Besluit van 27 januari 2005, houdende nadere regels over de beroepsvereisten
voor het beroep advocaat
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der
Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van
Justitie van 15 december 2004, nr. 5325866/04/6;
Gelet op de
artikelen 2, eerste lid, en 62, eerste
lid, van de Advocatenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 6
januari 2005, nr. W03.04.0627/I);
Gezien het nader rapport van Onze
Minister van Justitie van 20 januari 2005, nr. 5330212/05/6
;
Hebben goedgevonden
en verstaan:
Artikel 1
Het
afsluitend examen, bedoeld in de artikelen 2 en 62, telkens eerste lid,
onder a en b, van de Advocatenwet, omvat ten minste de volgende
vakken:
a. het privaatrecht, met inbegrip van het burgerlijk
procesrecht;
b. het strafrecht, met
inbegrip van het strafprocesrecht, en
c. één van de volgende drie
vakken:
1°. staatsrecht;
2°. bestuursrecht met inbegrip van het
administratief procesrecht, of
3°. belastingrecht.
Artikel 2
Dit besluit
treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.
Artikel 3
Dit besluit
wordt aangehaald als: Besluit beroepsvereisten
advocatuur.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 27
januari
2005
Beatrix
De
Minister van
Justitie,
J.
P. H. Donner
Uitgegeven de achtste februari 2005
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
Algemeen
In de Eerste
Kamer der Staten-Generaal is thans aanhangig het wetsvoorstel tot
wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de
bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs (Aanpassingswet
invoering bachelor-masterstructuur) (Kamerstukken I 2004/05,
28 925, A). In dit wetsvoorstel is een wijzigingsvoorstel van
zowel artikel 2 als 62 van de Advocatenwet opgenomen waarbij, kort
samengevat, wordt geregeld dat voor de toelating tot het beroep
advocaat respectievelijk procureur een afgeronde opleiding in het
wetenschappelijk onderwijs is vereist. Voorts is bepaald dat bij
algemene maatregel van bestuur de beroepsvereisten, ofwel vakken,
kunnen worden aangewezen die onderdeel moeten uitmaken van deze
opleiding (zie Kamerstukken II 2004/05, 28 925, nr. 27, p. 2).
Met dit voorstel wordt de systematiek van de regeling van de
beroepsvereisten van de juridische beroepen, zoals die van de notaris
en van de rechter, gelijk getrokken. Opdat er geen wijziging komt in de
toelatingsvereisten tot het beroep advocaat, worden in de onderhavige
algemene maatregel van bestuur de vakken opgenomen die in de oude
artikelen 2 en 62 waren vermeld. Door de huidige regeling op deze wijze
te consolideren wordt niet vooruit gelopen op de uitkomsten van de
zogenaamde commissie Hoekstra. Deze commissie zal advies gaan
uitbrengen over onder meer de opleidingen die ten minste met goed
gevolg moeten zijn afgerond om voor toelating tot een juridisch beroep
in aanmerking te kunnen komen (zie Kamerstukken II 2004/05,
28 925, nr. 27, p. 12). Mede afhankelijk van de uitkomsten van
deze commissie, kan het onderhavige besluit worden
gewijzigd.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In
artikel 2 van de Advocatenwet zoals dat wordt gewijzigd in het bij de
Eerste Kamer der Staten-Generaal ingediende Aanpassingswetsvoorstel
invoering bachelor-masterstructuur, wordt geregeld aan welk
opleidingsniveau iemand moet voldoen om toegelaten te worden tot de
uitoefening van de advocatuur. In het artikel 1 van dit Besluit worden
de vakken genoemd die een onderdeel moeten uitmaken van de in artikel 2
voornoemd bedoelde opleidingen die met goed gevolg moeten zijn
afgerond. Daarmee worden de vroegere toelatings- en beroepsvereisten
geconsolideerd.
Het bovenstaande geldt in gelijke mate voor de
toelating tot het beroep procureur.
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner