Rijksbesluit van 23 september 2005, houdende wijziging van het Rijksbesluit Onderzoeksraad voor veiligheid met betrekking tot de hoogte van de vergoeding van de leden van de raad

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 augustus 2005, nr. 2005-163238, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Gelet op artikel 9 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 8 september 2005, nr. W04.05.0379/I/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 september 2005, nr. 2005-0000225064;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Rijksbesluit Onderzoeksraad voor veiligheid wordt in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, «17» vervangen door: 18.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 februari 2005.

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 23 september 2005

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Uitgegeven de elfde oktober 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit wijzigt de hoogte van de vergoeding van de leden van de Onderzoeksraad voor veiligheid. De vergoeding wordt bepaald op het bedrag overeenkomend met het maximumbedrag van schaal 18 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA). De vergoeding was bepaald op het maximumbedrag van schaal 17 BBRA.

De Onderzoeksraad voor de veiligheid is ingesteld bij de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid (wet van 2 december 2004, Stb. 677). In de toelichting bij de wet is onder meer gesteld dat met de instelling van de Onderzoeksraad een alle sectoren omspannende raad in het leven wordt geroepen met een breed takenpakket. De Onderzoeksraad komt in de plaats van de Raad voor de Transportveiligheid, de beoogde Ongevallenraad Defensie en Commissie Rampen en Calamiteiten.

In het Rijksbesluit Onderzoeksraad voor veiligheid (Stb. 2004, 679) is bij de totstandkoming van dat besluit de vergoeding van de leden van de Onderzoeksraad bepaald op het maximumbedrag van schaal 17 BBRA. In de toelichting bij dat besluit is voor de hoogte van de vergoeding verwezen naar de vergoeding van de leden van Raad voor de Transportveiligheid, die het maximumbedrag van schaal 17 BBRA ontvingen. Ten tijde van de totstandkoming van het rijksbesluit stond echter al vast dat de Onderzoeksraad de hiervoor bedoeld uitgebreide taak kreeg opgedragen, die meer omvat dan de taken van de Raad voor de Transportveiligheid.

Gezien de bredere taakstelling van de Onderzoeksraad is de vaststelling van de vergoeding op het maximumbedrag van schaal 17 BBRA met een verwijzing in het rijksbesluit naar de vergoeding van de leden van de Raad voor de Transportveiligheid, onjuist. Het kabinet is bij nader inzien van oordeel dat het takenpakket van de Onderzoeksraad en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheid een hogere vergoeding rechtvaardigt. Met dit besluit wordt daarom de vergoeding gesteld op het maximumbedrag van schaal 18 BBRA.

De Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid en het Rijksbesluit Onderzoeksraad voor veiligheid zijn op 1 februari 2005 in werking getreden. De leden van de raad zijn ook met ingang van die datum benoemd. De juiste vergoeding dient met ingang van die datum aan de leden te worden toegekend. Om die reden is aan het besluit terugwerkende kracht verleend tot en met 1 februari 2005.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven