Besluit van 23 augustus 2005, houdende regels omtrent het tijdstip van de aanvang van de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen in verband met de opschortende werking van een verzoek om gratie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 16 juni 2005, nr. 5357232/05/6;

Gelet op artikel 558a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

De Raad van State gehoord (advies van 7 juli 2005, nr. W03.05.0231/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 18 augustus 2005, nr. 5365118/05/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. Ten behoeve van de beoordeling of een gratieverzoek opschortende werking heeft als bedoeld in artikel 558a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, wordt als aanvangsdatum van de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel aangemerkt de handeling van de bevoegde instantie zoals deze in de artikelen 2 tot en met 5 nader wordt aangeduid, gericht op het ten uitvoer leggen van de straf of maatregel.

  • 2. Onder vrijheidsstraf wordt verstaan: gevangenisstraf, hechtenis, militaire detentie en jeugddetentie. Onder vrijheidsstraf wordt mede verstaan de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf of van het voorwaardelijke deel van een vrijheidsstraf.

Artikel 2

Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van hoofdstraffen wordt onderscheiden:

a. de vrijheidsstraf, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt:

1°. op de datum van de dagtekening van de aan de veroordeelde gerichte mededeling met de datum waarop hij zich moet melden bij de penitentiaire inrichting, of

2°. op de eenendertigste dag na verzending van de aan de onder 1° bedoelde mededeling voorafgaande vooraankondiging, indien de veroordeelde daarop niet reageert, of

3°. op de datum van het uitvaardigen van een arrestatiebevel jegens de veroordeelde ten aanzien van wie het openbaar ministerie de zelfmeldprocedure niet toepast, of

4°. op de datum van de registratie in het opsporingsregister van de veroordeelde zonder vaste woon- of verblijfplaats.

b. de taakstraf, welke aanvangt op de datum van de dagtekening van de aan de veroordeelde gerichte oproep voor het eerste gesprek bij de reclassering;

c. de geldboete, welke aanvangt op de datum van de dagtekening van de optisch leesbare acceptgiro met de mededeling van de dag of dagen waarop de betaling uiterlijk moet geschieden.

Artikel 3

Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van bijkomende straffen wordt onderscheiden:

a. de ontzetting van bepaalde rechten, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt:

1°. indien het de ontzegging van de rijbevoegdheid betreft, op de datum waarop aan de veroordeelde in persoon, volgens de artikelen 587 en 588 van het Wetboek van Strafvordering, een schrijven is uitgereikt of

2°. indien het de overige ontzetting van bepaalde rechten betreft, op de datum van het onherroepelijk worden van het vonnis of arrest.

b. de verbeurdverklaring, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt op de datum van het onherroepelijk worden van het vonnis of arrest;

c. de openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt op de datum van het onherroepelijk worden van het vonnis of arrest.

Artikel 4

Met betrekking tot straffen, krachtens een rechterlijke beslissing in een vreemde staat opgelegd en in Nederland ten uitvoer te leggen, zoals bedoeld in artikel 558, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, wordt onderscheiden:

a. de tenuitvoerlegging van artikel 43 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen, welke aanvangt op het moment van aankomst van de veroordeelde op Nederlands grondgebied;

b. de tenuitvoerlegging naar aanleiding van een ongegrondverklaring van een bezwaarschrift ingediend krachtens artikel 35 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen, welke aanvangt op de datum van dagtekening van de optisch leesbare acceptgiro met de mededeling van de dag of dagen waarop de betaling uiterlijk moet geschieden;

c. de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf die door het Internationaal Strafhof is opgelegd wegens een misdrijf gericht tegen de rechtspleging van het Strafhof en waarvan de tenuitvoerlegging in Nederland geschiedt overeenkomstig artikel 67 of 68 van de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof, welke aanvangt op het moment van overdracht van de veroordeelde aan de Nederlandse autoriteiten.

Artikel 5

Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van voor gratie vatbare maatregelen wordt onderscheiden:

a. terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt

1°. op de datum van de dagtekening van de last tot tenuitvoerlegging van het veroordelend vonnis of arrest, bedoeld in artikel 564 van het Wetboek van Strafvordering;

2°. op de datum van afgifte van het bevel tot gevangenneming, bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van Strafvordering;

b. plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt op de datum van het uitvaardigen van een last tot tenuitvoerlegging van een bevel tot vrijheidsbeneming of veroordelend vonnis of arrest, bedoeld in artikel 564 van het Wetboek van Strafvordering;

c. onttrekking aan het verkeer, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt op de datum van het onherroepelijk worden van het vonnis of arrest;

d. ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waarvan de tenuitvoerlegging aanvangt op de datum van de dagtekening van de optisch leesbare acceptgiro met de mededeling van de dag of dagen waarop de betaling uiterlijk moet geschieden.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2005.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanvang tenuitvoerlegging straffen en maatregelen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 23 augustus 2005

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de dertiende september 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit geeft de regels die voortvloeien uit de bepalingen die zien op de opschortende werking van een verzoek tot gratie, geregeld in de artikelen 558 tot en met 559a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Naar aanleiding van enkele gevoerde kort gedingen is gebleken dat de formulering van de artikelen 558a en 559 Sv, betreffende de opschortende werking van gratie voor meer uitleg vatbaar was. In het bijzonder bleek nadere differentiatie met betrekking tot het tijdstip van de tenuitvoerlegging van verschillende straffen en maatregelen gewenst. In de memorie van toelichting bij de wijzigingswet die o.a. onderhavige artikelen wijzigt, wordt aangekondigd dat de regels in de circulaire Opschortende/schorsende werking van gratieverzoeken en aanhouden besluit bij omzetting in een taakstraf in het kader van gratie van 7 mei 2003 (Stcrt. 2003, 97) (hierna de circulaire), op termijn in nadere regels zoals voorzien in artikel 558a, derde lid, Sv zullen worden opgenomen. (Kamerstukken II 2003/04, 29 413, nr. 3, p. 15). Op 5 april 2005 is het wetsvoorstel door de Eerste Kamer als hamerstuk afgedaan.

Op grond van het bepaalde in art. 558a, derde lid, Sv zijn in dit besluit regels gesteld omtrent het tijdstip van de aanvang van de tenuitvoerlegging in verband met de opschortende werking van gratie als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel. In zijn arrest van 15 oktober 2004 bevestigt de Hoge Raad o.a. de nadere uitleg van het begrip aanvang tenuitvoerlegging zoals gegeven in de circulaire (Rechtspraak van de week, nr. 118, p. 1074).

Met deze regeling wordt beoogd om het aantal gratieverzoeken dat kort voor het moment van daadwerkelijke tenuitvoerlegging wordt ingediend, met de kennelijke bedoeling die tenuitvoerlegging te vertragen, en waaraan opschortende werking wordt toegekend, terug te dringen.

Met het moment van aanvang tenuitvoerlegging wordt het moment van aanvang tenuitvoerlegging van het vonnis bedoeld, dat wil zeggen het moment waarop de bevoegde instantie een handeling verricht waarmee de tenuitvoerlegging van het vonnis aanvangt.

In sommige gevallen zal dit moment samenvallen met het moment van daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de straf of maatregel. Bij de tenuitvoerlegging van geldboetes, taakstraffen en vrijheidsstraffen in geval de veroordeelde niet aansluitend op de voorlopige hechtenis zijn straf ondergaat, ligt het moment van daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de straf na dat van de aanvang van de tenuitvoerlegging van het vonnis.

Artikel 558 Sv bepaalt ten aanzien van welke straffen en maatregelen gratie verzocht en verleend kan worden.

Voor gratie zijn op grond van art. 558, eerste lid, Sv vatbaar de onherroepelijk opgelegde hoofdstraffen, met uitzondering van de geldboete tot en met € 340,–, en bijkomende straffen. De hoofdstraffen zijn gevangenisstraf, hechtenis, taakstraf en geldboete. De bijkomende straffen zijn ontzetting van bepaalde rechten, verbeurdverklaring en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak (art. 9, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr)).

Daarnaast kan op grond van artikel 558, tweede lid, Sv, gratie worden verzocht en verleend terzake van enkele straffen krachtens rechterlijke uitspraak in een vreemde staat opgelegd en in Nederland ten uitvoer te leggen met toepassing van de bepalingen betreffende de onmiddellijke tenuitvoerlegging (artikel 43 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots)); na ongegrondverklaring van een bezwaarschrift ingediend krachtens artikel 35 Wots (geldboete) en terzake van een gevangenisstraf die door het Internationaal Strafhof is opgelegd wegens een misdrijf gericht tegen de rechtspleging van het Strafhof en waarvan de tenuitvoerlegging in Nederland geschiedt overeenkomstig art. 67 of 68 van de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof.

Tot slot kan op grond van art. 558, derde lid, Sv gratie worden verzocht en verleend ten aanzien van door de Nederlandse rechter onherroepelijk geworden maatregelen van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, onttrekking aan het verkeer en ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Indien binnen een jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis, de tenuitvoerlegging van dat vonnis nog niet is aangevangen, wordt aan een verzoek tot gratie opschortende werking toegekend, zo bepaalt artikel 558, tweede lid, Sv.

Na een algemene bepaling over het aanvangsmoment van tenuitvoerlegging en de omschrijving van het begrip vrijheidsstraf, worden in dit besluit achtereenvolgens de momenten van aanvang van de tenuitvoerlegging van de hoofdstraffen respectievelijk de bijkomende straffen geregeld. Voorts worden met betrekking tot de voor gratie vatbare internationaal-rechtelijke straffen en de voor gratie vatbare maatregelen in onderhavig besluit een moment van aanvang tenuitvoerlegging geregeld. Deze aanvangsmomenten worden hieronder nader toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In navolging van de circulaire wordt als aanvangsmoment van de tenuitvoerlegging van een vonnis of arrest verstaan de handeling die gericht is op het bewerkstelligen dat de straf of maatregel ten uitvoer wordt gelegd. Aangezien echter niet in alle gevallen gratie wordt verzocht ten aanzien van vrijheidsstraffen waarbij het openbaar ministerie de bevoegde tenuitvoerlegginginstantie is, geeft artikel 1, eerste lid, een algemene omschrijving van het aanvangsmoment van tenuitvoerlegging.

Aangezien in de circulaire de aanvangsmomenten van tenuitvoerlegging van de (voorwaardelijke) gevangenisstraf en hechtenis gelijk zijn, wordt in dit besluit het algemene begrip vrijheidsstraf gehanteerd. In artikel 1, tweede lid, wordt een definitie gegeven van het begrip vrijheidsstraf.

Artikel 2

Deze bepaling regelt de momenten van aanvang van tenuitvoerlegging van vonnissen waarin een hoofdstraf is opgelegd. De hoofdstraffen zijn gevangenisstraf, hechtenis, taakstraf en geldboete (artikel 9 Sr).

a. Vrijheidsstraf

De tenuitvoerlegging van een vonnis waarin een vrijheidsstraf wordt opgelegd kan op verschillende wijzen aanvangen.

Subonderdeel 1°

Dit subonderdeel regelt het moment van tenuitvoerlegging ten aanzien van de zogeheten «zelfmelders». Dit zijn veroordeelden die zich niet (langer) in voorlopige hechtenis of anderszins in detentie bevinden. Van hen wordt verwacht dat zij zich vrijwillig zullen melden bij de penitentiaire inrichting. Hiertoe ontvangen zij eerst een zogeheten vooraankondiging, waarbij zij een zelfmeldersverklaring dienen te ondertekenen waardoor zij akkoord gaan zich op een nog nader te bepalen tijdstip te zullen melden bij een penitentiaire inrichting. Dit moment wordt kenbaar gemaakt door middel van het versturen van de oproep, waarin het concrete moment van melding bij de daarbij aangegeven inrichting wordt vermeld. Deze oproep markeert de aanvang van de tenuitvoerlegging van het vonnis.

Het moment van tenuitvoerlegging is in de circulaire bepaald op «moment van verzending van de mededeling» waarmee het moment van verzending van de oproep wordt bedoeld. Ten einde dit moment niet voor velerlei interpretatie vatbaar te doen zijn, wordt gekozen voor een helder bewijsbaar moment, namelijk de datum van dagtekening van de oproep. Aangezien de datum van dagtekening van deze oproep het moment is waarop de tenuitvoerlegging aanvangt, dan zal de veroordeelde om in aanmerking komen voor opschortende werking van een verzoek om gratie, uiterlijk op de dag vóór de datum van dagtekening het gratieverzoek moeten indienen.

De toepassing van de procedure als omschreven in subonderdeel 1°, valt onder de beleidsvrijheid van het openbaar ministerie. Er zijn categorieën ten aanzien waarvan het openbaar ministerie kan bepalen dat deze niet in aanmerking komen voor deze procedure.

Subonderdeel 2°

Er zijn veroordeelden die niet of te laat reageren op de vooraankondiging. Een veroordeelde dient binnen dertig dagen te reageren op de vooraankondiging door middel van het insturen van zijn verklaring dat hij na ontvangst van de oproep, zich vrijwillig op een nog nader te bepalen plaats en tijdstip zal melden bij de inrichting. Veroordeelden die niet (tijdig) reageren op de vooraankondiging verspelen de mogelijkheid om via de zelfmeldprocedure hun straf te ondergaan.

Indien een veroordeelde niet of te laat (dat wil zeggen niet binnen dertig dagen) reageert op de vooraankondiging, wordt tegen hem een arrestatiebevel uitgevaardigd. De tenuitvoerlegging vangt dan aan op de eerste dag na overschrijding van de termijn, dat wil zeggen op de eenendertigste dag na verzending van de vooraankondiging.

Subonderdeel 3°

Er zijn personen die niet in aanmerking komen voor de zelfmeldprocedure. Dit kunnen veroordeelden zijn die naar aanleiding van een eerdere veroordeling niet of te laat hebben gereageerd op een vooraankondiging. Te denken valt voorts aan een veroordeelde die een voorwaarde, opgelegd bij een voorwaardelijke veroordeling, heeft overtreden en ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde veroordeling wordt bevolen. Omdat het een persoon betreft die zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden ligt een zelfmeldprocedure niet voor de hand. Ook hier vangt de tenuitvoerlegging van het vonnis aan met het uitvaardigen van een arrestatiebevel.

Subonderdeel 4°

Bij personen zonder vaste woon- of verblijfplaats (zvwovp) kan geen vooraankondiging tot zelfmelding verzonden worden, een GBA-adres is immers niet bekend. In de regel worden deze «zwvovp-ers» in voorlopige hechtenis gehouden, van waaruit de straf wordt uitgezeten. Indien dit niet het geval is, betrokkene is bijvoorbeeld bij verstek veroordeeld, wordt betrokkene direct in het opsporingsregister opgenomen, waarmee de tenuitvoerlegging aanvangt.

Een aantal gevallen van aanvang van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf is niet geregeld in dit besluit. Ten aanzien van veroordeelden aan wie reeds de vrijheid is ontnomen, heeft een verzoek om gratie geen opschortende werking. Artikel 559, sub b, Sv bepaalt immers dat ten aanzien van een veroordeelde die rechtens zijn vrijheid is ontnomen uit hoofde van de rechterlijke beslissing, waarbij de vrijheidsstraf, waarvan gratie wordt verzocht, werd opgelegd, een verzoekschrift om gratie de tenuitvoerlegging niet opschort. Een aanvangsmoment hoeft in deze gevallen dus ook niet te worden vastgesteld.

In het besluit is geen moment van aanvang tenuitvoerlegging vastgesteld voor vervangende hechtenis in plaats van het verrichten van een taakstraf of het betalen van een geldboete. De vervangende hechtenis wordt namelijk subsidiair opgelegd, de taakstraf of geldboete primair, waardoor een dergelijke straf als een geheel beschouwd dient te worden. Het verzoek om gratie richt zich derhalve op de taakstraf of geldboete waarvan het aanvangsmoment elders in de regeling wordt bepaald.

Vermeld kan nog worden dat vooruitlopend op een wettelijke regeling, door de Dienst Justitiële Inrichtingen geëxperimenteerd wordt met het ondergaan van elektronische detentie bij korte vrijheidsstraffen volgens de zelfmeldersprocedure. Als moment van aanvang tenuitvoerlegging kan, analoog aan de oproep aan de zelfmelders, aangemerkt worden de datum van dagtekening van de verzending van de mededeling zich te melden bij de Penitentiaire Inrichting Administratief.1

b. Taakstraf

In navolging van de circulaire wordt als aanvangsmoment voor de tenuitvoerlegging van taakstraffen aangemerkt, de datum van dagtekening van de brief met uitnodiging voor het eerste (intake) gesprek bij de reclassering.

c. Geldboete

In de circulaire wordt ten aanzien van geldboeten als moment van aanvang van de tenuitvoerlegging aangemerkt de handeling van het openbaar ministerie, die gericht is op het bewerkstelligen van die betaling, te weten de verzending aan de veroordeelde van de mededeling van de dag of de dagen waarop de betaling uiterlijk moet geschieden. Als moment van aanvang tenuitvoerlegging geldt de datum van dagtekening van de optisch leesbare acceptgiro.

Artikel 3

Aan bijkomende straffen wordt niet zonder meer de mogelijkheid van opschortende werking toegekend. Slechts in de gevallen waarin een jaar na het onherroepelijk worden van de rechterlijke beslissing, de tenuitvoerlegging anders dan op verzoek van de veroordeelde nog niet is aangevangen, heeft een ingediend gratieverzoek opschortende werking (art. 558a, tweede lid, Sv, nieuw). Ten aanzien van de bijkomende straffen zal zich nagenoeg nooit een dergelijke situatie voordoen. Voor het uitzonderlijke geval wordt in deze regeling toch een aanvangsmoment van vonnissen waarin een dergelijke straf is opgelegd bepaald.

Ten aanzien van de ontzetting van bepaalde rechten worden onderscheiden de ontzegging van de rijbevoegdheid, geregeld in de Wegenverkeerswet 1995 en de overige ontzetting van bepaalde rechten, geregeld in het Wetboek van Strafvordering.

Onderdeel a. Ontzetting van bepaalde rechten

Subonderdeel 1°

Onderhavige bepaling ziet op de ontzegging van de rijbevoegdheid. Ten aanzien van de bijkomende straf ontzegging van de rijbevoegdheid is het moment van aanvang tenuitvoerlegging reeds in de Wegenverkeerswet 1994 vastgesteld (artikel 180, derde lid). Hierin wordt bepaald dat indien de rechterlijke uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, de tenuitvoerlegging niet geschiedt dan nadat aan de veroordeelde in persoon een schrijven is uitgereikt, volgens de artikelen 587 en 588 van het Wetboek van Strafvordering, waarin het tijdstip van ingang en de duur van de ontzegging, de verplichting tot inlevering van het rijbewijs uiterlijk op dat tijdstip, alsmede het gevolg van niet tijdige inlevering worden medegedeeld. De uitreiking van dit schrijven vormt het moment van aanvang van de tenuitvoerlegging.

Subonderdeel 2°

Artikel 28 Sr regelt de ontzetting van de volgende rechten: het bekleden van ambten of van bepaalde ambten, het dienen bij de gewapende macht, het actief en passief kiesrecht, het zijn van raadsman of gerechtelijk bewindvoerder en de uitoefening van bepaalde beroepen.

Het aanvangsmoment wordt gelijk gesteld met de datum dat de veroordeling onherroepelijk is geworden. Als voorgeschreven is dat de officier van Justitie mededeling doet een vonnis van de rechtbank, bij verstek gewezen, zo spoedig mogelijk aan de veroordeelde te betekenen, dan kan de tenuitvoerlegging van het vonnis geschieden na betekening van de mededeling (artikel 366, eerste lid, Sv). Indien niet voorgeschreven is dat de officier van Justitie een mededeling doet ter betekening van het vonnis, kan het vonnis onmiddellijk ten uitvoer worden gelegd behalve als er een rechtsmiddel openstaat. Zie hiervoor verder de bepalingen over betekening van het vonnis en verstek (artikel 557 juncto 366 Sv).

Deze procedure van betekening geldt niet in het geval van ontzetting van actief en passief kiesrecht. Ten aanzien van het kiesrecht is grondwettelijk geregeld dat van kiesrecht is uitgesloten hij die wegens het begaan van een delict bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar is veroordeeld en met de ontzetting van het kiesrecht als bijkomende straf (artikel 54, tweede lid, onder a, Grondwet). Dat is de reden dat deze bijkomende straf expliciet genoemd wordt in artikel 31, tweede lid, Sr. De uitzonderingsbepalingen die het al dan niet betekenen van een verstekvonnis betreffen, zijn op deze bijkomende straf niet van toepassing. Het aanvangsmoment van de tenuitvoerlegging van deze bijkomende straf wordt eveneens bepaald op het moment van onherroepelijk worden van het vonnis of arrest.

Onderdeel b. Verbeurdverklaring

De regel ten aanzien van de ontzetting van bepaalde rechten geldt in gelijke mate ten aanzien van verbeurdverklaring, namelijk dat de aanvang tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring als bijkomende straf ingaat op de datum dat de veroordeling daartoe onherroepelijk is geworden. Het moment van aanvang tenuitvoerlegging valt dus samen met de datum van onherroepelijk worden van het vonnis of arrest.

Onderdeel c. Openbaarmaking van rechterlijke uitspraak

Een voorbeeld van openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak is wanneer een persoon onder meer veroordeeld wordt tot het niet meer mogen uitoefenen van zijn beroep. Door middel van openbaarmaking in een landelijk of regionaal dagblad wordt hieraan kenbaarheid gegeven. Met de publicatie wordt deze bijkomende straf geëffectueerd.

De aanvang van de tenuitvoerlegging van het vonnis valt in deze regeling samen met het onherroepelijk worden van het vonnis/arrest.

Artikel 4

Als hoofdregel geldt dat Nederland niet bevoegd is tot een wijziging van het strafgewijsde door gratie, herziening of amnestie, in het geval Nederland executoriale titels ten uitvoer legt, afkomstig van een niet-Nederlands autoriteit. Dat geldt ook voor de beslissingen betreffende opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging. Alleen als het verdrag waarop de overdracht en positieve erkenning is gegrond anders bepaalt, en dat komt soms voor, is dat anders.

Er is een limitatief aantal internationaal-rechtelijke straffen waarvoor gratie kan worden verzocht en verleend. Dit wordt geregeld in artikel 558, tweede lid, Sv.

Met uitzondering van de geldboete (artikel 35 Wots) kan aan het verzoek tot gratie geen opschortende werking toegekend worden, aangezien de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen krachtens rechterlijke beslissing in een vreemde staat (vgl. artikel 559, sub b, Sv).

Het aanvangsmoment voor de tenuitvoerlegging van de geldboete, opgelegd in een vreemde staat, wordt in navolging van artikel 36, tweede lid, Wots, in dit besluit gelijk gesteld met een geldboete opgelegd in Nederland, aangezien er sprake is van een overdracht tenuitvoerlegging van strafvonnissen (zie onderdeel b).

Artikel 43 Wots betreft de onmiddellijke tenuitvoerlegging van een in een vreemde staat opgelegde vrijheidsbenemende sanctie in Nederland. Met de onmiddellijke tenuitvoerlegging wordt het vonnis van de vreemde staat in Nederland (verder) ten uitvoer gelegd. Aangezien het hier de onmiddellijke tenuitvoerlegging betreft, dat wil zeggen zonder toepassing van de gerechtelijke procedure (hoofdstuk III, afdeling C, Wots), vangt de tenuitvoerlegging aan op de datum dat betrokkene op Nederlands grondgebied aankomt (zie onderdeel a). Het doel van aankomst op Nederlands grondgebied (in de meeste gevallen zal dit de luchthaven Schiphol zijn) is de onmiddellijke (verdere) tenuitvoerlegging in Nederland van het in een vreemde staat opgelegd vonnis.

De tenuitvoerlegging in het kader van de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof vangt aan op de datum van overdracht van de veroordeelde aan de Nederlandse autoriteiten met het oog op de tenuitvoerlegging van artikel 67, derde lid van de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof (zie onderdeel c). De veroordeelde bevindt zich weliswaar binnen de grenzen van Nederland, maar valt zolang hij niet overgedragen is aan de Nederlandse autoriteiten buiten de jurisdictie van Nederland. De tenuitvoerlegging geschiedt op voordracht van de officier van justitie door Onze Minister van Justitie. Het door een rechter in een vreemde staat opgelegde vonnis wordt dus op basis van een beslissing van de Minister van Justitie direct ten uitvoer gelegd.2 De daadwerkelijke tenuitvoerlegging geschiedt op voordracht van de officier van Justitie te Den Haag door de Minister van Justitie. Dit op grond van artikel 553 Sv.3

Artikel 5

Ten aanzien van de maatregelen tbs met dwangverpleging en strafrechtelijke opvang verslaafden, heeft een gratieverzoek indien betrokkene zich reeds in voorlopige hechtenis bevindt, geen opschortende werking. Hetzelfde geldt bij tbs met dwangverpleging die aansluitend op een gevangenisstraf ten uitvoer wordt gelegd. Artikel 559, onder b, Sv bepaalt immers dat de bepaling omtrent opschortende werking buiten toepassing blijft indien de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen, hetzij uit hoofde van een rechterlijke beslissing, waarbij de vrijheidsstraf, waarvan gratie wordt verzocht, werd opgelegd, hetzij uit andere hoofde krachtens rechterlijke beslissing.

Onderdeel a

Het moment van aanvang tenuitvoerlegging van een vonnis waarbij een gevangenisstraf en tbs met een bevel tot verpleging wordt opgelegd, vangt aan bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Indien betrokkene op dat moment reeds in detentie verblijft, zijn op grond van art. 559, sub b, Sv de bepalingen over opschortende werking niet van toepassing.

In het geval dat een tbs-gestelde per abuis op de datum van vervroegde invrijheidstelling in vrijheid wordt gesteld, is er nog steeds sprake van een onherroepelijk vonnis en is er geen sprake van een onderbreking van de termijn tbs op grond van artikel 38f Sr; de tenuitvoerlegging was dus al aangevangen.

Denkbaar is dat ten aanzien van een verdachte de voorlopige hechtenis is geschorst en de rechter de maatregel van tbs met bevel tot verpleging oplegt. Aangezien in dergelijke gevallen geen zelfmeldprocedure plaatsvindt, wordt hier aangesloten bij de datum van het uitvaardigen het arrestatiebevel. Dit moment kan bijvoorbeeld ter zitting liggen, waarbij de veroordeling wordt uitgesproken door officier van justitie gegeven worden, nadat door de rechter de gevangenhouding is bevolen.

Onderdeel b

De maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders kan niet worden gecombineerd met gevangenisstraf. Het moment van aanvang van de tenuitvoerlegging van het vonnis is de dag dat de rechterlijke uitspraak onherroepelijk wordt. Ook hier is doorgaans sprake van een situatie waarin betrokkene reeds rechtens zijn vrijheid is ontnomen. Derhalve is evenals bij tbs met dwangverpleging, art. 559, sub b, Sv van toepassing en wordt aan een verzoek tot gratie geen opschortende werking toegekend.

Voor het geval de voorlopige hechtenis wordt geschorst, wordt hier eveneens bepaald dat de tenuitvoerlegging aanvangt op de datum van het uitvaardigen van het arrestatiebevel.

Onderdeel c

Het moment van aanvang tenuitvoerlegging van onttrekking aan het verkeer is gelijk aan het moment van aanvang tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring. Dit moment valt samen met het onherroepelijk worden van het vonnis of arrest.

Onderdeel d

De ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is geregeld in artikel 36a tot en met 36f Sr, en betreft uitsluitend de ontneming van een geldbedrag. Als moment van aanvang tenuitvoerlegging wordt derhalve aangemerkt de handeling van het openbaar ministerie, die gericht is op het bewerkstelligen van die betaling, te weten de verzending aan de veroordeelde van de mededeling van de dag of de dagen waarop de betaling uiterlijk moet geschieden. Als moment van aanvang tenuitvoerlegging wordt de datum van dagtekening van de optisch leesbare acceptgiro verstaan.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

XNoot
1

Circulaire Elektronische Detentie, 5247387/03/DJI 10 november 2003.

XNoot
2

Kamerstukken II 2001/02, 28 098 (R 1704), nr. 3, p. 14.

XNoot
3

Kamerstukken II 2001/02, 28 098 (R 1704), nr. 3, p. 39.

Naar boven