Besluit van 8 oktober 2005, houdende verhoging van grenzen voor waarborgen van gouden en zilveren voorwerpen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 12 juli 2005, nr. WJZ 5038237;

Gelet op artikel 5, derde lid, van de Waarborgwet 1986;

De Raad van State gehoord (advies van 27 juli 2005, nr. W10.05.0344/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 7 oktober 2005, nr. WJZ 5048324;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De verplichting tot waarborging, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, geldt niet voor:

a. gouden werken, waarvan de totale massa aan goud minder dan 1 gram bedraagt;

b. zilveren werken, waarvan de totale massa aan zilver minder dan 8 gram bedraagt.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 8 oktober 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip

Uitgegeven de zevenentwintigste oktober 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding

Het kabinet Balkenende II heeft zich ten doel gesteld de administratieve lasten voor het bedrijfsleven met 25% te verminderen. Daartoe is in april 2004 het kabinetsplan aanpak administratieve lasten aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden, waarin de hoofdlijnen worden geschetst van de acties die worden ondernomen om deze doelstelling te realiseren.1 Voor het Ministerie van Economische Zaken zijn deze acties nader uitgewerkt in een overzicht met reductievoorstellen dat is opgesteld door een Gemengde Commissie onder voorzitterschap van de heer Hans Smits.2 Eén van deze voorstellen behelst de verhoging van de keuringsdrempels van gouden en zilveren voorwerpen op grond van de Waarborgwet 1986 (hierna: de Waarborgwet). Bij brief van 11 juni 2004 is dit voorstel, op verzoek van de Tweede Kamer, nader toegelicht.3

Dit besluit voorziet in de voorgestelde verhoging van de gewichtsgrenzen voor de verplichte keuring van gouden en zilveren voorwerpen.

2. Doel van het besluit

Op grond van artikel 5 van de Waarborgwet dienen alle platina, gouden en zilveren werken vanaf een bepaalde gewichtsdrempel gekeurd en voorzien te worden van bepaalde stempelmerken, indien zij in Nederland worden vervaardigd, worden ingevoerd of uit het bezit van anderen dan ondernemers in de handel worden gebracht. Dit systeem dient ertoe de consument te beschermen tegen het kopen van werken met een lager gehalte aan edelmetaal dan wordt beweerd. Het keuren en stempelen wordt uitgevoerd door twee door de Minister van Economische Zaken aangewezen onafhankelijke waarborginstellingen.

Het ter keuring aanbieden van voorwerpen brengt aanzienlijke kosten mee voor ondernemers in de edelmetalenbranche. Naast de kosten voor het invullen van formulieren en verzend- en verzekeringskosten, zijn er de tarieven die de waarborginstellingen in rekening brengen voor de door hen verleende diensten. Het onderzoeksbureau EIM heeft het totaal aan administratieve lasten op basis van de Waarborgwet voor het jaar 2002 becijferd op circa € 5,4 miljoen.4

De zwaarte van het instrument van de verplichte onafhankelijke keuring staat naar mijn mening – met name voor zilver – niet langer in een juiste verhouding tot het doel van de consumentenbescherming. De keuringskosten van een gram zilver bedragen namelijk circa 6 eurocent, terwijl de grondstofkosten ongeveer 15 eurocent bedragen.

Gelet op het bovenstaande is besloten de gewichtsgrenzen waarboven gouden en zilveren voorwerpen verplicht gewaarborgd dienen te worden, te verhogen. Bij de voorbereiding van dit besluit zijn verschillende alternatieven bekeken waarbij per alternatief de omvang van de mogelijke lastenreductie voor het bedrijfsleven in kaart is gebracht.

Uiteindelijk is gekozen om voor de hoogte van de nieuwe keuringsdrempels aansluiting te zoeken bij de drempels zoals die worden gehanteerd in het Verenigd Koninkrijk, een traditioneel vooraanstaand waarborgland.

Hierbij wordt een aanzienlijke vermindering van lasten voor het bedrijfsleven bereikt terwijl de consumentenbescherming die voorvloeit uit het systeem van de Waarborgwet in stand blijft voor de meer waardevolle voorwerpen.

Dit besluit voorziet in de verhoging van de keuringsdrempel voor zilveren voorwerpen van 1 naar 8 gram en voor gouden voorwerpen van 0,5 naar 1 gram. Gezien de lage grondstofwaarde van (met name) zilver is het niet aannemelijk dat in Nederland als gevolg van deze maatregel veel nep-zilveren voorwerpen in omloop zullen komen.

De keuringsdrempel voor platina voorwerpen blijft ongewijzigd (op 0,5 gram, net als in het Verenigd Koninkrijk). Het aantal platina voorwerpen dat in Nederland ter keuring wordt aangeboden, is overigens beperkt.

Met deze verhoging van de keuringsdrempels kan naar schatting een reductie in administratieve lasten voor het bedrijfsleven worden bereikt van circa 55 %.5 Bij een totaal aan lasten van € 5,4 miljoen in 2002 komt dat neer op een besparing van ongeveer € 2,9 miljoen. Hiermee wordt de doelstelling van het kabinet om te komen tot een reductie van de lasten voor het bedrijfsleven op het gebied van de waarborging van edelmetalen werken ruimschoots gerealiseerd. Overigens heeft dit besluit geen gevolgen voor de administratieve lasten van burgers.

Het ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Dit heeft hierover een positief advies uitgebracht.

3. Situatie in omringende Europese landen

Bij het vaststellen van nieuwe gewichtsdrempels is ook gekeken naar de situatie in de ons omringende landen. Er bestaat binnen de Europese Unie geen geharmoniseerd systeem voor het waarborgen van edelmetalen voorwerpen. Bepaalde landen, zoals Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Portugal en Nederland kennen het systeem van verplichte voorafgaande keuring door een onafhankelijke waarborginstelling. Andere landen, zoals Duitsland, Italië en Griekenland, laten het waarborgen over aan de producenten zelf. In weer andere landen, zoals Denemarken en Finland, bestaat een vrijwillig systeem. Overigens voorziet artikel 5a van de Waarborgwet in een wederzijdse erkenningsclausule: indien bepaalde werken al zijn gekeurd door een onafhankelijke waarborginstelling in een lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, behoeven deze werken in Nederland niet opnieuw te worden gekeurd.

Niet alleen in de organisatie van het waarborgsysteem, maar ook ten aanzien van de hoogte van de keuringsdrempels bestaan grote verschillen tussen de Europese landen. In de bijlage bij de voornoemde brief aan de Tweede Kamer van 11 juni 2004 wordt daarvan een overzicht gegeven.6 In het algemeen kan echter gesteld worden dat het Europese beeld tendeert naar hogere keuringsdrempels dan tot voorheen in Nederland golden, met name voor zilveren voorwerpen. Met het verhogen van de keuringsdrempels voor zilveren en gouden werken naar de hoogtes zoals die in het Verenigd Koninkrijk worden gehanteerd, sluit Nederland hier beter bij aan.

4. Bedrijfseffecten

Het beoogde effect van het verhogen van de keuringsdrempels is dat producenten (edelsmeden), importeurs, (groot)handelaren en detaillisten minder voorwerpen verplicht ter keuring hoeven aan te bieden bij de waarborginstellingen en op die manier kosten kunnen besparen. Deze kostenbesparingen kunnen vervolgens worden doorgegeven aan de consument. Er zijn in Nederland meer dan 3000 detaillisten die edelmetalen voorwerpen verkopen en enige honderden edelsmeden, importeurs en groothandelaren.

Hier staat tegenover dat de twee waarborginstellingen door deze maatregel minder omzet behalen. De conjuncturele situatie alsmede de toegenomen concurrentie hebben deze instellingen reeds ertoe gebracht, de organisatie op efficiëntie te bezien. Naar verwachting kunnen zij de omzetdaling in de reguliere bedrijfsvoering opvangen. De waarborginstellingen kunnen het verlies aan omzet niet eenvoudig compenseren door hun tarieven te verhogen, aangezien voor een dergelijke verhoging ministeriële goedkeuring is vereist.

5. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Verispect B.V. is belast met het toezicht op de naleving van de Waarborgwet en de opsporing van krachtens of bij de Waarborgwet strafbaar gestelde feiten. Verispect bezoekt daartoe detaillisten, veilingen en groothandels. Aangezien dit besluit tot minder verplichte keuringen van edelmetalen leidt, zijn er geen problemen te verwachten op het gebied van de naleving of de aanwezige toezichtscapaciteit.

6. Notificatie

De verplichting tot het waarborgen van edelmetalen is aan te merken als een technisch voorschrift in de zin van Richtlijn 1998/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Ook een verlichting van deze verplichting, zoals door dit besluit wordt gerealiseerd, dient te worden genotificeerd. Het ontwerp-besluit is daartoe op 16 juni 2005 aan bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen voorgelegd. Naar aanleiding van deze notificatie zijn geen opmerkingen van de Commissie noch van andere lidstaten ontvangen.

II. Artikelen

Artikel 1

Dit artikel behelst de kern van het besluit. Artikel 5, derde lid, van de Waarborgwet biedt de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur de gewichtsgrenzen waarboven het waarborgen van edelmetalen werken verplicht is, te verhogen. Artikel 1 van het besluit voorziet daarin.

Artikel 2

Er is voor gekozen dit besluit niet onmiddellijk in werking te laten treden, zodat zowel aanbieders van edelmetalen werken als de waarborginstellingen zich kunnen voorbereiden op de gewijzigde situatie.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

XNoot
1

Zie Kamerstukken II 2003/04, 29 515, nr. 1.

XNoot
2

Zie Kamerstukken II 2003/04, 29 515, nr. 7.

XNoot
3

Zie Kamerstukken II 2003/04, 29 515, nr. 13; zie tevens mijn brief aan de Tweede Kamer van 30 augustus 2004 waarin het beleidsvoornemen nogmaals is beargumenteerd naar aanleiding van schriftelijke opmerkingen van de Federatie Goud en Zilver (te vinden op: www.minez.nl / documenten / kamerbrieven / kamerbrieven 2004 / augustus).

XNoot
4

Zie rapportage Meer ondernemerschap met minder regels, Gemengde Commissie ALLEZ, december 2003, p. 8, (te vinden op: www.minez.nl / documenten / kamerbrieven / kamerbrieven 2004 / april).

XNoot
5

Cijfer afkomstig van Federatie Goud en Zilver en WaarborgHolland.

XNoot
6

Zie voetnoot 3.

Naar boven