Wet van 16 juli 2005, houdende wijziging van de Mediawet in verband met het bevorderen van een gezamenlijke strategie en duidelijke regie met betrekking tot de programmering van de landelijke publieke omroep, alsmede het aanbrengen van een helderder afbakening tussen toezicht, bestuur en professionele werkprocessen binnen de organisatie van de landelijke publieke omroep

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Mediawet te wijzigen in verband met het bevorderen van een gezamenlijke strategie en duidelijke regie met betrekking tot de programmering van de landelijke publieke omroep, alsmede het aanbrengen van een helderder afbakening tussen toezicht, bestuur en professionele werkprocessen binnen de organisatie van de landelijke publieke omroep;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mediawet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel bb komt te luiden:

bb. raad van toezicht: de raad van toezicht van de Stichting;

2. Onderdeel cc komt te luiden:

cc. college van omroepen: het college van omroepen van de Stichting;.

3. In onderdeel dd wordt na «verkregen» ingevoegd: , de Wereldomroep.

4. De punt aan het slot van onderdeel yy wordt vervangen door een puntkomma, waarna een onderdeel wordt toegevoegd, luidende:

zz. netredactie: de netredactie van een televisie- of radioprogrammanet, bedoeld in artikel 40d.

B

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid vervalt «, indien dit geschiedt door of met instemming van de raad van toezicht».

2. Toegevoegd wordt een vijfde lid, luidende:

  • 5. In het kader van haar taak, bedoeld in het tweede lid, onderdeel h, draagt de Stichting zorg voor de totstandkoming van een gedragscode ter bevordering van goed bestuur en integriteit ten behoeve van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep. Een gedragscode als bedoeld in de eerste volzin heeft in elk geval betrekking op:

    a. aanbevelingen terzake van bestuurlijke organisatie, waaronder beloningen en toezicht;

    b. gedragsregels terzake van integer handelen;

    c. gedragsregels terzake van publieke en transparante verantwoording en verslaglegging;

    d. procedures voor de behandeling van meldingen en vermoedens over mogelijke misstanden; en

    e. toezicht en naleving van de gedragscodes.

C

De artikelen 18 tot en met 18b worden vervangen door:

Artikel 18

De Stichting heeft drie organen: een raad van toezicht, een raad van bestuur en een college van omroepen.

Artikel 18a

  • 1. De raad van toezicht bestaat uit een voorzitter en zes andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden benoemd bij koninklijk besluit.

    Ten aanzien van één van de andere leden kunnen de ondernemingsraden van de Stichting, de Programmastichting en de omroepverenigingen die een erkenning hebben verkregen gezamenlijk personen voor benoeming aanbevelen.

  • 3. De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een termijn van 5 jaar. Herbenoeming voor een aansluitende periode is éénmaal mogelijk.

  • 4. Het lidmaatschap van de raad van toezicht is onverenigbaar met:

    a. het lidmaatschap van het college van omroepen;

    b. het lidmaatschap van de raad van bestuur;

    c. het lidmaatschap van een netredactie;

    d. het lidmaatschap van een orgaan van of een dienstbetrekking bij een instelling die zendtijd heeft verkregen;

    e. het lidmaatschap van een orgaan van of een dienstbetrekking bij een commerciële omroepinstelling;

    f. het lidmaatschap van een van beide Kamers der Staten-Generaal, een provinciaal bestuur of een gemeentebestuur;

    g. het werkzaam zijn bij een ministerie of bij een instelling, een dienst of een bedrijf, ressorterende onder de verantwoordelijkheid van een minister;

    h. het hebben van financiële of andere belangen bij bedrijven of instellingen en het vervullen van nevenfuncties waardoor een goede vervulling van de functie of de handhaving van de onafhankelijkheid van het betrokken lid of van het vertrouwen daarin in het geding kan zijn.

  • 5. De raad van toezicht kan leden van het Commissariaat voor de Media uitnodigen vergaderingen van de raad van toezicht bij te wonen.

Artikel 18b

  • 1. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van de raad van bestuur en op de algemene gang van zaken in de Stichting.

    De raad van toezicht staat de raad van bestuur met advies terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de leden van de raad van toezicht zich naar het gemeenschappelijke belang van de landelijke publieke omroep.

  • 2. De raad van toezicht is voorts belast met:

    a. het vaststellen van de jaarrekening;

    b. het wijzigen van de statuten van de Stichting, op voorstel van de raad van bestuur.

  • 3. De volgende besluiten van de raad van bestuur behoeven de goedkeuring van de raad van toezicht:

    a. het vaststellen van het concessiebeleidsplan en het tussentijds concessiebeleidsplan, bedoeld in artikel 30b, eerste en derde lid;

    b. het aangaan van de prestatieovereenkomst, bedoeld in artikel 30b, zevende lid;

    c. het vaststellen van de begroting, bedoeld in artikel 99;

    d. het vaststellen van het jaarverslag, bedoeld in artikel 23a;

    e. investeringen die een in de statuten vastgesteld bedrag te boven gaan;

    f. het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking van de Stichting met een andere rechtspersoon of vennootschap, indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de Stichting of voor andere instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep;

    g. collectief ontslag van een aanmerkelijk aantal werknemers;

    h. ingrijpende wijziging in de arbeidsomstandigheden van een aanmerkelijk aantal werknemers.

  • 4. De raad van bestuur en de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep verstrekken aan de raad van toezicht desgevraagd en tijdig alle voor de uitvoering van diens taak benodigde inlichtingen.

Artikel 18c

  • 1. Het college van omroepen bestaat uit een voorzitter en een aantal andere leden.

  • 2. Het college van omroepen heeft tot taak de raad van toezicht en de raad van bestuur, daaronder begrepen de netcoördinatoren, desgevraagd of uit eigen beweging van advies te dienen over het programmabeleid van de landelijke publieke omroep.

  • 3. Het college van omroepen is als volgt samengesteld:

    a. omroepverenigingen en de educatieve omroepinstelling die een erkenning hebben verkregen, alsmede de Programmastichting benoemen elk één lid;

    b. de kerkgenootschappen en de genootschappen op geestelijke grondslag die zendtijd hebben verkregen, benoemen gezamenlijk één lid;

    c. de programmadirecteur van de Stichting, genoemd in artikel 19a, vierde lid, is lid met raadgevende stem.

  • 4. De omroepverenigingen die een voorlopige erkenning hebben verkregen kunnen elk één waarnemer in het college van omroepen aanwijzen.

  • 5. Het lidmaatschap van het college van omroepen is onverenigbaar met:

    a. het lidmaatschap van de raad van bestuur; en

    b. het lidmaatschap van een netredactie.

  • 6. Het college van omroepen wijst uit zijn midden de voorzitter aan.

  • 7. Het college van omroepen regelt zijn eigen werkwijze.

  • 8. Het vijfde lid, onderdeel b, is niet van toepassing op de programmadirecteur van de Stichting, genoemd in artikel 19a, vierde lid.

D

Artikel 19, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. Het lidmaatschap van de raad van bestuur is onverenigbaar met:

    a. het lidmaatschap van een orgaan van, en een dienstbetrekking bij, een instelling die zendtijd heeft verkregen, met uitzondering van de Stichting Etherreclame;

    b. het lidmaatschap van een netredactie.

E

Artikel 19a wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b van het eerste lid komt te luiden:

b. het sluiten van de prestatieovereenkomst, bedoeld in artikel 30b, zevende lid;.

2. In het eerste lid, onderdeel e, vervalt «rekening houdend met de algemene uitgangspunten, bedoeld in artikel 18b, tweede lid, onderdeel a, en».

F

Na artikel 19a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19b

  • 1. De raad van bestuur gaat geen overeenkomsten als bedoeld in artikel 16, vierde lid, aan en neemt de besluiten, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen b tot en met e, niet dan nadat het college van omroepen in de gelegenheid is gesteld daarover binnen een daartoe door de raad van bestuur te stellen redelijke termijn zijn zienswijze te geven.

  • 2. Het uitblijven van een zienswijze na het verstrijken van de termijn staat aan het aangaan van de desbetreffende overeenkomst of het nemen van het desbetreffende besluit door de raad van bestuur niet in de weg.

  • 3. Indien uit de zienswijze van het college van omroepen blijkt dat hij niet instemt met (belangrijke onderdelen van) een voorgenomen overeenkomst of een voorgenomen besluit en de raad van bestuur zijn voornemen ongewijzigd wenst te handhaven, legt de raad van bestuur de voorgenomen overeenkomst dan wel het door de raad van bestuur vastgestelde besluit tezamen met de zienswijze van het college van omroepen ter instemming voor aan de raad van toezicht.

G

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel b wordt vóór de puntkomma ingevoegd: , rekening houdend met de netprofielen van de onderscheiden programmanetten.

2. Aan het slot van onderdeel f wordt na «wijzigen» ingevoegd: of een programmaonderdeel niet op te nemen in het uitzendschema.

3. De punt aan het slot van onderdeel g wordt vervangen door een puntkomma, waarna een onderdeel wordt toegevoegd, luidende:

h. een nadere regeling inzake de wijze waarop het totstandkomen van afspraken als bedoeld in artikel 40, zesde lid, wordt bevorderd.

H

In artikel 21, eerste lid, onderdeel g, wordt «40, vijfde lid» vervangen door: 40, vijfde en zevende lid.

I

In artikel 22 vervalt «, de taak van de netcoördinatoren daaronder begrepen,».

J

Artikel 30a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde komt te luiden:

  • 3. Indien de Stichting zijn uit de wet voortvloeiende taak ernstig verwaarloost, kunnen, gehoord de Stichting, bij algemene maatregel van bestuur voorzieningen worden getroffen.

2. Het vierde en vijfde lid vervallen.

K

Artikel 30b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. de wijze waarop met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet gedurende de concessieperiode door de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep gezamenlijk en individueel invulling wordt gegeven aan de taakopdracht van de landelijke omroep, tevens uitgewerkt in kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen die betrekking hebben op het programma-aanbod en het publieksbereik van de landelijke publieke omroep;

2. In het derde lid, tweede volzin, wordt «vier weken» vervangen door: acht weken.

3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 7. Mede op basis van het concessiebeleidsplan en het tussentijds concessiebeleidsplan worden de doelstellingen met betrekking tot het programma-aanbod en het publieksbereik van de landelijke omroep vastgelegd in een prestatieovereenkomst tussen Onze Minister en de Stichting. De duur van de prestatieovereenkomst is gelijk aan de periode waarvoor de erkenningen en voorlopige erkenningen, bedoeld in de artikelen 31 en 37, zijn verleend.

  • 8. De prestatieovereenkomst regelt voorts de maatregelen bij niet naleving van de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen en bevat een procedure die voorziet in tussentijdse wijziging indien veranderde inzichten of omstandigheden dat gewenst maken.

  • 9. De in het zevende lid bedoelde prestatieovereenkomst heeft geen betrekking op de inhoud van programma's of programmaonderdelen.

L

Aan artikel 40 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Ten behoeve van de in het vijfde lid bedoelde taak bevordert de raad van bestuur dat voor de onderscheiden televisie- en radioprogrammanetten afspraken tussen de Stichting en de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep tot stand komen over de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen die betrekking hebben op het programma-aanbod en het publieksbereik op de onderscheiden programmanetten, alsmede de wederzijdse inspanningen en bijdragen ten behoeve van de programmering op de programmanetten.

M

Artikel 40a vervalt.

N

Artikel 40b vervalt.

O

Artikel 40c vervalt.

P

Artikel 40d wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt «De netcoördinator van een televisieprogrammanet wordt bijgestaan» vervangen door: Ten behoeve van de coördinatie op een televisieprogrammanet wordt de raad van bestuur bijgestaan.

2. In de aanhef van het tweede lid wordt «De netcoördinator van een radioprogrammanet wordt bijgestaan» vervangen door: Ten behoeve van de coördinatie op een radioprogrammanet wordt de raad van bestuur bijgestaan.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Het lidmaatschap van een netredactie is onverenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur van een omroepvereniging, de educatieve omroepinstelling of de Programmastichting.

4. Het vierde lid vervalt.

Q

In artikel 41, eerste lid, vervalt «, gehoord de netcoördinatoren».

R

Artikel 41b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «het televisieprogramma» vervangen door: de programmaonderdelen.

2. In onderdeel b wordt «het televisieprogramma» vervangen door «de programmaonderdelen» en wordt «wordt uitgezonden» vervangen door «worden uitgezonden».

3. In onderdeel c, wordt «programma's» vervangen door: programmaonderdelen.

S

Artikel 41c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «programma's» telkens vervangen door: programmaonderdelen.

2. In onderdeel b wordt «programma's» vervangen door: programmaonderdelen.

3. In onderdeel c wordt «programma's» vervangen door: programmaonderdelen.

T

In artikel 55b, tweede lid, vervalt de eerste volzin.

U

In artikel 57c, eerste lid, wordt tussen «worden» en «aangewend» ingevoegd: , voor zover bij of krachtens deze wet niet anders is bepaald,.

V

Artikel 98a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De raad van bestuur stelt jaarlijks vóór 1 augustus voor elk televisie- en radioprogrammanet een netbegroting op.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de aanhef wordt «ontwerpbegrotingen» vervangen door: netbegrotingen.

2°. In onderdeel a vervalt «de algemene uitgangspunten, bedoeld in artikel 18b, tweede lid, onderdeel a, en».

3. In het derde en vierde lid wordt «ontwerpbegrotingen» telkens vervangen door: netbegrotingen.

W

In artikel 98b, tweede lid, onderdeel a, vervalt «rekening houdend met de algemene uitgangspunten, bedoeld in artikel 18b, tweede lid, onderdelen a en d, en».

X

Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «ontwerpbegrotingen» vervangen door: netbegrotingen.

2. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt «rekening houdend met de algemene uitgangspunten, bedoeld in artikel 18b, tweede lid, onderdelen a en d, en».

3. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. De begroting bevat tevens:

    a. een beschrijving van de wijze waarop door de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep in het afgelopen jaar invulling is gegeven aan de programmering;

    b. een beschrijving van de mate waarin in het afgelopen jaar de in de prestatieovereenkomst, bedoeld in artikel 30b, zevende lid, vastgelegde doelstellingen met betrekking tot het programma-aanbod en het publieksbereik van de landelijke omroep zijn bereikt;

    c. een overzicht van de feitelijke bestedingen van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep, ingedeeld volgens de onderverdeling die in het tweede tot en met vierde lid is opgenomen, welk overzicht in ieder geval betrekking heeft op de twee voorafgaande kalenderjaren;

    d. een verslag over de naleving van de gedragscode, bedoeld in artikel 16, vijfde lid, in het afgelopen jaar.

Y

Artikel 101 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de eerste volzin wordt «ten hoogste vijfentwintig procent» vervangen door «vijfentwintig procent» en wordt na «landelijke omroep» ingevoegd «, met uitzondering van de kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag».

2°. De laatste volzin vervalt.

2. In het vierde lid wordt na «landelijke omroep» ingevoegd: , met uitzondering van de kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag.

Z

In artikel 135, eerste lid, onderdeel b, wordt «48 tot en met 52» vervangen door: 48 tot en met 52d.

AA

Artikel 170, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De stichting heeft tot taak het verstrekken van financiële bijdragen voor de ontwikkeling en vervaardiging van programmaonderdelen en programmamateriaal voor activiteiten als bedoeld in artikel 13c, derde lid, van bijzondere Nederlandse culturele aard, ten behoeve van omroepverenigingen, de Stichting, de Programmastichting, de educatieve omroepinstelling, dan wel kerkgenootschappen of genootschappen op geestelijke grondslag die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep, de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor regionale omroep, alsmede de Wereldomroep.

ARTIKEL II

De voorzitter en de andere leden van de raad van toezicht, bedoeld in artikel 18a, van de Mediawet, worden in afwijking van het derde lid van genoemd artikel voor de eerste maal benoemd voor een termijn die eindigt op 1 september 2008. Onze Minister kan deze termijn met ten hoogste twee jaren verlengen.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel T, dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Artikel I, onderdeel AA, werkt terug tot en met 31 december 2003.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

Tavarnelle, 16 juli 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. C. van der Laan

Uitgegeven de eenendertigste augustus 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Kamerstuk 29 991

Naar boven