschiktheidskas, bedoeld in artikel 38a, eerste lid.
7. Onder vernummering van het negende lid tot het tiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
9. Ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas komen voorts:
a. de kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien van een betrokkene, indien deze ten tijde van het aanvangen van de werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, bedoeld in het zesde lid van dat artikel, een uitkering ontvangt ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas;
b. de op grond van artikel 2.8 van de Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedragen.
Na artikel 117 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Ten gunste van de Werkhervattingskas komen:
a. de premie op grond van artikel 38, eerste lid, de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas op grond van artikel 38a, eerste lid, en de premie op grond van artikel 76a voorzover deze de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas op grond van artikel 38, eerste lid, niet overschrijdt;
b. de gelden die het UWV ontvangt met toepassing van de artikelen 76, 83, derde lid, 84, tweede en vierde lid, en 99 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in verband met uitkeringen als bedoeld in artikel 117b, eerste lid;
c. de gelden die door toepassing van artikel 118 worden overgeheveld uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds.
1. Ten laste van de Werkhervattingskas komen de door het UWV te betalen WGA uitkeringen, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen door het UWV verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht gedurende de periode die op grond van artikel 82, eerste lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, geldt op de dag waarop het recht op uitkering op grond van die wet is ontstaan, te rekenen vanaf die dag.
2. Indien een WGA uitkering wordt toegekend direct aansluitend op een op grond van artikel 24 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen verlengd tijdvak waarin de verzekerde recht heeft op loon, wordt de duur van de verlenging van dat tijdvak in mindering gebracht op de periode, bedoeld in het eerste lid.
3. Het eerste lid is niet van toepassing indien:
a. het een WGA uitkering betreft die op grond van artikel 72, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen door het UWV wordt betaald en op grond van het derde lid van dat artikel niet op een eigenrisicodrager wordt verhaald;
b. het een WGA uitkering betreft die op grond van artikel 83, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen door het UWV wordt betaald en niet kan worden verhaald op een kredietinstelling of verzekeraar als bedoeld in artikel 40;
c. het een WGA uitkering betreft, toegekend aan een werknemer, die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA uitkering is ontstaan recht had op ziekengeld;
d. het een WGA uitkering betreft, toegekend aan een werknemer, wiens WGA uitkering wordt toegekend in aansluiting op een voordien op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten toegekende uitkering;
e. het een vervolguitkering als bedoeld in artikel 62, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen betreft, die door het UWV wordt betaald voorzover die uitkering meer bedraagt dan hetgeen berekend op grond van het eerste en tweede lid van dat artikel;
f. het een loonaanvullingsuitkering als bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen betreft, die door het UWV wordt betaald voorzover die uitkering meer bedraagt dan een bedrag overeenkomende met het bedrag van de vervolguitkering, bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdeel b, van die wet waar de verzekerde, zonder toepassing van artikel 62, derde lid, recht op zou hebben indien hij geen recht zou hebben gehad op de loonaanvullingsuitkering, bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdeel a, van die wet, vermeerderd met de premies die op grond van enige wet daarover verschuldigd zouden zijn en die daarop niet in mindering kunnen worden gebracht.
4. Het UWV bezigt de middelen die zijn gereserveerd ten behoeve van de Werkhervattingskas niet tot bestrijding van uitgaven ten laste van de Werkhervattingskas dan met toestemming van Onze Minister.
5. Ten laste van de Werkhervattingskas komen voorts de bedragen van de premiekorting en de premievrijstelling bij marginale arbeid, bedoeld in afdeling 6 van hoofdstuk 3, toegepast op de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, bedoeld in artikel 38a, eerste lid.
6. Ten laste van de Werkhervattingskas komen voorts de kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien van een betrokkene, indien deze ten tijde van het aanvangen van de werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, bedoeld in het zesde lid van dat artikel, een uitkering ontvangt ten laste van de Werkhervattingskas.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere en zonodig afwijkende regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
Na artikel 122 wordt een nieuw hoofdstuk met vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. De werkgever past de korting, bedoeld in artikel 49, eerste lid, overeenkomstig dat lid eveneens toe voor de persoon die voor de inwerkingtreding van artikel 1.5, onderdelen V en W, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, arbeidsgehandicapte was op grond van artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, indien die werknemer op de dag van aanvang van de dienstbetrekking arbeidsgehandicapte was op grond van artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten dan wel dit zou zijn geweest indien het laatstgenoemde artikel niet zou zijn ingetrokken.
2. Artikel 49, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de persoon die voor de inwerkingtreding van artikel 1.5, onderdelen V en W van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, arbeidsgehandicapte is geworden als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, voor zolang de dienstbetrekking duurt doch ten hoogste gedurende één jaar nadat die persoon zijn eigen arbeid of een andere functie bij diezelfde werkgever geheel of gedeeltelijk heeft hervat dan wel gedurende één jaar nadat diens arbeidsplaats is aangepast tot behoud, herstel of ter bevordering van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid van die werknemer, indien die persoon op de dag van hervatting respectievelijk op de dag van aanpassing van de arbeidsplaats arbeidsgehandicapte was op grond van artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten dan wel dit zou zijn geweest indien het laatstgenoemde artikel niet zou zijn ingetrokken.
3. Ten aanzien van de werkgever wiens werknemer na de dag van inwerkingtreding van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en voor de dag van inwerkingtreding van artikel 1.5, onderdeel V, van die wet, recht krijgt op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, wordt voor:
a. de zinsnede «vanaf de aanvang van de dienstbetrekking» in artikel 49, eerste lid; en
b. de zinsnede «nadat die werknemer zijn eigen arbeid of een andere functie bij dezelfde werkgever geheel of gedeeltelijk heeft hervat» in het tweede lid en in artikel 49, tweede lid;
gelezen: vanaf de dag van inwerkingtreding van artikel 1.5, onderdeel V, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
4. Dit artikel is niet van toepassing indien de werknemer werkzaam is in een dienstbetrekking in de zin van artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening.
1. De artikelen 33, derde lid, 38, 104, eerste lid, onderdeel d, 117a en 117b zijn in 2006 niet van toepassing.
2. In afwijking van de artikelen 34 en 36 bestaat de premie over het jaar 2006 uit een basispremie en een gedifferentieerde premie, waarbij de basispremie bestaat uit een basispremie arbeidsongeschiktheidswetten en een basispremie WGA. Bij ministeriële regeling wordt voor de berekening van de basispremie over het jaar 2006 een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk percentage vastgesteld, waarbij wordt aangegeven welk deel van dat percentage moet worden toegerekend aan de basispremie arbeidsongeschiktheidswetten en welk deel moet worden toegerekend aan de basispremie WGA en bij deze ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit lid. In artikel 34, tweede lid, wordt voor het jaar 2006 voor de zinsnede «gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, bedoeld in artikel 38,» gelezen: basispremie WGA, bedoeld in artikel 122b,.
3. In artikel 38a, eerste lid, wordt voor het jaar 2006 voor de zinsnede «als gedifferentieerde premie ten behoeve van de Arbeidsongeschiktheidskas respectievelijk ten behoeve van de Werkhervattingskas een premie verschuldigd naar het percentage, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel a, respectievelijk het percentage, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a» gelezen: als gedifferentieerde premie een premie verschuldigd naar het percentage, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel a.
4. In artikel 46, eerste en tweede lid, wordt voor de jaren 2006 en 2007 voor de zinsnede «de eigenrisicodrager met betrekking tot de arbeidsongeschiktheidsuitkering bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b» gelezen: de eigenrisicodrager met betrekking tot de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in artikel 122d, tweede lid.
5. In artikel 76a, tweede lid, wordt over het jaar 2006 voor de zinsnede «een premieopslag die wordt berekend op grond van het in artikel 37, eerste lid, onderdeel a, en het in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, bedoelde percentage» gelezen: een premieopslag die wordt berekend op grond van het in artikel 37, eerste lid, onderdeel a, bedoelde percentage.
6. In 2006 komen in afwijking van de artikelen 104, eerste lid, onderdeel d, en 115, eerste lid, aanhef, niet ten laste van het sectorfonds: de door het UWV te betalen WGA-uitkeringen aan degenen die op de laatste dag van de wachttijd, bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, een uitkering ontvingen op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, van de Ziektewet. De in de eerste zin genoemde uitkeringen alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen door het UWV verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht komen in het jaar 2006 ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds.
7. In 2006 en 2007 komen in afwijking van de artikelen 115, eerste lid, aanhef, en 117 niet ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas: de door het UWV te betalen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. De in de eerste zin genoemde uitkeringen alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen door het UWV verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht komen in de jaren 2006 en 2007 ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds.
8. In 2006 komen in afwijking van de artikelen 115, eerste lid, aanhef, en 117b niet ten laste van de Werkhervattingskas: op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen te betalen WGA-uitkeringen. De in de eerste zin genoemde uitkeringen alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen door het UWV verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht komen in het jaar 2006 ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds.
1. De werkgever die op 28 december 2005 zelf het risico draagt van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en die dat risico voor 1 januari 2005 zelf is gaan dragen, draagt met ingang van 29 december 2005 tevens zelf het risico van betaling van WGA-uitkering overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2. Het eerste lid vindt geen toepassing indien:
a. de werkgever voor 29 december 2005 aan het UWV schriftelijk meldt het risico van betaling van WGA-uitkering overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet zelf te willen dragen; of
b. het door de werkgever zelf dragen van het risico van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering op aanvraag van de werkgever eindigt op 1 januari 2006.
3. Indien het eerste lid toepassing vindt, strekt de schriftelijke garantie die aan het UWV is overgelegd met betrekking tot het zelf dragen van het risico van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zich mede uit tot het zelf dragen van het risico van betaling van WGA-uitkering overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
4. In afwijking van artikel 40 verleent het UWV aan de werkgever op wie het eerste lid niet van toepassing is op aanvraag toestemming om het risico van betaling van WGA-uitkering overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen zelf te dragen, indien de werkgever een schriftelijke garantie overlegt, waaruit blijkt dat een kredietinstelling of een verzekeraar zich jegens het UWV verplicht, op het eerste verzoek van het UWV waarbij het UWV schriftelijk meedeelt dat de verplichtingen die voortvloeien uit het zelf dragen van het risico niet worden nagekomen, die verplichtingen na te komen. De overheidswerkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, voorzover door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën aangewezen, is ontheven van de verplichting tot het overleggen van een schriftelijke garantie, bedoeld in de eerste zin. De toestemming wordt niet verleend gedurende drie jaren nadat het door de werkgever zelf dragen van het risico van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is beëindigd.
5. De aanvraag bedoeld in het vierde lid, wordt uiterlijk gedaan op 28 december 2005.
6. Op een aanvraag als bedoeld in het vierde lid beslist het UWV binnen 26 weken na de ontvangst van die aanvraag.
7. Indien een werkgever een aanvraag als bedoeld in het vierde lid heeft ingediend is vanaf 29 december 2005 tot de datum waarop het UWV op de aanvraag heeft beslist artikel 42 van de Wet WIA van overeenkomstige toepassing en wordt met betrekking tot de artikelen 27, 29, 30, 37, voor «eigenrisicodrager» gelezen: de werkgever die een aanvraag als bedoeld in artikel 122c, vierde lid, van de Wet financiering sociale verzekering heeft ingediend.
8. Indien het UWV de werkgever op grond van het vierde lid toestemming verleent om het risico van betaling van WGA-uitkering overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen zelf te dragen, wordt de werkgever geacht dit risico zelf te hebben gedragen met ingang van 29 december 2005.
9. De werkgever die in 2005 of 2006 zelf het risico draagt van betaling van WGA-uitkering overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen krijgt in afwijking van artikel 36 in 2007 zolang hij zelf dat risico draagt een korting op de basispremie ter hoogte van de door hem in 2005 en 2006 betaalde basispremie WGA vermenigvuldigd met de breuk waarvan de teller wordt gevormd door het aantal hele kalendermaanden dat de werkgever het risico in 2005 en 2006 heeft gedragen en de noemer 12 bedraagt.
10. Indien het eerste lid toepassing heeft gevonden is artikel 40, dertiende lid, niet van toepassing.
11. Aan de werkgever die eigenrisicodrager is op grond van dit artikel wordt geacht toestemming te zijn verleend om zelf het risico van betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering te dragen op grond van artikel 40.
In afwijking van artikel 40 en artikel 122c, vierde lid, wordt geen toestemming verleend om in de jaren 2005 en 2006 het risico van betaling van WGA-uitkering overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen zelf te dragen aan de werkgever te wiens laste, in het tweede kalenderjaar dat aan het premiejaar vooraf is gegaan, een premieplichtig loon is gekomen dat gelijk is of minder bedraagt dan 25 maal het gemiddelde premieplichtig loon per werknemer in dat kalenderjaar.
1. In afwijking van artikel 40, eerste lid, wordt geen toestemming verleend om in 2006 en 2007 zelf het risico te dragen van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen alsmede hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;.
2. In afwijking van artikel 40, eerste lid, verleent de inspecteur overeenkomstig afdeling 5 van hoofdstuk 3, aan een werkgever op aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking toestemming om in 2006 of 2007 zelf het risico te dragen van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
3. De werkgever die op 31 december 2007 zelf het risico draagt van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering draagt met ingang van 1 januari 2008 tevens zelf het risico van betaling van arbeidsongeschiktheidsverzekering overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
4. Indien het derde lid van toepassing is, artikel 122c, derde lid, geen toepassing heeft gevonden en de werkgever voor 1 januari 2005 zelf het risico is gaan dragen van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, strekt de schriftelijke garantie die aan het UWV is overgelegd met betrekking tot het zelf dragen van dat risico zich mede uit tot het zelf dragen van het risico van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
5. Indien het derde lid van toepassing is en het vierde lid niet van toepassing is legt de werkgever uiterlijk 5 november 2007 aan de inspecteur een schriftelijke garantie over waaruit blijkt dat een kredietinstelling of een verzekeraar zich jegens het UWV verplicht op het eerste verzoek van het UWV waarbij het UWV schriftelijk meedeelt dat de verplichtingen die voortvloeien uit het zelf dragen van het risico niet worden nagekomen, die verplichtingen na te komen.
6. Indien de schriftelijke garantie, bedoeld in het vijfde lid, niet of niet tijdig wordt overgelegd eindigt het zelf dragen van het risico van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering met ingang van 1 januari 2008 en is het derde lid niet langer van toepassing.
7. Indien de werkgever voor 2 oktober 2007 aan de inspecteur schriftelijk meldt het risico van betaling van arbeidsongeschiktheidsverzekering overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet zelf te willen dragen is het derde lid niet van toepassing en eindigt het zelf dragen van risico van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering met ingang van 1 januari 2008.
8. Het derde lid is niet van toepassing indien het door de werkgever zelf dragen van het risico van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering op aanvraag van de werkgever eindigt met ingang van 1 januari 2008.
9. Een aanvraag door de werkgever tot het zelf dragen van het risico van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering met ingang van 1 januari 2008 of later wordt geacht een aanvraag te zijn als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b.
10. Aan de werkgever die eigenrisicodrager is op grond van dit artikel wordt geacht toestemming te zijn verleend om zelf het risico van betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering te dragen op grond van artikel 40.
De artikelen 37, tweede en derde lid, en 38, tweede en derde lid, zijn niet van toepassing met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, waarin tevens kan worden bepaald dat dit terugwerkt tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.
In artikel 1, onderdelen e en f, wordt na «de Ziektewet» ingevoegd:, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
n. reïntegratiebedrijf: een natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de arbeid bevordert;
o. resterende verdiencapaciteit: datgene dat de persoon, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze wet nog met arbeid kan verdienen en dat bij of krachtens artikel 2 is vastgesteld.
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «herziening of intrekking» vervangen door: herziening of intrekking als bedoeld in het eerste lid.
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Een besluit tot toekenning van loonsuppletie als bedoeld in artikel 67a en van inkomenssuppletie als bedoeld in artikel 67b wordt ingetrokken of herzien indien die loonsuppletie of de inkomenssuppletie ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
Artikel 41, eerste lid komt te luiden:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan, zo dikwijls hij zulks nodig oordeelt de verzekerde oproepen of doen oproepen en op een door of vanwege het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te bepalen plaats ondervragen of doen ondervragen in verband met de aanspraak op of het genot van arbeidsongeschiktheidsuitkering of de toekenning of verstrekking van een reïntegratie-instrument als bedoeld in hoofdstuk 3A.
Aan artikel 46 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:
h. indien de belanghebbende zonder redelijke gronden niet meewerkt aan het opstellen van de reïntegratievisie, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of het reïntegratieplan, bedoeld in artikel 30a, derde lid, van die wet;
i. indien de belanghebbende de verplichtingen die zijn opgenomen in de reïntegratievisie bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of in het reïntegratieplan, bedoeld in artikel 30a, derde lid, van die wet niet of niet behoorlijk is nagekomen;
j. indien de belanghebbende die bij deelname aan een reïntegratietraject zijn reïntegratieverplichtingen niet naleeft, de reden daarvan niet onmiddellijk aan het reïntegratiebedrijf heeft medegedeeld.
In artikel 54, tweede lid, wordt na «de Ziektewet» ingevoegd: , de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Na artikel 54 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de verzekerde de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk heeft geweigerd dan wel hem een boete heeft opgelegd, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het reïntegratiebedrijf dat ten behoeve van die verzekerde werkzaamheden gericht op vergroting van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid of op inschakeling in arbeid verricht, van die beschikking in kennis voorzover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden door het reïntegratiebedrijf.
Aan artikel 55 worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. Indien een reïntegratiebedrijf aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft gemeld dat het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon aan wie een uitkering is toegekend onvoldoende medewerking verleent aan de op hem betrekking hebbende werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, neemt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een besluit omtrent de gehele of gedeeltelijke opschorting of schorsing van de betaling van de uitkering aan die persoon voor de duur van ten hoogste acht weken.
7. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt het reïntegratiebedrijf in kennis van een besluit tot opschorting of schorsing als bedoeld in het zesde lid.
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, tweede volzin komt te luiden als volgt: Dit tijdvak:
a. wordt niet onderbroken indien gedurende perioden van korter dan vier weken geen inkomsten uit arbeid worden genoten;
b. wordt, indien gedurende perioden van vier weken of langer geen inkomsten uit arbeid worden genoten, onderbroken, met dien verstande dat het van de drie jaar resterende tijdvak aanvangt vanaf het moment waarop opnieuw inkomsten uit arbeid worden genoten.
2. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Gedurende een aaneengesloten termijn van zes maanden, aanvangende op de eerste dag waarover inkomsten uit arbeid als bedoeld in het eerste lid worden genoten, wordt geacht geen sprake te zijn van arbeid als bedoeld in artikel 2, vierde lid. Deze termijn wordt geacht niet te zijn onderbroken indien gedurende perioden korter dan vier weken geen inkomsten uit arbeid worden genoten.
Onder vernummering van artikel 59 tot artikel 59a wordt voor het nieuwe artikel 59a een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien ter zake van arbeidsongeschiktheid zowel recht ontstaat op herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met de artikelen 12 tot en met 17 als op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen uit hoofde van een dienstbetrekking die is aangevangen na het intreden van de arbeidsongeschiktheid op grond waarvan het recht is ontstaan op eerstbedoelde uitkering wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering uitbetaald voorzover deze de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen overtreft, doch in elk geval uitbetaald tot de hoogte van het bedrag onmiddellijk voorafgaande aan de herziening.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder arbeidsongeschiktheidsuitkering en uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tevens verstaan de vakantie-uitkering waarop uit hoofde van die uitkeringen recht bestaat, voorzover die vakantie-uitkering over dezelfde periode is berekend.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de persoon die een uitkering ontvangt op grond van de vrijwillige verzekering als bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 2, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld:
a. met betrekking tot het eerste lid;
b. ter voorkoming of beperking van samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkering met de in het eerste lid bedoelde uitkeringen in situaties waarin deze leden niet of onvoldoende voorzien.
In artikel 63, eerste lid, wordt na « De uitkering» een zinsnede ingevoegd, luidende: , de loonsuppletie, bedoeld in artikel 67a, de inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 67b, en de voorziening, bedoeld in artikel 67c.
Artikel 65 komt te luiden:
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent:
a. de artikelen 63, eerste tot en met zevende lid, en artikel 64;
b. de aanvraag van loonsuppletie als bedoeld in artikel 67a, van inkomenssuppletie als bedoeld in artikel 67b en van een voorziening als bedoeld in artikel 67c.
Artikel 66, eerste lid, komt te luiden:
1. Onvervreemdbaar en niet vatbaar voor verpanding en belening zijn:
a. de arbeidsongeschiktheidsuitkering;
b. de verhoging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in artikel 10;
c. de vakantie-uitkering;
d. de loonsuppletie, bedoeld in artikel 67a;
e. de inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 67b;
f. de voorzieningen, bedoeld in artikel 67c.
Aan artikel 67 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. de voorzieningen, bedoeld in artikel 67c.
Na hoofdstuk 3 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan aan de persoon die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en die arbeid in dienstbetrekking aanvaardt of verricht op aanvraag loonsuppletie toekennen, indien het loon lager is dan zijn resterende verdiencapaciteit.
2. De loonsuppletie wordt verstrekt over perioden waarin loon uit dienstbetrekking wordt ontvangen, doch ten hoogste over een periode van vier jaar te rekenen vanaf de dag met ingang waarvan voor de eerste maal loonsuppletie is toegekend.
3. Als perioden waarin loon uit dienstbetrekking wordt ontvangen als bedoeld in het tweede lid worden eveneens aangemerkt, perioden waarin een uitkering op grond van de Ziektewet of op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg wordt ontvangen, tenzij de dienstbetrekking is geëindigd.
4. De loonsuppletie wordt voor de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake premieheffing aangemerkt als een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de hoogte van de loonsuppletie.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan aan de persoon die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en die arbeid als zelfstandige verricht of gaat verrichten op aanvraag inkomenssuppletie toekennen, indien zijn inkomen uit het bedrijf of beroep lager is dan zijn resterende verdiencapaciteit.
2. De inkomenssuppletie wordt verstrekt over perioden waarin het bedrijf of beroep wordt uitgeoefend, doch ten hoogste over een periode van vier jaar te rekenen vanaf de dag met ingang waarvan voor de eerste maal inkomenssuppletie is toegekend.
3. De inkomenssuppletie wordt voor de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake premieheffing aangemerkt als een uitkering op grond van deze wet.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de hoogte van de inkomenssuppletie.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op aanvraag van de zelfstandige die een recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, in het kader van de bevordering en ondersteuning bij de inschakeling in de arbeid als zelfstandige aan die verzekerde voorzieningen kan verstrekken.
De zelfstandige die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen, op de naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan, in het kader van de bevordering van de inschakeling in de arbeid, toestemming verlenen aan de verzekerde, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering om op een proefplaats bij een werkgever gedurende maximaal drie maanden onbeloonde werkzaamheden te verrichten.
2. Tijdens het verrichten van werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in het eerste lid wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien.
3. De onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in het eerste lid zijn:
a. werkzaamheden, waartoe de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, met zijn krachten en bekwaamheden in staat is;
b. werkzaamheden, waarbij de werkgever, bij wie de proefplaatsing geschiedt, een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, heeft afgesloten;
c. werkzaamheden, die de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, niet reeds eerder onbeloond op een proefplaats bij die werkgever of diens rechtsvoorganger heeft verricht; en
d. werkzaamheden, waarbij er, naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, een reëel uitzicht is op een op de onbeloonde werkzaamheden aansluitende dienstbetrekking van dezelfde of grotere omvang voor ten minste 6 maanden.
4. De verzekerde, bedoeld in het eerste lid, die werkzaamheden verricht als bedoeld in het eerste lid, doet daarvan onverwijld mededeling aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
5. Indien de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, wegens ziekte worden onderbroken, wordt de periode waarin een uitkering bij ziekte wordt ontvangen, voor de toepassing van dat lid buiten beschouwing gelaten.
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van dit artikel.
Aan artikel 70 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De verzekerde aan wie een reïntegratie-instrument als bedoeld in hoofdstuk 3A is verstrekt of toegekend, of aan wie verstrekking of toekenning daarvan wordt overwogen, alsmede diens wettelijk vertegenwoordiger, zijn verplicht aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verstrekking of toekenning of op de duur of de hoogte van het reïntegratie-instrument.
Na artikel 95a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
Na artikel 98 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Na hoofdstuk 9 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Een beschikking tot toekenning van inkomenssuppletie op grond van artikel 29 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, aan de persoon die op de dag voorafgaande aan de dag waarop dat artikel op grond van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, vervalt, recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt voor de duur waarvoor inkomenssuppletie was toegekend aangemerkt als een beschikking tot toekenning van inkomenssuppletie als bedoeld in artikel 67b.
2. Een beschikking tot toekenning van loonsuppletie op grond van artikel 32 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, aan de persoon die op de dag voorafgaande aan de dag waarop dat artikel op grond van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, vervalt, recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt voor de duur waarvoor die loonsuppletie was toegekend aangemerkt als een beschikking tot toekenning van loonsuppletie als bedoeld in artikel 67a.
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
i. reïntegratiebedrijf: een natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de arbeid bevordert;
j. resterende verdiencapaciteit: datgene dat de jonggehandicapte die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en de jonggehandicapte die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze wet nog met arbeid kan verdienen en dat bij of krachtens artikel 2 is vastgesteld;
k. werknemer: een werknemer in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
l. werkgever: een werkgever in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt « herziening of intrekking» vervangen door: herziening of intrekking als bedoeld in het eerste lid.
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Een besluit tot toekenning van een voorziening als bedoeld in artikel 59b, een besluit tot toekenning van loonsuppletie als bedoeld in artikel 59f en van inkomenssuppletie als bedoeld in artikel 59g wordt ingetrokken of herzien indien die voorzieningen ten onrechte of tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld.
Artikel 33, eerste lid, onderdelen c en d komen te luiden:
c. de jonggehandicapte ten aanzien van wie of ten behoeve van wie een reïntegratie-instrument als bedoeld in artikel 59a, 59b of 59e is toegekend of waarvan toekenning wordt overwogen;
d. de ingezetene die de leeftijd van 17 jaar nog niet heeft bereikt en ten aanzien van wie of ten behoeve van wie een reïntegratie-instrument als bedoeld in artikel 59a, 59b of 59e is toegekend of waarvan toekenning wordt overwogen.
Aan artikel 38 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:
h. indien de belanghebbende zonder redelijke gronden niet meewerkt aan het opstellen van de reïntegratievisie, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of het reïntegratieplan, bedoeld in artikel 30a, derde lid, van die wet;
i. indien de belanghebbende de verplichtingen die zijn opgenomen in de reïntegratievisie bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of in het reïntegratieplan, bedoeld in artikel 30a, derde lid, van die wet niet of niet behoorlijk is nagekomen;
j. indien de belanghebbende die bij deelname aan een reïntegratietraject zijn reïntegratieverplichtingen niet naleeft, de reden daarvan niet onmiddellijk aan het reïntegratiebedrijf heeft medegedeeld.
In artikel 40, eerste lid, wordt na «wettelijke vertegenwoordiger» een zinsnede ingevoegd, luidende: of de werkgever.
In artikel 46, tweede lid, wordt na «de Ziektewet,» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
Na artikel 46 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de verzekerde de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk heeft geweigerd dan wel hem een boete heeft opgelegd, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het reïntegratiebedrijf dat ten behoeve van die verzekerde werkzaamheden gericht op vergroting van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid of op inschakeling in arbeid verricht, van die beschikking in kennis voorzover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden door het reïntegratiebedrijf.
Aan artikel 47 worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. Indien een reïntegratiebedrijf aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft gemeld dat het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon aan wie een uitkering is toegekend onvoldoende medewerking verleent aan de op hem betrekking hebbende werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, neemt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een besluit omtrent de gehele of gedeeltelijke opschorting of schorsing van de betaling van de uitkering aan die persoon voor de duur van ten hoogste acht weken.
7. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt het reïntegratiebedrijf in kennis van een besluit tot opschorting of schorsing als bedoeld in het zesde lid.
Artikel 50, eerste, tweede en derde lid komen te luiden:
1. Indien de jonggehandicapte die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering inkomsten uit arbeid geniet, wordt die arbeid gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar, vanaf de eerste dag waarover de inkomsten uit arbeid worden genoten, niet aangemerkt als arbeid, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, en wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien, doch wordt de uitkering:
a. niet betaald, indien de inkomsten uit arbeid zodanig zijn, dat als die arbeid wel arbeid als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, zou zijn, niet langer sprake zou zijn van arbeidsongeschiktheid van ten minste 25%; of
b. indien onderdeel a niet van toepassing is, betaald tot een bedrag ter grootte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals deze zou zijn vastgesteld, indien die arbeid wel arbeid als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, zou zijn.
Na afloop van het in de eerste zin genoemde tijdvak wordt de arbeid aangemerkt als arbeid, bedoeld in artikel 2, vijfde lid.
2. Het in het eerste lid genoemde tijdvak van vijf jaar:
a. wordt niet onderbroken indien gedurende perioden van korter dan vier weken geen inkomsten uit arbeid worden genoten;
b. wordt, indien gedurende perioden van vier weken of langer geen inkomsten uit arbeid worden genoten, onderbroken, met dien verstande dat het van de vijf jaar resterende tijdvak aanvangt vanaf het moment waarop opnieuw inkomsten uit arbeid worden genoten.
3. Indien de jonggehandicapte die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, inkomsten uit arbeid geniet ingevolge een arbeidsovereenkomst als bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 van de Wet sociale werkvoorziening, is het eerste lid voor onbeperkte duur van toepassing.
Onder vernummering van artikel 51 tot artikel 51a wordt dat artikel als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt «met ingang van dezelfde dag ».
2. In het achtste lid vervalt de aanduiding «a» alsmede onderdeel b.
3. Het negende lid vervalt.
Voor het nieuwe artikel 51a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien zowel recht bestaat op een arbeidsongeschiktheidsuitkering als op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering slechts uitbetaald, voorzover deze de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen overtreft.
2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien ter zake van arbeidsongeschiktheid recht ontstaat op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en in verband daarmee geen herziening op grond van artikel 12 plaatsvindt van de voordien toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering.
3. Indien ter zake van arbeidsongeschiktheid zowel recht ontstaat op herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met de artikelen 11 tot en met 16 als op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering slechts uitbetaald voorzover deze de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen overtreft, doch in elk geval uitbetaald tot de hoogte van het bedrag onmiddellijk voorafgaande aan de herziening.
4. Indien na toepassing van het derde lid zowel de arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van toe- of afneming van de arbeidsongeschiktheid wordt herzien als de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wijzigt, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering in afwijking van het eerste lid, uitbetaald voorzover deze het bedrag van de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen overtreft, doch in elk geval uitbetaald tot de hoogte van het bedrag onmiddellijk voorafgaande aan de herziening als bedoeld in het derde lid.
5. Indien terzake van arbeidsongeschiktheid zowel recht bestaat op wijziging van de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen als op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering uitbetaald voorzover deze de gewijzigde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen overtreft.
6. Voor de toepassing van het eerste tot en met vijfde lid wordt onder arbeidsongeschiktheidsuitkering en uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tevens verstaan de vakantie-uitkering waarop uit hoofde van die uitkering recht bestaat, voorzover die vakantie-uitkering over dezelfde periode is berekend.
7. Het eerste tot en met zesde lid zijn niet van toepassing op de persoon die een uitkering ontvangt op grond van de vrijwillige verzekering als bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 2, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld:
a. met betrekking tot het eerste lid;
b. ter voorkoming van beperking of samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkering met arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van andere wetten.
9. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter voorkoming of beperking van samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de sociale wetgeving van de Nederlandse Antillen, Aruba of een andere Mogendheid.
In artikel 55, eerste lid, wordt na « de uitkering» een zinsnede ingevoegd, luidende: de loonsuppletie, bedoeld in artikel 59f, de inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 59g en de voorziening of de kosten van de voorziening, bedoeld in artikel 59b,.
Artikel 58, eerste lid, komt te luiden:
1. Onvervreemdbaar en niet vatbaar voor verpanding en belening zijn:
a. de arbeidsongeschiktheidsuitkering;
b. de verhoging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in artikel 9;
c. de vakantie-uitkering;
d. de loonsuppletie, bedoeld in artikel 59f;
e. de inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 59g;
f. de voorzieningen, bedoeld in artikel 59b.
Aan artikel 59 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. de voorzieningen, bedoeld in artikel 59b.
Na hoofdstuk 2 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Na artikel 59 worden negen artikelen ingevoegd, luidende:
1. Indien de arbeidsprestatie van een jonggehandicapte die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en de jonggehandicapte die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering in een bepaalde functie ten gevolge van ziekte of gebreken duidelijk minder is dan de arbeidsprestatie die een geldelijke beloning van het voor hem geldende wettelijk minimumloon rechtvaardigt, vermindert het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op verzoek van de betrokken werkgever of werknemer de hoogte van de aanspraak op een geldelijke beloning voor de verrichte arbeid naar evenredigheid, zo nodig in afwijking van hetgeen bij en krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is bepaald.
2. Elk beding waarbij een geldelijke beloning voor de verrichte arbeid wordt overeengekomen die lager is dan de beloning, vastgesteld op grond van het eerste lid is nietig.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op aanvraag van de jonggehandicapte die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en de jonggehandicapte die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, in het kader van de bevordering en ondersteuning bij de inschakeling in de arbeid als zelfstandige aan die jonggehandicapte voorzieningen kan verstrekken.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan bij wijze van experiment, met het oog op het onderzoeken van mogelijkheden om deze wet met betrekking tot de inschakeling in de arbeid van jonggehandicapten die recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben, doeltreffender uit te voeren, worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de artikelen van deze wet. Bij toepassing van de eerste zin wordt bij algemene maatregel van bestuur geregeld op welke wijze van welke artikelen wordt afgeweken.
2. Een experiment als bedoeld in het eerste lid duurt ten hoogste vier jaar. Indien, voor een experiment is afgelopen, een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling, kan het experiment worden verlengd tot het tijdstip waarop het voorstel van wet in werking treedt. Het eerste lid, tweede zin, is van overeenkomstige toepassing.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van een experiment en voorzieningen worden getroffen voor zich gedurende een experiment voordoende onvoorziene gevallen.
4. Onze Minister meldt aan de Staten-Generaal hoe het experiment in de praktijk is verlopen, alsmede zijn standpunt inzake de voortzetting ervan anders dan als experiment.
5. De voordracht voor krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregelen van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
De jonggehandicapte die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen, op de naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan aan de jonggehandicapte die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en de jonggehandicapte die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering die arbeid in dienstbetrekking of werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in artikel 59h verricht, op aanvraag noodzakelijke persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de hem opgedragen taken, indien die ondersteuning een compensatie vormt voor specifiek met de handicap van de werknemer samenhangende beperkingen, toekennen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan aan de jonggehandicapte die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en de jonggehandicapte die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en die arbeid in dienstbetrekking aanvaardt of verricht op aanvraag loonsuppletie toekennen, indien het loon lager is dan zijn resterende verdiencapaciteit.
2. De loonsuppletie wordt verstrekt over perioden waarin loon uit dienstbetrekking wordt ontvangen, doch ten hoogste over een periode van vier jaar te rekenen vanaf de dag met ingang waarvan voor de eerste maal loonsuppletie is toegekend.
3. Als perioden waarin loon uit dienstbetrekking wordt ontvangen als bedoeld in het tweede lid worden eveneens aangemerkt, perioden waarin een uitkering op grond van de Ziektewet of op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg wordt ontvangen, tenzij de dienstbetrekking is geëindigd.
4. De loonsuppletie wordt voor de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake premieheffing aangemerkt als een uitkering op grond van deze wet.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de hoogte van de loonsuppletie.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan aan de jonggehandicapte die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en de jonggehandicapte die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, die arbeid als zelfstandige verricht of gaat verrichten op aanvraag inkomenssuppletie toekennen, indien zijn inkomen uit het bedrijf of beroep lager is dan zijn resterende verdiencapaciteit.
2. De inkomenssuppletie wordt verstrekt over perioden waarin het bedrijf of beroep wordt uitgeoefend, doch ten hoogste over een periode van vier jaar te rekenen vanaf de dag met ingang waarvan voor de eerste maal inkomenssuppletie is toegekend.
3. De inkomenssuppletie wordt voor de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake premieheffing aangemerkt als een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de hoogte van de inkomenssuppletie.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan, in het kader van de bevordering van de inschakeling in de arbeid, toestemming verlenen aan de jonggehandicapte, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering om op een proefplaats bij een werkgever gedurende maximaal drie maanden onbeloonde werkzaamheden te verrichten.
2. Tijdens het verrichten van werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in het eerste lid wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien.
3. De onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in het eerste lid zijn:
a. werkzaamheden, waartoe de jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, met zijn krachten en bekwaamheden in staat is;
b. werkzaamheden, waarbij de werkgever, bij wie de proefplaatsing geschiedt, een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, heeft afgesloten;
c. werkzaamheden, die de jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, niet reeds eerder onbeloond op een proefplaats bij die werkgever of diens rechtsvoorganger heeft verricht; en
d. werkzaamheden, waarbij er, naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, een reëel uitzicht is op een op de onbeloonde werkzaamheden aansluitende dienstbetrekking van dezelfde of grotere omvang voor ten minste 6 maanden.
4. De jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, die werkzaamheden verricht als bedoeld in het eerste lid, doet daarvan onverwijld mededeling aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
5. Indien de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, wegens ziekte worden onderbroken, wordt de periode waarin een uitkering bij ziekte wordt ontvangen, voor de toepassing van dat lid buiten beschouwing gelaten.
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van dit artikel.
Aan artikel 62 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De jonggehandicapte aan wie een reïntegratie-instrument als bedoeld in hoofdstuk 2A is verstrekt of toegekend, of aan wie verstrekking of toekenning daarvan wordt overwogen, alsmede diens wettelijk vertegenwoordiger, en de werkgever ten behoeve van wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de aanspraak op een geldelijke beloning voor de verrichte arbeid, op grond van artikel 59a, heeft verminderd, zijn verplicht aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verstrekking of toekenning of op de duur of de hoogte van het reïntegratie-instrument.
Artikel 65, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d komt te luiden:
d. het op grond van artikel 2.8 van de Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedrag;.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
g. de reïntegratie-instrumenten op grond van deze wet;
h. de kosten verband houdende met de uitvoering van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien van een betrokkene, indien deze ten tijde van het aanvangen van de werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, bedoeld in het zesde lid van dat artikel, een uitkering ontvangt ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten.
Na artikel 69a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
Na artikel 72 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Na artikel 76a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een beschikking tot vermindering van de aanspraak op een geldelijke beloning voor de verrichte arbeid op grond van artikel 7 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, aan de jonggehandicapte die op de dag voorafgaand aan de dag waarop dat artikel op grond van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, vervalt, de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt dan wel recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze wet wordt voor de duur van het tijdvak waarvoor die aanspraak op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten is verminderd aangemerkt als een beschikking tot vermindering van de aanspraak op een geldelijke beloning voor de verrichte arbeid als bedoeld in artikel 59a.
2. Een beschikking tot toekenning van een voorziening op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, aan de jonggehandicapte die op de dag voorafgaand aan de dag waarop dat artikel op grond van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, vervalt, dag de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt dan wel recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt voor de duur van het tijdvak waarvoor die voorziening op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten is toegekend aangemerkt als een beschikking tot toekenning van een voorziening als bedoeld in artikel 59e.
3. Een beschikking tot toekenning van loonsuppletie op grond van artikel 32 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, aan de jonggehandicapte die op de dag voorafgaand aan de dag waarop dat artikel op grond van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, vervalt, de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt dan wel recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt voor de duur waarvoor die loonsuppletie was toegekend aangemerkt als een beschikking tot toekenning van loonsuppletie als bedoeld in artikel 59f.
4. Een beschikking tot toekenning van inkomenssuppletie op grond van artikel 29 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, aan de jonggehandicapte die op de dag voorafgaand aan de dag waarop dat artikel op grond van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, vervalt, de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt dan wel recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt voor de duur waarvoor die inkomenssuppletie was toegekend aangemerkt als inkomenssuppletie als bedoeld in artikel 59g.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt tot en met het jaar 2008 jaarlijks ten laste van het Reïntegratiefonds, genoemd in artikel 2.8 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, aan door Onze Minister aan te wijzen scholingsinstituten die ten doel hebben de arbeidsintegratie van arbeidsgehandicapten te bevorderen, een subsidie ter hoogte van een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag waarbij regels kunnen worden gesteld omtrent de wijze van berekening van dat bedrag.
2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan bij de subsidieverlening, bedoeld in het eerste lid, aan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen omtrent vermogensvorming, het hanteren van een registratiesysteem waaruit blijkt of het doel van de subsidie is bereikt en de vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel.
De Arbeidsomstandighedenwet 1998 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 3 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. In aanvulling op artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, past de werkgever uit hoofde van de uitoefening van zijn taak, bedoeld in artikel 7:658a van het Burgerlijk Wetboek en artikel 76e van de Ziektewet,
a. de inrichting van de arbeidsplaats, de werkmethoden en de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen, alsmede de arbeidsinhoud aan zijn werknemer, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten aan, en
b. de inrichting van het bedrijf aan die werknemer aan, voorzover de behoefte daaraan wordt opgeroepen door de deelneming van die werknemer aan de werkzaamheden of het daarmee samenhangende verblijf in het bedrijf.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder werkgever mede verstaan de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Ziektewet en wordt onder werknemer mede verstaan de persoon, bedoeld in artikel 63, eerste lid, van die aan wie de eigenrisicodrager ziekengeld moet betalen.
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 14, eerste lid, onderdeel b, wordt na «bij of krachtens» ingevoegd: artikel 25, eerste, tweede, derde, vierde en zevende lid van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, dan wel bij of krachtens.
2. Onder vernummering van het zesde tot en met elfde lid tot zevende tot en met twaalfde lid, wordt na het vijfde lid een lid ingevoegd luidende:
6. Artikel 464 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek voorzover het betreft de overeenkomstige toepassing van de artikelen 457 en 464, tweede lid, onder b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is niet van toepassing indien in verband met de uitvoering van deze wet handelingen worden verricht op het gebied van de geneeskunst door personen die zijn belast met de taken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
3. In het negende en tiende lid wordt «achtste lid» telkens vervangen door: negende lid.
Artikel 14a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 14, achtste lid» vervangen door: artikel 14, negende lid.
2. Het zesde lid komt te luiden:
6. Artikel 14, derde tot en met zesde lid en twaalfde lid, is van toepassing.
In de artikelen 27, vijfde lid, en 33, eerste lid, wordt na «artikelen 3,» ingevoegd «3a,» en wordt «14, eerste, tweede en zesde lid» vervangen door: 14, eerste, tweede en zevende lid.
De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, zoals deze komt te luiden indien artikel 5 van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen in werking treedt, wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel l wordt na «Ziektewet» ingevoegd: ,de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2. In onderdeel o, onder 2°, wordt na «arbeidsongeschiktheidsverzekering,» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, en vervalt, onder vervanging van de komma na «zelfstandigen» door «of,»: of de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.
3. Aan het artikel wordt, onder vervanging van de punt na onderdeel v door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
w. reïntegratiebedrijf: een natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de arbeid bevordert.
Artikel 14, eerste lid, komt te luiden:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan bepaald worden dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de colleges van burgemeester en wethouders de werkzaamheden gericht op de inschakeling in de arbeid van werknemers en uitkeringsgerechtigden slechts laten verrichten door reïntegratiebedrijven, die in het bezit zijn van een in het tweede lid bedoeld certificaat.
Na artikel 21a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. De Centrale organisatie werk en inkomen gebruikt het sociaal-fiscaalnummer bij de verwerking van persoonsgegevens voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 21, onderdelen a, e, f, en h, voorzover dit betreft de uitvoering van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, en artikel 21a.
2. De Centrale organisatie werk en inkomen verifieert het sociaal-fiscaalnummer in relatie tot de bijbehorende persoonsidentificerende gegevens van personen van wie persoonsgegevens worden verwerkt bij de rijksbelastingdienst, tenzij die gegevens afkomstig zijn van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank.
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt: «de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten».
2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. te bevorderen, dat personen die recht hebben op een uitkering op grond van wetten als bedoeld in onderdeel a, dan wel die ingezetene zijn als bedoeld in artikel 3 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, worden ingeschakeld in het arbeidsproces;.
3. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt: «het Reïntegratiefonds, genoemd in artikel 41 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten,» en wordt «j tot en met n» vervangen door: j tot en met n en x.
4. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «artikel XV, tweede lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim» vervangen door: artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet.
5. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
p. op verzoek van een eigenrisicodrager als bedoeld in artikel 1 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de verzekerde, bedoeld in artikel 82, eerste lid, onderdeel b, van die wet, die recht heeft op uitkering een onderzoek instellen naar en een oordeel geven over de vraag of de eigenrisicodrager ten aanzien van genoemde verzekerde, voldoende en geschikte reïntegratie-inspanningen heeft verricht voorzover hieromtrent door de eigenrisicodrager geen besluit is afgegeven.
6. Aan het artikel worden drie leden toegevoegd, luidende:
5. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, niet:
a. ten aanzien van personen die een uitkering ontvangen op grond van wetten als bedoeld in onderdeel a, indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen met burgemeester en wethouders van een gemeente overeenkomen dat op die personen artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet werk en bijstand van toepassing is;
b. ten aanzien van personen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen op grond van hoofdstuk 6 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
c. ten aanzien van de verzekerde, bedoeld in artikel 82 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, tenzij artikel 72, derde lid, van die wet van toepassing is;
d. indien artikel 72a van de Werkloosheidswet van toepassing is.
6. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen laat de werkzaamheden waarmee het Uitvoeringsinstituut in het kader van zijn taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, de inschakeling van personen die een uitkering ontvangen op grond van wetten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, in het arbeidsproces bevordert, verrichten door een reïntegratiebedrijf.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor het vijfde en zesde lid in ieder geval voor de situaties van samenloop van uitkeringen, de inhoud van de overeenkomst met het reïntegratiebedrijf, het verwerken van gegevens en de soort werkzaamheden.
Na artikel 30 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. Nadat het recht op een uitkering op grond van wetten als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel a, uitgezonderd de wettelijke ziekengeldverzekering, is vastgesteld, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien gelet op de aard van de uitkering de taak, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel b, wordt uitgevoerd, in samenspraak met de uitkeringsgerechtigde een reïntegratievisie vast waarin verplichtingen en rechten van de uitkeringsgerechtigde zijn vermeld.
2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen evalueert, in samenspraak met de uitkeringsgerechtigde, periodiek de reïntegratievisie en kan deze bijstellen.
3. Indien de reïntegratievisie daartoe aanleiding geeft laat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten behoeve van de uitkeringsgerechtigde, bedoeld in het eerste lid, een plan gericht op behoud en verkrijging van mogelijkheden tot het verrichten van arbeid en inschakeling in arbeid opstellen door een reïntegratiebedrijf. Het reïntegratieplan wordt in samenspraak met de uitkeringsgerechtigde opgesteld. Voorzover noodzakelijk in verband met de aard van de voorziening, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de uitkeringsgerechtigde in de gelegenheid zelf een reïntegratieplan op te stellen.
4. In het reïntegratieplan worden verplichtingen en rechten van de uitkeringsgerechtigde vermeld voorzover die niet in de reïntegratievisie zijn vermeld.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan in het belang van de arbeidsintegratie van personen met een structurele functionele beperking ten laste van de fondsen, bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet financiering sociale verzekeringen, subsidie verstrekken aan instellingen of organisaties met het oog op onderzoek naar en het bevorderen van maatregelen, die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de uitvoering van het eerste lid.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen benoemt één of meer personen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn als beslissingsautoriteit.
2. Voorzover nodig in afwijking van artikel 3, vijfde lid, laat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen primaire beschikkingen die mede betrekking hebben op de artikelen 47, 48 en 50 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen bij uitsluiting nemen door een beslissingsautoriteit als bedoeld in het eerste lid.
3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen regelt in overeenstemming met Onze Minister de plaats of plaatsen van werkzaamheden van de beslissingsautoriteit, de werkwijze van de beslissingsautoriteit en de benodigde kwalificaties voor een benoeming tot beslissingsautoriteit.
In artikel 32, eerste en derde lid, wordt «onderdeel e,f of g» telkens vervangen door: onderdeel e, f, g of p.
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt na «de Ziektewet» ingevoegd: , de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2. In het achtste lid wordt «vierde» vervangen door: vijfde.
Aan artikel 54 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
9. Reïntegratiebedrijven verstrekken aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen alle opgaven en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de krachtens deze wet aan het Uitvoeringsinstituut opgedragen taken. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor de gegevens die worden verstrekt.
Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel d, vervalt.
2. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
Tot de gegevens, die bij de gegevensverstrekking, bedoeld in onderdeel a, worden verstrekt kan het sociaal-fiscaalnummer behoren.
3. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot derde tot en met zevende lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is bevoegd op verzoek alle gegevens en inlichtingen, waaronder het sociaal-fiscaalnummer, uit de onder zijn verantwoordelijkheid gevoerde administraties te verstrekken aan:
a. werkgevers in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen, voorzover die noodzakelijk zijn voor de informatieverstrekking bij de aanvraag van overeenkomsten tot verzekering van het risico van het betalen van loon in geval van ziekte van de werknemer dan wel van het risico van het betalen van premie voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen en van de betalingen als gevolg van het eigenrisicodragen, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van die wet;
b. verzekeraars als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, voorzover die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van overeenkomsten met werkgevers in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen tot verzekering van het risico van het betalen van loon in geval van ziekte van de werknemer dan wel van het risico van het betalen van premie voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen en van de betalingen als gevolg van het eigenrisicodragen, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van die wet, indien die werkgevers daartoe machtiging hebben verleend,
met dien verstande, dat die werkgevers bij de verwerking van persoonsgegevens van hun werknemers slechts met het oog op het aangaan van en de uitvoering van deze overeenkomsten die persoonsgegevens verstrekken aan de verzekeraars.
4. In het tot zevende vernummerde lid wordt «eerste en tweede» vervangen door: eerste, tweede en derde lid.
5. Het zevende lid vervalt.
6. Na het tot zevende vernummerde lid worden vier nieuwe leden toegevoegd, luidende:
8. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt aan een reïntegratiebedrijf alle gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 30, zesde lid, alsmede het sociaal-fiscaalnummer van de persoon wiens inschakeling in de arbeid door het reïntegratiebedrijf wordt bevorderd.
9. De Centrale organisatie werk en inkomen is bevoegd uit de onder haar verantwoordelijkheid gevoerde administratie aangelegd voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 21 en 21a, aan een reïntegratiebedrijf gegevens te verstrekken, die noodzakelijk zijn voor het verrichten van werkzaamheden door dat reïntegratiebedrijf in opdracht van de colleges van burgemeester en wethouders, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of een eigenrisicodrager als bedoeld in artikel 42 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de gegevens die op grond van het achtste en negende lid worden verstrekt en de structuur en schrijfwijze van die gegevens.
11. Het sociaal-fiscaalnummer kan bij de verwerking van gegevens gebruikt worden door:
a. een reïntegratiebedrijf voorzover dit noodzakelijk is voor het verrichten van werkzaamheden in opdracht van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekering als bedoeld in artikel 30, zesde lid, of van een eigenrisicodrager als bedoeld in artikel 42 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
b. een verzekeraar als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, voorzover dit noodzakelijk is voor de verzekeringsovereenkomsten, genoemd in het tweede lid.
Aan artikel 74 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Onverminderd het eerste tot en met derde lid is artikel 464 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek voorzover het betreft de overeenkomstige toepassing van de artikelen 457 en 464, tweede lid, onderdeel b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing indien in verband met de uitvoering van deze wet handelingen worden verricht op het gebied van de geneeskunst door personen, voor wie het in het eerste lid vervatte verbod geldt.
Artikel 83i wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid, wordt na «artikel 42 van de Werkloosheidswet» toegevoegd: en artikel 15 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2. In het vierde lid wordt na «artikel 17b van de Werkloosheidswet» ingevoegd: met betrekking tot artikel 42 van die wet.
Na artikel 83j worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. De werkzaamheden, die worden verricht uit hoofde van de uitoefening van de taak, bedoeld in artikel 10 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, zoals dit artikel luidde tot de dag van inwerkingtreding van artikel 2.10 van de van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waardoor dit artikel 10 vervalt, worden aangemerkt als werkzaamheden uitgevoerd op grond van artikel 30, zesde lid.
2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft de taak, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel b, ten aanzien van personen die met toepassing van artikel 77 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten geacht werden verzekerd te zijn voor de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen ook na de inwerkingtreding van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waardoor artikel 77 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten vervalt.
3. De kosten verband houdende met de uitvoering van het eerste en tweede lid komen ten laste van het Reïntegratiefonds, bedoeld in artikel 2.8 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld voor de uitvoering van dit artikel.
Artikel 30a is niet van toepassing met betrekking tot de uitkeringsgerechtigde wiens recht op uitkering op grond van de in dat artikel genoemde wetten voor de dag van inwerkingtreding van dat artikel is ontstaan.
In artikel 84, eerste lid, wordt na «van de Ziektewet,» ingevoegd: 76, zesde lid, en 91, vijfde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d, wordt na «de Ziektewet,» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
2. In onderdeel e, wordt «artikel XV van de Wet terugdringing ziekteverzuim» vervangen door: artikel 76a van de Ziektewet.
In artikel 5, eerste lid, wordt «bedoeld in artikel XV van de Wet terugdringing ziekteverzuim» vervangen door «bedoeld in artikel 76a van de Ziektewet» en wordt «of het achtste tot en met elfde lid van genoemd artikel XV» vervangen door: , het eerste tot en met derde lid van artikel 76b van de Ziektewet of artikel 76c van de Ziektewet.
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. De toeslag bedraagt niet meer dan het verschil tussen het dagloon of de grondslag waarnaar de loondervingsuitkering is berekend en de loondervingsuitkering.
2. Onder vernummering van het zesde tot het zevende lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Voor de toepassing van het vierde lid wordt bij een persoon ten aanzien waarvan artikel 47, tweede lid, van de Werkloosheidswet toepassing heeft gevonden, een loondervingsuitkering in aanmerking genomen als ware dat artikel niet van toepassing.
In artikel 14g, tweede lid, wordt na «de Ziektewet,» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
In artikel 23, tweede lid, wordt na «Ziektewet,» ingevoegd: artikel 43, onderdeel f, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
Na artikel 37 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
In artikel 38, tweede lid, wordt na «de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet,» ingevoegd: artikel 112 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikel 96, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 70, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Artikel 44 komt te luiden:
Op de persoon die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 1.10, onderdeel C, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen recht had op een toeslag op grond van deze wet blijft tenzij het recht op de uitkering eindigt, artikel 8, vierde lid, zoals dat luidde op die dag van toepassing tot een bij ministeriële regeling bepaald tijdstip dat voor verschillende groepen personen verschillend kan worden vastgesteld.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2 vervallen onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt: onderdelen c en d.
In artikel 20f, vierde lid, wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
Het opschrift van hoofdstuk VII komt te luiden:
Hoofdstuk VII Strafbepalingen en overgangsbepalingen
Aan hoofdstuk VII wordt een artikel waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk, toegevoegd, luidende:
1. Onverminderd het derde lid wordt tot een bij ministeriële regeling bepaald tijdstip, dat voor verschillende groepen personen verschillend kan worden vastgesteld, onder werkloze werknemer in deze wet en de daarop berustende bepalingen mede verstaan: de persoon die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen op grond van artikel 2, onderdeel c of d, zoals dat luidde op die dag, werd aangemerkt als werkloze werknemer.
2. Onder werkloze werknemer in deze wet en de daarop berustende bepaling wordt mede verstaan: de persoon die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 1.10, onderdeel C, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen werd aangemerkt als werkloze werknemer op grond van artikel 2, onderdeel c of d, en die op grond van artikel 3 van de Toeslagenwet geen recht heeft op een toeslag op grond van die wet.
3. Artikel 7 is niet van toepassing op de persoon die als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 1.11, onderdeel A, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen geen werkloze werknemer is en de echtgenoot van die persoon.
Artikel XV van de Wet terugdringing ziekteverzuim vervalt.
In artikel XV, eerste lid, van de Wet verbetering poortwachter wordt «artikel 629, lid 11, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en artikel XV, veertiende lid, onderdeel c, van de Wet terugdringing ziekteverzuim» vervangen door: artikel 629, lid 11, onderdeel d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 76a, zesde lid, onderdeel c, van de Ziektewet.
De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 17g, derde lid, wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
Na artikel 29c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door de Sociale verzekeringsbank gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 45, derde lid, wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
In artikel 63a, derde lid, onderdeel e, wordt onder vernummering van 1° tot en met 8° tot 2° tot en met 9°, voor subonderdeel 2°, een nieuw subonderdeel ingevoegd, luidende:
1°. uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
Na artikel 64a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door de Sociale verzekeringsbank gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 17i, derde lid, wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
In artikel 35, derde lid, onderdeel e, wordt onder vernummering van 1° tot en met 7° tot 2° tot en met 8°, voor het nieuwe subonderdeel 2°, een nieuw subonderdeel ingevoegd, luidende:
1°. uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;.
Na artikel 51 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door de Sociale verzekeringsbank gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
In artikel 4, tweede lid, onderdeel g, wordt «werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen» vervangen door: werkloosheidsuitkeringen en uitkeringen in verband met arbeidsongeschiktheid.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervallen onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel a door een punt: onderdeel b alsmede de aanduiding «a.».
2. In het tweede lid vervalt «onderdeel a of b».
In artikel 20f, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
Het opschrift van hoofdstuk VII komt te luiden:
Hoofdstuk VII. Strafbepalingen en overgangsbepalingen.
Artikel 63 komt te luiden:
1. Onverminderd het derde lid wordt tot een bij ministeriële regeling bepaald tijdstip, dat voor verschillende groepen personen verschillend kan worden vastgesteld, onder gewezen zelfstandige in deze wet en de daarop berustende bepalingen mede verstaan: de persoon die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 1.10, onderdeel C, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel b, zoals dat luidde op die dag, werd aangemerkt als gewezen zelfstandige.
2. Onder gewezen zelfstandige in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan: de persoon die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 1.10, onderdeel C, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen werd aangemerkt als gewezen zelfstandige op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel b, en die op grond van artikel 3 van de Toeslagenwet geen recht heeft op grond van die wet.
3. Artikel 7 is niet van toepassing op de persoon die als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 1.18, onderdeel A, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen geen gewezen zelfstandige is en de echtgenoot van die persoon.
De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 6, onderdeel a, wordt voor « de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
In artikel 36, vierde lid, onderdeel a, wordt na «tenminste 80 procent» toegevoegd: dan wel recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 6 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
In artikel 53, eerste lid, wordt na «Ziektewet» ingevoegd: , artikel 67, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3:6, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. gelijkgestelde: degene die geen werknemer is als bedoeld in artikel 1:1, onderdeel b, doch
1°. op grond van de Eerste Afdeling, Paragraaf 2, van de Ziektewet, met uitzondering van artikel 8a, wel werknemer in de zin van die wet is, of
2°. op grond van hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen recht heeft op de loongerelateerde uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten;.
Artikel 3:29 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid, tot het vierde tot en met zevende lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien een gelijkgestelde als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, over dezelfde periode tevens uit andere hoofde recht heeft op één of meerdere uitkeringen op grond van paragraaf 1, wordt de uitkering van die gelijkgestelde uitbetaald voorzover deze uitkering samen met de andere uitkeringen niet meer bedraagt dan 100% van het dagloon dat ten grondslag ligt aan de loongerelateerde uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
2. In het zesde lid wordt «het tweede tot en met vierde lid» vervangen door: het derde tot en met vijfde lid.
In artikel 7:22, tweede lid, wordt na «de Ziektewet,» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
Artikel 48 van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De persoon, die 21 jaar of ouder is, die voor de toepassing van de Toeslagenwet niet als gehuwd wordt aangemerkt en voor wie de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964, maar niet de alleenstaande-ouderkorting, bedoeld in artikel 8.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing is en die recht heeft op uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of meer van deze wetten gezamenlijk, in verband met een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, en berekend naar een dagloon als bedoeld in artikel 13 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel artikel 14 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of een vervolgdagloon als bedoeld in artikel 21b van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, dat ten minste gelijk is aan 70% van het minimumloon, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en 13, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, of berekend naar een grondslag die ten minste gelijk is aan 70% van het minimumloon als bedoeld in artikel 8, zevende lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, of artikel 7, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, heeft recht op en verhoging van zijn uitkering, indien zijn uitkering per dag, indien hij 21 jaar, 22 jaar, onderscheidenlijk 23 jaar of ouder is, minder bedraagt dan € 28,09, € 34,46, onderscheidenlijk € 44,25.
2. In het tweede lid wordt «arbeidsongeschiktheidsuitkering» vervangen door: uitkering.
3. In het derde lid wordt «arbeidsongeschiktheidsuitkering» vervangen door «uitkering» en wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
4. In het vierde lid, wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
De Wet kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6 wordt als gewijzigd:
1. Onderdeel d komt te luiden:
d. een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen kunstenaars, en gebruik maakt van een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling in het kader van de uitoefening van een gemengde beroepspraktijk als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars,.
2. Onderdeel i komt te luiden:
i. recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of een uitkering op grond van hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen:
1°. ten behoeve van wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen werkzaamheden, gericht op de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces als bedoeld in artikel 30, zesde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen laat verrichten;
2°. ten behoeve van wie de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 82 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen werkzaamheden, gericht op de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces als bedoeld in artikel 42 van die wet laat verrichten; of
3°. en werkzaamheden op een proefplaats verricht als bedoeld in artikel 65g van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 59h van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, artikel 67e van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of artikel 37 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
Indien artikel 7, tweede lid, van de Wet kinderopvang in werking treedt komt dit artikellid te luiden:
2. De hoogte van de tegemoetkoming is voorts mede afhankelijk van:
a. de bijdragen in de kosten van kinderopvang die de ouder en diens partner per kind kunnen ontvangen in het kader van het al dan niet als werknemer verrichten van tegenwoordige arbeid als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a of b, of kunnen ontvangen van de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 82 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met dien verstande dat die bijdragen slechts in aanmerking worden genomen, voor zover het totaal ervan een derde deel van de kosten van kinderopvang, bedoeld in het eerste lid, niet te boven gaat, of
b. de bijdragen in de kosten van kinderopvang die de ouder zonder partner per kind kan ontvangen in het kader van het al dan niet als werknemer verrichten van tegenwoordige arbeid als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a of b, of kunnen ontvangen van de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 82 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met dien verstande dat die bijdragen slechts in aanmerking worden genomen, voor zover het totaal ervan een zesde deel van de kosten van kinderopvang, bedoeld in het eerste lid, niet te boven gaat.
Artikel 22, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. voorzover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c tot en met f, voor wie het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, of derde lid, tweede volzin, van de Wet werk en bijstand, artikel 34, eerste lid, onder a, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 34, eerste lid, onder a, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen, artikel 30, vijfde lid, onder a, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of artikel 72, tweede lid, van de Werkloosheidswet, verantwoordelijk is voor het ondersteunen bij arbeidsinschakeling of die gebruik maakt van een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling in het kader van een gemengde beroepspraktijk als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars of voor zover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder g, j, k of l;.
In artikel 29 wordt «14, eerste lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten» vervangen door: 30, vijfde lid, onder a, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste volzin van het eerste lid komt te luiden:
Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten dat een ouder, die een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c tot en met f, voor wie het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, of derde lid, tweede volzin, van de Wet werk en bijstand, artikel 34, eerste lid, onder a, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 34, eerste lid, onder a, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen, artikel 30, vijfde lid, onder a, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of artikel 72, tweede lid, van de Werkloosheidswet,
verantwoordelijk is voor het ondersteunen bij arbeidsinschakeling of die gebruik maakt van een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling in het kader van een gemengde beroepspraktijk als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars, na beëindiging van de aanspraak op grond van artikel 22, in aansluiting daarop aanspraak heeft op een tegemoetkoming jegens de gemeente.
2. In het tweede lid wordt «14, vierde lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten» vervangen door: 30, vijfde lid, onder a, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
In artikel 39 wordt «de artikelen 35 en 35a van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten» vervangen door: de artikelen 57 tot en met 57b van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
In artikel 86, onderdeel a, wordt «de artikelen 46 en 47 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten» vervangen door: de artikelen 29a tot en met 29g van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «tegenwoordige arbeid verrichten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a of b,» een zinsnede ingevoegd, luidende: of ten behoeve van wie de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 82 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen werkzaamheden, gericht op de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces als bedoeld in artikel 42 van die wet laat verrichten,.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De hoogte van de extra tegemoetkoming is bovendien afhankelijk van:
a. de bijdragen in de kosten van kinderopvang die de ouder en zijn partner per kind kunnen ontvangen in het kader van het verrichten van tegenwoordige arbeid of kunnen ontvangen van de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 82 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met dien verstande dat die bijdragen slechts in aanmerking worden genomen, voor zover het totaal ervan een derde deel van de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 7, eerste lid, niet te boven gaat; of
b. de bijdrage in de kosten van kinderopvang die de ouder zonder partner per kind kan ontvangen in het kader van het verrichten van tegenwoordige arbeid, of kan ontvangen van de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 82 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met dien verstande dat die bijdrage slechts in aanmerking wordt genomen, voor zover het totaal ervan een zesde deel van de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 7, eerste lid, niet te boven gaat.
In de bijlage bij de Beroepswet, onderdeel C, wordt onder vernummering van subonderdeel 1 tot subonderdeel 1a voor dat subonderdeel, een subonderdeel ingevoegd, luidende:
1. Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
In lid 1, onderdeel a, van artikel 197 van Boek 6, wordt «en de artikelen 90 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» vervangen door: en de artikelen 99 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 90 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Artikel 629 van Titel 10 van Boek 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In lid 3, onderdeel e, wordt «658a lid 2» vervangen door: 658a lid 3.
2. In lid 3, onderdelen c en d, en lid 12, wordt «658a lid 3» vervangen door: 658a lid 4.
3. In lid 5 wordt aan de eerste zin toegevoegd: , voorzover deze uitkering betrekking heeft op de bedongen arbeid waaruit het loon wordt genoten.
4. In lid 11 wordt onder verlettering van de onderdelen b en c tot onderdelen c en d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. met de duur van het tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van de artikelen 24, eerste lid, of 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen heeft vastgesteld;.
In artikel 631 lid 3 van Titel 10 van Boek 7 wordt «met de betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in artikel 75a, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» vervangen door: met de betaling van een uitkering als bedoeld in artikel 83 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel als bedoeld in artikel 75a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
In de artikelen 635 lid 4, 670b lid 3, onderdeel b, en 660a, onderdeel c, wordt «658a lid 3» vervangen door: 658a lid 4.
Artikel 658a van Titel 10 van Boek 7 komt te luiden:
1. De werkgever bevordert ten aanzien van de werknemer die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, de inschakeling in de arbeid in zijn bedrijf. Indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en in het bedrijf van de werkgever geen andere passende arbeid voorhanden is, bevordert de werkgever, gedurende het tijdvak waarin de werknemer jegens hem recht op loon heeft op grond van artikel 629, artikel 71a, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de inschakeling van de werknemer in voor hem passende arbeid in het bedrijf van een andere werkgever.
2. Uit hoofde van de uitoefening van zijn taak, bedoeld in lid 1, is de werkgever verplicht zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is, opdat de werknemer, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen of andere passende arbeid te verrichten.
3. Uit hoofde van de uitoefening van zijn taak, bedoeld in lid 1, stelt de werkgever in overeenstemming met de werknemer een plan van aanpak op als bedoeld in artikel 71a, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en artikel 25, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Het plan van aanpak wordt met medewerking van de werknemer regelmatig geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
4. Onder passende arbeid als bedoeld in lid 1 en 2 wordt verstaan alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd.
5. De werkgever en degene door wie de werkgever zich op grond van artikel 14 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 laat bijstaan, verstrekken een reïntegratiebedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen gegevens voorzover deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de door de werkgever aan dit bedrijf opgedragen werkzaamheden, alsmede het sociaal-fiscaalnummer van de persoon wiens inschakeling in de arbeid door dat reïntegratiebedrijf wordt bevorderd. Het reïntegratiebedrijf verwerkt deze gegevens slechts voorzover dat noodzakelijk is voor deze werkzaamheden en gebruikt slechts met dat doel het sociaal-fiscaalnummer bij die verwerking. Onder sociaal-fiscaalnummer wordt in dit artikel verstaan het nummer, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel j, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Ziektewet en de persoon, bedoeld in artikel 63, eerste lid, van de Ziektewet, gedurende de periode dat de eigenrisicodrager aan die persoon ziekengeld moet betalen.
In de artikelen 658b, lid 1, 660a, onderdeel a, wordt «658a lid 1» telkens vervangen door: 658a lid 2.
Artikel 670 lid 10, onderdeel c, van Titel 10, van Boek 7, komt te luiden:
c. met de duur van het tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 24, eerste lid, of artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel op grond van artikel 71a, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft vastgesteld.
In artikel 670b lid 3, onderdeel c, van Titel 10 van Boek 7 wordt «een plan van aanpak als bedoeld in artikel 71a, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» vervangen door: een plan van aanpak als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel artikel 71a, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
In artikel 4, vierde lid, van de Remigratiewet wordt «indien hij op de dag van vertrek recht had op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, welke uitkering na zijn vertrek uit Nederland op grond van artikel 36 of 43 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is verlaagd of ingetrokken» vervangen door: indien hij op de dag van vertrek recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, welke uitkering na zijn vertrek uit Nederland op grond de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel op grond van artikel 36 of 43 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is verlaagd of ingetrokken.
In artikel 415, vierde lid, van het Wetboek van Koophandel wordt «arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» vervangen door «uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» en wordt «arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge zowel» vervangen door: uitkering ingevolge zowel de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
In artikel 46k, derde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, wordt «artikel 18, vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» vervangen door: artikel 6, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
In bijlage 2 van de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet wordt in verdeelmaatstaf 11, onderdeel 5, na «Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten» ingevoegd: , Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Aan artikel 45b van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Voor de toepassing van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt onder het bereiken van de volledige uitkeringsduur bedoeld in hoofdstuk IIa van de Werkloosheidswet, mede verstaan het bereiken van de volledige uitkeringsduur van een wachtgeld, waarop in verband met de verlaging van een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering recht is ontstaan op of na 1 oktober 2004 voor de overheidswerknemer of de gewezen overheidswerknemer die op 31 december 2000 en op 30 september 2004 recht had op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.
In artikel 1a, vijfde lid, onderdeel a, van de Wet op het primair onderwijs wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
In artikel 1.1, derde lid, onderdeel a, van de Wet studiefinanciering 2000, wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd; de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
In artikel 1.1, derde lid, onderdeel a, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
Artikel 1.7a, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van de onderdelen a tot en met d tot de onderdelen b tot en met e, wordt voor onderdeel b een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
a. de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;.
2. In onderdeel d wordt «de onderdelen a, b en c» vervangen door: de onderdelen a, b, c en d.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 11, eerste lid, onderdeel e, wordt na «de Wet arbeid en zorg» ingevoegd: , de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Aan artikel 16c, zesde lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. een bijdrage in de kosten van kinderopvang van de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 82 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Artikel 22a, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van de onderdelen a tot en met d tot de onderdelen b tot en met e, wordt voor onderdeel b een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
a. de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;.
2. In onderdeel d wordt «de onderdelen a, b en c» vervangen door: de onderdelen a, b, c en d.
In artikel 35, derde lid, onderdeel d, en artikel 35g, derde lid, onderdeel d, wordt na «de Wet arbeid en zorg» ingevoegd: , de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
In artikel 1, tweede lid, onderdeel a, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekering wordt «de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekeringen» vervangen door: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
De Wet op de ondernemingsraden zoals deze komt te luiden indien artikel 10, onderdeel A, van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen in werking treedt, wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 25, eerste lid, onderdeel m, wordt «bedoeld in artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel a, of artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel b, van de Wet financiering sociale verzekeringen» vervangen door: bedoeld in artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel a, artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel b, of artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel c, van de Wet financiering sociale verzekeringen.
Na artikel 49 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 1 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
4. Geen belanghebbende in de zin van deze wet is de persoon die op of na 29 december 2005 arbeidsongeschikt wordt.
2. In artikel 8a wordt «en 7b» vervangen door: en 16, onderdeel c.
In artikel 1a, vijfde lid, onderdeel a, van de Huursubsidiewet wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
In artikel 1a, vijfde lid, onderdeel a, van de Wet bevordering eigenwoningbezit wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
In artikel 32a, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt onder vernummering van subonderdeel 1e tot en met 8e tot 2e tot en met 9e, voor subonderdeel 2e, een nieuw subonderdeel ingevoegd, luidende:
1e. een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
In artikel 36, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, wordt voor «de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of.
De Wet op de medische keuringen wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 1, onderdeel a, onder 1, en artikel 4, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, wordt na «de Ziektewet» telkens ingevoegd:, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2. In artikel 4, vijfde lid, wordt voor «arbeidsongeschiktheidsuitkering» ingevoegd: een uitkering als bedoeld in artikel 83 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel betaling van.
De Ziekenfondswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3, vierde lid, onderdeel a, wordt na de tekst van het eerste gedachtestreepje ingevoegd:
– een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;.
In artikel 3c, elfde lid, onderdeel a, wordt voor «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,.
1. De volgende algemene maatregelen van bestuur berusten met ingang van de dag van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen mede op de bij die maatregelen genoemde artikelen van die wet:
a. het Besluit aanwijzing registraties gezamenlijke huishouding 1998: artikel 2, zesde lid;
b. het Besluit afwijkende regels beperking export uitkeringen: artikel 45, derde lid;
c. het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen: artikel 44, eerste lid;
d. het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990: artikel 8, tweede lid;
e. het besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 22 december 1972, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 65, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stb. 772): artikel 73, derde lid;
f. het Boetebesluit socialezekerheidswetten: artikel 91, zevende lid;
g. het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten: artikelen 6, vierde lid, en 46, zesde lid;
h. het Besluit gelijkstelling loondagen Werkloosheidswet: artikel 15, elfde lid;
i. het Besluit verlaagde wekeneis Werkloosheidswet: artikel 58, derde lid;
j. het Besluit aanspraken bij beroepsziekten van niet ingevolge de W.A.O. verzekerden: artikel 10, vierde lid.
2. De volgende ministeriële regelingen berusten met ingang van de dag van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen mede op de bij die regelingen genoemde artikelen van die wet:
a. de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 december 1997, nr. SV/WV/97/5281, houdende het aanwijzen van regelingen als bedoeld in artikel 7, onderdeel d, alsmede van gevallen als bedoeld in artikel 7a, onderdeel b, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stcrt. 249): de artikelen 9 en 11, derde lid;
b. de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 maart 2003, nr. SV/V&V/03/18714, houdende bekendmaking van de landen waarin op grond van een verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op een socialeverzekeringsuitkering kan bestaan (Stcrt. 64): artikel 45, tweede lid;
c. het Besluit incasso boeten en onverschuldigde betalingen werkgevers: artikel 78;
d. het Besluit Tica inzake betaling, terugvordering en tenuitvoerlegging van boeten en onverschuldigde betaalde uitkering: de artikelen 78 en 93, derde lid;
e. de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 juni 1985, nr. 85/335, houdende regels met betrekking tot de betaalbaarstelling van uitkeringen op grond van de socialeverzekeringswetten door andere organen dan de SVB en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Stcrt. 123): artikel 67, zesde lid;
f. de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 december 1986, nr. SZ/SVW/86/10693, houdende aanwijzing werkgever en uitzondering verzekeringsplicht Ziektewet, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet (Stcrt. 251): artikel 11, derde lid;
g. de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 16 september 1976, nr. 54344, houdende afwijkende regels omtrent de uitbetaling van de vakantie-uitkering: artikel 68, vierde lid;
h. de Regeling instroomcijfers WAO: artikel 40, vierde lid;
i. de Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar: artikel 25, tweede en zevende lid;
j. de Regeling terugvordering geringe bedragen: artikel 76, zevende lid;
k. de Regeling vordering contante waarde van periodieke verstrekkingen: artikel 99, tweede lid;
l. de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 20 maart 1968, nr. 50645, houdende regels omtrent uitbreiding van de kring verzekering Ziektewet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stcrt. 61): artikel 9.
Het besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 19 oktober 1976, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 43 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (Stb. 526) berust met ingang van de dag van inwerkingtreding van artikel 1.6, onderdeel J, mede op de artikelen 59, vierde lid, en 59a, zesde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.
1. De artikelen van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de dag waarop deze op grond van artikel 2.10, vervallen, blijven van toepassing op de persoon, instelling of organisatie die voor die dag in aanmerking is gebracht voor een instrument op grond van die wet of een aanvraag daartoe heeft ingediend, zolang dat instrument in dezelfde vorm wordt verstrekt.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het instrument waarvoor de persoon in aanmerking is gebracht:
a. op grond van het artikel van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering dat na inwerkingtreding van artikel 1.1, onderdeel JJ, in de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt ingevoegd,
b. artikel 98b van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen,
c. artikel 76b van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten,
d. artikel 129 of 132 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, of
e. artikel 2.7,
wordt aangemerkt als instrument op grond van de desbetreffende wet.
3. In afwijking van het eerste lid, kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat de artikelen van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de dag waarop deze vervallen niet meer van toepassing zijn op de persoon, instelling of organisatie, bedoeld in het eerste lid.
1. Artikel 57 van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, blijven van toepassing op de persoon die voor die dag een aanvraag heeft ingediend of in aanmerking is gebracht voor een voorziening tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid, zolang die voorziening verkeert in de staat waarin de voorziening verkeerde op de dag voorafgaande aan de dag waarop artikel 75, eerste lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten vervalt als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 2.10.
2. Artikel 57a van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, blijven van toepassing op de persoon die voor de dag een aanvraag heeft ingediend of in aanmerking is gebracht voor vergoeding van kosten als bedoeld in dat artikel, zolang deze vergoeding niet daadwerkelijk geheel is verleend.
3. Na het vervallen van artikel 79, eerste lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 2.10, komen ten laste van het Reïntegratiefonds, genoemd in artikel 2.8:
a. de op grond van artikel 57 van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet toegekende voorzieningen, bedoeld in het eerste lid;
b. de op grond van artikel 57a van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet toegekende vergoedingen, bedoeld in het tweede lid.
4. Beschikkingen op grond van de artikelen 57 en 57a van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet worden na het vervallen van artikel 85, eerste lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 2.10, aangemerkt als beschikkingen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
5. Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op aanspraken als bedoeld in dit artikel.
Indien Nederland op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 43, onderdeel e, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen nog gebonden is aan het op 28 juni 1962 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende de gelijkheid van behandeling van eigen onderdanen en vreemdelingen met betrekking tot de sociale zekerheid (Verdrag Nr. 118, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zesenveertigste zitting, Tractatenblad 1962, 122 en Tractatenblad 1964, 23) wordt in artikel 2 van de Wet van 9 december 2004 houdende goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 28 juni 1962 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende de gelijkheid van behandeling van eigen onderdanen en vreemdelingen met betrekking tot de sociale zekerheid (Verdrag Nr. 118 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zesenveertigste zitting; Trb. 1962, 122 en Trb. 1964, 23), (Stb. 715) na de zinsnede «Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» ingevoegd:, 43, onderdeel e, en 45 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld op grond waarvan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, aan de persoon die een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten dan wel een werkhervattingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ontvangt, op aanvraag in plaats van bij die regeling vast te stellen reïntegratie-instrumenten als bedoeld hoofdstuk IIB van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, hoofdstuk 3A van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, hoofdstuk 2A van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en hoofdstuk 4, paragraaf 2, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, een subsidie verstrekt in de vorm van een op de arbeidsinschakeling gericht persoonsgebonden reïntegratiebudget. In deze regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de aard en de omvang van de activiteiten en de aan de subsidie te verbinden verplichtingen.
2. Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid treedt niet eerder in werking dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
3. Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid, aan beide kamers der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.
1. Het persoonsgebonden reïntegratiebudget dat op de dag voorafgaand aan de dag waarop artikel 33 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, op grond van artikel 2.10, vervalt op grond van de eerstgenoemde wet was toegekend, wordt voor de duur van het tijdvak waarvoor dat budget is toegekend, aangemerkt als een persoonsgebonden reïntegratiebudget als bedoeld in artikel 2.6, met dien verstande dat personen die met toepassing van artikel 77 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten geacht werden verzekerd te zijn voor de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen ook na het vervallen van artikel 77 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 2.10, voor de toepassing van artikel 2.6 met betrekking tot en voor de duur van het tijdvak van de subsidie geacht worden verzekerd te zijn voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.
2. De Experimentele regeling subsidieverstrekking arbeidsgehandicapten berust met ingang van de dag waarop artikel 33 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, op grond van artikel 2.10 vervalt, op artikel 2.6 van deze wet.
1. De middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van het Reïntegratiefonds worden verkregen uit:
a. bijdragen uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds, genoemd in artikel 112 van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Arbeidsongeschiktheidskas, genoemd in artikel 113 van die wet, het Algemeen Werkloosheidsfonds, genoemd in artikel 93 van die wet, en het Uitvoeringsfonds voor de overheid, genoemd in artikel 106 van die wet;
b. de gelden die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, ontvangt door terugvordering van onverschuldigd verstrekte of betaalde voorzieningen, kosten van voorzieningen, subsidies, loonsuppletie en inkomenssuppletie waar artikel 2.3 of 2.7 van deze wet, artikel 98b van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 76a van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of artikel 129 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen op van toepassing zijn.
2. Bij ministeriële regeling worden de bijdragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en de onderlinge verhouding tussen de ten laste van de verschillende fondsen en de kas komende bijdragen, bedoeld in dat onderdeel, vastgesteld. Bij deze regeling kan worden bepaald dat in de middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van het Reïntegratiefonds mede wordt voorzien door het Rijk en kunnen regels worden gesteld in verband met de besteding van die rijksbijdrage.
1. Ten laste van het Reïntegratiefonds komen de door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, verstrekte of toegekende:
a. subsidies, bedoeld in de artikelen 16, 30, 33 en 33a van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten of overeenkomsten bedoeld in artikel 33 dan wel 33a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten zoals die artikelen luidden op de dag voor het vervallen van die artikelen als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 2.10;
b. voorzieningen, bedoeld in artikel 22 en 31 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten zoals die artikelen luidden op de dag voor het vervallen van die artikelen als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 2.10;
c. toelagen, bedoeld in artikel 28 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten zoals dat artikel luidde op de dag voor het vervallen van dat artikel als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 2.10, alsmede de op grond van enige wet over deze toelagen verschuldigde premies die niet op deze toelagen in mindering kunnen worden gebracht;
d. inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten zoals dat artikel luidde op de dag voor het vervallen van dat artikel als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 2.10, alsmede de op grond van enige wet over deze suppletie verschuldigde premies die niet op deze suppletie in mindering kunnen worden gebracht;
e. loonsuppletie, bedoeld in artikel 32 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten zoals dat artikel luidde op de dag voor het vervallen van dat artikel als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 2.10, alsmede de op grond van enige wet over deze suppletie verschuldigde premies die niet op deze suppletie in mindering kunnen worden gebracht;
f. uitkeringen, bedoeld in artikel 29b van de Ziektewet zoals dat artikel luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel 1.4, onderdeel G, waardoor dat artikel 29b wijzigt, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht;
doch voor de duur en hoogte van die verstrekking of toekenning.
2. Tevens ten laste van het Reïntegratiefonds komen:
a. de reïntegratie-instrumenten die op grond van hoofdstuk IIB van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, hoofdstuk 3A van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, of hoofdstuk 4, paragraaf 2, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen na de dag van inwerkingtreding van artikel 2.10 van deze wet en voor de dag van inwerkingtreding van artikel 115 van de Wet financiering sociale verzekeringen zijn verstrekt;
b. het ziekengeld dat op grond van artikel 29b van de Ziektewet na de dag van inwerkingtreding van artikel 2.10 van deze wet en voor de dag van inwerkingtreding van artikel 115 van de Wet financiering sociale verzekeringen is verstrekt; en
c. vergoedingen aan gemeenten die worden overeengekomen ter uitvoering van artikel 30, vijfde lid, onderdeel a, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels met betrekking tot het eerste en tweede lid worden gesteld.
De Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten wordt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip ingetrokken, waarbij het tijdstip waarop de verschillende artikelen of onderdelen daarvan vervallen, verschillend kan worden vastgesteld.
Tot het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 23 van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen wordt in het in artikel 1.4, onderdeel X, voorgestelde artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet «het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen» gelezen: het maximum dagloon, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 september 2004 ingediende voorstel van wet tot regeling van sociale verzekering voor geneeskundige zorg ten behoeve van de gehele bevolking (Zorgverzekeringswet) (Kamerstukken II 2003/04, 29 763, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt wordt de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen als volgt gewijzigd:
In artikel 53 wordt «ten laste van een verzekering inzake ziektekosten» vervangen door: ten laste van een zorgverzekering of een verzekering inzake ziektekosten.
In artikel 61 vervalt het achtste lid, onder vernummering van het negende en tiende lid tot het achtste en negende lid.
In artikel 63 wordt «ten laste van een verzekering inzake ziektekosten» vervangen door: ten laste van een zorgverzekering of een verzekering inzake ziektekosten.
Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. Indien de persoon aan wie een uitkering op grond van deze wet is toegekend, aanspraak heeft op verstrekking of vergoeding van zorg als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en op grond van die wet een bijdrage voor die zorg verschuldigd is, is het UWV bevoegd de uitkering tot het bedrag van die bijdrage in plaats van aan degene aan wie de uitkering is toegekend, zonder diens machtiging uit te betalen aan het College voor zorgverzekeringen, genoemd in artikel 58, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet.
2. In het derde lid vervalt: , genoemd in artikel 1a van de Ziekenfondswet.
In de artikelen 72, tweede lid, 83, tweede en derde lid, en 84, tweede en vierde lid wordt na «gebracht» telkens ingevoegd: en de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, over deze uitkering.
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 september 2004 ingediende voorstel van wet tot regeling van sociale verzekering voor geneeskundige zorg ten behoeve van de gehele bevolking (Zorgverzekeringswet) (Kamerstukken II 2003/04, 29 763, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt wordt in artikel 61, tweede lid, van de Ziektewet zoals dat door middel van artikel 1.4, onderdeel R, onder 2, wordt toegevoegd, na «gebracht» ingevoegd: en de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet.
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 september 2004 ingediende voorstel van wet tot regeling van sociale verzekering voor geneeskundige zorg ten behoeve van de gehele bevolking (Zorgverzekeringswet) (Kamerstukken II 2003/04, 29 763, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt wordt de Wet financiering sociale verzekeringen, zoals deze komt te luiden na de inwerkingtreding van deze wet als volgt gewijzigd:
In de artikelen 56, tweede lid, 122b, zesde, zevende en achtste lid, wordt na «verschuldigde premies» ingevoegd: en de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet,.
Artikel 117b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «verschuldigde premies» ingevoegd: en de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet,.
2. In het derde lid, onderdeel e, wordt na «verschuldigd zijn» ingevoegd: en de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet,.
Nadat de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten in werking is getreden, komt artikel 34, vijfde lid, onderdeel c, als volgt te luiden:
c. bestaan uit een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten dan wel een uitkering die naar aard en strekking daarmee overeenkomt.
Indien het bij koninklijke boodschap van 27 april 2005 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang, de Huursubsidiewet en enige andere wetten (Kamerstukken II 2004/05, 30 097, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt wordt in artikel 1.22, onderdelen B en H, «tegemoetkoming» telkens vervangen door: kinderopvangtoeslag.
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 september 2004 ingediende voorstel van wet tot regeling van sociale verzekering voor geneeskundige zorg ten behoeve van de gehele bevolking (Zorgverzekeringswet) (Kamerstukken II 2003/04, 29 763, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt wordt in artikel 2.9, eerste lid, onderdelen c, d, e en f, na «gebracht» ingevoegd: en de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet.
Het bij koninklijke boodschap van 23 mei 2005 ingediende voorstel van wet tot invoering van de Zorgverzekeringswet en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet) (Kamerstukken II 2004/05, 30 124, nr. 2) wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3.8.1, onderdeel F, wordt «artikel 35, derde lid, onderdeel e, onder 7°» vervangen door: artikel 35, derde lid, onderdeel e, onder 8°.
Artikel 3.8.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel F wordt «artikel 38» vervangen door: artikel 38a.
2. In onderdeel N, onder 2, wordt «onderdeel h» vervangen door «onderdeel i» en wordt de aanduiding «h.» vervangen door: h.
In het in artikel 3.8.18, onderdeel A, voorgestelde onderdeel l wordt na «Ziektewet» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft tot taak te bevorderen dat belemmeringen worden weggenomen die de ingezetene, bedoeld in artikel 3 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, vanwege ziekte of gebrek ondervindt bij het volgen van onderwijs, indien het een persoon betreft die:
a. jonger is dan 17 jaar;
b. studerende is als bedoeld in artikel 5 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
c. jonger is dan 30 jaar en uitsluitend vanwege zijn ziekte of gebrek niet kan worden aangemerkt als studerende als bedoeld in artikel 5 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan op aanvraag aan de persoon, bedoeld in het eerste lid, voorzieningen toekennen die hem in staat stellen onderwijs te volgen.
3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan op aanvraag aan de persoon, bedoeld in het eerste lid, vervoersvoorzieningen toekennen die strekken tot verbetering van zijn leefomstandigheden en die deel uitmaken van danwel rechtstreeks samenhangen met voorzieningen als bedoeld in het tweede lid.
4. Onder voorzieningen als bedoeld in het tweede lid wordt niet verstaan financiering van of tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang.
5. Toekenningen van voorzieningen als bedoeld in het tweede lid komen ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten.
6. De artikelen 16, 33, 55, 56, 57, 58, 59 en 62 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten zijn van overeenkomstige toepassing op de toekenning van voorzieningen als bedoeld in het tweede lid.
7. Beschikkingen op grond van artikel 11 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten worden na de inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als beschikkingen op grond van deze wet.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.
Indien het bij koninklijke boodschap van 27 april 2005 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang, de Huursubsidiewet en enige andere wetten (Kamerstukken II 2004/05, 30 097, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt wordt in artikel 2.17, vierde lid, «tegemoetkoming» vervangen door: kinderopvangtoeslag.
Bij ministeriële regeling kunnen met het oog op een goede invoering en werking van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen regels worden gesteld, waarbij zo nodig kan worden afgeweken van de genoemde wet, deze wet en in overeenstemming met Onze Minister van Financiën van de Wet financiering sociale verzekeringen.
Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad brengt Onze Minister de aanhalingen van de artikelen, paragrafen, afdelingen en hoofdstukken van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen die voorkomen in deze wet in overeenstemming met de op grond van artikel 140 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen vastgestelde nummering van die wet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus
Uitgegeven de tweeëntwintigste november 2005
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2005-573.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.