Besluit van 29 augustus 2005, houdende wijziging van enkele besluiten op het gebied van het onderwijs onder meer ten behoeve van een goede uitvoering van enkele wettelijke bepalingen met betrekking tot leerlinggebonden financiering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 11 juli 2005, nr. WJZ/2005/28117 (2632), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 70a, tweede en vierde lid en artikel 132, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 77a, tweede en vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel XV van de Wet van 28 november 2002 tot wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een leerlinggebonden financiering en de vorming van regionale expertisecentra, en artikel 28c, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra;

De Raad van State gehoord (advies van 21 juli 2005, nr. W05.05.0314/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 24 augustus 2005, nr. WJZ/2005/31581 (2632), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De bedragen, genoemd in de tabel van artikel 17, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit WPO, worden volgens de onderstaande tabel aangepast:

toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van

bedrag

waarvan verplicht her te besteden o.g.v. art. 70a wet

  

EURO

EURO

a.

dove kinderen

2229

1257

b.

slechthorende kinderen

1332

463

c.

kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden die niet tevens behoren tot de onder a of b bedoelde kinderen

1332

463

d.

lichamelijk gehandicapte kinderen

1384

514

e.

langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap

1332

463

f.

zeer moeilijk lerende kinderen

1128

309

g.

meervoudig gehandicapte kinderen

1332

463

h.

cluster 4

1332

463

ARTIKEL II

Het Formatiebesluit WPO wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 15d, eerste lid, wordt «te vermenigvuldigen met 0,452» vervangen door: te vermenigvuldigen met 0,463.

B

De aantallen formatierekeneenheden, genoemd in de tabel van artikel 16, worden volgens de onderstaande tabel aangepast:

toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van

aantal formatierekeneenheden

aantal her te besteden formatierekeneenheden o.g.v. art. 70a wet

a.

dove kinderen

75

36

b.

slechthorende kinderen

35

16

c.

kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden die niet tevens behoren tot de onder a of b bedoelde kinderen

35

16

d.

lichamelijk gehandicapte kinderen

35

16

e.

langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap

35

16

f.

zeer moeilijk lerende kinderen

35

16

g.

meervoudig gehandicapte kinderen

55

16

h.

cluster 4

35

16

ARTIKEL III

De bedragen, genoemd in de tabel van artikel 8a, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O., worden volgens de onderstaande tabel aangepast:

toelaatbaar verklaard tot (voortgezet) speciaal onderwijs aan/van

LWOO/PRO

overig

waarvan verplicht her te besteden bedrag o.g.v. art. 77a WVO

  

EURO

EURO

EURO

a.

dove kinderen

6665

7312

4491

b.

slechthorende kinderen

4179

5602

2782

d.

lichamelijk gehandicapte kinderen

5857

7229

4408

e.

langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap

4232

5655

2835

f.

zeer moeilijk lerende kinderen

4120

5543

2723

g.

meervoudig gehandicapte kinderen

4232

5655

2835

h.

cluster 4

4232

5655

2835

ARTIKEL IV

Artikel XVI van het Besluit van 26 februari 2003, houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit WEC, het Formatiebesluit WEC, het Onderwijskundig besluit WEC, het Bekostigingsbesluit WPO, het Formatiebesluit WPO en het Bekostigingsbesluit W.V.O. in verband met de invoering van de leerlinggebonden financiering (Stb. 2003, 108) wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «2003–2004 en 2004–2005» ingevoegd: , en 2005–2006.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Het verplicht her te besteden bedrag, bedoeld in het tweede lid, wordt in de vorm van een aantal formatierekeneenheden en een geldbedrag ten behoeve van de materiële instandhouding volgens onderstaande tabel toegekend aan de school als bedoeld in de Wet op de expertisecentra waarbinnen onderwijs wordt gegeven van de soort waarvoor de leerling toelaatbaar is verklaard:

    toelaatbaar verklaard tot (voortgezet) speciaal onderwijs aan/van

    formatie-rekeneenheden

    materiële instandhouding

       

    EURO

    a.

    dove kinderen

    17

    506

    b.

    slechthorende kinderen

    11

    195

    d.

    lichamelijk gehandicapte kinderen

    17

    423

    e.

    langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap

    11

    248

    f.

    zeer moeilijk lerende kinderen

    11

    135

    g.

    meervoudig gehandicapte kinderen

    11

    248

    h.

    cluster 4

    11

    248

ARTIKEL V

In artikel 11 van het Besluit leerlinggebonden financiering wordt «2 schooljaren» telkens vervangen door «3 schooljaren» met uitzondering van onderdeel a, onder 7°. In onderdeel a, onder 7°, wordt «2 schooljaren» vervangen door: 4 schooljaren.

ARTIKEL VI

De in de artikelen I, II, III en IV opgenomen wijzigingen zijn voor de eerste maal van toepassing op de bekostiging van het schooljaar 2005–2006.

ARTIKEL VII

De artikelen I, II, onderdeel B, III en V treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, welk besluit kan bepalen dat die artikelen terugwerken tot en met 1 augustus 2005. De artikelen II, onderdeel A, IV en VI treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 29 augustus 2005

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de dertiende september 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Artikelen I en II, onderdeel B, III en IV

De basisschool, de speciale school voor basisonderwijs en de school voor voortgezet onderwijs waarbij een leerling is ingeschreven die tevens toelaatbaar is verklaard tot het (voortgezet) speciaal onderwijs, ontvangen, naast de reguliere bekostiging, voor die leerling een extra bekostiging op grond van artikel 70a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs (WPO) respectievelijk artikel 77a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). Dit betreft het zogenoemde leerlinggebonden budget.

Voor de scholen in het primair onderwijs bestaat het leerlinggebonden budget uit een geldbedrag ten behoeve van de materiële instandhouding en uit een aantal formatierekeneenheden. Voor de scholen in het voortgezet onderwijs bestaat het leerlinggebonden budget uit een geldbedrag.

Een deel van het leerlinggebonden budget moet verplicht worden herbesteed bij een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs waarbinnen onderwijs wordt gegeven van de soort waarvoor de leerling toelaatbaar is verklaard (artikel 70a, vierde lid, WPO respectievelijk artikel 77a, vierde lid, WVO). Het her te besteden deel wordt zonder tussenkomst van de basisschool, de speciale school voor basisonderwijs en de school voor het voortgezet onderwijs door Onze Minister uitbetaald aan de school voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

Ten aanzien van de scholen in het primair onderwijs geldt de herbestedingsplicht zowel voor een deel van het geldbedrag als voor een deel van de formatierekeneenheden.

De herbesteding van het daartoe ten aanzien van de scholen voor voortgezet onderwijs vastgestelde deel van het geldbedrag (artikel 8a, eerste lid, Bekostigingsbesluit W.V.O.) geschiedt in de vorm van formatierekeneenheden (artikel XVI, derde lid, van het Besluit van 26 februari 2003 houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit WEC, het Formatiebesluit WEC, het Onderwijskundig besluit WEC, het Bekostigingsbesluit WPO, het Formatiebesluit WPO en het Bekostigingsbesluit W.V.O. in verband met de invoering van leerlinggebonden financiering (Stb. 2003, 108)). Een omzetting van geld naar formatierekeneenheden is nodig tot aan de invoering van lumpsumfinanciering in het primair onderwijs. Bij die financiering is bekostiging in de vorm van formatierekeneenheden niet meer aan de orde.

De omvang van de formatie die deel uitmaakt van het leerlinggebonden budget voor de schooljaren 2003–2004 en 2004–2005 wordt bepaald op basis van overgangsrecht. Bepalend voor de omvang is het aantal leerlingen dat ambulant wordt begeleid door de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs op de teldatum 1 oktober 2002. Met ingang van 1 augustus 2005 wordt het leerlinggebonden budget echter toegekend met ingang van elke maand na melding van de inschrijving van een leerling voor wie een leerlinggebonden budget beschikbaar is (artikel 70a, tweede lid, WPO; artikel 77a, tweede lid, WVO). Deze wijziging van systematiek heeft tot gevolg dat bepalingen over het leerlinggebonden budget in verschillende besluiten moeten worden aangepast.

Van ieder leerlinggebonden budget in het primair onderwijs ontvangt de school voor (voortgezet) speciaal onderwijs voor het schooljaar 2004–2005 16,6 dan wel 36,9 formatierekeneenheden (artikel 16 Formatiebesluit WPO). Omdat het systeemtechnisch echter slechts mogelijk is een geheel aantal formatierekeneenheden over te boeken, dient een niet geheel aantal formatierekeneenheden eerst rekenkundig te worden afgerond op een geheel aantal. Tot en met het schooljaar 2004–2005 vond bij de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs eenmalig afronding plaats van de totale formatie vanwege leerlinggebonden financiering. Bij het systeem van maandelijkse toekenningen moet echter elke 16,6 formatierekeneenheden worden afgerond naar 17, dan wel elke 36,9 formatierekeneenheden naar 37. Dit is budgettair niet haalbaar. Het aantal her te besteden formatierekeneenheden wordt daarom gewijzigd in 16 respectievelijk 36 (artikel II, onderdeel B). Teneinde de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs er niet op achteruit te laten gaan, wordt de component voor de vergoeding voor de materiële instandhouding van het leerlinggebonden budget verhoogd met de geldswaarde van 0,6 respectievelijk 0,9 formatierekeneenheden (artikel I).

Van ieder leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs ontvangt de school voor (voortgezet) speciaal onderwijs voor het schooljaar 2004–2005 11,1 dan wel 17 formatierekeneenheden (artikel XVI, derde lid, van het Besluit van 26 februari (Stb. 2003, 108)).

Het onafgeronde aantal van 11,1 formatierekeneenheden wordt in het besluit om de eerdergenoemde systeemtechnische reden verlaagd naar 11. Bij het systeem van maandelijkse toekenningen van leerlinggebonden budgetten zouden scholen daarvan financieel nadeel ondervinden. De scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs ontvangen bij herbesteding van leerlinggebonden financiering, met ingang van het schooljaar 2005–2006 een vergoeding in de vorm van formatie en een vergoeding in geld voor de materiële instandhouding, waarin de geldswaarde van 0,1 formatierekeneenheid ter compensatie voor de verlaging van het aantal formatierekeneenheden is verwerkt evenals een vergoeding voor de reiskosten in verband met de ambulante begeleiding (artikelen III en IV).

In de bedragen in de artikelen I en III is de indexering op grond van artikel 17, derde lid, Bekostigingsbesluit WPO respectievelijk artikel 8a, tweede lid, Bekostigingsbesluit W.V.O. van 1 augustus 2005 verwerkt.

Artikel V

De wijziging in artikel V betreft de verlenging van de geldigheidsduur van de indicatie gegeven door de commissie voor de indicatiestelling, bedoeld in artikel 28c, tweede lid, eerste volzin, van de Wet op de expertisecentra. Ten aanzien van zeer moeilijk lerende kinderen wordt deze geldigheidsduur met twee schooljaren verlengd tot vier schooljaren. De aard van de beperking maakt dat herindicatie van zeer moeilijk lerende kinderen minder vaak nodig is. Bij de overige onderwijssoorten waarbij de geldigheidsduur van de indicatie tot nu toe op twee schooljaren was vastgesteld, wordt deze geldigheidsduur conform het advies van de landelijke commissie toezicht indicatiestelling verlengd met een schooljaar tot drie schooljaren. De leerlingen en hun ouders worden zo minder vaak geconfronteerd met een indicatieprocedure. De genoemde wijzigingen gelden ook voor leerlingen voor wie reeds een leerlinggebonden budget beschikbaar is gesteld.

Artikel II, onderdeel A

De wijziging in artikel II, onderdeel A, heeft geen betrekking op leerlinggebonden financiering.

In de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2004 is opgenomen dat het zorgbudget van alle samenwerkingsverbanden structureel wordt verhoogd. Het doel hiervan is het oplossen van knelpunten en het aanbrengen van verbeteringen in de zorg aan leerlingen. De vermenigvuldigingsfactor voor de berekening van de gezamenlijke zorgformatie van basisscholen in een samenwerkingsverband wordt daartoe verhoogd van 0,452 naar 0,463. Deze verhoging is reeds aangekondigd in de nota van toelichting bij het Besluit van 26 mei 2004 tot wijziging van het Formatiebesluit WPO ten behoeve van een verhoging van de gezamenlijke zorgformatie voor de basisscholen in een samenwerkingsverband (Stb. 2004, 247).

Artikel VII

Het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I, II, onderdeel B, III en V wordt bepaald bij koninklijk besluit. Voor deze artikelen geldt de zogenoemde voorhangprocedure. Die procedure houdt in dat deze artikelen aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden overlegd. De artikelen treden in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens de kamer de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de artikelen bij wet wordt geregeld.

Aangezien deze procedure niet kan worden afgerond vóór 1 augustus 2005, zal het koninklijk besluit aan de artikelen I, II, onderdeel B, III en V terugwerkende kracht verlenen tot en met die datum.

Financiële gevolgen

De aanpassingen op het gebied van de leerlinggebonden financiering en de geldigheidsduur van de indicatietermijnen hebben geen financiële gevolgen. In de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2005 zijn de kosten voor de vergoeding voor de reiskosten in verband met de ambulante begeleiding gedekt.

De financiële gevolgen van de verhoging van de vermenigvuldigingsfactor voor de berekening van de gezamenlijke zorgformatie van basisscholen in een samenwerkingsverband zijn verwerkt in de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2005. Door de verhoging van de vermenigvuldigingsfactor van 0,452 naar 0,463 stijgen de kosten voor de verhoging van het zorgbudget in 2005 met € 1,9 miljoen. Vanaf 2006 zijn die kosten structureel € 4,5 miljoen hoger. De totale kosten die zijn verbonden aan de verhoging van het zorgbudget bedragen vanaf 2006 structureel ruim € 16 miljoen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven