Besluit van 23 juli 2005 tot wijziging van het Besluit uniforme beginselen gewasbeschermingsmiddelen en intrekking van het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 3 mei 2005, nr. MJZ2005048901, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op richtlijn nr. 91/414/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PbEG L 230), op richtlijn nr. 94/43/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 juli 1994 tot vaststelling van Bijlage VI bij Richtlijn 91/414/EEG betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PbEG L 227) en op artikel 3a, eerste en tweede lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962;

De Raad van State gehoord (advies van 16 juni 2005, nr. W08.05.0169/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 juli 2005, nr. MJZ2005160415, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uniforme beginselen gewasbeschermingsmiddelen wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 vervalt onderdeel c, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de wet, maakt het college gebruik van de uniforme beginselen, zoals vastgesteld in bijlage VI bij de richtlijn.

  • 2. Op een wijziging van Bijlage VI bij de richtlijn is artikel 1, zesde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

Bij regeling van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer of Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen voor de uitvoering van dit besluit overeenkomstig de in artikel 3a, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet vastgestelde wijze, nadere regels worden gesteld:

a. voor de uitwerking van de uniforme beginselen, of

b. met het oog op de nationaal specifieke agrarische, fytosanitaire, of ecologische, waaronder klimatologische, omstandigheden.

D

De artikelen 4 en 5 vervallen.

ARTIKEL II

Het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

In artikel 2 van het Besluit andere taken College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen vervalt onderdeel i, onder vervanging van de komma aan het slot van onderdeel h door een punt.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

Tavarnelle, 23 juli 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de drieëntwintigste augustus 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De gewasbeschermingsrichtlijn (richtlijn nr. 91/414/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen; PbEG L 230) voorziet onder meer in een nationale toelatingsprocedure in iedere lidstaat, naast de Europese beoordeling van werkzame stoffen, aan de hand van in de richtlijn neergelegde criteria. Toelating van een gewasbeschermingsmiddel door een lidstaat zal slecht mogen plaatsvinden indien na de toepassing van de in Bijlage VI van de richtlijn neergelegde Uniforme beginselen aan de toelatingscriteria wordt voldaan. Deze Bijlage VI is afzonderlijk door de Raad van de Europese Unie vastgesteld in richtlijn 94/43/EG. Deze richtlijn is geïmplementeerd in de nationale rechtsorde in het Besluit uniforme beginselen gewasbeschermingsmiddelen.

De onderhavige wijziging voegt feitelijk het Besluit uniforme beginselen gewasbeschermingsmiddelen (hierna: Bubg) samen met het als afzonderlijk besluit nu ingetrokken Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (hierna: Bmb). Het is een actie in het kader van het wetgevingsprogramma Herijking milieuregelgeving (zie Kamerstukken II 2002/2003, 29383, nr. 1, blz 23) en betreft tevens de uitvoering van een toezegging betreffende het Bmb en de daarbij horende Regeling uitvoering milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen 2000 in de zogenoemde septemberbrief inzake gewasbescherming (Kamerstukken II 2002/2003, 27858, nr. 51, blz. 3 en 4). Reden voor de samenvoeging is dat er voor het hanteren van afzonderlijke toetsingskaders voor verschillende categorieën van stoffen geen noodzaak meer is.

Het Bmb gold voor werkzame stoffen die reeds op het moment van inwerkingtreding van de gewasbeschermingsrichtlijn 91/414/EEG op de markt waren. Het Bubg gold voor nieuwe (op annex I) van de richtlijn 91/414/EEG geplaatste stoffen. Reeds bij de wijziging van het Bmb in 2000 zijn de milieutoelatingsnormen uit de uniforme beginselen ook op de bestaande stoffen van toepassing gemaakt. De milieubeoordeling van beide categorieën van stoffen was daarmee gelijk gemaakt. Op dat moment is het Bmb niet ingetrokken, omdat het Bmb ook een tweetal uitzonderingen op de milieubeoordeling van bestaande stoffen regelde, te weten die voor bepaalde grondontsmettingsmiddelen en voor landbouwkundig onmisbare middelen. Beide uitzonderingen hebben geen betekenis meer. De uitzondering voor landbouwkundig onmisbare middelen had slechts een tijdelijk karakter tot 2000 en is inmiddels uitgewerkt. De uitzonderingsgrond voor grondontsmettingsmiddelen is door een rechterlijke uitspraak in mei 2002 buiten werking geplaatst en kan sindsdien niet meer worden toegepast. De rechter is van mening dat in lagere regelgeving geen uitzondering gemaakt kan worden op de in de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 voorgeschreven milieutoets. Derhalve kan het Bmb nu wel geheel worden ingetrokken.

Reeds bij de wijziging van het Bmb in 2000 is in de toelichting aangegeven dat er met de invoering van het Bubg geen verschil meer zat in de wijze van beoordeling van oude en nieuwe stoffen. Deze wijziging brengt materieel gezien geen verandering in het toetsingskader voor gewasbeschermingsmiddelen en de daarbij gestelde dossiereisen. Er zijn hierdoor geen gevolgen voor het milieu te verwachten en er zijn geen financiële gevolgen te verwachten. Mede hierom is er contact geweest met het Adviescollege toetsing administratieve lasten (ACTAL) en zij hebben aangegeven geen advies te zullen uitbrengen.

De nationale toelating is EU-conform. Afwijking van de Uniforme Beginselen is slechts mogelijk indien nationale omstandigheden dat vereisen of indien een nadere nationale uitwerking heeft plaatsgevonden van hetgeen reeds op EU-niveau gedeeltelijk is uitgewerkt. Deze laatstbedoelde uitwerking zal dan genotificeerd moeten worden in het kader van richtlijn 98/34/EG. Deze uitwerkingen en overige afwijkingen op basis van nationale omstandigheden zullen worden opgenomen in een nader op te stellen ministeriële regeling, die in de plaats zal treden van de Regeling uitvoering milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen 2000.

Deze wijziging zal worden gemeld als zijnde een maatregel in het kader van de implementatie van de gewasbeschermingsrichtlijn (91/414/EEG).

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Aangezien in het besluit de term «omzettingsprodukten» niet meer voor komt, kan deze begripsomschrijving vervallen.

B

Artikel 2, eerste lid, wordt aangepast omdat artikel 2 nu geldt voor alle middelen en niet slechts voor middelen op basis van op Bijlage I bij de gewasbeschermingsrichtlijn geplaatste stoffen. Ook is de redactie enigszins verduidelijkt.

Artikel 2, tweede lid, onderdeel a, vervalt, aangezien dat een verwijzing betreft die niet meer noodzakelijk is na de implementatie van de biocidenrichtlijn (98/8/EU).

C

In artikel 3 wordt de rechtsgrondslag voor regelingen geformuleerd. Deze rechtsgrondslag, die oorspronkelijk in artikel 4 geformuleerd was, wordt gewijzigd naar aanleiding van enkele rechtszaken, waarbij de opsomming van dat artikel als te beperkend werd ervaren. De wetgever heeft echter ten tijde van het opstellen van het onderhavige Besluit niet het oogmerk gehad een limitatieve opsomming te geven. Dat is nu in de tekst verduidelijkt. Tevens is in de tekst een aantal gronden opgenomen, op basis waarvan uitwerking kan worden gegeven aan de Uniforme Beginselen. Ook deze opsomming is niet limitatief.

D

Nu artikel 3 als nieuwe rechtsgrondslag voor regelingen geldt, kan artikel 4 komen te vervallen.

Aangezien artikel 5 is uitgewerkt, kan dit eveneens vervallen.

Artikel II

Aangezien met de wijziging van dit besluit er geen verschillen meer zijn tussen oude en nieuwe stoffen en op beide groepen de Uniforme Beginselen van toepassing zijn, wordt het Bmb ingetrokken.

Artikel III

Door de intrekking van het Bmb moet artikel 2, onderdeel i, van het Besluit andere taken college voor de bestrijdingsmiddelen worden geschrapt, aangezien dit een verwijzing bevat naar dit besluit.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven