Besluit van 27 januari 2005, houdende regels ter uitvoering van de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties van 9 januari 2004, 0000019056;

Gelet op de artikelen 6, 7, 10, 13 en 16 van de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet;

De Raad van State gehoord (advies van 26 januari 2004, nr. W04.04.0017/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties van 21 januari 2005, nr. 2005-0000001505;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. referendum: raadplegend referendum, bedoeld in artikel 2 van de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet;

b. verdrag: verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa.

HOOFDSTUK 2. REGISTRATIE VAN KIESGERECHTIGDHEID VAN NEDERLANDERS DIE BUITEN NEDERLAND WONEN

Artikel 2

Ten aanzien van de verkrijgbaarheid van de registratieformulieren voor Nederlanders die hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, is artikel D 2 van het Kiesbesluit van toepassing.

Artikel 3

Ten aanzien van de registratie van de kiesgerechtigdheid van Nederlanders die hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, zijn de artikelen D 3 tot en met D 5 van het Kiesbesluit van toepassing, met dien verstande dat in artikel D 5, in plaats van «artikel D 3, eerste lid, van de Kieswet» wordt gelezen: artikel 6 van de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet, juncto artikel 34 van de Tijdelijke referendumwet, zoals dat luidde op 31 december 2004.

HOOFDSTUK 3. DE STEMMING

Artikel 4

Ten aanzien van de stemming zijn de artikelen J 2 tot en met J 8 van het Kiesbesluit van toepassing.

Artikel 5

Bij het gelijktijdig plaatsvinden van de stemming voor het referendum dat wordt gehouden op grond van de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet met een stemming voor een referendum ingevolge de Tijdelijke referendumwet dan wel een of meer andere, door de gemeenteraad uitgeschreven, stemmingen zijn de artikelen J 10 tot en met J 12a van het Kiesbesluit van toepassing, met dien verstande dat in deze artikelen in plaats van «de stemming ingevolge de Kieswet» telkens wordt gelezen: de stemming ingevolge de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet.

Artikel 6

Ten aanzien van het stemmen door middel van elektronische stemmachines zijn de artikelen J 13, J 15a tot en met J 17, J 19 tot en met J 25 en artikel K 1 van het Kiesbesluit van toepassing, met dien verstande dat:

a. in artikel J 15a, eerste lid, in plaats van «de verkiezingen» wordt gelezen: het referendum;

b. in artikel J 21 in plaats van «de datum waarop en het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden» wordt gelezen: de datum waarop het referendum wordt gehouden en de benaming van het verdrag, dan wel een afkorting daarvan;

c. in artikel J 23 in plaats van «een bepaalde kandidaat» wordt gelezen: zijn keuze inzake het verdrag.

Artikel 7

  • 1. Op de bij de stemming te gebruiken stemmachine wordt de benaming van het verdrag vermeld en wordt aan de kiezer de keuze geboden zich voor of tegen het verdrag uit te spreken.

  • 2. Bij ministeriële regeling wordt een model vastgesteld voor de wijze waarop de keuzes op de stemmachine worden vermeld.

Artikel 8

  • 1. In of bij elk stemlokaal is instructiemateriaal aanwezig ter voorlichting van de kiezer over het gebruik van de stemmachine.

  • 2. Bij elke stemmachine is een gebruiksaanwijzing aangebracht.

Artikel 9

Ten aanzien van de schorsing van de zitting van het stembureau zijn de artikelen J 26 tot en met J 35 van het Kiesbesluit van toepassing, met dien verstande dat in artikel J 26, tweede lid, de zinsnede «, tenzij het de verkiezing betreft van de leden van de gemeenteraad,» buiten toepassing blijft.

Artikel 10

Ten aanzien van de verzending van de briefstembescheiden naar kiezers buiten Nederland is artikel M 1 van het Kiesbesluit van toepassing.

Artikel 11

Ten aanzien van de extra zittingen van de briefstembureaus, bedoeld in artikel M 9, tweede lid, van de Kieswet, zijn de artikelen M 2 tot en met M 7 van het Kiesbesluit van toepassing.

HOOFDSTUK 4. DE STEMOPNEMING DOOR HET STEMBUREAU

Artikel 12

Ten aanzien van de stemopneming door een stembureau waar met elektronische stemmachines wordt gestemd, zijn de artikelen N 2, N 3 en N 5 tot en met N 8 van het Kiesbesluit van toepassing, met dien verstande dat:

a. in artikel N 5, eerste lid, eerste volzin, in plaats van «artikel N 4» wordt gelezen: artikel 13 van het Besluit raadplegend referendum Europese Grondwet;

b. in artikel N 5, eerste lid, derde volzin, in plaats van «artikel N 4, eerste lid,» wordt gelezen: artikel 13, eerste lid, van het Besluit raadplegend referendum Europese Grondwet;

c. in artikel N 6, eerste lid, in plaats van «artikel N 4, zesde lid,» wordt gelezen: artikel 13, vijfde lid, van het Besluit raadplegend referendum Europese Grondwet;

d. in artikel N 6, tweede lid, in plaats van «de uitslag van de verkiezingen» wordt gelezen: de uitslag van het referendum;

e. in artikel N 8 in plaats van «de toelating van de gekozen leden tot het vertegenwoordigend orgaan» wordt gelezen: de uitslag van het referendum.

Artikel 13

  • 1. Onmiddellijk na de in artikel N 3 van het Kiesbesluit voorgeschreven handelingen, verricht de voorzitter de handelingen die nodig zijn om van de stemmachine een afdruk van de in het tweede lid bedoelde gegevens te verkrijgen.

  • 2. Het stembureau stelt vast:

    a. het aantal stemmen dat voor het verdrag is uitgebracht;

    b. het aantal stemmen dat tegen het verdrag is uitgebracht;

    c. de som van de onder a en b bedoelde aantallen stemmen, zijnde het aantal geldig uitgebrachte stemmen;

    d. het aantal kiezers dat door middel van de stemmachine te kennen heeft gegeven geen keuze te willen maken, zijnde het aantal ongeldige stemmen.

  • 3. Indien in een stemlokaal meer dan één stemmachine wordt gebezigd, worden de in het tweede lid bedoelde aantallen per stemmachine vastgesteld en de aldus vastgestelde aantallen bij elkaar geteld.

  • 4. Vervolgens maakt de voorzitter de in het tweede en derde lid bedoelde aantallen stemmen bekend. Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.

  • 5. Het geheugen van de stemmachine waarop de stemmen zijn vastgelegd wordt daarop in een pak gedaan, dat wordt verzegeld. Indien in een stemlokaal meer dan één stemmachine wordt gebruikt, worden de geheugens gezamenlijk in een pak gedaan, dat eveneens wordt verzegeld.

Artikel 14

Ten aanzien van de schorsing en de hervatting van de stemopneming door briefstembureaus zijn de artikelen N 9 tot en met N 13 van het Kiesbesluit van toepassing, met dien verstande dat in artikel N 13 in plaats van «bedoeld in artikel N 6 van de Kieswet» wordt gelezen: bedoeld in artikel 11 van de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet, juncto artikel 122, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet, zoals dat luidde op 31 december 2004.

HOOFDSTUK 5. DE VASTSTELLING VAN DE UITSLAG VAN HET REFERENDUM

Artikel 15

Op de zitting van het hoofdstembureau tot vaststelling van de stemmentotalen voor de kieskring, bedoeld in artikel 14 van de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet, juncto artikel 128 van de Tijdelijke referendumwet, zoals dat luidde op 31 december 2004, is artikel E 1 van het Kiesbesluit van toepassing.

Artikel 16

De bekendmaking van de dag en het uur van de zitting van het centraal stembureau tot bekendmaking van de uitslag van het referendum, bedoeld in artikel 16 van de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet, juncto artikel 138 van de Tijdelijke referendumwet, zoals dat luidde op 31 december 2004, geschiedt door kennisgeving in de Staatscourant.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 17

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet in werking treedt.

Artikel 18

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit raadplegend referendum Europese Grondwet.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 27 januari 2005

Beatrix

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Th. C. de Graaf

Uitgegeven de derde februari 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het Besluit raadplegend referendum Europese Grondwet bevat nadere bepalingen ter uitvoering van de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet. Aangezien deze wet voor een belangrijk deel aansluit bij het stelsel van de Tijdelijke referendumwet, zoals deze wet luidde op 31 december 2004 (hierna: Trw), sluit dit besluit waar mogelijk aan bij het Tijdelijk referendumbesluit (hierna: Trb). Dit geldt voor de regels met betrekking tot de registratie van de kiesgerechtigdheid, de stembureaus (met uitzondering van het plaatselijk stembureau), de stemming en de stemopneming.

Aangezien aan het referendum op grond van de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet (hierna: het referendum), anders dan aan referenda op grond van de Trw, geen voorfasen vooraf gaan, is hoofdstuk 4 van het Trb niet overgenomen en is een aantal andere bepalingen van het Trb in dit besluit aangepast. De afwijkingen van het Trb worden in de artikelsgewijze toelichting gemotiveerd. Voor het overige zij verwezen naar de toelichting bij het Trb (Stb. 2001, 389, blz. 8 e.v.).

Bij brief van 11 december 2003, kenmerk 0000018814, heeft de Kiesraad advies uitgebracht over het ontwerp van dit besluit. Alle opmerkingen van de Kiesraad zijn overgenomen.

Artikelsgewijs

Artikelen 5 en 6

De artikelen 14 en 15 Trb zijn abusievelijk niet aangepast aan het besluit van 10 september 2001 tot wijziging van het Kiesbesluit (goedkeuring van stemmachines voor meer dan één stemming tegelijk) (Stb. 2001, 423). Om die reden wordt in artikel 5 van dit besluit, overeenkomstig artikel J 9 van het Kiesbesluit, gesproken van «een of meer andere (...) stemmingen» en wordt in artikel 6, onderdeel a, aangesloten bij de thans geldende tekst van artikel J 15a van het Kiesbesluit.

Artikel 13

In de artikelen 11, 12 en 14 van de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet zijn de Trw-bepalingen die betrekking hebben op de vaststelling van het aantal kiesgerechtigden buiten toepassing gelaten. Daarom is artikel 23, vierde lid, Trb in dit besluit niet overgenomen.

Artikelen 15 en 16

Het referendum kent geen voorfasen. Er is in de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet, anders dan in de Trw, dan ook geen taak voorzien voor het plaatselijk stembureau. Het hoofdstembureau en het centraal stembureau spelen bovendien slechts een rol bij de vaststelling van de uitslag van het referendum.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Th. C. de Graaf


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven