Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2005, 47 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2005, 47 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is de TNO-wet te wijzigen in verband met deregulering en modernisering en om een aantal technische wijzigingen door te voeren en om de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek te wijzigen in verband met het tijdstip van vaststelling van het wetenschapsbudget en het herstel van een beroepsmogelijkheid;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De TNO-wet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 7, eerste lid, worden de woorden «vier andere leden» vervangen door: ten hoogste vier andere leden.
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «zeven andere leden» vervangen door: zes andere leden.
2. Het vierde lid vervalt.
In artikel 11, eerste lid, wordt de zinsnede «De leden van de raad van toezicht, met uitzondering van het lid bedoeld in artikel 10, vierde lid, worden benoemd voor een tijdvak van vijf jaren» vervangen door: De leden van de raad van toezicht worden benoemd voor een tijdvak van vijf jaren.
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Het reglement, bedoeld in het eerste lid, wordt toegezonden aan Onze minister.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De Organisatie kent instituten die, met uitzondering van de instituten van de hoofdgroep voor defensie-onderzoek, worden ingesteld en opgeheven door de raad van bestuur, onder goedkeuring van de raad van toezicht.
3. In het vierde lid wordt het woord «hoofdgroep» vervangen door: instituut.
Artikel 16 komt te luiden:
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Het strategisch plan houdt rekening met het door de overheid gevoerde beleid en met het wetenschapsbudget, als bedoeld in artikel 16a van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek.
Artikel 21 komt te luiden:
1. Aan de Organisatie wordt jaarlijks van rijkswege een subsidie verstrekt. De raad van bestuur dient hiertoe jaarlijks voor 1 april bij Onze minister een met redenen omklede aanvraag en begroting voor het daaropvolgende jaar in. Het onderdeel van deze aanvraag dat de hoofdgroep voor defensie-onderzoek betreft wordt vastgesteld door de raad voor defensie-onderzoek.
2. De begroting behelst een raming van de baten en lasten van de Organisatie en een raming van de inkomsten en uitgaven. In de begroting is een allocatie van middelen opgenomen die in overeenstemming is met het strategisch plan, bedoeld in artikel 19.
3. De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien. Uit de toelichting blijkt steeds welke begrotingsposten betrekking hebben op de uitoefening van de bij of krachtens de wet aan de Organisatie opgedragen taken dan wel op andere activiteiten.
4. Tenzij de activiteiten waarop de begroting betrekking heeft nog niet eerder werden verricht, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende jaar en de laatste jaarrekening, bedoeld in artikel 25. De aanvraag voor subsidie behoeft de instemming van de raad van toezicht, met uitzondering van het onderdeel dat de hoofdgroep voor defensie-onderzoek betreft.
5. Onze minister, in overeenstemming met Onze ministers van defensie, economische zaken en volksgezondheid, welzijn en sport en met het gevoelen van de raad van ministers, doet de raad van bestuur in de jaarlijkse beschikking tot subsidieverlening mededeling van de voor het volgende kalenderjaar ten laste van de rijksbegroting beschikbare bedragen en de verdeling daarvan over de daarvoor in aanmerking komende hoofdstukken van de rijksbegroting. Onze minister geeft daarbij aan welke verplichtingen bestaan aangaande de bestemming van deze bedragen.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de subsidieverstrekking en over de bij de aanvraag over te leggen bescheiden. De raad van bestuur zendt van de aanvraag en de daarbij te voegen bescheiden een afschrift aan Onze ministers wie het mede aangaat.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de vaststelling van bedragen, bedoeld in het vijfde lid.
Na artikel 21 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en de begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doet de raad van bestuur daarvan terstond mededeling aan Onze minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.
In artikel 25, eerste lid, wordt de eerste volzin vervangen door twee nieuwe volzinnen, luidende:
De raad van bestuur zendt jaarlijks voor 1 juli het jaarverslag en de jaarrekening over het voorafgaande kalenderjaar aan Onze minister. Het jaarverslag beschrijft de taakuitoefening en het gevoerde beleid en geeft aan in hoeverre de doelstellingen uit het strategisch plan, bedoeld in artikel 19, zijn verwezenlijkt.
Artikel 26 komt te luiden:
1. De jaarrekening, waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd van het financieel beheer en van de geleverde prestaties over het verstreken boekjaar, wordt ingericht zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de raad van toezicht aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Bij de aanwijzing van de accountant bedingt de raad van toezicht dat aan Onze minister desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.
3. De verklaring, bedoeld in het tweede lid, heeft mede betrekking op de rechtmatige inning en besteding van de middelen door de Organisatie.
4. De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de inrichting van de werkzaamheden van de Organisatie voldoen aan eisen van doelmatigheid.
5. Indien uitgaven zijn geschied in strijd met het bepaalde bij of krachtens de wet, dan wel indien werkzaamheden ten behoeve waarvan de subsidie, bedoeld in artikel 21, eerste lid, is verleend, niet behoorlijk zijn uitgevoerd of de subsidie ondoelmatig is aangewend, kan Onze minister bepalen dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de subsidie. Hij maakt dit binnen een jaar na de ontvangst van de jaarrekening bekend aan de raad van toezicht.
6. Ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde accountant is artikel 24, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
Na artikel 26 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Het opschrift van hoofdstuk 7 komt te luiden: Goedkeuring, schorsing, vernietiging en taakverwaarlozingsregeling.
In het eerste lid van artikel 27 worden de woorden «21, eerste lid,» vervangen door: 21, vierde lid,.
Na artikel 28 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien de raad van bestuur naar het oordeel van Onze minister zijn taak ernstig verwaarloost, kan Onze minister de noodzakelijke voorzieningen treffen.
2. De voorzieningen worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, niet eerder getroffen dan nadat de raad van bestuur in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze minister te stellen termijn alsnog zijn taak naar behoren uit te voeren.
3. Onze minister stelt de beide Kamers der Staten-Generaal onverwijld in kennis van door hem getroffen voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.
De Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 17, eerste lid, komt te luiden:
1. Het wetenschapsbudget wordt vastgesteld uiterlijk vier jaar na het tijdstip van vaststelling van het vorige wetenschapsbudget. Na overleg met de beide Kamers der Staten-Generaal kan het wetenschapsbudget uiterlijk zes maanden na het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin, worden vastgesteld.
In hoofdstuk IV wordt voor artikel 31 een artikel 30 ingevoegd, luidende:
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. J. A. van der Hoeven
Uitgegeven de achtste februari 2005
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2005-47.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.