Wet van 20 januari 2005, houdende wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet verontreiniging zeewater en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de instelling van de Nederlandse exclusieve economische zone en enkele andere onderwerpen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de instelling van de Nederlandse exclusieve economische zone wenselijk is om de rechtsmacht van Nederland met betrekking tot verboden lozingen in zee van schadelijke stoffen vanaf buitenlandse schepen uit te breiden, dat het tevens wenselijk is om rijksvaartuigen onder de werkingssfeer van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen te brengen, en dat het voorts wenselijk is om de hoofdzaken van het stelsel van certificaten die op grond van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen vereist zijn, en enkele andere onderwerpen in de wet te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet voorkoming verontreiniging door schepen wordt als volgt gewijzigd:

A

Vervallen

B

De artikelen 2 en 3 komen te luiden:

Artikel 2

Deze wet is van toepassing op Nederlandse en, in de gevallen bij of krachtens deze wet bepaald, buitenlandse schepen.

Artikel 3

Deze wet is niet van toepassing op:

a. oorlogsschepen, marinehulpschepen en andere schepen die in gebruik zijn voor de uitvoering van de militaire taak, ongeacht hun nationaliteit;

b. schepen in eigendom of beheer bij een vreemde staat, niet zijnde schepen als bedoeld in onderdeel a, gedurende de tijd dat zij uitsluitend worden gebruikt voor andere dan handelsdoeleinden.

C

Artikel 5, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Het eerste lid is ook van toepassing op buitenlandse schepen:

    a. in de Nederlandse territoriale zee of, voorzover het in dat lid bedoelde verbod betrekking heeft op de voorschriften van het Verdrag of voorzover met dat verbod toepassing wordt gegeven aan artikel 220 van het VN-Zeerechtverdrag, in de Nederlandse exclusieve economische zone;

    b. in de territoriale zee of de exclusieve economische zone van een vreemde staat dan wel op volle zee, voorzover het in dat lid bedoelde verbod betrekking heeft op de voorschriften van het Verdrag of voorzover met dat verbod toepassing wordt gegeven aan artikel 218 van het VN-Zeerechtverdrag.

D

Artikel 8 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:

Artikel 8

  • 1. De inspecteur-generaal geeft aan een schip, behorende tot een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie schepen, een certificaat af, indien na onderzoek blijkt dat het schip voldoet aan de krachtens artikel 7 gestelde eisen. In bijzondere gevallen kan de inspecteur-generaal de bevoegde autoriteit van een staat die partij is bij het Verdrag, verzoeken een certificaat af te geven.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:

    a. de onderzoeken waaraan schepen zijn onderworpen ter verkrijging van een certificaat of tijdens de geldigheidsduur daarvan, alsmede de inhoud van die onderzoeken en de wijze waarop zij worden verricht;

    b. de aanvraag voor het verkrijgen van een certificaat en de daarbij over te leggen bescheiden;

    c. de geldigheid van het certificaat en de verlenging van de geldigheidsduur daarvan.

  • 3. De ambtenaren van de divisie Scheepvaart zijn belast met het verrichten van onderzoeken als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a. Deze onderzoeken kunnen tevens geheel of ten dele worden verricht door daartoe door Onze Minister aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen of in bijzondere gevallen, op verzoek van de inspecteur-generaal, door de bevoegde autoriteit van een staat die partij is bij het Verdrag.

  • 4. Aan een aanwijzing als bedoeld in het derde lid kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot modellen van certificaten, alsmede nadere regels met betrekking tot de aanwijzing van natuurlijke personen of rechtspersonen krachtens het derde lid.

Artikel 8a

De inspecteur-generaal kan, op verzoek van de bevoegde autoriteit van een staat die partij is bij het Verdrag, een certificaat afgeven aan een buitenlands schip of dat schip aan een ter verkrijging van een certificaat vereist onderzoek onderwerpen.

DA

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

  • 1. Een certificaat vervalt, indien:

    a. het schip ophoudt te behoren tot de categorie schepen waaraan een dergelijk certificaat wordt verstrekt;

    b. het schip wordt verbouwd of in de inrichting of de uitrusting van het schip ingrijpende wijzigingen worden aangebracht;

    c. het schip een buitenlands schip wordt;

    d. het tijdvak waarvoor het certificaat geldt, is verstreken;

    e. de tijdens de geldigheidsduur van het certificaat verplicht gestelde onderzoeken niet of niet tijdig hebben plaatsgevonden, behoudens in bij algemene maatregel van bestuur omschreven bijzondere gevallen;

    f. het schip van naam verandert of een ander letterteken of nummer krijgt, in welk geval op aanvraag een nieuw certificaat wordt afgegeven voor het nog niet verstreken gedeelte van het tijdvak waarvoor het vervallen certificaat zou hebben gegolden.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat certificaten in bij die maatregel te bepalen gevallen bovendien vervallen, wanneer het schip aan zijn oorspronkelijke bestemming wordt onttrokken.

  • 3. De inspecteur-generaal kan een certificaat intrekken, wanneer blijkt dat de bouw, de inrichting of de uitrusting van het schip in belangrijke mate afwijkt van de gegevens van het certificaat.

  • 4. De exploitant zendt een vervallen of ingetrokken certificaat zo spoedig mogelijk aan de inspecteur-generaal.

DB

Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel d door een punt, vervalt artikel 10a, onderdeel e.

E

Vervallen

F

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

  • 1. De kapitein van een schip dat is betrokken bij een voorval, of bij een gebeurtenis waarbij gevaarlijke stoffen als bedoeld in hoofdstuk VII van het SOLAS-verdrag of andere bij ministeriële regeling aan te wijzen stoffen vrijkomen, meldt dat voorval of die gebeurtenis onverwijld aan de bevoegde autoriteit van de dichtstbijzijnde kuststaat.

  • 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet indien het uitsluitend een lozing in zee betreft overeenkomstig de regels waaronder lozingen in zee zijn toegestaan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5, eerste lid, tenzij het een lozing betreft die het gevolg is van schade aan het schip of aan de uitrusting of die noodzakelijk is om de veiligheid van het schip zeker te stellen of mensenlevens op zee te redden.

  • 3. De kapitein voldoet onverwijld aan verzoeken van de bevoegde autoriteit tot het verstrekken van informatie over voorvallen of gebeurtenissen als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Indien het schip verlaten is of indien de in het eerste lid bedoelde melding of de in het derde lid bedoelde informatie onvolledig of niet verkrijgbaar is, rust een gelijke verplichting als bedoeld in het eerste en derde lid, op de exploitant van het schip.

  • 5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de inhoud van de melding, bedoeld in het eerste lid, en de informatie, bedoeld in het derde lid, alsmede met betrekking tot de bevoegde autoriteit aan welke en de wijze waarop moet worden gemeld indien Nederland de dichtstbijzijnde kuststaat is.

  • 6. Dit artikel is van toepassing op buitenlandse schepen, indien het voorval of de gebeurtenis zich voordoet in de Nederlandse territoriale zee of de Nederlandse exclusieve economische zone.

G

Artikel 13a, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Alvorens schadelijke stoffen, of gevaarlijke stoffen als bedoeld in hoofdstuk VII van het SOLAS-verdrag, aan een schip worden aangeboden voor vervoer of aan boord worden genomen van een schip, verstrekt degene die deze stoffen aanbiedt aan de kapitein, de exploitant of de agent van het schip een aangifte met de correcte technische benamingen van de stoffen, de identificatienummers van de Verenigde Naties voorzover van toepassing, de gevarenklasse waartoe, voorzover van toepassing, de stoffen ingevolge hoofdstuk VII van het SOLAS-verdrag behoren, de hoeveelheden van die stoffen en, wanneer zij in transporttanks of vrachtcontainers worden vervoerd, de identificatiemerktekens daarvan.

H

De tweede volzin van artikel 14, eerste lid, komt te luiden: Zij oefenen ten aanzien van Nederlandse schepen hun taak overal ter wereld uit.

I

Na artikel 15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16

De toezichthouder neemt bij het toezicht op de naleving van artikel 5, derde lid, de artikelen 218 en 220 en afdeling 7 van Deel XII van het VN-Zeerechtverdrag in acht.

J

De artikelen 17 en 19 vervallen.

K

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt, onder verlettering van de onderdelen d tot en met h tot de onderdelen e tot en met i, een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. indien aan boord van het schip niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 10, eerste lid, gestelde regels;.

2. In het tweede lid wordt «onderdelen d, e, f en h» vervangen door: onderdelen e, f, g en i.

L

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22

  • 1. In afwijking van artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de bekendmaking van een besluit tot aanhouding door uitreiking van dit besluit aan de kapitein.

  • 2. Indien uitreiking aan de kapitein niet mogelijk is, geschiedt de bekendmaking van een besluit tot aanhouding door uitreiking van dit besluit aan de naar het oordeel van de ambtenaar van de divisie Scheepvaart daarvoor meest gerede persoon, zo spoedig mogelijk gevolgd door kennisgeving van het besluit aan de kapitein.

  • 3. De ambtenaar van de divisie Scheepvaart stelt de havenbeheerder en de naar zijn oordeel daarvoor in aanmerking komende diensten onverwijld in kennis van de aanhouding en van de omstandigheden die tot de aanhouding hebben geleid.

M

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Op de opheffing van een aanhouding is artikel 22 van overeenkomstige toepassing.

2. Het derde lid vervalt.

N

Het opschrift van paragraaf 1 van hoofdstuk V komt te luiden: § 1. Beroep .

O

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «beslissingen» vervangen door: besluiten.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Artikel 6:5, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op beroepschriften in de Engelse taal.

3. In het derde lid wordt «beslissing» vervangen door: besluit.

4. In het vijfde lid wordt «de beslissing» vervangen door: het besluit.

P

In artikel 34 vervalt de aanduiding «1.».

PA

Het opschrift van Hoofdstuk V, paragraaf 4, komt te luiden:

Paragraaf 4. Ontheffing en vrijstelling

PB

Artikel 35a, vierde en vijfde lid, vervalt en het zesde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

PC

Het opschrift van hoofdstuk VI komt te luiden:

HOOFDSTUK VI

STRAF- EN VERBODSBEPALINGEN EN BORGSOM

Q

Artikel 36 wordt voor artikel 36a geplaatst en komt te luiden:

Artikel 36

  • 1. De Nederlandse strafwet is, met inachtneming van de artikelen 218 en 220 en afdeling 7 van Deel XII van het VN-Zeerechtverdrag en onverminderd het recht van andere staten om overeenkomstig het VN-Zeerechtverdrag of het Verdrag tot rechtsvervolging over te gaan, toepasselijk op ieder die zich buiten Nederland schuldig maakt aan overtreding van de bij of krachtens artikel 5 gestelde regels.

  • 2. De Nederlandse strafwet is van toepassing op ieder die zich in de Nederlandse exclusieve economische zone schuldig maakt aan overtreding van de bij of krachtens artikel 12 gestelde regels.

QA

In artikel 36a, derde lid, wordt «regels worden gesteld» vervangen door: worden gesteld.

R

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1 Bij vermoeden van overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens de artikelen 5, eerste lid, 6, tweede lid, 10, eerste lid, onderdelen b en d, 11, eerste en derde lid, 12, eerste en tweede lid, 12a, eerste, tweede, derde en vierde lid, 12b, eerste lid, 12c, eerste lid, 12d, eerste lid, 13, 16, 17, 23, eerste en tweede lid, 35, derde lid, 35a, derde lid, en 36a, eerste lid, kan aan de kapitein bevel worden gegeven dat hij zich begeeft naar een Nederlandse haven of dat het schip een Nederlandse haven of een Nederlands binnenwater niet zal verlaten dan nadat op een bij dat bevel aan te wijzen plaats een daarbij te bepalen geldsom is gestort, waarop een terzake van dat strafbare feit op te leggen geldboete zal kunnen worden verhaald. Het bevel wordt zonodig met behulp van de sterke arm gehandhaafd.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het eerste lid is ook van toepassing op buitenlandse schepen, voorzover de in dat lid bedoelde voorschriften zich mede richten tot buitenlandse schepen.

S

Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties die betrekking hebben op de voorkoming van verontreiniging door schepen, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in deze wet geregelde onderwerpen.

T

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «Ons».

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Voorzover een algemene maatregel van bestuur bepalingen bevat krachtens de artikelen 1, onderdeel h, 5, 6 of 6a, wordt de voordracht ten aanzien van die bepalingen gedaan door Onze Minister, mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

U

Artikel 40 komt te luiden:

Artikel 40

  • 1. De kosten die samenhangen met de behandeling van de aanvraag en de afgifte van certificaten, ontheffingen als bedoeld in artikel 35a en de overige documenten die bij of krachtens deze wet worden afgegeven, alsmede duplicaten en gewaarmerkte afschriften van deze documenten, alsmede de kosten van onderzoeken en andere werkzaamheden ten behoeve van schepen voorzover verricht door ambtenaren van de divisie Scheepvaart, worden ten laste gebracht van de aanvrager van het document.

  • 2. De tarieven ter vergoeding van de kosten worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

  • 3. In de regeling, bedoeld in het tweede lid, kan worden bepaald dat de vergoeding van kosten voorafgaand aan de behandeling van de aanvraag en de afgifte van certificaten, ontheffingen als bedoeld in artikel 35a en de overige documenten die bij of krachtens deze wet worden afgegeven, alsmede duplicaten en gewaarmerkte afschriften van deze documenten, of in termijnen wordt betaald.

V

Vervallen

ARTIKEL II

De Wet verontreiniging zeewater wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

het VN-Zeerechtverdrag: het op 10 december 1982 te Montego-Bay totstandgekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Trb. 1983, 83).

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

  • 1. Onverminderd het recht van andere staten om overeenkomstig het VN-Zeerechtverdrag tot rechtsvervolging over te gaan, is de Nederlandse strafwet toepasselijk op ieder die zich in of boven de Nederlandse exclusieve economische zone schuldig maakt aan overtreding van de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze wet.

  • 2. Bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten als bedoeld in het eerste lid wordt afdeling 7 van Deel XII van het VN-Zeerechtverdrag in acht genomen.

C

Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13

De toezichthouder neemt bij het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde afdeling 7 van Deel XII van het VN-Zeerechtverdrag in acht.

ARTIKEL III

De Scheepvaartverkeerswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «in scheepvaartroutes in volle zee voor de Nederlandse kust» vervangen door: voor de Nederlandse kust buiten de Nederlandse territoriale zee.

2. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Voorzover daarbij uitvoering wordt gegeven aan artikel 211, zesde lid, van het op 10 december 1982 te Montego-Bay totstandgekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Trb. 1983, 83), geschiedt zulks met inachtneming van de voorschriften, genoemd in dat verdrag.

B

In artikel 31, achtste lid, vervalt de zinsnede «, begaan in een in die regels aangewezen scheepvaartroute in volle zee voor de Nederlandse kust,».

ARTIKEL IV

De Wet op de economische delicten wordt gewijzigd als volgt:

1. In artikel 1a, onder 1°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet voorkoming verontreiniging door schepen «23, tweede en vierde lid,» vervangen door: 23, eerste, tweede en vierde lid,.

2. In artikel 1a, onder 2°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet voorkoming verontreiniging door schepen «10, vierde lid,» vervangen door: 10, derde lid.

ARTIKEL V

  • 1. Na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet berust:

    a. de regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 3 februari 1997, nr. DGSM/J-97000025, houdende vaststelling model Internationaal certificaat van voorkoming van verontreiniging door olie en Internationaal certificaat van voorkoming van verontreiniging voor het vervoer van schadelijke vloeistoffen in bulk (Stcrt. 1997, 28) op artikel 8, vijfde lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen;

    b. de Regeling BCH-Code, voorzover deze berustte op artikel 8, tweede lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, op artikel 8, vijfde lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen;

    c. de Regeling IBC-Code, voorzover deze berustte op artikel 8, tweede lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, op artikel 8, vijfde lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen.

  • 2. Na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel DA, van deze wet berust:

    a. het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen mede op artikel 9, eerste lid, onderdeel e, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen;

    b. het Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen mede op artikel 9, eerste lid, onderdeel e, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen.

ARTIKEL VI

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

's-Gravenhage, 20 januari 2005

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de achtste februari 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Kamerstuk 28 984

Naar boven