Besluit van 16 juli 2005, houdende regels betreffende de procedures voor het gunnen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 22 december 2004, nr. WJZ 4082228;

Gelet op richtlijn nr. 2004/17/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsten van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PbEG L 134) en de artikelen 2 en 3 van de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen;

De Raad van State gehoord (advies van 4 april 2005, nr. W10.04.0634/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 11 juli 2005, nr. WJZ 5033366;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

b. Commissie: de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

c. Overeenkomst inzake overheidsopdrachten: de op 15 april 1995 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (Trb. 1994, 235);

d. aannemer: een ieder die de uitvoering van werken op de markt aanbiedt;

e. leverancier: een ieder die producten op de markt aanbiedt;

f. dienstverlener: een ieder die diensten op de markt aanbiedt;

g. werk: het product van een geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen;

h. opdracht voor werken: een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die tussen een of meer aannemers en een of meer aanbestedende diensten is gesloten en betrekking heeft op:

1°. de uitvoering of het ontwerp en de uitvoering:

– van werken in het kader van een van de werkzaamheden, genoemd in bijlage 1, of

– van een werk, of

2°. het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat aan de door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen voldoet;

i. opdracht voor leveringen: een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die tussen een of meer leveranciers en een of meer aanbestedende diensten is gesloten en betrekking heeft op:

1°. de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten, of

2°. de levering van producten en zijdelings betrekking heeft op werkzaamheden voor het aanbrengen en installeren van die levering;

j. opdracht voor diensten: een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die tussen een of meer dienstverleners en een of meer aanbestedende diensten is gesloten en betrekking heeft op:

1°. het verrichten van de diensten, genoemd in bijlage 3,

2°. het leveren van producten en het verrichten van de diensten, genoemd in bijlage 3, en waarvan de waarde van de desbetreffende diensten hoger is dan die van de producten, of

3°. het verrichten van de diensten, bedoeld in bijlage 3, en van werkzaamheden, genoemd in bijlage 1, waarbij de werkzaamheden bijkomstig zijn ten opzichte van het verrichten van de diensten;

k. opdracht: een opdracht voor werken, een opdracht voor leveringen of een opdracht voor diensten;

l. concessieovereenkomst voor werken: een overeenkomst met dezelfde kenmerken als een opdracht voor werken, waarbij de tegenprestatie voor de uit te voeren werken in ieder geval bestaat uit het recht het werk te exploiteren, al dan niet gecombineerd met een prijs;

m. concessieovereenkomst voor diensten: een overeenkomst met dezelfde kenmerken als een opdracht voor diensten met uitzondering van het feit dat de tegenprestatie voor de te verrichten diensten bestaat uit het recht de dienst te exploiteren, al dan niet gecombineerd met een prijs;

n. raamovereenkomst: overeenkomst tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te gunnen opdrachten vast te leggen, met name wat betreft de prijs en de beoogde hoeveelheid;

o. dynamisch aankoopsysteem: een elektronisch proces voor het doen van gangbare aankopen, met algemeen op de markt beschikbare kenmerken, beperkt in de tijd en gedurende de gehele looptijd open voor een ondernemer die voldoet aan de selectiecriteria en die overeenkomstig de eisen van het beschrijvend document een indicatieve inschrijving heeft ingediend;

p. elektronische veiling: een zich herhalend elektronisch proces voor de presentatie van nieuwe, verlaagde prijzen, of van nieuwe waarden voor bepaalde elementen van de inschrijvingen, dat plaatsvindt na de eerste volledige beoordeling van de inschrijvingen en dat klassering op basis van elektronische verwerking mogelijk maakt;

q. aanbestedende dienst: de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een publiekrechtelijke instelling, een samenwerkingsverband van de hiervoor genoemde overheden of publiekrechtelijke instellingen, een overheidsbedrijf, of een bedrijf of instelling waaraan door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een publiekrechtelijke instelling een bijzonder recht of een uitsluitend recht is verleend, wanneer deze een van de activiteiten, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 7, uitoefent;

r. publiekrechtelijke instelling: een instelling die is opgericht met het specifieke doel te voorzien in behoeften van algemeen belang, niet zijnde van industriële of commerciële aard, die rechtspersoonlijkheid bezit en waarvan:

1°. de activiteiten in hoofdzaak door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een andere publiekrechtelijke instelling worden gefinancierd,

2°. het beheer onderworpen is aan toezicht door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een andere publiekrechtelijke instelling, of

3°. de leden van het bestuur, het leidinggevend of het toezichthoudend orgaan voor meer dan de helft door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of andere publiekrechtelijke instellingen zijn aangewezen;

s. overheidsbedrijf: een bedrijf waarop de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een publiekrechtelijke instelling of een samenwerkingsverband van de hiervoor genoemde overheden of publiekrechtelijke instellingen, rechtstreeks of middellijk een overheersende invloed kan uitoefenen uit hoofde van eigendom, financiële deelneming of de op het bedrijf van toepassing zijnde voorschriften;

t. overheersende invloed: een invloed die wordt vermoed aanwezig te zijn, wanneer de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een publiekrechtelijke instelling of een samenwerkingsverband van de hiervoor genoemde overheden of publiekrechtelijke instellingen, al dan niet rechtstreeks, ten aanzien van een overheidsbedrijf:

1°. de meerderheid van het geplaatste kapitaal van het overheidsbedrijf bezit, of

2°. over de meerderheid van de stemmen beschikt die aan de door het overheidsbedrijf uitgegeven aandelen zijn verbonden, of

3°. meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van het overheidsbedrijf kan aanwijzen;

u. uitsluitend recht: een recht dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van een bestuursorgaan aan een onderneming wordt verleend, waarbij voor die onderneming het recht wordt voorbehouden om binnen een bepaald geografisch gebied een dienst te verrichten of een activiteit uit te oefenen;

v. bijzonder recht: een recht dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van een bestuursorgaan aan een beperkt aantal ondernemingen wordt verleend en waarbij binnen een bepaald geografisch gebied:

1°. het aantal van deze ondernemingen die een die een dienst mogen verrichten of een activiteit mogen uitoefenen op een andere wijze dan volgens objectieve, evenredige en niet-discriminerende criteria tot twee of meer wordt beperkt,

2°. verscheidene concurrerende ondernemingen die een dienst mogen verrichten of een activiteit mogen uitoefenen op een andere wijze dan volgens deze criteria worden aangewezen, of

3°. aan een of meer ondernemingen op een andere wijze dan volgens deze criteria voordelen worden toegekend waardoor enige andere onderneming aanzienlijk wordt belemmerd in de mogelijkheid om dezelfde activiteiten binnen hetzelfde geografische gebied onder in wezen gelijkwaardige voorwaarden uit te oefenen;

w. aankoopcentrale: een aanbestedende dienst die voor aanbestedende diensten bestemde leveringen of diensten verwerft, opdrachten gunt of raamovereenkomsten sluit met betrekking tot voor aanbestedende diensten bestemde werken, leveringen of diensten;

x. openbare procedure: een procedure, waarbij ondernemers zich mogen inschrijven;

y. niet-openbare procedure: een procedure, waarbij ondernemers mogen verzoeken om deel te nemen, maar waarbij alleen de door de aanbestedende dienst aangezochte ondernemers zich mogen inschrijven;

z. procedure van gunning door onderhandelingen: een procedure waarbij de aanbestedende dienst met door hem gekozen ondernemers overleg pleegt en door onderhandelingen met een of meer van hen de voorwaarden van de opdracht vaststelt;

aa. prijsvraag: een procedure die tot doel heeft de aanbestedende dienst een plan of ontwerp te verschaffen, dat na een oproep tot mededinging door een jury wordt geselecteerd, al dan niet met toekenning van prijzen;

bb. inschrijver: een ondernemer die een inschrijving heeft ingediend;

cc. gegadigde: een ondernemer die heeft verzocht om een uitnodiging tot deelneming aan een niet-openbare procedure of aan een procedure van gunning door onderhandelingen;

dd. elektronisch middel: een middel waarbij gebruik wordt gemaakt van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking, met inbegrip van digitale compressie en gegevensopslag, en van verspreiding, overbrenging en ontvangst door middel van draden, straalverbindingen, optische middelen of andere elektromagnetische middelen;

ee. CPC: de nomenclatuur van de centrale productclassificatie (gemeenschappelijke indeling van de produkten) van de Verenigde Naties;

ff. CPV: de Gemeenschappelijke Woordenlijst Overheidsopdrachten, vastgesteld bij verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 november 2002 betreffende de gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (CPV) (PbEG L 340);

gg. NACE: de statistische nomenclatuur van economische activiteiten in de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van de Europese gemeenschappen van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (PbEG L 293);

hh. postzending: een geadresseerde zending in de definitieve vorm waarin zij wordt verstuurd, ongeacht het gewicht;

ii. ii. postdienst: een postdienst welke bestaat uit het ophalen, sorteren, vervoeren en bestellen van postzendingen;

jj. financiële dienst: een dienst als bedoeld in bijlage 3, categorie 6, met inbegrip van postwissels en girale overschrijvingen;

kk. logistieke dienst: een dienst waarbij fysieke levering of opslag gecombineerd wordt met een niet-postale dienst;

ll. erkende organisatie: een testlaboratorium, een ijklaboratorium of inspectie- en certificatieorganisatie die voldoen aan de toepasselijke Europese normen;

mm. verbonden onderneming:

1°. een onderneming waarvan de jaarrekening is geconsolideerd met die van de aanbestedende dienst overeenkomstig de voorschriften van richtlijn nr. 83/349/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g) van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (PbEG L 193), of

2°. in het geval van aanbestedende diensten die niet onder de richtlijn, genoemd onder 1º, vallen, een onderneming:

– waarop de aanbestedende dienst rechtstreeks of middellijk overheersende invloed kan uitoefenen,

– die een overheersende invloed op een aanbestedende dienst kunnen uitoefenen, of

– die, tezamen met de aanbestedende dienst, onderworpen is aan de overheersende invloed van een andere onderneming uit hoofde van eigendom, financiële deelneming of op haar van toepassing zijnde voorschriften;

nn. technische specificatie: in geval van

1°. opdrachten voor werken: een technische voorschrift dat een omschrijving geeft van de vereiste kenmerken van een werk, een materiaal, een product of een levering en aan de hand waarvan op objectieve wijze een werk, een materiaal, een product of een levering zodanig kan worden omschreven dat dit beantwoordt aan het gebruik waarvoor het door de aanbestedende dienst is bestemd;

2°. opdrachten voor leveringen of opdrachten voor diensten: een specificatie die voorkomt in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product of dienst;

oo. norm: een technische specificatie die door een erkende normalisatie-instelling voor herhaalde of voortdurende toepassing is goedgekeurd, waarvan de inachtneming niet verplicht is en die tot een van de normen, bedoeld in onderdelen pp tot en met ss, behoort;

pp. internationale norm: een norm die door een internationale normalisatie-instelling wordt aangenomen en ter beschikking van het publiek wordt gesteld;

qq. Europese norm: een norm die door een Europese normalisatie-instelling wordt aangenomen en ter beschikking van het publiek wordt gesteld;

rr. nationale norm: een norm die door een nationale normalisatie-instelling wordt aangenomen en ter beschikking van het publiek wordt gesteld;

ss. Europese technische goedkeuring: een op de bevinding dat aan de essentiële eisen wordt voldaan gebaseerde, gunstig uitgevallen technische beoordeling waarbij een product, gezien zijn intrinsieke eigenschappen en de voor de toepassing en het gebruik ervan vastgestelde voorwaarden, geschikt wordt verklaard voor het gebruik voor bouwdoeleinden door een erkende organisatie;

tt. gemeenschappelijke technische specificatie: een technische specificatie die is opgesteld volgens een door de lidstaten van de Europese Unie erkende procedure die in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen is bekendgemaakt;

uu. technisch referentiekader: een ander product dan de officiële normen, dat door de Europese normalisatie-instellingen is opgesteld volgens procedures die aan de ontwikkeling van de marktbehoeften zijn aangepast;

vv. elektronische handtekening: een handtekening als bedoeld in artikel 15a, vierde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

ww. geavanceerde elektronische handtekening: een handtekening die voldoet aan de eisen van artikel 15a, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

xx. richtlijn nr. 92/13/EEG: richtlijn nr. 92/13/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectorenwater- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (PbEG L 76);

yy. richtlijn nr. 93/38/EEG: richtlijn nr. 93/38/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993, houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (PbEG L 199), naar de tekst zoals deze gold op de dag voor intrekking van deze richtlijn;

zz. richtlijn nr. 2001/78/EG: richtlijn nr. 2001/78/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 september 2001 tot wijziging van bijlage IV van Richtlijn 93/36/EEG van de Raad, van de bijlagen IV, V en VI van Richtlijn 93/37/EEG van de Raad, van de bijlagen III en IV van Richtlijn 92/50/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/52/EG, alsmede van de bijlagen XII tot en met XV, XVII en XVIII van Richtlijn 93/38/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/4/EG (richtlijn over het gebruik van standaardformulieren bij bekendmaking van aankondigingen van overheidsopdrachten) (PbEG L 285);

aaa. richtlijn nr. 2004/17/EG: richtlijn nr. 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsten van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PbEG L 134);

bbb. kopersprofiel: een beschrijving van de aanbestedende dienst en zijn inkoopbeleid;

ccc. beschrijvend document: een document waarin de opdracht, de aanbestedende dienst, de te volgen aanbestedingsprocedure, en de selectie- en gunningscriteria worden beschreven en toegelicht;

ddd. gunningsbeslissing: de keuze van de aanbestedende dienst voor de ondernemer met wie hij een raamovereenkomst wil sluiten of aan wie hij een opdracht wil gunnen;

eee. ondernemer: aannemer, leverancier of dienstverlener;

fff. schriftelijk: elk uit woorden of cijfers bestaand geheel dat kan worden gelezen, gereproduceerd, en vervolgens medegedeeld, dat met elektronische middelen overgebrachte of opgeslagen informatie kan bevatten;

ggg. aanbestedingsstukken: alle documenten in een aanbestedingsprocedure.

§ 2. Toepassingsgebied

Artikel 2

  • 1. Dit besluit is van toepassing op opdrachten die een aanbestedende dienst gunt in het kader van de volgende activiteiten:

    a. de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbare dienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van gas of warmte, of

    b. de gas- of warmtetoevoer naar de netten, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. De toevoer van gas of warmte naar netten bestemd voor openbare dienstverlening door een overheidsbedrijf, of een bedrijf of instelling waaraan door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een publiekrechtelijke instelling een bijzonder recht of een uitsluitend recht is verleend, valt niet onder de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, wanneer:

    a. de productie van gas of warmte door het betrokken overheidsbedrijf, of bedrijf of instelling waaraan door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een publiekrechtelijke instelling een bijzonder recht of een uitsluitend recht is verleend, het onvermijdelijke resultaat is van de uitoefening van een andere dan de activiteit, bedoeld in het eerste lid, artikel 4, eerste lid, of de artikelen 5 tot en met 8, en

    b. de toevoer aan het openbare net tot doel heeft deze productie op economisch verantwoorde wijze te exploiteren en overeenstemt met ten hoogste 20 procent van de omzet van de aanbestedende dienst berekend als het gemiddelde over de laatste drie jaren, met inbegrip van het lopende jaar.

Artikel 3

  • 1. Dit besluit is van toepassing op opdrachten die een aanbestedende dienst gunt in het kader van de volgende activiteiten:

    a. de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbare dienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van elektriciteit, of

    b. de elektriciteitstoevoer naar de netten, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. De toevoer van elektriciteit naar netten bestemd voor openbare dienstverlening door een overheidsbedrijf, of een bedrijf of instelling waaraan door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een publiekrechtelijke instelling een bijzonder recht of een uitsluitend recht is verleend, wordt niet als een activiteit als bedoeld in het eerste lid beschouwd, wanneer:

    a. de elektriciteitsproductie door het betrokken overheidsbedrijf, of bedrijf of instelling waaraan door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een publiekrechtelijke instelling een bijzonder recht of een uitsluitend recht is verleend, geschiedt, omdat het verbruik ervan noodzakelijk is voor de uitoefening van een andere dan de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, artikel 2, eerste lid, of de artikelen 5 tot en met 8, en

    b. de toevoer aan het openbare net slechts van het eigen verbruik van de aanbestedende dienst afhangt en niet meer heeft bedragen dan 30 procent van de totale energieproductie van de aanbestedende dienst berekend als het gemiddelde over de laatste drie jaren, met inbegrip van het lopende jaar.

Artikel 4

  • 1. Dit besluit is van toepassing op opdrachten die een aanbestedende dienst gunt in het kader van de volgende activiteiten:

    a. de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbare dienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van drinkwater of

    b. de drinkwatertoevoer naar deze netten.

  • 2. Dit besluit is eveneens van toepassing op de opdrachten of prijsvragen die worden gegunt of georganiseerd door een aanbestedende dienst die een activiteit als bedoeld in het eerste lid uitoefent en die verband houden met de volgende activiteiten:

    a. waterbouwtechnische projecten, bevloeiing of drainage voor zover de voor drinkwatervoorziening bestemde hoeveelheid water groter is dan 20 procent van de totale hoeveelheid water die door middel van deze projecten of deze bevloeiings- of drainageinstallaties ter beschikking wordt gesteld, of

    b. met de afvoer of behandeling van afvalwater.

  • 3. De toevoer van drinkwater naar netten bestemd voor openbare dienstverlening door een overheidsbedrijf, of een bedrijf of instelling waaraan door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een publiekrechtelijke instelling een bijzonder recht of een uitsluitend recht is verleend, wordt niet als een activiteit als bedoeld in het eerste lid beschouwd, wanneer:

    a. de productie van drinkwater door het betrokken overheidsbedrijf, of bedrijf of instelling waaraan door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een publiekrechtelijke instelling een bijzonder recht of een uitsluitend recht is verleend, geschiedt omdat het verbruik ervan noodzakelijk is voor de uitoefening van een andere activiteit als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 7, en

    b. de toevoer naar het openbare net slechts van het eigen verbruik van het bedrijf, bedoeld in onderdeel a, afhangt en niet meer heeft bedragen dan 30 procent van de totale drinkwaterproductie van het bedrijf, bedoeld in onderdeel a, berekend als het gemiddelde over de laatste drie jaren, met inbegrip van het lopende jaar.

Artikel 5

  • 1. Dit besluit is van toepassing op opdrachten die een aanbestedende dienst gunt in het kader van activiteiten die het ter beschikking stellen of exploiteren van netten bestemd voor openbare dienstverlening op het gebied van vervoer per trein, automatische systemen, tram, trolleybus of autobus of kabel beogen, onder door of vanwege de staat, een gemeente, of een provincie gestelde voorwaarden.

  • 2. Dit besluit is niet van toepassing op opdrachten voor diensten die een openbare busdienst verzorgen, indien andere diensten vrijelijk deze dienstverlening, algemeen dan wel voor een bepaald geografisch gebied, onder dezelfde voorwaarden als een aanbestedende dienst kunnen verrichten.

Artikel 6

Dit besluit is van toepassing op opdrachten die een aanbestedende dienst gunt in het kader van de volgende activiteiten:

a. postdiensten,

b. het beheer van postdiensten,

c. diensten met een meerwaarde die verband houden met elektronische post en die volledig langs elektronische weg plaatsvinden, met inbegrip van de beveiligde doorgifte van gecodeerde documenten langs elektronische weg, adresbeheerdiensten en het doorzenden van geregistreerde elektronische post,

d. diensten die betrekking hebben op postzending,

e. financiële diensten,

f. filateliediensten, of

g. logistieke diensten.

De diensten, genoemd in onderdelen b tot en met g, vallen onder dit besluit wanneer ze verleend worden door een onderneming of organisatie die de diensten, genoemd in onderdeel a, verleent.

Artikel 7

Dit besluit is van toepassing op opdrachten die een aanbestedende dienst gunt in het kader van activiteiten die de exploitatie van een geografisch gebied beogen met het oogmerk op de terbeschikkingstelling aan lucht-, zee- of riviervervoerders van luchthaven-, zeehaven-, binnenhaven- of andere aanlandingsfaciliteiten.

Artikel 8

  • 1. Dit besluit is van toepassing op opdrachten die een aanbestedende dienst gunt in het kader van meerdere activiteiten dan de activiteiten, genoemd in de artikelen 2 tot en met 7, indien de opdracht in hoofdzaak wordt gegund ten behoeve van het verrichten van de activiteiten, genoemd in de artikelen 2 tot en met 7.

  • 2. Een aanbestedende dienst maakt de keuze van de methode van berekening van de geraamde waarde van een opdracht niet met de intentie om de opdracht aan dit besluit of aan het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten te onttrekken.

  • 3. Wanneer het objectief onmogelijk is om vast te stellen dat de opdracht in hoofdzaak wordt gegund ten behoeve van het verrichten van de activiteiten, genoemd in de artikelen 2 tot en met 7, wordt de opdracht gegund:

    a. overeenkomstig het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten indien de opdracht tevens een overheidsopdracht als bedoeld in het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten is;

    b. overeenkomstig onderhavig besluit indien de opdracht niet tevens een overheidsopdracht als bedoeld in het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten is.

§ 3. Non-discriminatie en openbaarheid van vertrouwelijk informatie

Artikel 9

Een aanbestedende dienst behandelt ondernemers op gelijke en niet-discriminerende wijze en handelt transparant.

Artikel 10

  • 1. Een aanbestedende dienst wijst gegadigden of inschrijvers die krachtens de wetgeving van de lidstaat van de Europese Unie waarin zij zijn gevestigd, gerechtigd zijn de desbetreffende verrichting uit te voeren, niet af louter op grond van het feit dat zij een natuurlijke persoon of een rechtspersoon zouden moeten zijn.

  • 2. Voor opdrachten voor diensten, opdrachten voor werken en opdrachten voor leveringen, die bijkomende diensten of werkzaamheden voor aanbrengen en installeren inhouden, kan een aanbestedende dienst van een rechtspersoon verlangen dat hij in de inschrijving of in het verzoek tot deelneming de namen en de beroepskwalificaties vermeldt van de personen die met de uitvoering van de opdracht worden belast.

  • 3. Een samenwerkingsverband van ondernemers kan zich inschrijven of zich als gegadigde opgeven.

  • 4. Een aanbestedende dienst verlangt voor de indiening van een inschrijving of een verzoek tot deelneming van een samenwerkingsverband van ondernemers niet dat het samenwerkingsverband van ondernemers een bepaalde rechtsvorm heeft.

  • 5. Een aanbestedende dienst kan van het samenwerkingsverband waaraan de opdracht wordt gegund eisen dat zij een bepaalde rechtsvorm aanneemt, mits dit voor de goede uitvoering van de opdracht nodig is.

Artikel 11

  • 1. Een aanbestedende dienst wendt zich zonder discriminatie en onder dezelfde voorwaarden als die welke hij voor gegadigden of inschrijvers in Nederland stelt, tot ondernemers in andere lidstaten van de Europese Unie, in overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland die voldoen aan de vereisten gesteld krachtens richtlijn nr. 2004/17/EG, en handelt hierbij transparant.

  • 2. Een aanbestedende dienst past bij het gunnen van opdrachten op ondernemers uit de andere lidstaten van de Europese Unie even gunstige voorwaarden toe als die welke hij bij de tenuitvoerlegging van de in het kader van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten, op ondernemers van derde landen toepast.

Artikel 12

  • 1. Bij het verstrekken van de technische specificaties aan de belangstellende ondernemers, bij de kwalificatie en selectie van de ondernemers en bij de toewijzing en bij de gunning van de opdrachten kunnen de aanbestedende diensten eisen stellen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de door hen verstrekte inlichtingen.

  • 2. Onverminderd de artikelen 40 tot en met 44, 50 en 58 van dit besluit en met inachtneming van de Wet openbaarheid van bestuur maakt een aanbestedende dienst de vertrouwelijke informatie die hem door een ondernemer is verstrekt niet openbaar.

§ 4. Drempelbedragen

Artikel 13

Dit besluit is van toepassing op opdrachten als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 8 waarvan de geraamde waarde, exclusief omzetbelasting, gelijk is aan of groter dan:

a. het bedrag, genoemd in artikel 16, onderdeel a, van richtlijn nr. 2004/17/EG voor opdrachten voor leveringen en voor diensten;

b. het bedrag, genoemd in artikel 16, onderdeel b, van richtlijn nr. 2004/17/EG voor opdrachten voor de uitvoering van werken.

Artikel 14

  • 1. Een aanbestedende dienst baseert de berekening van de geraamde waarde van een opdracht op het totale bedrag, exclusief omzetbelasting. Bij deze berekening wordt rekening gehouden met het geraamde totaalbedrag, met inbegrip van de eventuele opties en eventuele verlengingen van het contract.

  • 2. Wanneer de aanbestedende dienst voorziet in prijzengeld of betalingen aan gegadigden of inschrijvers, berekent zij deze door in de geraamde waarde van de opdracht.

  • 3. Een aanbestedende dienst onttrekt zich niet aan dit besluit door voorgenomen werken of voorgenomen aankopen ter verkrijging van bepaalde hoeveelheden leveringen of diensten te splitsen of bijzondere regels te gebruiken voor de berekening van de geraamde waarde van de opdrachten.

  • 4. Bij de berekening van de waarde van een raamovereenkomst of een dynamisch aankoopsysteemgaat de aanbestedende dienst uit van de geraamde maximale waarde, exclusief omzetbelasting, van alle voor de totale duur van de raamovereenkomst of van het dynamisch aankoopsysteem voorgenomen opdrachten.

  • 5. Voor de toepassing van artikel 13, houdt een aanbestedende dienst bij de bepaling van de geraamde waarde van opdrachten voor de uitvoering van werken rekening met de waarde van het werk en van alle leveringen of diensten die voor de uitvoering van het werk noodzakelijk zijn en door de aanbestedende dienst ter beschikking van de aannemer worden gesteld.

  • 6. Een aanbestedende dienst telt de waarde van leveringen of diensten die niet noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bepaalde opdracht voor de uitvoering van werken, niet bij de waarde van deze opdrachten met de intentie om de verkrijging van deze leveringen of van deze diensten aan de toepassing van dit besluit te onttrekken.

  • 7. Wanneer een voorgenomen werk of een voorgenomen aankoop van diensten aanleiding kan geven tot opdrachten die gelijktijdig in afzonderlijke percelen worden geplaatst, neemt de aanbestedende dienst de geraamde totale waarde van deze percelen als grondslag.

  • 8. Wanneer de samengetelde waarde van de percelen, bedoeld in het zevende lid, gelijk is aan of groter is dan het drempelbedrag, genoemd in artikel 13, past de aanbestedende dienst dit besluit toe op de gunning van elk perceel.

  • 9. Dit besluit is niet van toepassing op percelen als bedoeld in het tiende lid waarvan de geraamde waarde, exclusief omzetbelasting minder bedraagt dan:

    a. € 80.000 voor diensten, of

    b. € 1 miljoen voor werken,

    mits het samengetelde bedrag van de percelen niet meer dan 20 procent van de totale waarde van alle percelen beloopt.

  • 10. Wanneer een voorgenomen verkrijging van homogene leveringen aanleiding kan geven tot opdrachten die gelijktijdig in afzonderlijke percelen worden gegund, neemt de aanbestedende dienst de geraamde totale waarde van deze percelen als grondslag voor de toepassing van artikel 13.

  • 11. Wanneer de samengetelde waarde van de percelen, bedoeld in het tiende lid, gelijk is aan of groter is dan het drempelbedrag, genoemd in artikel 13, past de aanbestedende dienst dit besluit toe op de gunning van elk perceel.

  • 12. Dit besluit is niet van toepassing op percelen als bedoeld in het tiende lid waarvan de geraamde waarde, exclusief omzetbelasting, minder dan € 80.000 bedraagt, mits het samengetelde bedrag van de percelen in kwestie niet meer dan 20 procent van de totale waarde van alle percelen omvat.

  • 13. In het geval van opdrachten voor leveringen of opdrachten voor diensten die met een zekere regelmaat worden verleend of die bestemd zijn om gedurende een bepaalde periode te worden hernieuwd, raamt de aanbestedende dienst de waarde van deze opdracht op de volgende grondslag:

    a. de totale reële waarde van de tijdens het voorafgaande boekjaar of tijdens de voorafgaande twaalf maanden gegunde soortgelijke opeenvolgende opdrachten, indien mogelijk gecorrigeerd voor verwachte wijzigingen in hoeveelheid, of waarde gedurende de twaalf maanden volgende op de eerste opdracht, of

    b. de geraamde totale waarde van de opeenvolgende opdrachten over de twaalf maanden volgende op de eerste levering of over het boekjaar, indien dit zich over meer dan twaalf maanden uitstrekt.

  • 14. Een aanbestedende dienst raamt de waarde van een opdracht voor diensten en van een opdracht voor leveringen op basis van de totale waarde van de diensten en de leveringen, ongeacht het respectieve aandeel ervan. Deze raming omvat de waarde van de plaatsing en installatie.

  • 15. Voor een opdracht voor leveringen die betrekking heeft op leasing, huur, of huurkoop van producten raamt de aanbestedende dienst de waarde van deze opdracht op de volgende grondslag:

    a. bij opdrachten met een vaste looptijd, de totale geraamde waarde voor de gehele looptijd wanneer die ten hoogste twaalf maanden bedraagt, of de totale waarde wanneer de looptijd meer dan twaalf maanden bedraagt met inbegrip van de geraamde restwaarde;

    b. bij opdrachten voor onbepaalde duur of waarvan de looptijd niet kan worden bepaald, het maandelijks te betalen bedrag vermenigvuldigd met 48.

  • 16. Een aanbestedende dienst raamt de waarde van een opdracht voor diensten:

    a. wanneer het verzekeringsdiensten betreft: de te betalen premie en andere vormen van beloning,

    b. wanneer het bankdiensten en andere financiële diensten betreft: honoraria, provisies en rente, en andere vormen van beloning,

    c. wanneer het opdrachten betreffende een ontwerp betreft: de te betalen honoraria, provisies en andere vormen van beloning,

    d. wanneer het opdrachten betreft waarin geen totale prijs is vermeld en die een vaste looptijd hebben die gelijk is aan of korter is dan 48 maanden: de totale geraamde waarde voor de gehele looptijd, of

    e. wanneer het opdrachten betreft waarin geen totale prijs is vermeld en die voor onbepaalde duur zijn of een looptijd hebben die langer is dan 48 maanden: het maandelijks te betalen bedrag vermenigvuldigd met 48.

§ 5. Uitgesloten opdrachten

Artikel 15

Dit besluit is niet van toepassing op een concessieovereenkomst voor werken of een concessieovereenkomst voor diensten die gesloten wordt door een aanbestedende dienst die één of meer van de activiteiten, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 6, uitoefent indien de concessieovereenkomst met het oog op de uitoefening van die activiteiten gesloten wordt.

Artikel 16

  • 1. Dit besluit is niet van toepassing op een opdracht die is gegund voor wederverkoop of verhuur aan derden, indien de aanbestedende dienst geen bijzonder recht of uitsluitend recht bezit om het voorwerp van de opdracht te verkopen of te verhuren en het andere instanties vrijstaat dit voorwerp te verkopen of te verhuren op dezelfde voorwaarden als de aanbestedende dienst.

  • 2. Een aanbestedende dienst doet de Commissie op haar verzoek mededeling van alle categorieën producten en activiteiten die hij ingevolge het eerste lid als uitgesloten beschouwt.

  • 3. Een aanbestedende dienst wijst de Commissie bij de verstrekking van de informatie, bedoeld in het tweede lid, op alle gevoelige commerciële aspecten en verzoekt de Commissie daarmee rekening te houden.

Artikel 17

  • 1. Dit besluit is niet van toepassing op een opdracht die een aanbestedende dienst gunt voor de uitoefening van de activiteiten, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 7, in een derde land, in omstandigheden waarbij er geen fysieke exploitatie is van een net of van fysieke exploitatie van een geografisch gebied binnen de Europese Unie.

  • 2. Een aanbestedende dienst doet de Commissie op haar verzoek mededeling van opdrachten waarop hij dit besluit ingevolge het eerste lid en de artikelen 2 tot en met 7, niet toepast.

  • 3. Een aanbestedende dienst wijst de Commissie bij de verstrekking van de informatie, bedoeld in het tweede lid, op alle gevoelige commerciële aspecten en verzoekt de Commissie daarmee rekening te houden.

Artikel 18

Dit besluit is niet van toepassing op een opdracht die op basis van een wettelijk voorschrift geheim is of waarvoor het wettelijk verplicht is dat de uitvoering met bijzondere veiligheidsmaatregelen gepaard gaat of wanneer de bescherming van de wezenlijke belangen van de Staat zulks vereist.

Artikel 19

  • 1. Dit besluit is niet van toepassing op een opdracht waarvoor een ander procedurevoorschrift geldt en die wordt gegund:

    a. krachtens een tussen het Koninkrijk der Nederlanden en een of meer derde landen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gesloten internationale overeenkomst betreffende leveringen, werken, diensten of prijsvragen die bestemd zijn voor de gemeenschappelijke verwezenlijking of exploitatie van een project door de ondertekenende staten, of

    b. krachtens een in verband met de legering van strijdkrachten gesloten internationale overeenkomst betreffende ondernemingen in Nederland of in een derde land, of

    c. volgens de specifieke procedure van een internationale organisatie.

  • 2. Een aanbestedende dienst brengt een internationale overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, ter kennis van de Commissie.

Artikel 20

  • 1. Dit besluit is niet van toepassing op opdrachten die worden gegund door:

    a. een aanbestedende dienst bij een met hem verbonden onderneming, of

    b. een gemeenschappelijke onderneming, bestaande uit verscheidene aanbestedende diensten, en voor de uitoefening van de activiteiten, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 7, bij een met een van deze aanbestedende diensten verbonden onderneming, op voorwaarde dat ten minste 80 procent van de gemiddelde omzet die de verbonden onderneming de laatste drie jaar op het gebied van het verlenen van diensten heeft behaald, afkomstig is van de verstrekking van deze diensten aan de ondernemingen waarmee zij verbonden is.

  • 2. Wanneer in verband met de datum van oprichting of aanvang van de bedrijfsactiviteiten van de verbonden onderneming de omzet over de afgelopen drie jaar niet beschikbaar is, kan de aanbestedende dienst of de gemeenschappelijke onderneming op andere gronden aantonen dat de omzeteis, bedoeld in het eerste lid, aannemelijk is.

  • 3. Wanneer dezelfde of soortgelijke diensten, leveringen of werken door meer dan één met de aanbestedende dienst verbonden ondernemingen worden verricht, worden de percentages, bedoelde in het eerste lid, berekend rekening houdend met de totale omzet die voortvloeit uit het verrichten van respectievelijk diensten, leveringen of werken door deze ondernemingen.

  • 4. Dit besluit is niet van toepassing op opdrachten:

    a. die een gemeenschappelijke onderneming, bestaande uit verscheidene aanbestedende diensten, voor de uitoefening van de activiteiten, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 7, aan een van deze aanbestedende diensten gunt, of

    b. die een aanbestedende dienst gunt bij een dergelijke gemeenschappelijke onderneming waar zijzelf deel van uitmaakt, mits die gemeenschappelijke onderneming is opgericht om de betrokken activiteit uit te oefenen gedurende een periode van ten minste drie jaar en de oprichtingsakte van die gemeenschappelijke onderneming bepaalt dat de aanbestedende diensten waaruit zij bestaat, daar voor ten minste dezelfde termijn deel van zullen uitmaken.

  • 5. Een aanbestedende dienst verstrekt de Commissie desgevraagd de volgende gegevens betreffende de toepassing van het eerste tot en met het vierde lid:

    a. de namen van de betrokken ondernemingen of gemeenschappelijke ondernemingen,

    b. de aard en de waarde van de desbetreffende opdrachten,

    c. de gegevens die de Commissie noodzakelijk acht voor het bewijs dat de betrekkingen tussen de aanbestedende dienst en de onderneming of de gemeenschappelijke onderneming waaraan de opdrachten worden gegund, aan de eisen, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, voldoen.

Artikel 21

Dit besluit is niet van toepassing op opdrachten voor diensten:

a. betreffende de verwerving of huur, ongeacht de financiële modaliteiten ervan, van grond, bestaande gebouwen of andere onroerende zaken of betreffende de rechten hierop, met uitzondering van de overeenkomsten betreffende financiële diensten die voorafgaand aan, gelijktijdig met of als vervolg op het koop- of huurcontract worden afgesloten,

b. betreffende diensten van arbitrage en bemiddeling,

c. op financieel gebied betreffende de uitgifte, de aankoop, de verkoop en de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten en door de centrale banken verleende diensten,

d. inzake arbeidsovereenkomsten,

e. voor onderzoek en ontwikkeling, met uitzondering van die waarvan de resultaten in hun geheel aan de aanbestedende dienst toekomen voor gebruik ervan in de uitoefening van zijn eigen werkzaamheden, mits de dienstverrichting volledig door de aanbestedende dienst wordt beloond.

Artikel 22

Dit besluit is niet van toepassing op opdrachten voor diensten die worden gegund aan een aanbestedende dienst, of aan een samenwerkingsverband van aanbestedende diensten, op basis van een uitsluitend recht, op voorwaarde dat deze bepalingen met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap verenigbaar zijn.

Artikel 23

  • 1. Dit besluit is niet van toepassing op opdrachten voor de aankoop van water, gegund door een aanbestedende dienst, die activiteiten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, uitoefent.

  • 2. Dit besluit is niet van toepassing op opdrachten voor de levering van energie of brandstof voor energieopwekking, gegund door een aanbestedende dienst die een activiteit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, of artikel 3, eerste lid, uitoefent.

Artikel 24

  • 1. Onverminderd het tweede tot en met het vijfde lid, is dit besluit niet van toepassing op een aanbestedende dienst die werkzaam is op het gebied van de verkenning, opsporing of winning van delfstoffen, bedoeld in Beschikking nr. 93/676/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 december 1993 waarbij wordt vastgesteld dat de exploitatie van geografische gebieden met het oogmerk van prospectie of winning van aardolie of gas in Nederland niet een relevante activiteit vormt in de zin van artikel 2, lid 2, onder b), punt i), van Richtlijn nr. 90/531/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen en dat de diensten welke deze activiteit uitoefenen in Nederland niet geacht worden in aanmerking te komen voor bijzondere of uitsluitende rechten in de zin van artikel 2, lid 3, onder b), van deze richtlijn (PbEG L 316).

  • 2. De aanbestedende dienst, bedoeld in het eerste lid, past de bepalingen van het derde tot en met het vijfde lid toe.

  • 3. Het gunnen van een opdracht geschiedt op niet-discriminerende wijze.

  • 4. Voorafgaand aan de opdracht worden de volgende gegevens gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen dan wel in een landelijk verspreid dagblad:

    a. de naam, het adres, het telefoon-, het telex- en het telefaxnummer van de aanbestedende dienst of van de instelling waarbij nadere informatie over de opdracht kan worden verkregen;

    b. een aanduiding van de aard en van de hoeveelheid van het uit te voeren werk, de te verrichten levering of de te verrichten dienst;

    c. een korte aanduiding van de wijze van aanbesteding.

  • 5. Aan de Commissie wordt informatie verstrekt inzake de toekenning van opdrachten onder de overeenkomstig Beschikking nr. 93/327/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 mei 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder aanbestedende diensten die geografische gebieden exploiteren ter wille van de prospectie en de winning van aardolie, gas, steenkool of andere vaste brandstoffen, aan de Commissie informatie moeten verstrekken inzake door hen geplaatste opdrachten (PbEG L 129) vastgestelde voorwaarden.

Artikel 25

  • 1. Dit besluit is niet van toepassing op opdrachten die worden gegund in het kader van de activiteiten, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 7, indien:

    a. de Commissie overeenkomstig artikel 30 van richtlijn nr. 2004/17/EG een besluit heeft genomen dat bepaalt dat artikel 30, eerste lid van die richtlijn van toepassing is op dit activiteit, of

    b. de Commissie binnen de termijn, bedoeld in artikel 30, zesde lid, van richtlijn nr. 2004/17/EG, geen beslissing over de toepassing van artikel 30, eerste lid, heeft genomen.

  • 2. Een aanbestedende dienst kan de Commissie verzoeken te bepalen dat artikel 30, eerste lid, van richtlijn nr. 2004/17/EG van toepassing is, onder mededeling van een dergelijk verzoek aan Onze Minister.

  • 3. Onze Minister doet van een beslissing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of van het uitblijven van een beslissing, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, mededeling in de Staatscourant.

§ 6. Specifieke situaties

Artikel 26

  • 1. Een aanbestedende dienst kan de deelneming aan procedures voor de gunning van opdrachten voorbehouden aan sociale werkvoorzieningen als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken, indien de meerderheid van de bij de uitvoering van de betreffende overheidsopdracht betrokken werknemers personen met een handicap zijn die wegens de aard of de ernst van hun handicaps geen beroepsactiviteit in normale omstandigheden kunnen uitoefenen.

  • 2. Een aanbestedende dienst vermeldt in de aankondiging dat de opdracht is voorbehouden aan sociale werkvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 27

  • 1. Een aanbestedende dienst kan via een aankoopcentrale opdrachten gunnen.

  • 2. De aanbestedende dienst, bedoeld in het eerste lid, wordt geacht dit besluit te hebben nageleefd, mits de aankoopcentrale, bedoeld in het eerste lid, dit besluit heeft nageleefd.

§ 7. Opdrachten voor diensten inzake bijlage 3, onderdeel A of onderdeel B

Artikel 28

Een aanbestedende dienst past bij het gunnen van een opdracht voor diensten, die betrekking heeft op diensten als bedoeld in bijlage 3, onderdeel A, de artikelen 31 tot en met 69 toe.

Artikel 29

Een aanbestedende dienst past bij het gunnen van een opdracht voor diensten, die betrekking heeft op diensten als bedoeld in bijlage 3, onderdeel B, de artikelen 31 en 43 toe.

Artikel 30

Een aanbestedende dienst past bij het gunnen van een opdracht voor diensten die zowel betrekking heeftop de diensten als bedoeld in bijlage 3, onderdeel A, als op de diensten als bedoeld in bijlage 3, onderdeel B, toe:

a. de artikelen 31 tot en met 60, indien de waarde van de diensten als bedoeld in bijlage 3, onderdeel A, hoger is dan die van de diensten, genoemd in bijlage 3, onderdeel B;

b. de artikelen 31 en 43, indien de waarde van de diensten als bedoeld in bijlage 3, onderdeel A, niet hoger is dan die van de diensten als bedoeld in bijlage 3, onderdeel B.

§ 8. Voorschriften betreffende aanbestedingsstukken en technische specificaties

Artikel 31

  • 1. Een aanbestedende dienst neemt de technische specificaties op in de aanbestedingsstukken.

  • 2. De technische specificaties bieden de inschrijvers gelijke toegang en leiden niet tot ongerechtvaardigde belemmeringen in de mededinging voor de openstelling van opdrachten.

  • 3. Een aanbestedende dienst formuleert de technische specificaties:

    a. door verwijzing naar technische specificaties en naar nationale normen waarin Europese normen zijn omgezet, de Europese technische goedkeuringen, de gemeenschappelijke technische specificaties, internationale normen, andere door de Europese normalisatie-instellingen opgestelde technische referentiesystemen, of, bij ontstentenis daarvan, de nationale normen, de nationale technische goedkeuringen dan wel de nationale technische specificaties, andere technische referentiesystemen, inzake het ontwerpen, het berekenen en het uitvoeren van werken en het gebruik van producten,

    b. in termen van prestatie-eisen en functionele eisen, waaronder milieukenmerken, die zodanig nauwkeurig zijn bepaald dat de inschrijvers het voorwerp van de opdracht kunnen bepalen en de aanbestedende dienst de opdracht kan gunnen,

    c. in termen van prestatie-eisen en functionele eisen als bedoeld in onderdeel b, waarbij onder vermoeden van overeenstemming met deze prestatie-eisen en functionele eisen wordt verwezen naar de specificaties, bedoeld in onderdeel a, of

    d. door verwijzing naar de specificaties, bedoeld in onderdeel a, voor bepaalde kenmerken, en verwijzing naar de prestatie-eisen en functionele eisen, bedoeld in onderdeel b, voor andere kenmerken.

  • 4. Een aanbestedende dienst vergezelt een verwijzing als bedoeld in het derde lid, onderdeel a van de woorden «of gelijkwaardig».

  • 5. Wanneer een aanbestedende dienst verwijst naar de specificaties, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, kan hij een inschrijving niet afwijzen met de reden dat de aangeboden producten en diensten niet beantwoorden aan de specificaties waarnaar hij heeft verwezen, indien de inschrijver in zijn inschrijving tot voldoening van de aanbestedende dienst aantoont dat de door hem voorgestelde oplossingen op gelijkwaardige wijze voldoen aan de eisen die in de technische specificaties zijn bepaald.

  • 6. Een aanbestedende dienst wijst, wanneer hij gebruik maakt van de in het derde lid, onderdelen b en c, geboden mogelijkheid prestatie-eisen of functionele eisen te stellen, een aanbod van werken, producten of diensten niet af indien die beantwoordt aan een nationale norm waarin een Europese norm is omgezet, aan een Europese technische goedkeuring, aan een gemeenschappelijke technische specificatie, aan een internationale norm, of aan een door een Europese normalisatie-instelling opgestelde technisch referentiesysteem, wanneer deze specificaties betrekking hebben op de prestaties of functionele eisen die hij heeft voorgeschreven.

  • 7. Een inschrijver toont in zijn inschrijving aan dat het product, de dienst of het werk in overeenstemming is met de norm en voldoet aan de functionele en presatie-eisen van de aanbestedende dienst.

  • 8. Een aanbestedende dienst die milieukenmerken voorschrijft door verwijzing naar prestatie-eisen of functionele eisen als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, kan gebruik maken van de gedetailleerde specificaties of van gedeelten daarvan, zoals vastgesteld in milieukeuren, voorzover:

    a. die geschikt zijn voor de omschrijving van de kenmerken van de leveringen of diensten waarop de opdracht betrekking heeft,

    b. de vereisten voor de keur zijn ontwikkeld op grond van wetenschappelijke gegevens,

    c. de milieukeuren zijn aangenomen via een proces waaraan alle betrokkenen, zoals regeringsinstanties, consumenten, fabrikanten, kleinhandel en milieuorganisaties kunnen deelnemen, en

    d. de keuren toegankelijk zijn voor alle betrokken partijen.

  • 9. Een aanbestedende dienst kan aangeven dat de van een milieukeur voorziene producten of diensten worden geacht te voldoen aan de technische specificaties van het beschrijvend document. De aanbestedende dienst aanvaardt hierbij elk ander passend bewijsmiddel, zoals een technisch dossier van de fabrikant of een testverslag van een erkende organisatie.

  • 10. Een aanbestedende dienst aanvaardt certificaten van in andere lidstaten van de Europese Unie gevestigde erkende organisaties.

  • 11. Een aanbestedende dienst maakt in de technische specificaties geen melding van een bepaald fabrikaat, een bepaalde herkomst of een bijzondere werkwijze, noch van een verwijzing naar een merk, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd, tenzij dit door het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigd wordt.

  • 12. Een aanbestedende dienst mag de melding of de verwijzing, bedoeld in het elfde lid, opnemen in de technische specificaties wanneer:

    a. een voldoende nauwkeurige en begrijpelijke beschrijving van het voorwerp van de opdracht niet mogelijk is door toepassing van het derde en vijfde lid, en

    b. deze melding of verwijzing vergezeld gaat van de woorden «of gelijkwaardig».

Artikel 32

  • 1. Een aanbestedende dienst deelt de belangstellende ondernemers desgevraagd de technische specificaties mede die regelmatig in zijn opdrachten voor leveringen, werken of diensten worden beoogd, of de technische specificaties die hij voornemens is toe te passen voor opdrachten waarover periodieke indicatieve aankondigingen als bedoeld in artikel 40, eerste lid worden gepubliceerd.

  • 2. Indien de technische specificaties, bedoeld in het eerste lid, gebaseerd zijn op documenten waarover belangstellende ondernemers kunnen beschikken, kan de aanbestedende dienst ermee volstaan een verwijzing naar deze documenten op te nemen.

Artikel 33

  • 1. Wanneer voor de gunning het criterium van de economisch voordeligste inschrijving wordt gehanteerd kan een aanbestedende dienst de inschrijvers toestaan varianten, voor te stellen.

  • 2. Een aanbestedende dienst vermeldt in de aankondiging van de opdracht of hij varianten toestaat. Een aanbestedende dienst staat alleen varianten toe wanneer hij in het beschrijvend document heeft vermeld dat varianten zijn toegestaan.

  • 3. Een aanbestedende dienst die varianten toestaat, vermeldt in het beschrijvend document aan welke minimumeisen deze varianten ten minste voldoen, en hoe zij worden ingediend.

  • 4. Een aanbestedende dienst houdt alleen rekening met de varianten die aan de gestelde minimumeisen voldoen.

  • 5. Bij procedures voor het gunnen van opdrachten voor leveringen of opdrachten voor diensten wijst een aanbestedende dienst die varianten heeft toegestaan, een variant niet af omdat deze, indien deze werd gekozen, veeleer tot een overheidsopdracht voor diensten dan tot een overheidsopdracht voor leveringen, dan wel veeleer tot een overheidsopdracht voor leveringen dan tot een overheidsopdracht voor diensten zou leiden.

Artikel 34

In het beschrijvend document kan een aanbestedende dienst een inschrijver verzoeken om in zijn inschrijving aan te geven welk gedeelte van de opdracht hij eventueel voornemens is aan derden in onderaanneming te geven en welke onderaannemers hij voorstelt.

Artikel 35

Een aanbestedende dienst kan bijzondere voorwaarden verbinden aan de uitvoering van een opdracht, mits dergelijke voorwaarden met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschapverenigbaar zijn en in de aankondiging of het beschrijvend document vermeld zijn. De voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd, kunnen met name verband houden met sociale of milieuoverwegingen.

Artikel 36

  • 1. In het beschrijvend document geeft een aanbestedende dienst aan bij welk orgaan de gegadigden of inschrijvers informatie kunnen verkrijgen over verplichtingen ten aanzien van de bepalingen inzake belastingen, milieubescherming, arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden die gelden in Nederland, of indien de verrichtingen buiten Nederland worden uitgevoerd, die gelden in het gebied of de plaats waar de verrichtingen worden uitgevoerd en die gedurende de uitvoering van de opdracht op die verrichtingen van toepassing zullen zijn.

  • 2. Een aanbestedende dienst verzoekt de inschrijvers of de gegadigden aan te geven dat zij bij het opstellen van hun inschrijving rekening hebben gehouden met de verplichtingen uit hoofde van de bepalingen inzake de arbeidsbescherming en de arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de verrichting moet worden uitgevoerd.

§ 9. Procedures

Artikel 37

  • 1. Een aanbestedende dienst maakt voor het gunnen van een opdracht gebruik van de openbare procedure, de niet-openbare procedure of de procedure van gunning door onderhandelingen, mits een aankondiging als bedoeld in artikel 42 is gedaan.

  • 2. Een aanbestedende dienst kan voor het gunnen van zijn opdracht gebruik maken van een procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande aankondiging:

    a. wanneer in het kader van een procedure met voorafgaande aankondiging geen of geen geschikte inschrijvingen of geen aanmeldingen zijn ingediend, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht niet wezenlijk zijn gewijzigd,

    b. wanneer een opdracht ten behoeve van onderzoek, proefneming, studie of ontwikkeling wordt gegund en zonder het doel de rendabiliteit te verzekeren dan wel de kosten van onderzoek en ontwikkeling te dekken, voorzover de gunning van een dergelijke opdracht niet verhindert dat een aankondiging wordt gedaan voor latere opdrachten die dit doel in het bijzonder beogen;

    c. wanneer de uitvoering van de opdracht om technische of artistieke redenen of om redenen van bescherming van een uitsluitend recht slechts aan één bepaalde onderneming kan worden toevertrouwd,

    d. in strikt noodzakelijke gevallen waarin dringende spoed, voortvloeiende uit gebeurtenissen die door de aanbestedende dienst niet kon worden voorzien, de inachtneming van de termijnen gesteld voor een openbare procedure, een niet-openbare procedure en een procedure van gunning door onderhandelingen met voorafgaande mededeling onmogelijk maakt,

    e. in het geval van opdrachten voor leveringen ten behoeve van door de oorspronkelijke leverancier verrichtte aanvullende leveringen die bestemd zijn voor:

    1°. de gedeeltelijke vernieuwing van veelvuldig gebruikte leveringen of installaties, of

    2°. de uitbreiding van bestaande leveringen of installaties, indien verandering van leverancier de aanbestedende dienst ertoe zou verplichten apparatuur aan te schaffen met andere technische eigenschappen, zodat onverenigbaarheid ontstaat of zich onevenredige technische moeilijkheden bij het gebruik en het onderhoud voordoen,

    f. voor aanvullende werken of diensten die niet in het oorspronkelijk gegunde ontwerp, noch in de eerste gegunde opdracht waren opgenomen, maar die ten gevolge van een onvoorziene omstandigheid voor de uitvoering van deze opdracht noodzakelijk zijn geworden, mits de gunning geschiedt aan de aannemer of dienstverlener die de eerste opdracht uitvoert:

    1°. wanneer deze aanvullende werken of diensten technisch of economisch niet los van de hoofdopdracht kunnen worden uitgevoerd zonder de aanbestedende dienst grote ongemakken te bezorgen, of

    2°. wanneer deze aanvullende werken of diensten, hoewel zij van de uitvoering van de oorspronkelijke opdracht kunnen worden gescheiden, strikt noodzakelijk zijn om deze te vervolmaken,

    g. in het geval van opdrachten voor werken, wanneer het gaat om nieuwe werken bestaande uit de herhaling van soortgelijke werken die door dezelfde aanbestedende dienst opgedragen zijn aan de aannemer die belast is geweest met een eerdere opdracht, mits:

    1°. deze werken overeenstemmen met een basisproject en dit project het voorwerp vormde van een eerste opdracht die na een aankondiging werd gegund, en

    2°. de aanbestedende dienst reeds in de aankondiging van de aanbesteding van het basisproject vermeld heeft dat een procedure zonder voorafgaande aankondiging kan worden toegepast,

    met dien verstande dat de aanbestedende dienst hierbij het totale voor de volgende werken geraamde bedrag in aanmerking neemt voor de toepassing van de artikelen 13 en 14,

    h. voor op een grondstoffenmarkt genoteerde en aangekochte leveringen;

    i. in het geval, bedoeld in artikel 38, tweede lid,

    j. voor gelegenheidsaankopen, wanneer zich gedurende zeer korte tijd een bijzonder voordelige gelegenheid tot aankopen voordoet en de te betalen prijs aanzienlijk lager ligt dan normaal op de markt het geval is,

    k. voor de aankoop van leveringen tegen bijzonder gunstige voorwaarden bij een leverancier die definitief zijn handelsactiviteit stopzet, bij curatoren of vereffenaars van een faillissement of een vonnis of bij de toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, of

    l. wanneer de opdracht voor diensten voortvloeit uit een overeenkomstig dit besluit georganiseerde prijsvraag en volgens de toepasselijke voorschriften aan de winnaar of aan één van de winnaars van die prijsvraag dient te worden gegund. In dat geval worden alle winnaars van de prijsvraag tot deelneming aan de onderhandelingen uitgenodigd.

Artikel 38

  • 1. Een aanbestedende dienst kan een raamovereenkomst gunnen overeenkomstig de voorschriften in dit besluit voor een opdracht voor werken, een opdracht voor leveringen of een opdracht voor diensten.

  • 2. Wanneer een aanbestedende dienst een raamovereenkomst heeft gesloten overeenkomstig dit besluit, kan hij bij het gunnen van op deze raamovereenkomst gebaseerde opdrachten gebruik maken van de procedure van gunning door onderhandelingen zonder aankondiging.

  • 3. Een aanbestedende dienst maakt geen oneigenlijk gebruik van een raamovereenkomst en gebruikt deze evenmin om de mededinging te hinderen, te beperken of te vervalsen.

Artikel 39

  • 1. Een aanbestedende dienst kan gebruik maken van een dynamisch aankoopsysteem.

  • 2. Voor de instelling van een dynamisch aankoopsysteem volgt de aanbestedende dienst de voorschriften van alle fasen van de openbare procedure tot aan de gunning van de opdrachten die in het kader van dit dynamische aankoopsysteem worden gegund.

  • 3. Een aanbestedende dienst laat alle inschrijvers die aan de selectiecriteria voldoen en overeenkomstig het beschrijvend document en de eventuele aanvullende documenten een indicatieve inschrijving hebben ingediend, tot het dynamische aankoopsysteem toe.

  • 4. Een aanbestedende dienst staat toe dat indicatieve inschrijvingen te allen tijde kunnen worden verbeterd, op voorwaarde dat zij niet afwijken van het beschrijvend document.

  • 5. Voor het opzetten van een dynamische aankoopsysteem en voor de gunning van de opdrachten in het kader hiervan gebruikt een aanbestedende dienst elektronische middelen overeenkomstig artikel 49, tweede tot en met het negende lid.

  • 6. Bij de instelling van het dynamisch aankoopsysteem:

    a. publiceert de aanbestedende dienst een aankondiging van de opdracht en geeft daarbij aan dat het om een dynamisch aankoopsysteem gaat,

    b. verstrekt in het beschrijvend document de aanbestedende dienst nadere gegevens over onder andere de aard van de overwogen aankopen waarop dit dynamische aankoopsysteem betrekking heeft, alle nodige informatie omtrent het aankoopsysteem, de gebruikte elektronische apparatuur en de nadere technische bepalingen en specificaties voor de verbinding, en

    c. tegelijk met de publicatie van de aankondiging van de opdracht en tot aan het vervallen van het dynamische aankoopsysteem biedt de aanbestedende dienst langs elektronische weg een vrije, rechtstreekse en volledige toegang tot het beschrijvend document en alle aanvullende documenten of geeft de aanbestedende dienst in de aankondiging het internetadres aan waar deze documenten kunnen worden geraadpleegd.

  • 7. Een ondernemer kan een indicatieve inschrijving indienen om toegelaten te worden tot het dynamische aankoopsysteem onder de voorwaarden, bedoeld in het tweede tot en met het vijfde lid.

  • 8. Een aanbestedende dienst beoordeelt de indicatieve inschrijving binnen 15 dagen na indiening.

  • 9. Een aanbestedende dienst kan de termijn, genoemd in het achtste lid, verlengen, op voorwaarde dat er tussentijds geen aankondiging wordt gepubliceerd.

  • 10. Een aanbestedende dienst deelt de ondernemer, bedoeld in het zevende lid, zo snel mogelijk mee dat hij is toegelaten tot het dynamische aankoopsysteem of dat zijn indicatieve inschrijving is afgewezen.

  • 11. Een aanbestedende dienst publiceert voor een specifieke opdracht een aankondiging.

  • 12. Alvorens een aankondiging als bedoeld in het elfde lid te plaatsen, publiceert de aanbestedende dienst een vereenvoudigde aankondiging waarin alle belangstellende ondernemers worden uitgenodigd om overeenkomstig het vierde lid een indicatieve inschrijving in te dienen, binnen een termijn van ten minste 15 dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de vereenvoudigde aankondiging.

  • 13. Een aanbestedende dienst schrijft een aankondiging uit nadat de beoordeling is afgerond van alle indicatieve inschrijvingen, die binnen de termijn, bedoeld in het twaalfde lid, zijn ingediend.

  • 14. Een aanbestedende dienst nodigt alle tot het dynamisch aankoopsysteem toegelaten inschrijvers uit om voor een specifieke opdracht die binnen dat dynamisch aankoopsysteem wordt gegund een inschrijving in te dienen. Daartoe stelt de aanbestedende dienst een voldoende lange termijn vast voor de indiening van de inschrijvingen.

  • 15. Een aanbestedende dienst gunt de opdracht aan de inschrijver die de beste inschrijving heeft ingediend op grond van de gunningcriteria die zijn vermeld in de aankondiging van de opdracht waarbij het dynamische aankoopsysteem wordt ingesteld. Deze criteria kunnen gepreciseerd worden in de uitnodiging, bedoeld in het veertiende lid.

  • 16. Een dynamisch aankoopsysteem duurt niet langer dan vier jaar. Een aanbestedende dienst kan in uitzonderlijke gevallen van deze termijn afwijken, waarbij hij deze uitzondering deugdelijk dient te motiveren.

  • 17. Aanbestedende diensten maken geen gebruik van een dynamische aankoopsysteem om de mededinging te hinderen, te beperken of te vervalsen.

  • 18. Een aanbestedende dienst, die gebruik maakt van een dynamisch aankoopsysteem, brengt de betrokken ondernemers geen administratiekosten in rekening.

§ 10. De aankondiging

Artikel 40

  • 1. Een aanbestedende dienst deelt ten minste eenmaal per jaar in een periodieke indicatieve aankondiging die door de Commissie of door de aanbestedende dienst zelf via zijn kopersprofiel wordt verspreid, mee:

    a. het geraamde totale bedrag van de opdracht voor leveringen of de raamovereenkomst voor leveringen per productgroep die hij voornemens is in de loop van de komende twaalf maanden te gunnen of te sluiten, wanneer het geraamde totale bedrag, met inachtneming van artikel 14, € 750.000 of meer bedraagt;

    b. het geraamde totale bedrag van de opdracht voor diensten of de raamovereenkomst voor diensten voor elk van de diensten, genoemd in bijlage 3, onderdeel A, die hij voornemens is in de loop van de komende twaalf maanden te gunnen of te sluiten, wanneer het geraamde totale bedrag, met inachtneming van artikel 14, € 750.000 of meer bedraagt;

    c. de hoofdkenmerken van de opdracht voor werken of de raamovereenkomst voor werken die hij voornemens is in de loop van de komende twaalf maanden te gunnen of te sluiten, wanneer het geraamde bedrag, met inachtneming van artikel 14, gelijk is aan of meer bedraagt dan de drempel, genoemd in artikel 13, onderdeel b.

  • 2. De periodieke indicatieve aankondiging, bedoeld in het eerste lid, bevat de gegevens, genoemd in bijlage 2, onderdeel C.

  • 3. Een aanbestedende dienst gebruikt voor de aankondigingen die via een kopersprofiel meegedeeld kunnen worden, bedoeld in het eerste lid, en voor de aankondiging, het formulier overeenkomstig het model dat daarvoor is opgenomen in richtlijn nr. 2001/78/EG.

  • 4. Het kopersprofiel, bedoeld in het eerste lid, kan voor periodieke indicatieve aankondigingen informatie bevatten over lopende aanbestedingsprocedures, voorgenomen aankopen, gegunde opdrachten, geannuleerde procedures, en alle nuttige algemene informatie, zoals het contactpunt, een telefoon- en faxnummer, een postadres en een e-mailadres.

  • 5. Een aanbestedende dienst zendt de aankondiging, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, zo spoedig mogelijk na het begin van het begrotingsjaar toe aan de Commissie of deelt deze aankondiging mee via het kopersprofiel.

  • 6. Een aanbestedende dienst zendt de aankondiging, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zo spoedig mogelijk nadat de beslissing is genomen tot goedkeuring van het programma voor de opdrachten voor werken of de raamovereenkomsten die de aanbestedende dienst voornemens is te gunnen of te sluiten, toe aan de Commissie of deelt deze aankondiging mee via het kopersprofiel.

  • 7. Een aanbestedende dienst kan de informatie in het kopersprofiel, bedoeld in het vierde lid, via het internet publiceren.

  • 8. Een aanbestedende dienst die de periodieke indicatieve aankondiging via zijn kopersprofiel mee deelt, zendt de Commissie langs elektronische weg overeenkomstig het model in het derde punt van bijlage XX van richtlijn nr. 2004/17/EGeen kennisgeving toe waarin de mededeling van de periodieke indicatieve aankondiging op het kopersprofiel wordt meegedeeld.

  • 9. Een aanbestedende dienst kan periodieke indicatieve aankondigingen over belangrijke projecten meedelen of door de Commissie bekend laten maken, zonder de reeds eerder in een periodieke indicatieve aankondiging vervatte inlichtingen te herhalen, mits duidelijk wordt vermeld dat deze aankondigingen een aanvulling zijn.

Artikel 41

  • 1. Wanneer een aanbestedende dienst een regeling voor de erkenning van ondernemers als bedoeld in artikel 54 wil invoeren, stelt hij aangaande deze regeling een aankondiging als bedoeld in bijlage 2, onderdeel B, op, waarin het doel van de regeling en de wijze waarop inzage in de regeling kan worden verkregen, worden aangegeven.

  • 2. Wanneer de regeling, bedoeld in het eerste lid, meer dan drie jaar duurt, deelt de aanbestedende dienst de aankondiging jaarlijks mee.

  • 3. Wanneer de regeling, bedoeld in het eerste lid, minder dan drie jaar duurt, volstaat de aanbestedende dienst met een eenmalige aankondiging.

Artikel 42

  • 1. Een aanbestedende dienst kan voor een opdracht de aankondiging als volgt doen:

    a. door een periodieke indicatieve aankondiging waarin de gegevens, bedoeld in bijlage 2, onderdeel C, zijn opgenomen,

    b. door een mededeling inzake het bestaan van een regeling voor de erkenning van ondernemers waarin de gegevens, bedoeld in bijlage 2, onderdeel B, zijn opgenomen, of

    c. door een aankondiging van een opdracht waarin de gegevens, bedoeld in bijlage 2, onderdeel A, onder 1°, 2° of 3°, zijn opgenomen.

  • 2. Bij een dynamische aankoopsysteem doet de aanbestedende dienst de aankondiging voor het systeem door een aankondiging van een opdracht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en de aankondiging voor opdrachten op grond van deze systemen door een vereenvoudigde aankondiging van een opdracht waarin de gegevens, bedoeld in bijlage 2, onderdeel A, onder 4°, zijn opgenomen.

  • 3. Wanneer een aanbestedende dienst een aankondiging door middel van een periodieke indicatieve aankondiging doet, voorziet hij erin dat:

    a. de aankondiging specifiek verwijst naar leveringen, werken of diensten waarop de te gunnen opdracht betrekking heeft,

    b. de aankondiging vermeldt dat deze opdracht zal worden gegund door middel van een niet-openbare procedure of een procedure van gunning door onderhandelingen, waarbij achteraf geen aankondiging wordt gepubliceerd, en worden de belangstellende ondernemers verzocht hun belangstelling schriftelijk kenbaar te maken, en

    c. de aankondiging ten minste twaalf maanden voor de verzenddatum van de uitnodiging, genoemd in artikel 48, zesde lid, in de vorm van het formulier overeenkomstig het model dat daarvoor is opgenomen in richtlijn nr. 2001/78/EG wordt meegedeeld.

Artikel 43

  • 1. Een aanbestedende dienst die een opdracht heeft gegund of een raamovereenkomst heeft gesloten, zendt de Commissie een aankondiging van de geplaatste opdrachten waarin de gegevens, bedoeld in bijlage 2, onderdeel D, zijn opgenomen, binnen twee maanden na de gunning van de opdracht of de sluiting van de raamovereenkomst.

  • 2. Een aanbestedende dienst is, wanneer een raamovereenkomst als bedoeld in artikel 38, tweede lid is gesloten niet verplicht een aankondiging betreffende de resultaten van het gunnen van een op de overeenkomst gebaseerde opdracht toe te zenden aan de Commissie.

  • 3. Een aanbestedende dienst zendt de Commissie binnen twee maanden na de gunning van een afzonderlijke opdracht een mededeling toe van het resultaat van de gunning van de opdracht op basis van een dynamisch aankoopsysteem.

  • 4. Een aanbestedende dienst kan de resultaten, bedoeld in het derde lid, per kwartaal bundelen. Indien de aanbestedende dienst daarvoor kiest zendt hij de gebundelde resultaten binnen twee maanden na het einde van elk kwartaal toe.

  • 5. De aankondiging van gegunde opdrachten bevat de gegevens uit bijlage 2, onderdeel D, en wordt meegedeeld in de vorm van het formulier overeenkomstig het model dat daarvoor is opgenomen in richtlijn nr. 2001/78/EG, met dien verstande dat de gegevens, bedoeld in de punten 6, 9 en 11 van bijlage 2, onderdeel D, als niet voor publicatie bestemde gegevens worden beschouwd, wanneer de aanbestedende dienst van oordeel is dat publicatie daarvan in strijd zou zijn met een gevoelig commercieel belang.

  • 6. Bij de verzending van de aankondiging wijst de aanbestedende dienst de Commissie op de gegevens, die niet voor publicatie bestemd zijn, bedoeld in het vijfde lid.

  • 7. Wanneer een aanbestedende dienst een opdracht in verband met onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten gunt:

    1°. volgens een procedure zonder voorafgaande aankondiging overeenkomstig artikel 37, derde lid, onderdeel b, mogen zij de gegevens over de aard en de hoeveelheid van de verleende diensten, bedoeld in de punten 2 en 3 van bijlage 2, onderdeel D, beperken tot de vermelding «onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten»,

    2°. die overeenkomstig artikel 39, derde lid, onderdeel b, niet volgens een procedure zonder voorafgaande aankondiging kan worden gegund, kan hij de gegevens over de aard en de hoeveelheid van de verleende diensten, bedoeld in de punten 2 en 3 van bijlage 2, onderdeel D, beperken indien de bescherming van het zakengeheim zulks noodzakelijk maakt.

  • 8. In de gevallen, bedoeld in het zevende lid, onderdelen 1° en 2°, ziet de aanbestedende dienst er op toe dat:

    1°. de verstrekte informatie ten minste even gedetailleerd is als die in de aankondiging, die overeenkomstig artikel 42, eerste lid, is gepubliceerd, en

    2°. wanneer de aanbestedende dienst van een erkenningsregeling gebruik maakt, deze informatie ten minste even gedetailleerd is als die in de desbetreffende categorie van de overeenkomstig artikel 54, elfde lid, opgestelde lijst van erkende dienstverleners.

  • 9. In het geval van opdrachten voor de in bijlage 3, onderdeel B, opgesomde diensten, vermeldt de aanbestedende dienst in de aankondiging of hij met de mededeling daarvan instemt.

Artikel 44

  • 1. De aankondigingen, bedoeld in artikel 40 tot en met 43, bevatten de gegevens, bedoeld in de bijlage 2, onderdelen A tot en met D, en andere door de aanbestedende dienst nuttig geachte informatie, in de vorm van het formulier overeenkomstig het model dat daarvoor is opgenomen in richtlijn nr. 2001/78/EG. De aanbestedende dienst deelt deze aankondigingen mee overeenkomstig de technische kenmerken voor een mededeling, bedoeld in artikel 40, derde tot en met het achtste lid.

  • 2. Een aanbestedende dienst zendt zijn aankondigingen aan de Commissie langs elektronische weg overeenkomstig het model in het derde punt van bijlage XX van richtlijn nr. 2004/17/EG, of langs andere weg.

  • 3. Een aanbestedende dienst maakt de aankondigingen en de inhoud ervan, bedoeld in het eerste lid, niet openbaar vóór de datum waarop zij aan de Commissie worden toegezonden.

  • 4. Een aanbestedende dienst voorziet er in dat de aankondigingen, bedoeld in het eerste lid, die op nationaal niveau worden meegedeeld, geen andere informatie bevatten dan de informatie in de aankondigingen die overeenkomstig artikel 40, eerste lid, aan de Commissie worden toegezonden of via een kopersprofiel worden meegedeeld, en dat de datum van toezending aan de Commissie of van de mededeling via het kopersprofiel wordt vermeld.

  • 5. Een aanbestedende dienst mag een periodieke indicatieve aankondiging slechts via een kopersprofiel mededelen nadat de kennisgeving van de mededeling via het kopersprofiel aan de Commissie is verzonden, en de datum van deze verzending is vermeld.

  • 6. Een aanbestedende dienst voorziet er in dat hij de verzenddatum van de aankondigingen kan aantonen door middel van de bevestiging van de mededeling van de aankondiging, welke verstrekt wordt door de Commissie.

Artikel 45

  • 1. Een aanbestedende dienst stelt bij het opstellen van een aankondiging de productgroepen vast volgens de CPV.

  • 2. In geval van discrepanties tussen de CPV en de NACE, of tussen de CPV en de CPC, zijn respectievelijk de NACE of de CPC van toepassing.

§ 11. Termijnen

Artikel 46

  • 1. Een aanbestedende dienst houdt bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van de inschrijvingen en verzoeken tot deelneming rekening met de complexiteit van de opdracht en met de voor de voorbereiding van de inschrijvingen benodigde tijd, en met de in dit artikel vastgestelde minimumtermijnen.

  • 2. Voor openbare procedures bedraagt de termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen minimaal 52 dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht.

  • 3. Bij niet-openbare procedures en procedures van gunning door onderhandelingen met voorafgaande aankondiging bedraagt de termijn voor de ontvangst van de verzoeken tot deelneming in antwoord op een aankondiging, die uit hoofde van artikel 42, eerste lid, onderdeel c, is meegedeeld, of in antwoord op een uitnodiging van een aanbestedende dienst overeenkomstig artikel 48, zevende lid, ten minste 37 dagen vanaf de datum van verzending van de aankondiging of vanaf de datum van verzending van de uitnodiging, en bedraagt niet minder dan 22 dagen wanneer de aankondiging met andere middelen dan elektronische middelen of per fax ter mededeling wordt verzonden, en niet minder dan 15 dagen wanneer de aankondiging wel met elektronische middelen of per fax ter mededeling wordt verzonden.

  • 4. De termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen, bedoeld in het derde lid, kan in afwijking van het derde lid in onderling overleg tussen de aanbestedende dienst en de uitgekozen gegadigden worden vastgesteld, mits alle gegadigden evenveel tijd krijgen om hun inschrijvingen voor te bereiden en in te dienen.

  • 5. Wanneer het niet mogelijk is overeenstemming als bedoeld in het vierde lid te bereiken over de termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen, stelt de aanbestedende dienst een termijn vast die ten minste 24 dagen en niet minder dan 10 dagen bedraagt, te rekenen vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot inschrijving.

  • 6. In de gevallen waarin de aanbestedende diensten een periodieke indicatieve aankondiging als bedoeld in artikel 40, eerste lid hebben gepubliceerd, bedraagt de termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen bij openbare procedures ten minste 3

    6 dagen en niet minder dan 22 dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging.

  • 7. De kortere termijnen, bedoeld in het zesde lid, zijn toegestaan, mits de periodieke indicatieve aankondiging, naast de op grond van bijlage 2, onderdeel C, onder 1°, vereiste informatie, alle in bijlage 2, onderdeel C, onder 2°, vereiste informatie bevat, voorzover deze informatie bij de mededeling van de aankondiging beschikbaar is, en de aankondiging minimaal 52 dagen en maximaal 12 maanden vóór de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht, bedoeld in artikel 42, eerste lid, onderdeel c, als mededeling is verzonden.

  • 8. Een aanbestedende dienst kan, wanneer de aankondigingen overeenkomstig het model in het derde punt van bijlage XX van richtlijn nr. 2004/17/EG met elektronische middelen zijn opgesteld en verzonden, de termijn voor de ontvangst van de verzoeken tot deelneming bij niet-openbare procedures en procedures van gunning door onderhandelingen en de termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen bij openbare procedures met zeven dagen verkorten.

  • 9. Tenzij de termijn overeenkomstig het vierde lid in onderling overleg is vastgesteld, kan de aanbestedende dienst de termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen bij openbare procedures, niet-openbare procedures en procedures van gunning door onderhandelingen met vijf dagen verkorten, indien de aanbestedende dienst het beschrijvend document en alle aanvullende stukken vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht, met elektronische middelen vrij, rechtstreeks en volledig toegankelijk maakt en in deze aankondiging het internetadres dat toegang biedt tot de documenten vermeldt.

  • 10. Bij openbare procedures mag het gecumuleerde effect van de termijnverkorting, bedoeld in het zesde tot en met het negende lid, in geen geval leiden tot een termijn van minder dan 15 dagen voor de ontvangst van de inschrijvingen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht.

  • 11. Wanneer de aankondiging van de opdracht echter niet per fax of met een elektronisch middel wordt verzonden, voorziet de aanbestedende dienst er in dat het gecumuleerde effect van de termijnverkorting, bedoeld in het zesde tot en met het negende lid, bij openbare procedures in geen geval leidt tot een termijn van minder dan 22 dagen voor de ontvangst van de inschrijvingen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht.

  • 12. Het gecumuleerde effect van de termijnverkorting, bedoeld in het vierde tot en met het zevende lid, mag in geen geval leiden tot een termijn van minder dan 15 dagen voor de ontvangst van verzoeken tot deelneming in antwoord op een aankondiging, die uit hoofde van artikel 42, eerste lid, onderdeel c, is meegedeeld, of in antwoord op een uitnodiging van een aanbestedende dienst overeenkomstig artikel 48, zevende lid, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht of van de uitnodiging.

  • 13. Bij niet-openbare procedures en procedures van gunning door onderhandelingen voorziet een aanbestedende dienst er in dat het gecumuleerde effect van de termijnverkorting, bedoeld in het vierde tot en met het zevende lid, in geen geval leidt tot een termijn van minder dan tien dagen voor de ontvangst van de inschrijvingen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot inschrijving, behalve wanneer de termijn overeenkomstig het derde lid, onderdeel b, in onderling overleg wordt vastgesteld.

  • 14. Wanneer het beschrijvend document en de aanvullende stukken of nadere inlichtingen, hoewel tijdig aangevraagd, niet binnen de termijnen, bedoeld in de artikelen 47 en 48, zijn verstrekt, of wanneer de inschrijvingen slechts na een bezichtiging ter plaatse, of na inzage ter plaatse van de bij de aanbestedingsstukken behorende stukken kunnen worden gedaan, verlengt de aanbestedende dienst de termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen zodanig dat alle betrokken ondernemers op de hoogte kunnen zijn van alle informatie die voor de opstelling van de inschrijving nodig is, behalve wanneer de termijn overeenkomstig het vierde lid in onderling overleg wordt vastgesteld.

Artikel 47

  • 1. Wanneer een aanbestedende dienst bij openbare procedures niet met elektronische middelen overeenkomstig artikel 46, negende lid, vrije, rechtstreekse en volledige toegang biedt tot het beschrijvend document en alle aanvullende stukken, zendt de aanbestedende dienst het beschrijvend document en de aanvullende stukken binnen zes dagen na ontvangst van de aanvraag aan de ondernemers toe, mits deze aanvraag tijdig voor de uiterste datum voor de indiening van de inschrijvingen is gedaan.

  • 2. Een aanbestedende dienst verstrekt nadere inlichtingen over het beschrijvend document uiterlijk zes dagen voor het verstrijken van de uiterste termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen, mits deze aanvraag tijdig voor de uiterste datum voor de indiening van de inschrijvingen is gedaan.

§ 12. Verstrekking van informatie

Artikel 48

  • 1. Bij niet-openbare procedures en procedures voor gunning door onderhandelingen nodigt de aanbestedende dienst de daartoe uitgekozen gegadigden gelijktijdig en schriftelijk uit tot het indienen van een inschrijving of tot onderhandelen.

  • 2. De uitnodiging aan de gegadigden bevat ten minste:

    a. een exemplaar van het beschrijvend document en van alle aanvullende stukken, of

    b. de vermelding van de toegang tot het beschrijvend document en tot de andere hiervoor vermelde stukken, wanneer deze rechtstreeks langs elektronische weg toegankelijk zijn.

  • 3. Wanneer het beschrijvend document of de aanvullende stukken niet bij de aanbestedende dienst die voor de gunningsprocedure verantwoordelijk is kunnen worden aangevraagd, vermeldt de aanbestedende dienst in de uitnodiging het adres van de instantie waar deze stukken wel kunnen worden aangevraagd en de uiterste datum voor deze aanvraag, en het bedrag dat verschuldigd is en de wijze van betaling om de stukken te verkrijgen.

  • 4. Een aanbestedende dienst zendt de documentatie, bedoeld in het derde lid, onmiddellijk na ontvangst van de aanvraag aan de ondernemers toe.

  • 5. Een aanbestedende dienst verstrekt nadere inlichtingen over het beschrijvend document of de aanvullende stukken uiterlijk zes dagen voor de uiterste datum voor de ontvangst van de inschrijvingen door de aanbestedende dienst, mits de aanvraag tijdig voor de uiterste datum voor de indiening van de inschrijvingen of de aanvang van de onderhandelingen is gedaan.

  • 6. In de uitnodiging tot inschrijving of tot deelneming aan onderhandelingen neemt de aanbestedende dienst ten minste de volgende informatie op:

    a. de uiterste datum waarop de eventuele aanvullende stukken kunnen worden gevraagd en het eventueel voor het verkrijgen van deze stukken te betalen bedrag en de wijze waarop betaling geschiedt;

    b. de uiterste datum voor de ontvangst van de inschrijvingen, het adres waar deze worden ingediend en de taal of talen waarin zij worden gesteld;

    c. een verwijzing naar een aankondiging van de opdracht, die is meegedeeld;

    d. de aanduiding van de bij te voegen stukken;

    e. de gunningcriteria indien deze niet vermeld worden in de aankondiging van de opdracht over regeling voor de erkenning van ondernemers;

    f. het relatieve gewicht van de gunningcriteria of de volgorde van die criteria naar belangrijkheid, indien die gegevens niet in de aankondiging van de opdracht, de aankondiging over de regeling voor de erkenning van ondernemers of het beschrijvend document vermeld worden.

  • 7. Wanneer er een aankondiging wordt gedaan aan de hand van een periodieke indicatieve aankondiging, verzoekt de aanbestedende dienst nadien alle gegadigden hun belangstelling te bevestigen aan de hand van nadere gegevens betreffende de betrokken opdracht, alvorens met de selectie van de inschrijvers of deelnemers aan de onderhandelingen te beginnen.

  • 8. Een aanbestedende dienst neemt in de uitnodiging, bedoeld in het zevende lid, ten minste op:

    a. de aard en de hoeveelheid, met inbegrip van eventuele opties voor latere opdrachten en, indien mogelijk:

    1°. een schatting van de termijn voor de uitoefening van deze opties, of

    2°. in het geval van periodiek terugkerende opdrachten, een schatting van de termijnen waarop de latere oproepen tot mededinging voor werken, leveringen of diensten worden meegedeeld,

    b. type aanbestedingsprocedure, te weten niet-openbare procedure of procedure van gunning door onderhandelingen,

    c. de begin- of einddatum van de levering, de werken of de diensten,

    d. het adres en de uiterste datum voor de indiening van aanvragen om te worden uitgenodigd tot het indienen van een inschrijving en de taal waarin deze wordt gesteld,

    e. het adres van de instantie die de opdracht gunt en de nodige informatie verstrekt voor het verkrijgen van specificaties en andere documenten;

    f. de economische en technische eisen, de financiële waarborgen en de inlichtingen die van de ondernemers worden verlangd,

    g. het te betalen bedrag voor het verkrijgen van de aanbestedingsdocumenten en de wijze van betaling,

    h. de contractvorm van de opdracht waarvoor inschrijvingen worden gevraagd, te weten aankoop, leasing, huur of huurkoop, of een combinatie van deze vormen, en

    i. de gunningcriteria en de weging ervan, of de volgorde van belangrijkheid van die criteria, indien dit niet in de indicatieve aankondiging, het beschrijvend document of de uitnodiging tot aanbesteding of onderhandelingen is vermeld.

Artikel 49

  • 1. Een aanbestedende dienst deelt de inschrijvers en gegadigden mede of de mededelingen en uitwisselingen van informatie als bedoeld in de artikelen 46 tot en met 49 gedaan worden door middel van de post of de fax, langs elektronische weg overeenkomstig het vijfde en zesde lid, per telefoon in de voorwaarden, bedoeld in het zesde lid, per telefoon als bedoeld in het dertiende lid of door middel van een combinatie van deze middelen.

  • 2. Een aanbestedende dienst maakt gebruik van communicatiemiddelen die algemeen beschikbaar zijn en waardoor de toegang van de ondernemers tot de gunningsprocedure niet wordt beperkt.

  • 3. Een aanbestedende dienst waarborgt bij de mededelingen, uitwisselingen en opslag van informatie de integriteit van de gegevens en de vertrouwelijkheid van de inschrijvingen en van de verzoeken tot deelneming.

  • 4. Een aanbestedende dienst neemt pas na het verstrijken van de uiterste termijn voor de indiening kennis van de inhoud van de inschrijvingen en van de aanvragen tot deelneming.

  • 5. Een aanbestedende dienst gebruikt voor mededelingen langs elektronische weg middelen, waarvan de technische kenmerken niet-discriminerend zijn en algemeen voor het publiek beschikbaar en welke in combinatie met algemeen gebruikte informatie- en communicatietechnologieproducten kunnen functioneren.

  • 6. Op de toezending en de middelen voor de elektronische ontvangst van inschrijvingen, en op de middelen voor de elektronische ontvangst van verzoeken tot deelneming zijn het zevende tot en met het tiende lid van toepassing.

  • 7. Een aanbestedende dienst waarborgt dat de informatie betreffende de specificaties die nodig zijn voor de elektronische indiening van inschrijvingen en verzoeken tot deelneming, inclusief de encryptie, voor belanghebbende partijen beschikbaar zijn.

  • 8. Een aanbestedende dienst kan met inachtneming van artikel 15a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek eisen dat bij elektronische inschrijvingen gebruik wordt gemaakt van een geavanceerde elektronische handtekening.

  • 9. Een inschrijver of gegadigde dient de documenten, certificaten, getuigschriften en verklaringen, bedoeld in de artikelen 53, tweede en derde lid, 54 en 55, indien deze niet in elektronische vorm beschikbaar zijn, in vóór het verstrijken van de uiterste termijn voor de indiening van inschrijvingen of verzoeken tot deelneming.

  • 10. Een aanbestedende dienst voorziet er in dat de middelen voor de elektronische ontvangst van inschrijvingen en verzoeken tot deelneming door passende technische voorzieningen ten minste de waarborg bieden dat:

    a. met betrekking tot het gebruik van elektronische handtekeningen bij inschrijvingen en verzoeken tot deelneming voldaan wordt aan artikel 15a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek,

    b. het tijdstip en de datum van ontvangst van inschrijvingen en verzoeken tot deelneming kunnen worden vastgesteld,

    c. redelijkerwijs kan worden verzekerd dat niemand vóór de opgegeven uiterste datum toegang kan hebben tot de op grond van onderhavige eisen verstrekte informatie,

    d. bij een inbreuk op dit toegangsverbod redelijkerwijs kan worden verzekerd dat de inbreuk zonder problemen kan worden opgespoord,

    e. alleen de gemachtigde personen de data voor openbaarmaking van de ontvangen informatie kunnen vaststellen of wijzigen,

    f. tijdens de verschillende fasen van de gunningsprocedure of van de prijsvraag alleen een gelijktijdig optreden van de gemachtigde personen toegang kan geven tot het geheel of een gedeelte van de verstrekte informatie,

    g. het gelijktijdig optreden van de gemachtigde personen slechts na de opgegeven datum toegang tot de verstrekte informatie kan geven,

    h. de ontvangen en openbaar gemaakte informatie enkel toegankelijk blijft voor de tot inzage gemachtigde personen.

  • 11. Een aanbestedende dienst kan vrijwillige accreditatieregelingen instellen of handhaven om te komen tot een hoger niveau van de certificeringsdienst van de middelen, bedoeld in het tiende lid.

  • 12. Op de verzending van verzoeken tot deelneming zijn het dertiende tot en met het vijftiende lid van toepassing.

  • 13. Een aanbestedende diensten voorziet er in dat verzoeken tot deelneming aan een procedure voor de gunning van een opdracht schriftelijk of telefonisch kunnen worden gedaan.

  • 14. Wanneer verzoeken tot deelneming telefonisch worden gedaan, verzendt de aanbestedende dienst vóór het verstrijken van de ontvangsttermijn een schriftelijke bevestiging.

Artikel 50

  • 1. Een aanbestedende dienst stelt de gegadigden en inschrijvers zo spoedig mogelijk en desgevraagd schriftelijk in kennis van de beslissingen die zijn genomen inzake de sluiting van een raamovereenkomst, de gunning van een opdracht of de toelating tot een dynamisch aankoopsysteem, met inbegrip van de redenen waarom zij hebben besloten geen raamovereenkomst te sluiten, een opdracht waarvoor een aankondiging was gedaan niet te gunnen en de procedure opnieuw te beginnen of een dynamisch aankoopsysteem in te stellen. Bij deze inkennisstelling neemt de aanbestedende dienst een termijn in acht die voor de gegadigden en inschrijvers voldoende is om tegen die beslissingen op te komen voordat de overeenkomst door de aanbestedende dienst wordt aangegaan.

  • 2. Op verzoek van een betrokken partij stelt een aanbestedende dienst iedere afgewezen gegadigde zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen 15 dagen na ontvangst van zijn schriftelijk verzoek, in kennis van de redenen voor de afwijzing.

  • 3. Op verzoek van een betrokken partij stelt de aanbestedende dienst iedere afgewezen inschrijver zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen 15 dagen na ontvangst van zijn schriftelijk verzoek, in kennis van de redenen voor de afwijzing, inclusief, voor de gevallen, bedoeld in artikel 31, vijfde tot en met het zevende lid, de redenen voor zijn beslissing dat er geen gelijkwaardigheid voorhanden is of dat de werken, leveringen of diensten niet aan de functionele en prestatie-eisen voldoen.

  • 4. Op verzoek van een betrokken partij stelt de aanbestedende dienst iedere inschrijver die een aan de eisen beantwoordende inschrijving heeft gedaan, zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen 15 dagen na ontvangst van zijn schriftelijk verzoek, in kennis van de kenmerken en voordelen van de uitgekozen inschrijving, en van de naam van de begunstigde of de partijen bij de raamovereenkomst.

  • 5. Een aanbestedende dienst deelt bepaalde gegevens betreffende de gunning van de opdracht, niet mee indien openbaarmaking van die gegevens de toepassing van de wet in de weg zou staan, met het openbaar belang in strijd zou zijn, de rechtmatige commerciële belangen van ondernemers zou kunnen schaden, of afbreuk aan de eerlijke mededinging tussen hen zou kunnen doen.

  • 6. Een aanbestedende dienst die een regeling voor de erkenning van ondernemers invoert en beheert, stelt de verzoekers binnen zes maanden na de indiening van het verzoek om erkenning in kennis inzake hun erkenning.

  • 7. Wanneer de beslissing omtrent de erkenning meer dan vier maanden vanaf de indiening van het verzoek om erkenning in beslag neemt, informeert de aanbestedende dienst de verzoeker binnen twee maanden na deze indiening over de redenen waarom deze termijn langer is en over de datum waarop op zijn verzoek wordt beslist.

  • 8. Een aanbestedende dienst stelt degene van wie een verzoek om erkenning afgewezen is, zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vijftien dagen, van deze beslissing in kennis en motiveert deze afwijzing aan de hand van de erkenningscriteria, bedoeld in artikel 54, derde lid.

  • 9. Een aanbestedende dienst kan de erkenning van een ondernemer slechts intrekken op grond van de criteria, bedoeld in artikel 54, derde lid.

  • 10. Een aanbestedende dienst brengt de betrokkene het voornemen een erkenning te beëindigen, en de redenen daartoe, uiterlijk vijftien dagen vóór de datum waarop de erkenning zal worden beëindigd schriftelijk ter kennis.

Artikel 51

  • 1. Een aanbestedende dienst bewaart met betrekking tot alle opdrachten de nodige gegevens, opdat hij later de beslissingen kan motiveren betreffende:

    a. de erkenning en de selectie van de ondernemers en de gunning van de opdrachten,

    b. het gebruik van procedures zonder voorafgaande aankondiging als bedoeld in artikel 37, tweede lid,

    c. de niet-toepassing van de artikelen 28 tot en met 51 op grond van de afwijkingen, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 8, de artikelen 13 tot en met 25 en de artikelen 38 en 39.

  • 2. Een aanbestedende dienst neemt passende maatregelen om het verloop van de gunningsprocedures die elektronisch uitgevoerd worden te documenteren.

  • 3. Een aanbestedende dienst bewaart de gegevens gedurende ten minste vier jaar na de datum van gunning van de opdracht, en verstrekt gedurende dit tijdsbestek de Commissie op haar verzoek de noodzakelijke informatie.

§ 13. Uitsluiting, selectie en gunning

Artikel 52

  • 1. Voor de selectie van deelnemers aan een gunningsprocedure:

    a. sluit de aanbestedende dienst die voorschriften en criteria heeft vastgesteld voor de uitsluiting van inschrijvers of gegadigden, bedoeld in artikel 55, eerste, tweede of vierde lid, ondernemers die aan deze voorschriften en criteria voldoen, uit;

    b. selecteert de aanbestedende dienst inschrijvers en gegadigden overeenkomstig de objectieve voorschriften en criteria, bedoeld in artikel 55;

    c. beperkt de aanbestedende dienst in niet-openbare procedures en in procedures van gunning door onderhandelingen met een aankondiging het aantal geselecteerde gegadigden, bedoeld in onderdelen a en b, overeenkomstig artikel 55.

  • 2. Wanneer een aanbestedende dienst een aankondiging doet door een mededeling inzake het bestaan van een regeling voor de erkenning van ondernemers met het oog op selectie van deelnemers in gunningsprocedures voor de specifieke opdrachten waarop de aankondiging betrekking heeft:

    a. erkent de aanbestedende dienst de ondernemers overeenkomstig artikel 54, en

    b. beperkt de aanbestedende dienst in niet-openbare procedures en in procedures van gunning door onderhandelingen met een aankondiging het aantal gegadigden overeenkomstig artikel 55, derde lid.

  • 3. Een aanbestedende dienst toetst de door de aldus geselecteerde inschrijvers ingediende inschrijvingen aan de op de inschrijvingen toepasselijke voorschriften en voorschriften, en gunt de opdracht op basis van de criteria, genoemd in de artikelen 56 en 59.

Artikel 53

  • 1. Wanneer een aanbestedende dienst de deelnemers aan een niet-openbare procedure of procedure van gunning door onderhandelingen kiest, over erkenning een beslissing neemt of de erkenningscriteria en de regeling voor de erkenning van ondernemers herziet, eist hij geen bewijzen die een doublure zouden vormen met reeds beschikbare objectieve bewijzen.

  • 2. Wanneer een aanbestedende dienst de overlegging verlangt van een door een onafhankelijke instantie opgestelde verklaring dat de ondernemer aan bepaalde kwaliteitsnormen voldoet, verwijst hij naar kwaliteitsbewakingsregelingen die op de Europese normenreeksen op dit terrein zijn gebaseerd en die zijn gecertificeerd door instanties die voldoen aan de Europese normenreeks voor certificering.

  • 3. Een aanbestedende dienst erkent gelijkwaardige verklaringen van in andere lidstaten van de Europese Unie gevestigde instanties. Een aanbestedende dienst aanvaardt ook andere bewijzen inzake gelijkwaardige maatregelen op het gebied van de kwaliteitsbewaking van ondernemers.

  • 4. Voor opdrachten voor werken of opdrachten voor diensten, kan een aanbestedende dienst, teneinde de technische bekwaamheid van de ondernemer te verifiëren, de vermelding eisen van de maatregelen inzake milieubeheer die de ondernemer kan toepassen in het kader van de uitvoering van de opdracht.

  • 5. Wanneer een aanbestedende dienst de overlegging verlangt van een door een onafhankelijke instantie opgestelde verklaring dat de ondernemer aan bepaalde normen inzake milieubeheer als bedoeld in het vierde lid voldoet, verwijst hij naar het communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem of naar normen inzake milieubeheer die gebaseerd zijn op Europese of internationale normen die gecertificeerd zijn door een erkende organisatie of door een organisatie die beantwoordt aan de relevante Europese of internationale normen voor certificatie.

  • 6. Een aanbestedende dienst erkent in het geval, bedoeld in het vijfde lid, gelijkwaardige verklaringen van in andere lidstaten van de Europese Unie gevestigde instanties. Een aanbestedende dienst aanvaardt tevens andere bewijzen inzake gelijkwaardige maatregelen op het gebied van milieubeheer die de ondernemers overleggen.

Artikel 54

  • 1. Een aanbestedende dienst kan een regeling voor de erkenning van ondernemers invoeren en beheren. Deze regeling kan verscheidene fasen van erkenning van geschiktheid omvatten.

  • 2. Een aanbestedende dienst die een regeling als bedoeld in het eerste lid invoert of beheert, waarborgt dat de ondernemers te allen tijde een erkenning kunnen aanvragen.

  • 3. Een aanbestedende dienst beheert de regeling, bedoeld in het eerste lid, op basis van door de aanbestedende dienst omschreven objectieve criteria en voorschriften. Wanneer deze criteria en voorschriften technische specificaties bevatten, is artikel 31 van toepassing. De criteria en voorschriften inzake erkenning kunnen zo nodig worden herzien.

  • 4. De criteria en voorschriften, bedoeld in het derde lid, kunnen de uitsluitingscriteria, genoemd in artikel 45, eerste en derde lid, van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten, omvatten onder de daarin genoemde voorwaarden, met dien verstande dat wanneer een regeling voor de erkenning van ondernemers wordt ingevoerd door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een publiekrechtelijke instelling of een samenwerkingsverband van deze overheden of publiekrechtelijke instellingen die een overheidsopdracht gunt in het kader van een van de activiteiten, genoemd in de artikelen 2 tot en met 7, artikel 45, eerste tot en met derde lid, van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Bij de toepassing van artikel 45, eerste en derde lid, van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten, bedoeld in het vierde lid, is artikel 46 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Wanneer de criteria en voorschriften inzake erkenning, bedoeld in het derde lid, eisen omvatten betreffende de economische en financiële draagkracht van de ondernemer, kan deze zich beroepen op de draagkracht van andere natuurlijke personen of rechtspersonen ongeacht de juridische aard van zijn banden met die natuurlijke personen of rechtspersonen. In dat geval toont hij ten behoeve van de aanbestedende dienst aan dat hij gedurende de geldigheidsduur van de regeling voor de erkenning van ondernemers werkelijk kan beschikken over de voor de uitvoering van de opdracht noodzakelijke middelen.

  • 7. Wanneer de criteria en voorschriften inzake erkenning, bedoeld in het derde lid, eisen omvatten betreffende de technische bekwaamheid of beroepsbekwaamheid van de ondernemer, kan hij zich beroepen op de bekwaamheid van andere natuurlijke personen of rechtspersonen, ongeacht de juridische aard van zijn banden met die natuurlijke personen of rechtspersonen. In dat geval toont hij ten behoeve van de aanbestedende dienst aan dat hij gedurende de geldigheidsduur van de erkenningsregeling werkelijk kan beschikken over de voor de uitvoering van de opdracht noodzakelijke middelen van die natuurlijke personen of rechtspersonen.

  • 8. Onder dezelfde voorwaarden als bedoeld in het zesde en zevende lid, kan een samenwerkingsverband van ondernemers zich beroepen op de draagkracht van de deelnemers aan het samenwerkingsverband of aan andere natuurlijke personen of rechtspersonen.

  • 9. Een aanbestedende dienst stelt de criteria en voorschriften inzake erkenning, bedoeld in het derde lid, desgevraagd ter beschikking aan ondernemers. Wanneer deze criteria en voorschriften worden bijgewerkt, wordt dit de betrokken ondernemers medegedeeld.

  • 10. Wanneer een aanbestedende dienst van oordeel is dat de regeling voor de erkenning van ondernemers van bepaalde andere instanties aan de voorwaarden voldoet, deelt hij de betrokken ondernemers de namen van deze andere instanties mede.

  • 11. Een aanbestedende dienst houdt een lijst van erkende ondernemers bij, die volgens het type opdrachten waarvoor de erkenning geldt in categorieën kan worden ingedeeld.

  • 12. Wanneer een aanbestedende dienst een aankondiging doet door een mededeling inzake het bestaan van een regeling voor de erkenning van ondernemers, kiest hij de inschrijvers bij een niet-openbare procedure of de deelnemers aan een procedure van gunning door onderhandelingen uit de volgens deze regeling in aanmerking komende gegadigden.

Artikel 55

  • 1. Bij het opstellen van selectiecriteria voor een openbare procedure hanteert de aanbestedende dienst objectieve voorschriften en criteria. De aanbestedende dienst stelt die voorschriften en criteria aan de belangstellende ondernemers ter beschikking.

  • 2. Een aanbestedende dienst die de gegadigden selecteert voor een niet-openbare procedure of een procedure van gunning door onderhandelingen, hanteert de door hem omschreven objectieve voorschriften en criteria, die aan belangstellende ondernemers ter beschikking worden gesteld.

  • 3. Bij een niet-openbare procedure of een procedure van gunning door onderhandelingen kan de aanbestedende dienst de criteria baseren op de objectieve noodzaak voor de aanbestedende dienst de gegadigden te beperken tot een aantal dat wordt gerechtvaardigd door het noodzakelijke evenwicht tussen enerzijds de specifieke kenmerken van de procedure en anderzijds de daarvoor vereiste middelen. Bij de vaststelling van het aantal gegadigden houdt de aanbestedende dienst rekening met de noodzaak om voldoende concurrentie te waarborgen.

  • 4. De criteria en voorschriften, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen de uitsluitingscriteria, genoemd in artikel 45, eerste en derde lid, van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten, omvatten onder de daarin genoemde voorwaarden, met dien verstande dat wanneer de criteria en voorschriften worden opgesteld door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een publiekrechtelijke instelling en een samenwerkingsverband van deze overheden of publiekrechtelijke instellingen die een overheidsopdracht gunt in het kader van het verrichten van een van de activiteiten, genoemd in de artikelen 2 tot en met 7, artikel 45, eerste tot en met derde lid, van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Bij de toepassing van artikel 45, eerste en derde lid, van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten, bedoeld in het vierde lid, is artikel 46 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Wanneer de criteria en voorschriften, bedoeld in het eerste en tweede lid, eisen betreffende de economische en financiële draagkracht van de ondernemer omvatten, kan de ondernemer zich beroepen op de draagkracht van andere natuurlijke personen of rechtspersonen, ongeacht de juridische aard van zijn banden met deze natuurlijke personen of rechtspersonen.

  • 7. In het geval, bedoeld in het zesde lid, toont de ondernemer ten behoeve van de aanbestedende dienst aan dat hij werkelijk kan beschikken over de voor de uitvoering van de opdracht noodzakelijke middelen. Onder dezelfde voorwaarden kan een samenwerkingsverband van ondernemers als bedoeld in artikel 10 zich beroepen op de draagkracht van de deelnemers aan het samenwerkingsverband of andere natuurlijke personen of rechtspersonen.

  • 8. Wanneer de criteria en voorschriften, bedoeld in het eerste en tweede lid, eisen betreffende de technische bekwaamheid of beroepsbekwaamheid van de ondernemer, bedoeld in het zesde lid, omvatten, kan deze zich beroepen op de bekwaamheid van andere ondernemers ongeacht de juridische aard van zijn banden met die ondernemers. In dat geval toont de ondernemer ten behoeve van de aanbestedende dienst aan dat hij werkelijk kan beschikken over de voor de uitvoering van de opdracht noodzakelijke middelen van die ondernemers.

  • 9. Onder dezelfde voorwaarden, bedoeld in het achtste lid, kan een samenwerkingsverband van ondernemers als bedoeld in artikel 10 zich beroepen op de draagkracht van de deelnemers aan het samenwerkingsverband of aan andere ondernemers.

Artikel 56

  • 1. Een aanbestedende dienst gunt een opdracht op grond van:

    a. criteria die verband houden met het voorwerp van de opdracht, indien de gunning aan de inschrijver met de vanuit het oogpunt van de aanbestedende dienst economisch meest voordelige inschrijving plaatsvindt, of

    b. het criterium de laagste prijs.

  • 2. Een aanbestedende dienst specificeert in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, in de aankondiging die gebruikt wordt alsaankondiging van de opdracht, in de uitnodiging om de belangstelling te bevestigen, bedoeld in artikel 48, zevende lid, in de uitnodiging om een inschrijving in te dienen of te onderhandelen, of in het beschrijvend document, het relatieve gewicht dat hij voor de bepaling van de economisch meest voordelige inschrijving aan ieder van de gekozen criteria toekent. Dit gewicht kan worden uitgedrukt door middel van een marge met een passend verschil tussen minimum en maximum.

  • 3. Wanneer geen weging mogelijk is, vermeldt de aanbestedende dienst in de aankondiging die gebruikt wordt als aankondiging van de opdracht, in de uitnodiging om de belangstelling te bevestigen, bedoeld in artikel 48, zevende lid, in de uitnodiging om een inschrijving in te dienen of te onderhandelen, of in het beschrijvend document, de criteria in afnemende volgorde van belangrijkheid.

Artikel 57

  • 1. De mededeling van een aanbestedende dienst van een gunningsbeslissing houdt geen aanvaarding in, als bedoeld in artikel 6:217, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, van een aanbod van een ondernemer.

  • 2. Een aanbestedende dienst sluit niet eerder een raamovereenkomst en gunt niet eerder een overheidsopdracht op basis van een gunningsbeslissing dan nadat een termijn van 15 dagen na verzending van de mededeling van die gunningsbeslissing is verstreken.

  • 3. De mededeling, bedoeld in het tweede lid, bevat ten minste de gronden van de gunningsbeslissing.

  • 4. Van de termijn, genoemd in het tweede lid, kan een aanbestedende dienst slechts afwijken indien dit strikt noodzakelijk is wegens dwingende spoed als gevolg van gebeurtenissen die door de aanbestedende dienst niet konden worden voorzien en die niet aan de aanbestedende dienst te wijten zijn.

Artikel 58

  • 1. In het kader van de openbare procedure, de niet-openbare procedure en de procedure van gunning door onderhandelingen met voorafgaande aankondiging kan een aanbestedende dienst de gunning van de opdracht vooraf laten gaan door een elektronische veiling, indien de nauwkeurige specificaties voor de opdracht kunnen worden opgesteld.

  • 2. In het kader van een opdracht in het kader van een dynamisch aankoopsysteem kan een aanbestedende dienst de gunning van de opdracht vooraf laten gaan door een elektronische veiling, indien de nauwkeurige specificaties voor de opdracht kunnen worden opgesteld. Artikel 56, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op de elektronische veiling.

  • 3. Een aanbestedende dienst die gebruik maakt van een elektronische veiling, meldt dit in de aankondiging van de opdracht.

  • 4. Het beschrijvend document bevat ten minste de volgende informatie:

    a. de elementen waarvan de waarden vallen onder de elektronische veiling, voor zover deze elementen kwantificeerbaar zijn zodat ze kunnen worden uitgedrukt in cijfers of procenten,

    b. de eventuele limieten van de waarden die kunnen worden ingediend, zoals zij voortvloeien uit de specificaties van het voorwerp van de opdracht,

    c. de informatie die tijdens de elektronische veiling ter beschikking van de inschrijvers zal worden gesteld en het tijdstip waarop die informatie ter beschikking zal worden gesteld,

    d. relevante informatie betreffende het verloop van de elektronische veiling,

    e. de voorwaarden waaronder de inschrijvers een bod kunnen doen en met name de vereiste minimumverschillen die voor de biedingen vereist zijn, en

    f. relevante informatie betreffende het gebruikte elektronische systeem en de nadere technische bepalingen en specificaties voor de verbinding.

  • 5. Alvorens over te gaan tot de elektronische veiling, verricht een aanbestedende dienst een eerste volledige beoordeling van de inschrijvingen aan de hand van de gunningcriteria en de weging daarvan zoals die zijn vastgesteld.

  • 6. Een aanbestedende dienst nodigt alle inschrijvers die een aan de eisen beantwoordende inschrijving hebben gedaan, tegelijkertijd langs elektronische weg uit om nieuwe prijzen of nieuwe waarden in te dienen.

  • 7. Een aanbestedende dienst voorziet er in dat het verzoek, bedoeld in het zevende lid, alle relevante informatie bevat voor de individuele verbinding met het gebruikte elektronische systeem en het tijdstip en het aanvangsuur van de elektronische veiling preciseert.

  • 8. Een aanbestedende diensten kan de elektronische veiling in verschillende fasen laten verlopen.

  • 9. Een aanbestedende dienst verstuurt de uitnodigingen voor een elektronische veiling uiterlijk vijf werkdagen voor de aanvang van de veiling.

  • 10. Wanneer de aanbestedende dienst voor de gunning het criterium van de economisch meest voordelige inschrijving hanteert, voegt hij bij de uitnodiging:

    a. het resultaat van de volledige beoordeling van de inschrijving van de betrokken inschrijver, en

    b. de wiskundige formule die tijdens de elektronische veiling de automatische herklasseringen naar gelang van de ingediende nieuwe prijzen of nieuwe waarden zal bepalen.

  • 11. In de formule, bedoeld in het elfde lid, onderdeel b, verwerkt de aanbestedende dienst het gewicht dat aan alle vastgestelde criteria wordt toegekend om de economisch meest voordelige inschrijving te bepalen. Eventuele marges worden daartoe door de aanbestedende dienst vooraf in een bepaalde waarde uitgedrukt.

  • 12. Wanneer een aanbestedende dienst varianten toestaat, verstrekt de aanbestedende dienst voor een variant de afzonderlijke formule.

  • 13. Tijdens alle fases van de elektronische veiling deelt de aanbestedende diensten onverwijld aan alle inschrijvers ten minste de informatie mee die de inschrijvers de mogelijkheid biedt op elk moment hun respectieve klassering te kennen.

  • 14. Een aanbestedende dienst kan andere informatie betreffende andere ingediende prijzen of waarden meedelen indien dat in het beschrijvend document is vermeld. Een aanbestedende dienst kan op ieder ogenblik meedelen hoeveel inschrijvers aan de fase van de veiling deelnemen.

  • 15. Een aanbestedende dienst deelt tijdens het verloop van de fasen van de elektronische veiling in geen geval de identiteit van de inschrijvers mee.

  • 16. Een aanbestedende dienst kan de elektronische veiling afsluiten door:

    a. in de uitnodiging om deel te nemen aan de veiling een vooraf vastgestelde datum en een vooraf vastgesteld tijdstip voor de sluiting aan te geven;

    b. de veiling af te sluiten wanneer hij geen nieuwe prijzen meer ontvangt die beantwoorden aan de vereisten betreffende de minimumverschillen, waarbij de aanbestedende dienst in de uitnodiging om deel te nemen aan de veiling de termijn die hij na ontvangst van de laatste aanbieding in acht zal nemen alvorens de veiling te sluiten preciseert;

    c. de veiling af te sluiten wanneer alle fasen van de veiling die in de uitnodiging om deel te nemen aan de veiling zijn vermeld, afgehandeld zijn.

  • 17. Wanneer een aanbestedende dienst besloten heeft om de elektronische veiling overeenkomstig het zestiende lid, onderdeel c, af te sluiten, in combinatie met de regelingen, bedoeld in het zestiende lid, onderdeel b, vermeldt hij in de uitnodiging om deel te nemen aan de veiling het tijdschema voor elk van de fasen van de veiling.

  • 18. Na de sluiting van de elektronische veiling gunt de aanbestedende dienst de opdracht overeenkomstig artikel 56, op basis van de resultaten van de elektronische veiling.

  • 19. Een aanbestedende dienst maakt geen misbruik van de methode van de elektronische veiling, noch gebruikt hij de methode om concurrentie te beletten, te beperken of te vervalsen of om wijzigingen aan te brengen in het voorwerp van de opdracht zoals omschreven in de aankondiging van de opdracht en in het beschrijvend document.

Artikel 59

  • 1. Wanneer voor een bepaalde opdracht inschrijvingen worden gedaan die in verhouding tot de te verrichten werken, leveringen of diensten abnormaal laag lijken, verzoekt de aanbestedende dienst, voordat hij deze inschrijvingen kan afwijzen, schriftelijk om de door hem nodig geachte verduidelijkingen over de samenstelling van de desbetreffende inschrijving.

  • 2. De verduidelijkingen, bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval verband houden met:

    a. de doelmatigheid van het productieproces van de producten, van de dienstverrichting of van het bouwproces,

    b. de gekozen technische oplossingen of uitzonderlijk gunstige omstandigheden waarvan de inschrijver bij de levering van de producten, het verrichten van de diensten of de uitvoering van de werken kan profiteren,

    c. de originaliteit van het ontwerp van de inschrijver,

    d. de naleving van de bepalingen inzake arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden die gelden op de plaats waar de opdracht wordt uitgevoerd,

    e. de eventuele ontvangst van staatssteun door de inschrijver.

  • 3. De aanbestedende dienst onderzoekt in overleg met de inschrijver de samenstelling van de desbetreffende inschrijving aan de hand van de ontvangen toelichtingen.

  • 4. Wanneer een aanbestedende dienst constateert dat een inschrijving abnormaal laag is omdat de inschrijver overheidssteun heeft gekregen, kan de inschrijving op die grond worden afgewezen, wanneer de inschrijver desgevraagd niet binnen een door de aanbestedende dienst bepaalde voldoende lange termijn kan aantonen dat de betrokken steun niet in strijd met de artikelen 87 en 88 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is toegekend.

  • 5. Wanneer de aanbestedende dienst in een situatie als bedoeld in het vierde lid een inschrijving afwijst, stelt hij de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 60

  • 1. Een aanbestedende dienst past op inschrijvingen die producten bevatten uit derde landen waarmee de Europese Gemeenschappen geen multilateraal of bilateraal verdrag hebben gesloten die de communautaire ondernemingen op vergelijkbare wijze daadwerkelijk toegang verschaft tot de markten van deze derde landen, het tweede tot en met het zevende lid toe.

  • 2. Een aanbestedende dienst kan iedere inschrijving die wordt ingediend met het oog op de gunning van een opdracht voor leveringen, afwijzen wanneer het aandeel van de uit derde landen afkomstige goederen, waarvan de oorsprong wordt vastgesteld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302), meer dan vijftig procent uitmaakt van de totale waarde van de goederen waarop deze inschrijving betrekking heeft. Voor de toepassing van dit artikel worden de programmatuurtoepassingen die in telecommunicatienetten worden gebruikt, als producten beschouwd.

  • 3. Wanneer twee of meer inschrijvingen volgens de gunningcriteria van artikel 56 gelijkwaardig zijn, geeft de aanbestedende dienst de voorkeur aan de inschrijving die niet krachtens het tweede lid kan worden afgewezen. Indien het prijsverschil niet meer dan drie procent bedraagt, wordt het bedrag van de inschrijving door de aanbestedende diensten als gelijkwaardig beschouwd.

  • 4. Een aanbestedende dienst kan afwijken van het derde lid indien hij hierdoor genoodzaakt zou zijn apparatuur aan te schaffen met technische kenmerken die afwijken van de bestaande apparatuur, en dit tot onverenigbaarheid of tot technische moeilijkheden bij het gebruik of het onderhoud zou leiden of buitensporige kosten met zich mee zou brengen.

  • 5. Een aanbestedende dienst laat bij het bepalen van het aandeel van uit derde landen afkomstige goederen, bedoeld in het tweede lid, de derde landen buiten beschouwing ten gunste waarvan de toepassing van richtlijn nr. 2004/17/EG bij besluit van de Raad van de Europese Unie overeenkomstig het eerste lid is uitgebreid.

§ 14. Prijsvragen

Artikel 61

Een aanbestedende dienst stelt de voorschriften voor het uitschrijven van een prijsvraag vast overeenkomstig artikelen 62 en 64 tot en met 67 en stelt deze voorschriften ter beschikking aan belangstellende ondernemers.

Artikel 62

  • 1. De artikelen 60 tot en met 66 zijn van toepassing op de prijsvragen die worden georganiseerd in het kader van een procedure voor het gunnen van opdrachten voor diensten waarvan de geraamde waarde, exclusief omzetbelasting, ten minste het bedrag, genoemd in artikel 61 van richtlijn nr. 2004/17/EG bedraagt.

  • 2. Het eerste lid is van toepassing op alle prijsvragen waarvan het totale bedrag aan prijzengeld en betalingen aan deelnemers ten minste gelijk is aan het bedrag, genoemd in artikel 61 van richtlijn nr. 2004/17/EG.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder drempel verstaan het totaalbedrag aan premies en betalingen, met inbegrip van de geraamde waarde, exclusief omzetbelasting, van de opdracht voor diensten die later overeenkomstig artikel 37, tweede lid, kan worden gegund indien de aanbestedende dienst een dergelijke opdracht in de aankondiging van een prijsvraag niet uitsluit.

Artikel 63

De artikelen 17 tot en met 19 zijn van overeenkomstige toepassing op prijsvragen als bedoeld in artikel 62, eerste lid.

Artikel 64

  • 1. Een aanbestedende dienst die een prijsvraag wil uitschrijven, publiceert daartoe een aankondiging betreffende een prijsvraag.

  • 2. Een aanbestedende dienst die een prijsvraag uitgeschreven heeft, deelt de resultaten daarvan in een aankondiging mee.

  • 3. De aankondigingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, die de informatie, bedoeld in bijlage 2, onderdeel E, respectievelijk in bijlage 2, onderdeel F, bevatten worden door de aanbestedende dienst opgesteld, in een formulier overeenkomstig het model dat daarvoor is opgenomen in richtlijn nr. 2001/78/EGen gezonden aan de Commissie.

  • 4. Op de aankondigingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, is artikel 44 van toepassing.

  • 5. Een aanbestedende dienst zendt de aankondiging, bedoeld in het tweede lid, binnen twee maanden na de sluiting van de prijsvraag aan de Commissie.

  • 6. Een aanbestedende dienst kan de Commissie bij de verstrekking van de informatie, bedoeld in het derde lid, wijzen op alle gevoelige commerciële aspecten van de aankondigingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, en de Commissie verzoeken daarmee rekening te houden.

Artikel 65

  • 1. Artikel 49, eerste, tweede en vijfde lid zijn van toepassing op mededelingen betreffende prijsvragen.

  • 2. De jury neemt na afloop van de voor de indiening van plannen en ontwerpen gestelde termijn, kennis van de inhoud daarvan.

  • 3. Artikel 49, zesde tot en met elfde lid, is van overeenkomstige toepassing op de middelen voor elektronische ontvangst van plannen en ontwerpen.

Artikel 66

  • 1. Bij een prijsvraag met een beperkt aantal deelnemers stelt een aanbestedende dienst duidelijke en niet-discriminerende selectiecriteria vast.

  • 2. Een aanbestedende dienst voorziet er in dat in alle gevallen met het aantal kandidaten dat wordt uitgenodigd om aan de prijsvraag deel te nemen een daadwerkelijke mededinging wordt gewaarborgd.

  • 3. Een aanbestedende dienst voorziet er in dat de jury bestaat uit natuurlijke personen die onafhankelijk van de deelnemers aan de prijsvraag zijn.

  • 4. Wanneer de aanbestedende dienst van de deelnemers aan een prijsvraag een bijzondere beroepskwalificatie eist, voorziet de aanbestedende dienst er in dat ten minste een derde van de juryleden dezelfde kwalificatie of een gelijkwaardige kwalificatie heeft.

Artikel 67

  • 1. De jury is onafhankelijk.

  • 2. De jury onderzoekt de projecten op basis van door de gegadigden anoniem voorgelegde ontwerpen en op grond van de criteria die in de aankondiging van de prijsvraag zijn vermeld.

  • 3. De jury stelt een door haar leden ondertekend verslag op met de door haar op basis van de merites van elk project vastgestelde rangorde van de projecten, vergezeld van haar opmerkingen en eventuele punten die verduidelijking behoeven.

  • 4. De jury eerbiedigt de anonimiteit van gegadigden totdat het oordeel van de jury bekend is gemaakt.

  • 5. De jury kan gegadigden zo nodig uitnodigen om door de jury in haar notulen vermelde vragen te beantwoorden teneinde duidelijkheid te verschaffen omtrent bepaalde aspecten van de projecten.

  • 6. De aanbestedende dienst voorziet er in dat van de dialoog tussen de leden van de jury en de gegadigden volledige notulen worden opgesteld.

§ 15. Correctiemechanisme en informatievoorziening

Artikel 68

Onze Minister stelt de Commissie in kennis van alle moeilijkheden die ondernemers hem rapporteren en die te wijten zijn aan het feit dat de internationale arbeidsnormen, genoemd in bijlage 4, niet in acht zijn genomen door derde landen.

Artikel 69

Een aanbestedende dienst zendt Onze Minister de gegevens die deze nodig heeft voor de informatieverstrekking aan de Commissie, bedoeld in artikel 68 en 70. Een aanbestedende dienst neemt daarbij de nadere voorschriften, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen, in acht.

Artikel 70

  • 1. Onze Minister zendt ieder jaar aan de Commissie het statistische overzicht, bedoeld in artikel 67, eerste lid, van richtlijn nr. 2004/17/EG.

  • 2. Onze Minister zendt ieder jaar voor 1 november aan de Commissie het statistisch overzicht, bedoeld in artikel 67, tweede lid, van richtlijn nr. 2004/17/EG.

Artikel 71

  • 1. Indien een aanbestedende dienst gebruik maakt van de mogelijkheid van de verificatieregeling, bedoeld in artikel 3 van richtlijn nr. 92/13/EEG, zijn de artikelen 4 tot en met 7 van die richtlijn van toepassing.

  • 2. Onze Minister wijst de personen, beroepsgroepen of personeel van instellingen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van richtlijn nr. 92/13/EEG aan. Van de desbetreffende aanwijzing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 3. Onze Minister verleent een aanwijzing op grond van het tweede lid indien:

    a. de betrokken personen, beroepsgroepen of personeel van instellingen van de Raad voor Accreditatie of van een met de Raad vergelijkbare accreditatie-instelling een accreditatie hebben verkregen op basis van de norm NEN-EN 45503, zoals deze in maart 1996 luidde, en

    b. de betrokkenen, genoemd in onderdeel a, erin toestemmen dat de Raad of de accreditatie-instelling Onze Minister inzicht verschaft in zijn functioneren.

Artikel 72

Indien de Commissie toepassing geeft aan de procedures, bedoeld in artikel 8 van richtlijn nr. 92/13/EEG, verleent de betrokken aanbestedende dienst zijn medewerking daaraan overeenkomstig artikel 8, derde tot en met vijfde lid, van richtlijn nr. 92/13/EEG.

Artikel 73

  • 1. Degene, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van richtlijn nr. 92/13/EEG, kan een verzoek indienen om toepassing van de bemiddelingsprocedure van de artikelen 10 en 11 van richtlijn nr. 92/13/EEG.

  • 2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt schriftelijk ingediend bij de Commissie of bij Onze Minister.

  • 3. Indien de Commissie toepassing geeft aan de procedure, bedoeld in artikel 9 tot en met 11 van de richtlijn nr. 92/13/EEG, verleent de betrokken aanbestedende dienst zijn medewerking daaraan overeenkomstig de artikelen 10, tweede tot en met zevende lid, en 11, eerste lid, van richtlijn nr. 92/13/EEG.

Artikel 74

Onze Minister stelt de Commissie regelmatig in kennis van wijzigingen in de lijst van aanbestedende diensten, bedoeld in bijlagen I tot en met X, van richtlijn nr. 2004/17/EG.

§ 16. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 75

  • 1. Het Besluit aanbestedingen nutssector wordt ingetrokken, met dien verstande dat het Besluit aanbestedingen nutssector tot uiterlijk 31 januari 2006 van toepassing blijft op de gunning van opdrachten waarvoor een aanbestedende dienst heeft verklaard dat het Besluit aanbestedingen nutssector tot uiterlijk die datum van toepassing blijft, in:

    a. een aankondiging als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van richtlijn nr. 93/38/EEG, of

    b. een verzoek om inschrijving als bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder c, van richtlijn nr. 93/38/EEG.

Artikel 76

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 6, dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 77

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanbestedingen speciale sectoren

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

Tavarnelle, 16 juli 2005

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de zesde september 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Het Besluit aanbestedingen speciale sectoren (hierna: besluit) strekt ter implementatie van de richtlijn nr. 2004/17/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsten van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PbEG L 134) (hierna: richtlijn nr. 2004/17/EG). Deze richtlijn vervangt richtlijn nr. 93/38/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993, houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (PbEG L 199) (hierna: richtlijn nr. 93/38/EEG).

In de kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid heeft het kabinet de vorming van een dwingend uniform aanbestedingskader voor alle aanbestedingen en alle aanbestedende diensten toegezegd (Kamerstukken II 2002/2003, 28 244, nr. 24). De Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen, het Besluit overheidsaanbestedingen en het Besluit aanbestedingen nutssector zullen derhalve vervangen worden door een nieuw wettelijk kader. Richtlijn nr. 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PbEG L 134) (hierna: richtlijn nr. 2004/18/EG) zal samen met richtlijn nr. 2004/17/EG de basis vormen voor dit nieuwe kader. Dit is echter een traject dat niet binnen de in richtlijn nr. 2004/17/EG en richtlijn nr. 2004/18/EG verplicht gestelde implementatietermijn van 21 maanden te realiseren is. Daarom is er voor gekozen deze richtlijnen eerst te implementeren op basis van de Raamwet EEG-voorschriften. Deze wet geeft alleen de mogelijkheid om communautaire maatregelen inzake aanbestedingen te implementeren en geeft geen basis voor implementatie van andere internationale regelgeving of voor nationale regelgeving in aanvulling op de aanbestedingsrichtlijnen teneinde de naleving te verbeteren. Gelet op de beperkte strekking van deze wet is gekozen voor een nieuw wetsvoorstel ter vervanging van voornoemde wet. Dit voorstel van wet zal medio 2006 aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.

Om ook op korte termijn tegemoet te komen aan de wens tot vereenvoudiging en verduidelijking van de aanbestedingsregels vindt implementatie van deze richtlijnen, in tegenstelling tot voorheen, niet meer plaats door de methode van verwijzing, maar voor het overgrote deel door middel van omzetting ofwel overschrijving. De reden hiervoor is de klacht van aanbestedende diensten en bedrijven dat door de methode van verwijzing voor hen vaak onduidelijk was wat de aanbestedingsplicht inhield, hetgeen de naleving van deze plicht belemmerde. Alleen voor de modellen voor de aankondigingen en de drempelbedragen wordt nog gebruik gemaakt van de methode van verwijzing. Dit is nodig omdat de modellen en de drempelbedragen vaak zullen wijzigen. Voorkomen dient te worden dat het besluit veelvuldig en op ondergeschikte punten gewijzigd moet worden.

Dit besluit vervangt het Besluit aanbestedingen nutssector. Gelet op de veranderde houding van overheden ten opzichte van de betrokken sectoren en het feit dat in deze sectoren steeds meer marktwerking plaatsvindt worden deze sectoren voortaan aangemerkt als speciale sectoren in plaats van nutssector.

2. Doel en aanleiding

In het rapport «De bouw uit de schaduw» van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid (Kamerstukken II 2002/03, 28244, nr. 6) is kritiek geuit over de onduidelijkheid van de aanbestedingsregelgeving. Ook de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna: de Commissie) heeft onderkend dat de aanbestedingsrichtlijnen niet altijd duidelijk zijn en dat de toepassing ervan onder meer vanwege deze onduidelijkheid te wensen overlaat. Op 27 november 1996 heeft de Commissie derhalve het Groenboek betreffende de aanbesteding van overheidsopdrachten in de Europese Unie (COM (96) 583 final) gepubliceerd met beschouwingen over een toekomstig beleid inzake overheidsopdrachten. Aan de hand van de bijdragen en opmerkingen die in het kader van de discussie over dit Groenboek zijn gemaakt, heeft de Commissie in een mededeling van 11 maart 1998 (Commission Communication: public procurement in the European Union, COM(1998) 143/6) haar voorstellen voor aanpassing van het regelgevend kader van de overheidsopdrachten gepubliceerd. Hieruit zijn uiteindelijk richtlijn nr. 2004/17/EG en richtlijn nr. 2004/18/EG voortgevloeid.

Het uitgangspunt bij de totstandkoming van deze richtlijn was net als bij richtlijn nr. 2004/18/EG dat de richtlijn eenvoudiger, duidelijker, flexibeler en moderner moest worden. Dit is gebeurd door begrippen te verduidelijken, zoals de begrippen bijzondere of uitsluitende rechten, en door bepalingen over eenzelfde onderwerp, zoals prijsvragen, bij elkaar te voegen. Voorts creëert richtlijn nr. 2004/17/EG nieuwe mogelijkheden om het gebruik van elektronische middelen te introduceren met het mogelijk maken van het dynamisch aankoop systeem en elektronische veilingen.

Waar nodig en mogelijk zijn richtlijn nr. 2004/17/EG en richtlijn nr. 2004/18/EG zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Daarbij is evenwel rekening gehouden met het eigen karakter van de richtlijn speciale sectoren. Nieuwe onderwerpen zoals die inzake elektronisch aanbesteden zijn in principe gelijkluidend in beide richtlijnen. Omdat richtlijn nr. 2004/17/EG een flexibeler toepassingsregiem heeft waarbij de onderhandelingsprocedures zonder beperkingen mogen worden toegepast vormt de concurrentiegerichte dialoog in tegenstelling tot richtlijn 2004/18/EG geen onderdeel van richtlijn nr. 2004/17/EG. Vereenvoudiging betekent enerzijds het verduidelijken van onduidelijke of ingewikkelde bepalingen en anderzijds aanpassing van de bestaande regeling als de problemen niet door nadere uitlegging kunnen worden opgelost, bijvoorbeeld door de regels en procedures flexibeler en duidelijker te maken.

Net als de richtlijn die zij vervangt heeft richtlijn nr. 2004/17/EG nog steeds tot doel de transparantie in de gemeenschappelijke markt voor opdrachten te vergroten en discriminatoir aanbestedingsgedrag van de aanbestedende diensten en bedrijven in de lidstaten van de Europese Unie te voorkomen. Voorts draagt dit bij aan vergroting van de mededinging op deze markt. De instrumenten om transparantie te bereiken zijn de publicatieverplichtingen, het verbod op discriminatie tussen aanbieders, en de plicht om de eisen aan opdracht en opdrachtnemer objectief te specificeren.

3. Inhoud van de richtlijn

Teneinde de richtlijn nr. 2004/17/EG duidelijker en gemakkelijker toepasbaar te maken en aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen is een aantal onderdelen nieuw of gewijzigd ten opzichte van richtlijn nr. 93/38/EEG.

Ten eerste omvat het toepassingsgebied van richtlijn nr. 2004/17/EG in tegenstelling tot richtlijn nr. 93/38/EEG niet meer de opdrachten die worden gegund door ondernemingen en organisaties die diensten verrichten in de telecommunicatiesector. Dit vanwege de liberalisering van de telecommunicatiesector, waardoor invoering van een daadwerkelijke mededinging in deze sector is gerealiseerd. In tegenstelling tot richtlijn nr. 93/38/EEG kent richtlijn nr. 2004/17/EG dan ook niet langer een uitzondering voor opdrachten voor spraaktelefonie-, telex-, mobiele radiotelefonie-, semafoondiensten en telecommunicatiediensten per satelliet. Deze uitzondering was ingevoerd om rekening te houden met het feit dat dergelijke diensten in een bepaalde geografische zone vaak slechts door één leverancier geleverd konden worden, onder andere vanwege bijzondere of uitsluitende rechten die hiervoor waren verleend. Door de liberalisering van de telecommunicatiesector is deze uitzondering niet langer nodig.

Het tweede nieuwe element in richtlijn nr. 2004/17/EG is dat er nu een besluitvormingsprocedure voor alle in de richtlijn genoemde sectoren is opgenomen (artikel 25 van het besluit) die het mogelijk maakt geliberaliseerde sectoren in een bepaalde lidstaat van de Europese Unie van het toepassingsgebied van de richtlijn uit te zonderen, althans wanneer de toegang tot die markt daadwerkelijk aan mededinging blootstaat.

Een derde wijziging in richtlijn nr. 2004/17/EG ten opzichte van richtlijn nr. 93/38/EEG is de verplichting voor de aanbestedende dienst om tijdig het relatieve gewicht van de gunningscriteria aan te geven teneinde in het kader van het beginsel van gelijke behandeling van ondernemers de transparantie van een objectieve beoordeling van de economisch voordeligste aanbieding mogelijk te maken.

Een vierde wijziging betreft het vergroten van de mogelijkheid om elektronisch aan te besteden. Richtlijn nr. 2004/17/EG maakt het mogelijk dat aankondigingen en uitwisseling van informatie, naar keuze van de aanbestedende dienst per post, per fax of langs elektronische weg of in bepaalde gevallen per telefoon kan geschieden of door een combinatie van deze middelen. Elektronisch aanbesteden maakt het mogelijk de mededinging te verbreden en de overheidsbestellingen efficiënter te gunnen door de besparing op tijd die het gebruik van deze technieken met zich meebrengt. Elektronisch aanbesteden maakt het niet alleen mogelijk dat bestaande procedures kunnen worden versneld maar maakt ook nieuwe vormen van aanbesteden mogelijk zoals de elektronische veiling en het dynamisch aankoopsysteem. Het toepassen van elektronische veilingen stelt aanbestedende diensten voorts in staat de inschrijvers te verzoeken nieuwe lagere prijsoffertes te doen waarbij overigens ook andere elementen dan de prijs kunnen worden meegenomen.

Ten slotte is van belang dat de activiteiten van ondernemingen in de postsector ingevolge richtlijn nr. 2004/17/EG voortaan als speciale sector in de zin van deze richtlijn geldt. Reden hiervoor is dat in verband met de voortschrijdende openstelling van de postdiensten voor mededinging en het feit dat deze diensten zowel door aanbestedende diensten, overheidsbedrijven als door andere bedrijven worden geleverd, het beter is deze sector bij de flexibelere richtlijn speciale sectoren onder te brengen. Voor de in de Nederlandse postsector opererende bedrijven heeft de toepasselijkheid van richtlijn nr. 2004/17/EG echter geen praktische gevolgen omdat Nederland gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid in richtlijn nr. 2004/17/EG om de overgang van de postdiensten naar die richtlijn uit te stellen tot 31 december 2008. Gelet hierop zijn in tegenstelling tot de situatie in de meeste andere lidstaten de instellingen die in Nederland werkzaam in de postssector niet vermeld in Bijlage VI van richtlijn nr. 2004/17/EG (hetzelfde geldt voor Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Finland).

Alle nieuwe mogelijkheden die richtlijn nr. 2004/17/EG biedt zijn in dit besluit overgenomen.

4. Implementatiemethode

Zoals hierboven reeds is vermeld, vindt de implementatie van richtlijn nr. 2004/17/EG en richtlijn nr. 2004/18/EG in tegenstelling tot voorheen niet meer plaats door de methode van verwijzing maar voor het overgrote deel door middel van omzetting ofwel overschrijving. Alleen voor de modellen voor de aankondigingen en de drempelbedragen wordt nog gebruik gemaakt van de methode van verwijzing. In de implementatiebesluiten wordt steeds zo dicht mogelijk bij de tekst en de volgorde van de artikelen van de richtlijnen gebleven. Waar dit voor de duidelijkheid van de verplichtingen noodzakelijk werd geacht, is van de tekst en volgorde van de richtlijnen afgeweken. Zo zijn alle bepalingen betreffende het toepassingsbereik in dit besluit bij elkaar geplaatst hoewel dat in voornoemde richtlijn niet is gedaan.

Op een aantal punten bevat dit besluit bepalingen die niet rechtstreeks zijn overgenomen uit de richtlijn, maar die voortvloeien uit verplichtingen die ingevolge de richtlijn op de lidstaat Nederland rusten. Zo bevat dit besluit evenals voorheen het Besluit aanbestedingen nutssector een aantal bepaling die noodzakelijk zijn ter uitvoering van de informatie- of statistiekverplichting. Voorts wordt in aanvulling op de richtlijn voorzien in een verplichting die niet is opgenomen in de richtlijn maar noodzakelijk is ter nakoming van de zogenoemde Alcatel-jurisprudentie van het Hof (zie artikel 57 van dit besluit). Een laatste aanvulling op de richtlijnen betreft artikel 11 van dit besluit (voorheen artikel 2a van het Besluit aanbestedingen nutssector) dat dient ter nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten, alsmede de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende sommige aspecten van overheidsopdrachten.

Waar de reikwijdte van een definitie of een artikel in een bepaald geval onduidelijk is, geldt steeds dat zij zo moeten worden uitgelegd dat het nuttig effect van de richtlijn niet in gevaar wordt gebracht (HvJ EG inzake Scala, zaak C-399/98, 2001, blz. I-5409, punt 53 e.v.). Behalve de betrokken richtlijn gelden daarbij tevens als rechtsbron de algemene beginselen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna: het Verdrag) en de uitspraken van het Hof. Voor alle begrippen in dit besluit en voor de interpretaties van begrippen en procedures die in deze toelichting worden gegeven, is derhalve van belang steeds te bezien of recente jurisprudentie van het Hof tot een gewijzigde interpretatie moet leiden. In dit verband zijn in het verleden regelmatig nieuwsbrieven uitgebracht door het Interdepartementaal Overleg Europese Aanbestedingen (IOEA), onder meer over het begrip publiekrechtelijke instelling. Het IOEA is ingesteld bij Besluit van 21 maart 2005, nr. 5016684EP/MW, tot instelling van het Interdepartementaal Overleg Europese Aanbestedingen (Instellingsbesluit IOEA). De IOEA-nieuwsbrieven zullen ook in de toekomst gebruikt worden om belangrijke ontwikkelingen in de jurisprudentie bekend te maken en hiervan een interpretatie te geven. De nieuwsbrieven zijn te vinden op http://www.europeseaanbestedingsrichtlijnen.nl.

5. Handhaving en rechtsbescherming

Een aannemer, leverancier of dienstverlener kan om diverse redenen menen dat een aanbestedende dienst de regels van dit besluit niet goed heeft toegepast. Zo kan hij bijvoorbeeld van mening zijn dat een aanbestedende dienst een opdracht ten onrechte niet heeft aanbesteed, of dat een aanbestedende dienst hem ten onrechte niet heeft geselecteerd om in het kader van een niet-openbare procedure een offerte in te dienen. In al deze gevallen kan de aannemer, leverancier of dienstverlener bij de civiele rechter of (wanneer de Raad van Arbitrage bevoegd is verklaard) bij de Raad van Arbitrage een vordering uit onrechtmatige daad (artikel 162, Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek) (in geval van RvA kan dit ook zijn een beroep op toerekenbare tekortkoming) instellen. Nakoming van de aanbestedingsregels van dit besluit wordt aldus civielrechtelijk gehandhaafd. De beslissingen die een aanbestedende dienst neemt voorafgaand aan (moet een opdracht worden aanbesteed overeenkomstig dit besluit) en gedurende een aanbestedingsprocedure zijn naar Nederlands recht niet voor beroep op de bestuursrechter vatbare beslissingen. Het betreffen immers steeds voorbereidingshandelingen die vooraf gaan aan het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst.

In procedures voor de Raad van Arbitrage kunnen in beginsel dezelfde voorzieningen worden verkregen als voor de civiele rechter. In alle spoedeisende zaken waarin een onmiddellijke voorziening van de rechter wordt vereist, kan men een (arbitraal of civielrechtelijk) kort geding voeren. In een kort geding procedure (of een spoedprocedure bij de RvA) kunnen verschillende voorzieningen getroffen worden ter voorkoming van onrechtmatig handelen of tot opheffing van een onrechtmatige toestand, zoals: schorsing van de uitvoering van een overeenkomst of de beslissing van de aanbestedende dienst, een bevel tot (her)aanbesteding, een bevel tot toelating tot inschrijving, en een verbod van gunning (aan een ander dan eiser of een met naam genoemde derde). De voorzieningenrechter (en RvA) kan deze voorzieningen treffen in de fase waarin nog geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen de aanbestedende dienst en een gegadigde alsook in de fase waarin zo’n overeenkomst al tot stand gekomen is. In het laatste geval zal de aanbestedende dienst (ter uitvoering van de getroffen voorziening) veelal een reeds gesloten overeenkomst moeten ontbinden of de uitvoering ervan moeten opschorten.

Een actie uit onrechtmatige daad kan gedurende vijf jaar na het verrichten van een (onrechtmatige) handeling door de aanbestedende dienst aanhangig worden gemaakt. Op ieder moment gedurende de gerechtelijke of arbitrale procedure kan vervolgens een kort geding worden ingesteld. De verliezende aanbieder moet er wel rekening mee houden dat de rechter in beginsel terughoudend is om een voorziening te treffen indien een overeenkomst reeds geheel of grotendeels is uitgevoerd. Ratio daarachter is dat een verliezende aanbieder verplicht is om voortvarend voor zijn belangen op te komen, mede gelet op het belang van de aanbestedende dienst om werkzaamheden die al bijna zijn afgerond niet nog een keer (voor zijn kosten) te moeten laten uitvoeren of door een ander te moeten laten afmaken.

De Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid heeft in haar rapport kritiek geuit op de praktijk van aanbestedende diensten om geschilbeslechting door de Raad bij overheidsopdrachten voor werken standaard op te leggen aan ondernemers. Gelet op de samenstelling van de Raad, waarin uitsluitend door de constituerende verenigingen van opdrachtnemers (AVBB, KIVI en BNA) voorgedragen leden zitting hebben, zou geschilbeslechting door de Raad, met name voor niet bij deze verenigingen aangesloten ondernemers een onvoldoende onafhankelijke geschilbeslechting zijn. Gelet hierop zijn maatregelen getroffen tot wijziging van de samenstelling van de Raad, onder andere door ook opdrachtgevers invloed te geven op de samenstelling van de Raad. Voorts is het Aanbestedingsreglement Werken zodanig gewijzigd dat aanbestedingsgeschillen voortaan aan de civiele rechter in plaats van aan de Raad ter beslechting worden voorgelegd. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de kritiek dat de Raad door het HvJ EG niet bevoegd zou kunnen worden geacht tot het stellen van prejudiciële vragen.

Artikel 72 van richtlijn nr. 2004/17/EG legt aan de lidstaten de verplichting op om te waarborgen dat de richtlijn via toegankelijke en transparante mechanismen wordt toegepast en geeft in dat kader de mogelijkheid om een onafhankelijke autoriteit in te stellen. Hoewel de naleving van de aanbestedingsregelgeving zeker nog te wensen overlaat is er een aantal ontwikkelingen gaande die naar verwachting tot een betere naleving zullen leiden. Allereerst is door de parlementaire enquête de aandacht voor en het belang van een juiste naleving van de aanbestedingsregelgeving bij aanbestedende diensten binnen en buiten de rijksoverheid sterk toegenomen. Verder is het zo dat met ingang van de jaarrekening 2004 de accountantscontrole bij gemeenten en provincies is verscherpt. Daardoor komen de Europese aanbestedingsregels en andere Europese regels steeds meer onder de aandacht van de regionale en de lokale bestuurders. De accountant zal in het kader van de rechtmatigheidcontrole onder meer controleren of er is gehandeld conform de Europese regelgeving. Niet-rechtmatig gedane aanbestedingen kunnen, voor zover zij leiden tot mutaties in de jaarrekening, bijdragen aan overschrijding van de vastgelegde goedkeuringstoleranties, hetgeen zal leiden tot of bijdragen aan een niet-goedkeurende accountantsverklaring bij de jaarrekening. Dit toezicht betreft niet alleen de eigen overheidsopdrachten van de aanbestedende diensten, maar ook het toezicht op het aanbesteden van bepaalde opdrachten door particuliere opdrachtgevers die voor meer dan 50 procent worden gesubsidieerd en het toezicht op concessiehouders van openbare werken. Gebleken is dat de sanctie van het niet goedkeuren van de jaarrekening eerder op het niveau van de rijksoverheid heeft bijgedragen aan een betere naleving van de aanbestedingsregelgeving. Ook relevant in dit kader is dat in 2002 mede door het ministerie van BZK het Kenniscentrum Europa decentraal is opgericht. Het kenniscentrum licht de decentrale overheden voor op het gebied van het Europese recht. Europees aanbesteden is het belangrijkste onderwerp van voorlichting. Tevens mag hier niet onvermeld blijven dat er conform het kabinetsstandpunt «De Europese dimensie van toezicht» voorstellen zullen worden gedaan om te komen tot een versterking van de toezichtsinstrumenten ter afdwinging van de naleving van Europese regels door de decentrale overheden. Tenslotte zal naar verwachting de naleving van de aanbestedingsregels verder worden bevorderd door de instelling in het voorjaar 2005 van het kenniscentrum aanbesteden (PIANO). Het doel daarvan is het versterken van het kennisniveau en daardoor de professionalisering van aanbesteden door alle aanbestedende diensten door kennisontwikkeling, kennisverspreiding en kennisuitwisseling. Vooralsnog is om die reden besloten dat voor het instellen van een onafhankelijke instantie voor aanbestedingen op dit moment geen aanleiding bestaat.

6. Administratieve lasten

Administratieve lasten zijn de kosten voor het Nederlandse bedrijfsleven om te voldoen aan informatieverplichtingen, die voortvloeien uit regelgeving van de overheid. Dit besluit en de daaraan ten grondslag liggende richtlijn nr. 2004/17/EG leggen aanbestedende diensten de verplichting op om bepaalde overheidsopdrachten aan te besteden overeenkomstig bepaalde procedures. Ten behoeve hiervan kunnen zij informatie vragen aan inschrijvers. Net als richtlijn nr. 2004/17/EG verplicht dit besluit aanbestedende diensten niet tot het vragen van informatie. Ook kunnen aanbestedende diensten zelf bepalen welke informatie zij nodig hebben. Dit heeft tot gevolg dat het besluit zelf geen directe informatieverplichtingen oplegt aan bedrijven die deelnemen aan een aanbesteding. De hoogte van de administratieve lasten voor de bedrijven wordt bepaald door de mate waarin de aanbestedende diensten informatie vragen aan bedrijven.

Hoewel dit besluit ten opzichte van het Besluit aanbestedingen nutssector een aantal nieuwe procedures toevoegt waarvan de aanbestedende dienst gebruik van kan maken, zoals de elektronische veiling en het dynamisch aankoopsysteem, is er wat betreft de informatieverplichtingen geen wijziging opgetreden. De jaarlijkse gemiddelde administratieve lasten voortvloeiend uit de toepassing van dit besluit door de aanbestedende dienst blijven derhalve grosso modo gelijk aan de lasten die voortvloeien uit toepassing van het Besluit aanbestedingen nutssector. Alleen de aanloopkosten die voortvloeien uit het kennisnemen van dit besluit en het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten veroorzaken een stijging van de administratieve lasten. Deze lasten komen voort uit de inspanningen die alle bedrijven moeten plegen om kennis te nemen van de nieuwe regels. Voor het totaalbeeld van de administratieve lasten is voorts van belang dat dit besluit de aanbestedende diensten de mogelijkheid biedt om gebruik te maken van elektronisch berichtenverkeer. In de berekening van de lasten zijn de mogelijke effecten hiervan niet berekend. De reden is dat onduidelijk is hoeverre de aanbestedende diensten gebruik gaan maken van deze mogelijkheid. Indien dit echter gebeurt kan dit een aanzienlijke daling van de administratieve lasten tot gevolg hebben.

De jaarlijkse gemiddelde administratieve lasten voortvloeiend uit aanbestedingsprocedures bedragen voor dit besluit en het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten € 60,1 miljoen per jaar. Deze administratieve lasten worden gezamenlijk veroorzaakt door alle aanbestedende diensten in de zin van dit besluit en het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten. De toepassing van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten zorgt voor € 55,8 miljoen aan administratieve lasten, en uit de toepassing van dit besluit vloeit € 4,3 miljoen aan administratieve lasten voort. De aanloopkosten (kosten voor kennisname van de nieuwe wet- en regelgeving door alle bedrijven die deelnemen aan aanbestedingen) bedragen voor beide besluiten in totaal € 27,7 miljoen. Van de aanloopkosten vloeit ongeveer € 26,2 miljoen voort uit toepassing van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten en € 1,5 miljoen uit toepassing van dit besluit.

Door het Adviescollege toetsing administratieve lasten (hierna: Actal) is geadviseerd om de hoge eenmalige administratieve lastendruk te compenseren. Met de minister van Financiën is afgesproken dat de 25% kabinetsdoelstelling ten aanzien van de reductie van administratieve lasten niet van toepassing is op de administratieve lasten rond aanbesteden. De aanpak van de administratieve lasten rond aanbesteden volgt een apart doch parallel traject waarin er naar wordt gestreefd dat de lasten rond aanbesteden in 2007 zijn verminderd. Onder lasten worden verstaan het totaal aan informatieverplichtingen voor bedrijfsleven en aanbestedende diensten; administratieve lasten zijn hier dus een onderdeel van. Tevens is afgesproken dat de administratieve lasten van aanbesteden in 2007 worden opgenomen in de departementale nulmetingen. Compensatie van de administratieve lasten is daarom op dit moment niet aan de orde.

Het advies van Actal om gebruik te maken van de mogelijkheid in artikel 39, eerste lid, van richtlijn nr. 2004/17/EG om aanbestedende diensten een informatieplicht op te leggen ter zake van de nationale regels op het terrein van milieu, belastingen en arbeidsbescherming, is opgevolgd (zie artikel 36, eerste lid, van dit besluit). Opgemerkt dient overigens te worden dat voornamelijk (buitenlandse) bedrijven die zich voor het eerst op de Nederlandse markt begeven een lastenverlichting zullen ervaren als gevolg van deze verplichting. Bedrijven die reeds op de Nederlandse markt opereren hebben de betrokken informatie in het kader van hun normale bedrijfsvoering immers al tot hun beschikking.

Ten aanzien van het resultaat van de totale lasten moet worden gerealiseerd dat uit eerder onderzoek is gebleken dat de naleving van de aanbestedingsregels door aanbestedende diensten gebrekkig is. Omdat het totaal van nalevinglasten nagenoeg evenredig stijgt met verbetering in de mate van naleving van de regels kan de nagestreefde verbeterde naleving dus leiden tot een even grote toename in lasten.

Ook wordt het aantal ondernemers dat besluit mee te dingen en een offerte uit te brengen beïnvloed door de mate waarin ondernemers verlegen zitten om werk. Verder bepaalt de financiële ruimte bij de overheid het aantal opdrachten dat de overheid verstrekt en daarmee rechtstreeks de totale omvang van lasten voor ondernemers.

Gelet hierop is het aldus noodzakelijk om minder belang te hechten aan de ontwikkeling van het totaal van de lasten voor ondernemers en aanbestedende diensten. In plaats daarvan moet gekeken worden naar de kosten van een gemiddelde aanbestedingsprocedure.

II. Artikelen

Artikel 1

Onderdelen d tot en met f en eee

Onder aannemers, leveranciers of dienstverleners wordt ingevolge artikel 1, onderdelen d tot en met f, van dit besluit verstaan een ieder die de uitvoering van werken op de markt aanbiedt, een ieder die producten op de markt aanbiedt onderscheidenlijk een ieder die diensten op de markt aanbiedt. Dit kunnen onder meer natuurlijke personen, rechtspersonen, openbare lichamen of samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen, rechtspersonen of lichamen zijn. Artikel 1, onderdeel eee, van dit besluit bevat de hiervoor genoemde termen omvattende verzamelterm «ondernemer». Deze definities zijn overgenomen uit richtlijn nr. 2004/17/EG en komen overeen met hetgeen onder deze termen in het normale Nederlandse spraakgebruik wordt verstaan. Om volledige implementatie te bewerkstelligen, is er niettemin voor gekozen om deze definities toch op te nemen in dit besluit. In deze toelichting wordt voorts als verzamelterm wel de begrippen onderneming en bedrijf of aanbieder gebruikt waar het om zowel aannemers, leveranciers of dienstverleners gaat, zoals ook in het dagelijks spraakgebruik aan de orde is.

Onderdelen h tot en met k

In tegenstelling tot het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (hierna: het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten) wordt in dit besluit niet gesproken over overheidopdracht, maar over opdracht. Immers de opdrachten waarop dit besluit ziet, worden niet alleen verstrekt door de overheid of door semi-overheidsinstellingen maar ook door bedrijven die een bijzondere relatie hebben met de overheid. Al deze opdrachtgevers worden in dit besluit aangemerkt als aanbestedende dienst.

De definitie van het begrip opdracht bevat twee belangrijke elementen: «overeenkomst» en «onder bezwarende titel». Door te spreken van overeenkomst is duidelijk dat er geen sprake is van een opdracht in de zin van dit besluit wanneer opdrachten middels een eenzijdige rechtshandeling worden verleend. Van een overeenkomst onder bezwarende titel is niet alleen sprake als de aanbestedende dienst een prijs betaalt, maar ook als een andersoortige economische tegenprestatie wordt verstrekt.

Opdrachten voor werken in de zin van dit besluit betreffen enerzijds het ontwerpen en uitvoeren en anderzijds het laten uitvoeren van de in bijlage 1 bij dit besluit vermelde werkzaamheden of werken. Dit besluit heeft aldus ook betrekking op opdrachten waarbij de aanbestedende dienst zowel het ontwerp als de uitvoering of het gehele projectmanagement (inclusief financiering) aanbesteedt. De uit richtlijn nr. 2004/17/EG overgenomen toevoeging «met welke middelen dan ook van een werk dat aan de door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen voldoet» beoogt ontduiking van de aanbestedingsplicht, bijvoorbeeld door een financiële constructie, te voorkomen (zie hiertoe nader de toelichting van de Commissie in «Overheidsopdrachten en communautaire financiering: Hoe moet de vragenlijst «overheidsopdrachten» (PbEG C22 van 28.1.1989) worden ingevuld?», Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, 1991, p. 48–49). Hierbij kan worden gedacht aan de situatie dat een projectontwikkelaar zich ertoe verbindt een gebouw op te trekken dat aan tevoren door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen voldoet, de voorfinancieringslasten te dragen en de eigendom op korte of lange termijn over te dragen aan de aanbestedende dienst. Alleen aankopen van reeds bestaande werken die niet zijn gebouwd om aan tevoren door die aanbestedende dienst vastgestelde eisen te voldoen, vallen buiten de werkingssfeer van het besluit.

Een opdracht die betrekking heeft op de aankoop, leasing, huur of huurkoop van producten alsmede de daarbij komende werkzaamheden voor het aanbrengen en installeren van de levering is een opdracht voor leveringen in de zin dit besluit. Alle opdrachten die geen betrekking hebben op werken of leveringen zijn opdrachten voor diensten in de zin van dit besluit. Diensten zijn onderverdeeld in diensten van bijlage 3, onderdeel A, of bijlage 3, onderdeel B, waarvoor gedeeltelijk verschillende regels gelden. Wanneer een opdracht zowel diensten als leveringen of werken betreft, is de waarde van de verschillende onderdelen doorslaggevend. Dat houdt in dat wanneer de waarde van de diensten hoger is dan de waarde van de levering of het werk, er sprake is van een opdracht voor diensten. Is daarentegen de waarde van de levering (of van het werk) hoger dan de waarde van de diensten dan is sprake van een opdracht voor leveringen (of voor werken).

Onderdelen l en m

Bij een concessieovereenkomst voor werken of diensten gaat het steeds om een opdracht voor werken of diensten. Het verschil is dat de tegenprestatie voor de uitvoering van het werk of de dienst niet bestaat uit een betaling van de prijs van het werk of de dienst, maar uit het verlenen van een exclusief recht aan de aannemer of dienstverlener om het werk of de dienst te exploiteren. De verlening van het recht kan gepaard gaan met de betaling van een bepaald bedrag.

Onderdelen q tot en met v

Zoals hierboven reeds werd aangegeven heeft het begrip aanbestedende dienst in dit besluit niet alleen betrekking op overheden en semi-overheden, maar ook op overheidsbedrijven en op bedrijven en instellingen die een bijzondere relatie hebben met de overheid. Het begrip aanbestedende dienst is in dit besluit derhalve breder dan het begrip aanbestedende dienst in het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten.

Een aanbestedende dienst in de zin van dit besluit is de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een publiekrechtelijke instelling, een samenwerkingsverband van de hiervoor genoemde overheden of publiekrechtelijke instellingen, een overheidsbedrijf, of een bedrijf of instelling waaraan door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een publiekrechtelijke instelling een bijzonder recht of een exclusief recht is verleend, wanneer deze een van de activiteiten, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 7, van dit besluit uitoefent. Het begrip publiekrechtelijke instellingen heeft dezelfde inhoud als dit begrip heeft in het kader van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten, met dien verstande dat de betrokken organisatie steeds ook één van de activiteiten genoemd in de artikelen 2 tot en met 7 van dit besluit moet verrichten om onder het toepassingsbereik van dit besluit te vallen. In de Nederlandse situatie worden voornoemde activiteiten slechts bij uitzondering verricht door een publiekrechtelijke instelling. Derhalve wordt voor een toelichting op dit begrip verwezen naar de toelichting van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten.

Zoals gezegd wordt in dit besluit in tegenstelling tot in het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten gesproken over opdracht, in plaats van over overheidsopdracht. Immers opdrachten op grond van dit besluit worden niet alleen verstrekt door de overheid of door semi-overheidsinstellingen maar ook door bedrijven die een bijzondere relatie hebben met de overheid. Al deze opdrachtgevers worden in dit besluit aangemerkt als aanbestedende dienst. Het begrip aanbestedende dienst in dit besluit heeft derhalve niet alleen betrekking op overheden en semi-overheden, maar ook op overheidsbedrijven en op bedrijven en instellingen die een bijzondere relatie hebben met de overheid. Het gaat hierbij om bedrijven of instellingen die een bijzonder of exclusief recht hebben en die één van de activiteiten genoemd in de artikelen 2 tot en met 7 verrichten. Overheidsbedrijven zijn volgens artikel 1, onderdeel s, bedrijven waarop aanbestedende diensten rechtstreeks of middellijk een overheersende invloed kunnen uitoefenen uit hoofde van eigendom, financiële deelneming of de op het bedrijf van toepassing zijnde voorschriften. De invulling van deze overheersende invloed is onveranderd gebleven en wordt in artikel 1, onderdeel t, van dit besluit nader gespecificeerd. Hieruit blijkt dat van een vermoeden van overheersende invloed onder in ieder geval sprake is wanneer een aanbestedende dienst, direct of indirect, ten opzichte van een onderneming:

a. de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de onderneming bezit, of

b. beschikt over de meerderheid van de stemmen die verbonden zijn aan de door de onderneming uitgegeven aandelen, of

c. meer dan de helft van de leden van het bestuur, het leidinggevend of het toezichthoudend orgaan van de onderneming kan benoemen.

Onder ondernemingen of instellingen die bijzondere of uitsluitende rechten hebben, worden die organisaties verstaan waaraan ingevolge een machtiging op grond van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling de uitoefening van een dienst of het verrichten van een activiteit voorbehouden is (artikel 1, onderdelen u en v). Voor deze definitie is aangesloten op het bepaalde in artikel 25a, onderdeel c, van de Mededingingswet. In tegenstelling tot het Besluit aanbestedingen nutssector is in dit besluit niet langer bepaald dat het feit dat een organisatie met het oog op de aanleg van netwerken of haven- of luchthavenfaciliteiten gebruik mag maken van een procedure voor de onteigening of het gebruik van eigendom, of faciliteiten mag installeren op, over of onder openbaar eigendom op zichzelf betekent dat deze organisatie een bijzonder of uitsluitend recht geniet. Het feit dat een organisatie drinkwater, elektriciteit, gas of warmte levert aan een netwerk dat zelf geëxploiteerd wordt door een organisatie waaraan bijzondere of uitsluitende rechten zijn verleend, vormt onder dit besluit als zodanig tevens geen bijzonder of uitsluitend recht meer. Ook rechten die in enige vorm, ook via concessieovereenkomsten, door een lidstaat aan een beperkt aantal ondernemingen zijn toegekend op basis van objectieve evenredige en niet-discriminerende criteria die iedereen die daaraan voldoet de mogelijkheid bieden van deze rechten gebruik te maken, kunnen niet worden aangemerkt als bijzondere of uitsluitende rechten.

Doordat een zekere overlap bestaat tussen de begrippen aanbestedende dienst in de zin van het Besluit aanbestedingsregels overheidsopdrachten en in de zin van dit besluit is het mogelijk dat een aanbestedende dienst in de zin van dit besluit tevens een aanbestedende dienst is in de zin van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten. De activiteit in het kader waarvan de opdracht wordt verleend, bepaalt in dat geval welk besluit van toepassing is. Wordt de opdracht gegund in het kader van een van de activiteiten genoemd in de artikelen 2 tot en met 7 dan is dit besluit van toepassing. Als daarentegen de opdracht wordt gegund in het kader van een andere activiteit dan is het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten van toepassing. Wordt een opdracht gegund in het kader van meerdere activiteiten, dan is het bepaalde in artikel 8 van dit besluit van belang.

In bijlagen I tot en met X van richtlijn nr. 2004/17/EG zijn niet-limitatieve lijsten van aanbestedende diensten in de zin van deze richtlijn opgenomen. In richtlijn nr. 93/38/EEG werd nog gesteld dat de daarin opgenomen opsomming van aanbestedende diensten een absolute was. De reikwijdte van het begrip aanbestedende dienst in de zin van richtlijn nr. 2004/17/EG is echter als gevolg van de veranderingen op de betrokken markten als gevolg van de voortschrijdende openstelling van die sectoren in beweging. Instellingen die zijn vermeld op de lijst kunnen inmiddels geen aanbestedende dienst meer zijn omdat de sector geliberaliseerd is of omdat er geen overheersende overheidsinvloed meer is op de instelling. Ook kunnen er bedrijven zijn die ten onrechte niet als aanbestedende dienst op de lijst staan vermeld. Om al deze redenen kan de lijst niet meer dan een aanwijzing geven wie er als aanbestedende dienst kunnen worden aangemerkt. Gelet hierop wordt de lijst met Nederlandse aanbestedende diensten in de zin van richtlijn nr. 2004/17/EG niet als bijlage bij dit besluit opgenomen. In plaats daarvan wordt deze lijst op de aanbestedingswebsite van het Ministerie van Economische Zaken (http://www.europese aanbestedingsrichtlijnen.nl.) geplaatst en bijgehouden. De Minister van Economische Zaken is op grond van artikel 74 van het besluit, net als voorheen, verplicht om wijzigingen in de lijst van Nederlandse aanbestedende diensten door te geven aan de Commissie.

Onderdeel aa

Hoewel in de in richtlijn nr. 2004/17/EG opgenomen definitie van prijsvragen wordt gesproken van een procedure die in het bijzonder kan worden gebruikt op het gebied van ruimtelijke ordening, stadsplanning, architectuur, weg-en waterbouw of automatische gegevensverschaffing is daarmee niet bepaald dat de procedure van prijsvragen enkel in die gevallen gebruikt kan worden. Voor de duidelijkheid zijn die omstandigheden derhalve in dit besluit niet opgenomen in de definitie van prijsvragen.

Onderdeel ee

De nomenclatuur van de centrale productclassificatie (gemeenschappelijke indeling van de produkten) van de Verenigde Naties kan worden opgevraagd of worden geraadpleegd via http://unstats.un.org/unsd/cr/registry/regcst.asp?Cl=16. De kenbaarheid van de CPC is op deze wijze voldoende verzekerd.

Onderdelen hh en ii

Voor de definitie van postzending is aangesloten bij hetgeen bij implementatie van richtlijn nr. 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PbEG L 15) bepaald is in de Postwet en het Postbesluit. Bij postzending kan onder andere gedacht worden aan brievenpost, boeken, catalogi, kranten, tijdschriften en postpakketten die goederen met of zonder handelswaar bevatten, ongeacht het gewicht.

Onder beheer van postdiensten wordt blijkens een toelichtende opmerking in artikel 6, tweede lid, onderdeel c, van richtlijn nr. 2004/18/EG verstaan alle diensten die zowel voor als na de zending worden geleverd, zoals mailroom managementservices. Het in richtlijn nr. 2004/17/EG aangehouden onderscheid tussen voorbehouden postdiensten en ander diensten is in dit besluit niet overgenomen omdat het geen gevolg heeft voor de toepassing van het besluit.

Onderdeel mm

Volgens de in artikel 1, onderdeel mm, opgenomen definitie van verbonden onderneming is elke onderneming waarvan de jaarrekening overeenkomstig richtlijn nr. 83/349/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g) van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (PbEG L 193) (de zogenaamde Zevende Vennootschapsrichtlijn) is geconsolideerd met die van de aanbestedende dienst, een verbonden onderneming. Ingeval het aanbestedende diensten betreft die niet onder deze vennootschapsrichtlijn vallen, en die derhalve niet verplicht zijn tot consolidatie van de jaarrekening, is er sprake van een verbonden onderneming indien de aanbestedende dienst een overheersende invloed op de onderneming kan uitoefenen of omgekeerd indien ondernemingen een overheersende invloed op een aanbestedende dienst kunnen uitoefenen. Ook is sprake van een verbonden onderneming indien een onderneming samen met de aanbestedende dienst onder overheersende invloed staan van een andere onderneming gelet op eigendom, financiële deelneming of van voorschriften van die onderneming. Zoals hierboven reeds is vermeld bevat artikel 1, onderdeel t, een omschrijving van het begrip overheersende invloed.

Onderdelen bbb en ccc

Een nieuw begrip in het kader van aanbestedingen is de term kopersprofiel (zie artikel 1, onderdeel bbb). Uit bijlage XX van richtlijn nr. 2004/17/EG is duidelijk dat het profiel informatie kan bevatten over lopende aanbestedingsprocedures, voorgenomen aankopen, gegunde opdrachten, geannuleerde procedures, alsmede algemene informatie, zoals het aanspreekpunt van een aanbestedende dienst, telefoon- en faxnummer, postadres en een e-mailadres. Ook de informatie die een aanbestedende dienst in een aankondiging bekendmaakt, kan worden opgenomen in het kopersprofiel. Een kopersprofiel is aldus niets anders dan een vrijwillige beschrijving door een aanbestedende dienst van die dienst en van zijn inkoopbeleid. Er worden in dit besluit dan ook geen minimumeisen gesteld aan de informatie die een aanbestedende dienst opneemt in zijn kopersprofiel.

Artikel 1, onderdeel ccc, van dit besluit betreft de definitie van het beschrijvend document dat een aanbestedende dienst veelal opstelt in het kader van een aanbestedingsprocedure. Een aanbestedende dienst beschrijft hierin zijn overheidsopdracht en geeft aan welke eisen hij stelt aan de aanbieders. In de praktijk wordt een beschrijvend document onder andere aangeduid als bestek (m.n. in het kader van overheidsopdrachten voor werken) aanbestedingsdocument, leidraad voor de aanbesteding of pakket van eisen. In richtlijn nr. 2004/17/EG wordt bijvoorbeeld afwisselend gebruik gemaakt van de termen bestek of beschrijvend document.

Onderdeel fff

Artikel 1, onderdeel fff, van dit besluit bevat de in artikel 1, elfde lid, van richtlijn nr. 2004/17/EG gehanteerde definitie van «schriftelijk». Hieronder wordt verstaan elk uit woorden of cijfers bestaand geheel dat kan worden gelezen, gereproduceerd en vervolgens medegedeeld. Dit geheel kan met elektronische middelen overgebrachte of opgeslagen informatie bevatten. Deze definitie komt overeen met de in het kader van de Wet Elektronisch bestuurlijk verkeer (hierna: de Webv) aangegeven ruime uitleg van het begrip schriftelijk. In de toelichting op de Webv (zie Kamerstukken II 2001/02, 28 483, nr. 3, p.6-7) wordt opgemerkt dat in het kader van die wet is gekozen voor een ruime, dynamische uitleg van het begrip «schriftelijk», die inhoudt dat een schriftelijk stuk op papier kan staan, maar ook een elektronisch document kan zijn. Dat betekent dat bijvoorbeeld ook mailberichten en daarbij meegestuurde bestanden als schriftelijke berichten en stukken kunnen worden aangemerkt. Een definitie van schriftelijk is in de Webv daarom niet opgenomen. Teneinde een volledige implementatie van richtlijn nr. 2004/17/EG te bewerkstelligen is in dit besluit wel een definitie van schriftelijk opgenomen, die aldus overeenkomt met de uitleg die aan dit begrip is gegeven in het kader van de Webv.

Onderdeel ggg

In artikel 1, onderdeel ggg, is een definitie opgenomen voor de term aanbestedingsstukken. Hieronder vallen in ieder geval de aankondiging en het beschrijvend document. Daarnaast kan worden gedacht aan documenten waarin de organisatie van de aanbestedende dienst of zijn beleid worden omschreven. Ook zal in sommige gevallen een concept-overeenkomst onderdeel uitmaken van de aanbestedingsstukken.

Artikelen 2 tot en met 7

De artikelen 2 tot en met 7 van het besluit bepalen welke activiteiten een overheid, semi-overheid, overheidsbedrijf, onderneming of bedrijf of organisatie met bijzondere of uitsluitende rechten moet verrichten om aangemerkt te worden als aanbestedende dienst in de zin van dit besluit. Voorheen werden deze activiteiten in richtlijn nr. 93/38/EEG aangeduid als relevante activiteiten.

Ten aanzien van gas, warmte, elektriciteit en water gaat het hierbij steeds om de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbare diensterlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie daarvan of de toevoer van gas, warmte, elektriciteit of water naar die netten (artikelen 2 tot en met 4). Een uitzondering is de situatie dat de productie van gas of warmte of elektriciteit het onvermijdelijke resultaat is (bij gas) van of noodzakelijk is (bij elektriciteit) voor de uitoefening van activiteiten waarop dit besluit betrekking heeft (bijvoorbeeld bij de winning van water) en de toevoer aan het openbare net uitsluitend ten doel heeft deze productie op economische wijze te exploiteren of de toevoer slechts van het eigen verbruik afhangt en niet meer bedraagt dan een maximum van 20 procent (bij gas) van de omzet of 30 procent (bij elektriciteit en water) van de totale productie in een bepaalde periode (artikelen 2, tweede lid, 3, tweede lid, en 4, derde lid).

Wanneer aanbestedende diensten drinkwaternetten beschikbaar stellen of exploiteren of drinkwater toevoeren naar een net is dit besluit voorts van toepassing wanneer in het kader van die activiteiten opdrachten worden gegund of prijsvragen worden georganiseerd die verband houden met bepaalde waterbouwtechnische projecten, bevloeiing of drainage. Daarvan is sprake indien de voor drinkwatervoorziening bestemde hoeveelheid water groter is dan 20 procent van de totale hoeveelheid water die op grond van deze projecten of bevloeiings- of drainage-installaties ter beschikking wordt gesteld (artikel 4, tweede lid, onderdeel a). Ook opdrachten of prijsvragen die door deze aanbestedende diensten worden gegund of georganiseerd en verband houden met de afvoer of behandeling van afvalwater vallen onder het toepassingsbereik van dit besluit (artikel 4, tweede lid, onderdeel b).

Ingevolge artikel 5 is dit besluit tevens van toepassing wanneer de activiteit betreft het ter beschikking stellen of exploiteren van netten bestemd voor openbare dienstverlening op het gebied van vervoer per trein, automatische systemen, tram, trolleybus of autobus of kabel. Van een net wordt gesproken indien de vervoersdienst wordt verleend onder door een bevoegde instantie van een lidstaat (zoals een gemeente of provincie) gestelde voorwaarden, zoals de te volgen routes, de beschikbaar te stellen capaciteit of de frequentie van de dienst. Niet onder het toepassingsgebied van dit besluit vallen diensten die een openbare busdienst verzorgen indien andere diensten deze dienstverlening vrijelijk, algemeen dan wel voor een bepaald geografisch gebied onder dezelfde voorwaarden als de aanbestedende diensten kunnen aanbieden (artikel 5, tweede lid). Dit was reeds het geval op basis van het Besluit aanbestedingen nutssector.

Artikel 6 betreft de toepassing van dit besluit op opdrachten die worden verstrekt in het kader van het verrichten van postdiensten en aanverwante diensten. Zoals in het algemene deel van de toelichting al is aangegeven, wordt de sector die zich bezig houdt met het verrichten van postdiensten en aanverwante diensten voortaan als speciale sector in de zin van dit besluit aangemerkt. Voor de in de Nederlandse postsector opererende bedrijven heeft de toepasselijkheid van dit besluit echter geen praktische gevolgen omdat Nederland gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid in richtlijn nr. 2004/17/EG om de toepasselijkheid van die richtlijn op aanbestedende diensten die postdiensten verrichten uit te stellen tot 31 december 2008. Ingevolge artikel 76 van dit besluit wordt de inwerkingtreding van dit artikel derhalve uitgesteld tot een bij koninklijk besluit nader te bepalen datum. Verwacht wordt dat postsector in Nederland op voornoemde datum voldoende is geliberaliseerd en dat de instellingen die binnen de postsector activiteiten uitoefenen op grond van artikel 25 van dit besluit vrijgesteld zullen zijn van het toepassingsgebied van dit besluit.

Artikel 7 bepaalt ten slotte dat dit besluit tevens van toepassing is op opdrachten die aanbestedende diensten gunnen in het kader van activiteiten die de exploitatie van een geografisch gebied betreffen op het terrein van de exploratie en de winning van aardolie, gas, steenkool of andere vaste brandstoffen, alsmede activiteiten die betreffen het ter beschikkingstellen aan lucht-, zee, of riviervervoerders van luchthaven-, zeehaven, binnenhaven of andere landingsfaciliteiten.

Artikel 8

Artikel 8 ziet op de situatie dat een aanbestedende dienst in het kader van verschillende activiteiten een opdracht gunt en die activiteiten slechts gedeeltelijk de in artikelen 2 tot en met 7 genoemde activiteiten betreffen. Richtlijn nr. 93/38/EEG kende voor deze situatie geen aparte regeling.

De regeling houdt in dat de voorschriften van dit besluit gevolgd moeten worden indien de opdracht in hoofdzaak wordt gegund voor de activiteiten genoemd in artikel 2 tot en met 7 van dit besluit. Of de opdracht in hoofdzaak wordt gegund voor de in de artikelen 2 tot en met 7 genoemde activiteiten kan worden vastgesteld aan de hand van een analyse van de behoeften waarin de specifieke opdracht moet voorzien. Dit is de analyse die de aanbestedende dienst uitvoert met de bedoeling de waarde van de opdracht te ramen en de aanbestedingsdocumenten op te stellen. In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld bij de aankoop van een enkel stuk uitrusting voor de voortzetting van activiteiten waarvoor gegevens zouden ontbreken om een raming van de respectieve gebruikspercentages te kunnen maken, kan het objectief onmogelijk zijn vast te stellen of de opdracht in hoofdzaak wordt gegund in het kader van de activiteiten genoemd in de artikelen 2 tot en met 7 van dit besluit, en wordt artikel 8, derde lid, van dit besluit van belang. In dat geval moet het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten worden toegepast als de opdracht tevens een overheidsopdracht in de zin van dat besluit is. Is de opdracht echter niet tevens aan te merken als een overheidsopdracht in de zin van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten dan moet de opdracht worden gegund overeenkomstig dit besluit.

In het tweede lid van artikel 8 is het verbod opgenomen dat een aanbestedende dienst een opdracht voor meerdere activiteiten splitst in meerdere opdrachten teneinde te bereiken dat daardoor noch dit besluit noch het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten van toepassing is.

Artikel 11

Het eerste lid van artikel 11 betreft de verplichting die aanbestedende diensten hebben vanuit de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna: EER-overeenkomst) ten aanzien van aanbieders uit Noorwegen, IJsland en Liechtenstein, alsmede de Overeenkomst van 21 juni 1999 tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserse Bondsstaat betreffende sommige aspecten van overheidsopdrachten (PbEG 2002, L 114, hierna: de Overeenkomst met Zwitserland).

Ingevolge artikel 65, eerste lid, juncto bijlage XVI van de EER-overeenkomst gelden de aanbestedingsregels ook voor Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Dit betekent dat de aanbestedende diensten in de lidstaten en in voornoemde landen verplicht zijn om aanbieders uit de staten die partij zijn bij de EER-overeenkomst onder dezelfde voorwaarden als nationale aanbieders in staat te stellen om mee te dingen naar hun opdrachten voor werken, leveringen en diensten. Voorts geldt ingevolge artikel 1 van de Overeenkomst hetzelfde voor aanbieders uit Zwitserland.

Artikel 11, tweede lid, van het besluit betreft de toepasselijkheid van de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie. Deze overeenkomst is op 15 april 1994 in Marrakech totstandgekomen. Bijlage 4 van deze overeenkomst bevat de op 15 april 1995 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (Trb. 1994, 235) (hierna: Overeenkomst inzake overheidsopdrachten). Ten gevolge van de Overeenkomst moeten de partijen bij de Overeenkomst in principe hun markten voor (overheids)opdrachten openen voor aanbieders uit andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst. Deze markten worden hierdoor geopend voor buitenlandse concurrentie. Op de website van de Wereldhandelsorganisatie (http//:www.wto.org) is te vinden door welke landen de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten is ondertekend.

In artikel 11, tweede lid wordt bepaald dat de aanbestedende diensten op aannemers, leveranciers of dienstverleners uit de lidstaten van de Europese Unie voorwaarden toepassen die even gunstig zijn als die welke zij bij de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst toepassen tegenover andere staten. De aanleiding hiervoor is dat sommige bepalingen van de Overeenkomst gunstiger voorwaarden voor de aanbieders inhouden dan richtlijn nr. 2004/17/EG. Hiermee wordt aldus voorkomen dat aanbieders van buiten de Europese Unie bij (overheids)opdrachten door aanbestedende diensten van de lidstaten van de Europese Unie in een gunstigere positie komen dan aanbieders uit de lidstaten van de Europese Unie. Anders gezegd moeten de aanbieders uit de Europese Unie minstens even gunstig worden behandeld als aanbieders uit derde landen die partij zijn bij de Overeenkomst.

Artikelen 12, 40 tot en met 44, 50, 58 en 64

In dit besluit zijn een aantal bepalingen opgenomen omtrent de verplichting tot openbaarmaking of tot geheimhouding van informatie in een aanbestedingsprocedure. Aangezien de specifieke bepalingen omtrent geheimhouding en openbaarheid in de artikelen 40 tot en met 44, 50, 58 en 64 en de algemene bepaling in artikel 12, tweede lid, samen de openbaarheidsregeling voor overheidsopdrachten bevatten, worden deze bepalingen gezamenlijk toegelicht.

Een expliciet verbod tot openbaarmaking is opgenomen in artikel 58, vijftiende lid, van dit besluit en houdt in dat tijdens het verloop van de elektronische veiling de aanbestedende dienst in geen geval de identiteit van de inschrijvers bekend mag maken. In dit geval is de motiveringsplicht van de aanbestedende dienst, wanneer hem gevraagd wordt die identiteit openbaar te maken, beperkt tot het aangeven dat de gevraagde informatie onder het verbod in dit artikel valt. De aanbestedende dienst heeft in deze gevallen geen ruimte voor het maken van een belangenafweging.

Verplichtingen tot openbaarmaking betreffen het opstellen van de aankondigingen (de artikelen 40 tot en met 44) en het informeren van gegadigden en inschrijvers omtrent o.a. de gunning van een opdracht of het niet voldoen aan de technische specificaties (zie artikel 50). In artikel 50, vijfde lid, is bepaald dat sommige gegevens niet bekend gemaakt hoeven te worden, namelijk voor zover de openbaarmaking van die gegevens de toepassing van de wet in de weg zou staan, met de openbare orde in strijd zou zijn, de rechtmatige commerciële belangen van publiekrechtelijke of privaatrechtelijke ondernemers zou kunnen schaden of afbreuk aan de eerlijke mededinging tussen hen zou kunnen doen. Deze regeling heeft aldus hetzelfde oogmerk als de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob), namelijk het treffen van een openbaarheidsregeling. De regeling in voornoemde artikelen komt voorts overeen met de bepalingen die de oude richtlijnen hieromtrent bevatten. Gelet hierop is de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 5 mei 1997, nr. R01.92.2548 nog steeds relevant (JB 1997/169, Jurisprudentie Bestuursrecht , d.d. 22 augustus 1997, afl. 10). De Afdeling heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de in artikel 9, derde lid, van richtlijn nr. 77/62/EEG van de Raad van de Europese gemeenschappen van 21 december 1976 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen (PbEG L 13) een uitputtende openbaarheidsregeling bevat op het terrein van de gunning van overheidsopdrachten en derhalve als bijzondere regeling voorrang heeft boven de Wob. Voorts heeft de Afdeling bepaald dat een aanbestedende dienst die een beroep doet op één van de uitzonderingen van artikel 9, derde lid, van de richtlijn de aanbestedende dienst uitgebreid moet motiveren waarom van die uitzondering sprake is. De hier bedoelde informatie moet immers in beginsel openbaar gemaakt worden. Artikel 49 van richtlijn nr. 2004/18/EG bevat de pendant van artikel 9, derde lid, van richtlijn nr. 77/62/EEG.

Artikel 13 van richtlijn nr. 2004/17/EG bevat de algemene bepaling dat de informatie die door aannemers, leveranciers of dienstverleners vertrouwelijk aan de aanbestedende dienst wordt verstrekt, met inachtneming van de nationale wetgeving, niet door hem bekend gemaakt mag worden. De verhouding tussen dit voorschrift en de nationale regelgeving van een lidstaat (voor Nederland: de Wob) wordt bepaald door de toevoeging «met inachtneming van de nationale wetgeving». Dit geeft namelijk aan dat artikel 50, vijfde lid, een specifieke regeling in de zin van de Wob inhoudt. Voor verzoeken om informatie waarop deze specifieke regeling niet van toepassing is, zoals het verzoek van een ander dan een gegadigde of inschrijver om de kenmerken en de voordelen van de winnende aanbieder, blijft de Wob aldus het afwegingskader op grond waarvan de aanbestedende dienst beslist in hoeverre aan het verzoek om informatie tegemoet gekomen kan worden. Hierbij moet worden bedacht dat in de Nederlandse praktijk de aanbestedende diensten in de zin van dit besluit in de meeste gevallen niet zijn aan te merken als bestuursorganen in de zin van de Wob.

Artikelen 13 en 14

Voor zover een opdracht voor werken, leveringen of diensten niet ingevolge de artikelen 16 tot en met 23 en 25 van dit besluit zijn uitgesloten, bepalen de drempelbedragen in artikel 13 of de aanbestedende dienst die opdracht moet aanbesteden. Of een opdracht een waarde boven het in dit artikel genoemde drempelbedrag heeft, moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 14 van dit besluit.

Omdat de Europese drempelwaarden overeen moeten stemmen met de drempelbedragen van de Government Procurement Agreement (GPA) werden de bedragen in richtlijn nr. 93/38/EEG voorheen in special drawing rights (SDR) weergegeven. Vervolgens publiceerde de Commissie iedere twee jaar de tegenwaarden van deze SDR in euro. Daarnaast kende richtlijn nr. 93/38/EEG drempelbedragen in euro en ecu voor opdrachten die niet onder de GPA vallen. Teneinde meer duidelijkheid te scheppen zijn in richtlijn nr. 2004/17/EG alle drempelwaarden in euro gesteld. Vanwege de afhankelijkheid van de SDR voor wat betreft de opdrachten die onder de GPA vallen, heeft de Commissie ingevolge artikel 69 van richtlijn nr. 2004/17/EG de plicht om iedere twee jaar de drempelwaarden in de richtlijn aan te passen middels een verordening. In richtlijn nr. 2004/18/EG en richtlijn nr. 2004/17/EG zijn abusievelijk de oude drempelbedragen opgenomen die golden tot en met 31 december 2003. Inmiddels heeft de Commissie Verordening (EG) nr. 1874/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 28 oktober 2004 tot wijziging van de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot hun toepassingsdrempels inzake procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten (PbEG L 326) (hierna: Verordening (EG) nr. 1874/2004) vastgesteld teneinde de in voornoemde richtlijnen opgenomen drempelbedragen in overeenstemming te brengen met de drempelbedragen in de GPA. Om te voorkomen dat dit besluit steeds gewijzigd moet worden vanwege wijziging van de drempelwaarden bij toekomstige verordeningen van de Commissie zijn de bedragen niet opgenomen in artikel 13 (en artikel 62) van dit besluit. In plaats daarvan wordt dynamisch verwezen naar de drempelwaarden in richtlijn nr. 2004/17/EG. Wijzigingsverordeningen zullen namelijk steeds de bedragen in richtlijn nr. 2004/17/EG wijzigen. De toepasselijke bedragen zijn steeds makkelijk te vinden via http://www.europeseaanbestedingsrichtlijnen.nl.

Artikel 14 bevat een aantal uitgangspunten en rekenregels voor het bepalen van de waarde van de overheidsopdracht. Uitgangspunt bij het bepalen van die waarde is de opdracht zoals deze is gedefinieerd door de aanbestedende dienst. Gelet op de strekking van de aanbestedingsregels dient de aanbestedende dienst bij het definiëren van zijn opdracht zich te laten leiden door de behoefte aan het betrokken werk of product of de betrokken dienst waarop de opdracht betrekking heeft in plaats van door de wens om de opdracht niet te hoeven aanbesteden overeenkomstig dit besluit. Hierop ziet het bepaalde in artikel 14, derde lid, van dit besluit.

Artikel 16

De uitzondering in artikel 16, eerste lid, van dit besluit bestond reeds in richtlijn nr. 93/38/EEG. Het tweede lid van dit artikel bevat de verplichting voor aanbestedende diensten om op verzoek van de Commissie aan te geven welke categorieën producten en activiteiten zij op grond van het eerste lid als uitgesloten beschouwen. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van richtlijn nr. 2004/17/EG kan de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen de lijsten bekend maken van categorieën en activiteiten die zij als uitgesloten beschouwt. Daarbij houdt de Commissie rekening met alle gevoelige commerciële aspecten waarop de aanbestedende diensten bij de verstrekking van de informatie wijzen. Gelet hierop is in artikel 16, derde lid, van dit besluit opgenomen dat de aanbestedende diensten bij een mededeling in het kader van het tweede lid alle gevoelige commerciële aspecten vermelden, althans voor zover daarvan sprake is, en de Commissie verzoeken daarmee rekening te houden.

Artikelen 18, 19, 21 en 22

In de artikelen 18, 19, 21 en 22 van dit besluit worden de overheidsopdrachten benoemd die ingevolge de artikelen 21, 22, 24 en 25 van richtlijn nr. 2004/17/EG van de toepassing van dit besluit zijn uitgesloten. Zij komen overeen met de uitzonderingen die zijn opgenomen in de artikelen 14, 15, 16, onderdeel a en onderdelen c tot en met f, en 18 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten.

Op de uitzonderingen genoemd in de artikelen 18 en 19 kan gelet op de uitgangspunten van de aanbestedingsrichtlijnen en van het Verdrag, alsmede de jurisprudentie van het Hof, van een uitzondering op de aanbestedingsplicht slechts onder bijzondere omstandigheden sprake zijn. Dit moeten omstandigheden zijn op grond daarvan van de aanbestedende dienst niet in redelijkheid verlangd kan worden om in alle openbaarheid een overheidsopdracht te verstrekken volgens de bepalingen in dit besluit. Dit legt een zware motiveringsplicht op de aanbestedende dienst die zich op een uitzondering beroept. Onder derde land in de zin van artikel 19, eerste lid, onderdeel a, wordt verstaan een land dat geen lidstaat van de Europese Unie is. Voorts moet ten aanzien van artikel 19, eerste lid, onderdeel a, worden bedacht dat het steeds moet gaan om een internationale overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en een derde land. Waar in artikel 19, tweede lid, wordt gesproken van de verplichting van aanbestedende diensten om de internationale overeenkomst te melden bij de Commissie is het bereik van deze verplichting feitelijk beperkt tot aanbestedende diensten die bevoegd zijn om namens het Koninkrijk der Nederlanden overeenkomsten te sluiten.

Van alle in artikel 21 genoemde uitgezonderde diensten wordt verondersteld dat toepassing van de aanbestedingsregels op opdrachten voor deze diensten niet goed mogelijk is, bijvoorbeeld doordat hiermee rechten zijn gemoeid (zoals eigendomsrechten bij huur of koop van onroerende goederen). De in artikel 21 genoemde uitzonderingen maakten ook deel uit van richtlijn nr. 93/38/EEG, met het verschil dat voor de in onderdeel c genoemde financiële diensten in richtlijn nr. 2004/17/EG een verhelderend voorbeeld is opgenomen. Voorheen was namelijk onduidelijk of onder «financiële instrumenten» ook leningen moesten worden verstaan. Doordat in artikel 24, onderdeel c, van richtlijn nr. 2004/17/EG is aangegeven dat hieronder met name moet worden verstaan verrichtingen om de aanbestedende diensten van geld of kapitaal te voorzien, is nu duidelijk dat wanneer een aanbestedende dienst een lening wil aangaan, die opdracht op grond van artikel 21, onderdeel c, van dit besluit niet aanbesteed hoeft te worden.

De uitzondering in artikel 21, onderdeel d, van dit besluit betreft opdrachten voor diensten voor onderzoek in ontwikkeling. Het gaat hier om opdrachten op het gebied van wetenschap en hoogwaardige technologie. Opdrachten voor niet-wetenschappelijk onderzoek moeten aldus worden aanbesteed. De uitzondering geldt niet als de resultaten van het onderzoek in hun geheel aan de aanbestedende dienst toekomen voor gebruik ervan in de uitoefening van zijn eigen werkzaamheden en de opdracht volledig door de aanbestedende dienst wordt betaald.

Tenslotte is dit besluit ingevolge artikel 22 niet van toepassing op opdrachten voor diensten die op basis van een exclusief recht worden gegund aan een andere aanbestedende dienst of een samenwerkingsverband van aanbestedende diensten. Voorwaarde hierbij is dat het exclusief recht een wettelijke of bestuursrechtelijke basis heeft en verenigbaar is met het Verdrag.

Artikel 20

Artikel 20 bevat een uitzondering op de aanbestedingsplicht voor opdrachten die aanbestedende diensten of gemeenschappelijke ondernemingen gunnen aan een verbonden onderneming of die een aanbestedende dienste gunt aan een gemeenschappelijke onderneming of een gemeenschappelijke onderneming plaatst bij een aanbestedende dienst. Deze uitzondering bestond tevens in richtlijn nr. 93/38/EEG en is in richtlijn nr. 2004/17/EG verduidelijkt en aangevuld met een nadere omschrijving van het begrip verbonden onderneming, en met een nadere regeling omtrent het bepalen van de gestelde omzet-eis.

Ten eerste is het besluit niet van toepassing op opdrachten die een aanbestedende dienst of een gemeenschappelijke onderneming gunnen aan een verbonden onderneming wanneer die verbonden onderneming ten minste 80 procent van zijn gemiddelde omzet over de laatste drie jaar heeft verkregen uit opdrachten die afkomstig zijn van (één van) de aanbestedende dienst(en) waarmee de onderneming verbonden is. In afwijking van richtlijn nr. 93/38/EEG is in richtlijn nr. 2004/17/EG voor het voldoen aan de omzet-eis niet langer alleen de omzet behaald in de Gemeenschap relevant (artikel 20, eerste tot en met derde lid, van het besluit).

Ten tweede is het besluit niet van toepassing op opdrachten die een gemeenschappelijke onderneming, uitsluitend bestaande uit aanbestedende diensten, aan een van deze aanbestedende diensten gunt. Ook een opdracht die een aanbestedende dienst gunt aan een gemeenschappelijke onderneming waar zij zelf dienst van uitmaakt hoeft niet te worden aanbesteed mits de gemeenschappelijke onderneming voor tenminste drie jaar is opgericht en de daarbij aangesloten aanbestedende diensten zich verbonden hebben tenminste drie jaar van deze gemeenschappelijke onderneming deel uit te maken.

Artikel 24

In beschikking van de Commissie van de Europese gemeenschappen van 10 december 1993 waarbij wordt vastgesteld dat de exploitatie van geografische gebieden met het oogmerk van prospectie of winning van aardolie of gas in Nederland niet een relevante activiteit vormt in de zin van artikel 2, lid 2, onder b), punt i), van Richtlijn 90/531/EEG van de Raad en dat de diensten welke deze activiteit uitoefenen in Nederland niet geacht worden in aanmerking te komen voor bijzondere of uitsluitende rechten in de zin van artikel 2, lid 3, onder b), van deze richtlijn (PbEG L 316) wordt door de Commissie vastgesteld dat de exploitatie van geografische gebieden met het oogmerk van prospectie of winning van aardolie of gas in Nederland niet een relevante activiteit vormt in de zin van artikel 2, tweede lid, onderdeel b, punt i, van richtlijn nr. 90/531/EEG en dat de diensten welke deze activiteit uitoefenen in Nederland niet geacht worden in aanmerking te komen voor bijzondere of uitsluitende rechten in de zin van artikel 2, derde lid, onderdeel b, van die richtlijn. Gelet op deze beschikking behoeven de artikelen 7, aanhef en onderdeel a, en 26, aanhef en onderdeel b, van richtlijn nr. 2004/17/EG geen implementatie.

Als gevolg van voornoemde beschikking geldt voor het gunnen van opdrachten voor de uitvoering van werken, leveringen en diensten door ondernemingen die werkzaam zijn op het terrein van verkenning, opsporing en winning van delfstoffen een aantal specifieke voorschriften die zijn neergelegd in artikel 24 van het besluit. Ten eerste dienst de gunning van opdrachten door deze ondernemingen op niet-discriminerende wijze plaats te vinden. Ten tweede moeten de desbetreffende ondernemingen voorafgaand aan de gunning van opdrachten bepaalde publicatieverplichtingen in acht nemen. Ten derde zijn deze ondernemingen verplicht tot informatieverstrekking aan de Commissie over de toekenning van opdrachten. Met betrekking tot deze informatieverstrekking heeft de Commissie nadere voorwaarden vastgesteld in beschikking van de Commissie van de Europese gemeenschappen van 13 mei 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder aanbestedende diensten die geografische gebieden exploiteren ter wille van de prospectie en de winning van aardolie, gas, steenkool of andere vaste brandstoffen, aan de Commissie informatie moeten verstrekken inzake de door hen geplaatste opdrachten (PbEG L 129).

Artikel 25

Dit artikel bevat de regeling van artikel 30 van richtlijn nr. 2004/17/EG voor opdrachten die weliswaar worden gegund in het kader van de in de artikelen 2 tot en met 7 genoemde activiteiten in het geval de betrokken activiteit in Nederland rechtstreeks aan mededinging blootstaat en de activiteit door iedereen verricht kan worden. Richtlijn nr. 93/38/EEG bevatte een tweetal bepalingen over het niet van toepassing zijn van de richtlijn indien de markten telecommunicatie en busvervoer in een lidstaat vrijelijk toegankelijk waren voor iedereen onder dezelfde voorwaarden. Door de toenemende liberalisering ook van markten waarin de activiteiten genoemd in de artikelen 2 tot en met 7 worden verricht, werd een algemene procedure noodzakelijk om te beoordelen of bepaalde activiteiten vrijgesteld kunnen worden van het toepassingsgebied van de richtlijn. Artikel 25 houdt in dat het besluit niet van toepassing is als de Commissie het besluit heeft genomen dat richtlijn nr. 2004/17/EG niet van toepassing is op een activiteit genoemd in de artikelen 2 tot en met 7 van dit besluit, of verzuimd heeft binnen de daarvoor gestelde termijn op een daartoe strekkend verzoek een besluit te nemen.

Artikel 26

Op grond van artikel 28 van richtlijn nr. 2004/17/EG kunnen lidstaten bepalen dat een aanbestedende dienst bij het gunnen van opdrachten preferentie kan verlenen aan sociale werkplaatsen indien de meerderheid van de betrokken werknemers personen met een arbeidshandicap zijn (sociale werkvoorzieningen). Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 26 van dit besluit. Uit dit artikel vloeit aldus voort dat aanbestedende diensten de deelneming aan aanbestedingsprocedures kunnen voorbehouden aan sociale werkvoorzieningen.

De achtergrond van dit artikel is het sociale belang van het voorzien van sociale werkvoorzieningen van voldoende activiteiten en het feit dat sociale werkvoorzieningen veelal een achterstand hebben bij het verwerven van opdrachten ten opzichte van bedrijven zonder arbeidsgehandicapte medewerkers. Een voorwaarde voor de toepassing van artikel 26 van dit besluit is dat de meerderheid van de bij de uitvoering van de voorbehouden overheidsopdracht betrokken werknemers arbeidsgehandicapten zijn

Artikel 27

Hoewel het inkopen door inkoopcentrales reeds onder richtlijn nr. 93/38/EEG mogelijk was, is deze mogelijkheid in richtlijn nr. 2004/17/EG expliciet gemaakt. Deze mogelijkheid is in dit besluit opgenomen in artikel 27. Aankoopcentrales zijn bedoeld om door de grotere omvang van de aankopen de mededinging te verbreden en de opdrachten efficiënter te gunnen. Onder een aankoopcentrale wordt in dit besluit verstaan een aanbestedende dienst die voor aanbestedende diensten bestemde leveringen of diensten verwerft, opdrachten gunt of raamovereenkomsten sluit met betrekking tot voor aanbestedende diensten bestemde werken, leveringen of diensten. Uit artikel 1, onderdeel w, volgt derhalve dat een aankoopcentrale als een aanbestedende dienst moet worden aangemerkt. De aanbestedende dienst wordt geacht dit besluit te hebben nageleefd, mits de aankoopcentrale dit besluit heeft nageleefd.

Waar in het tweede lid van artikel 29, van richtlijn nr. 2004/17/EG wordt gesteld dat aanbestedende diensten geacht worden de richtlijn te hebben nageleefd wanneer en voorzover de aankoopcentrale deze richtlijn naleeft, is er in dit besluit voor gekozen om expliciet te stellen dat aankoopcentrales hun opdrachten moeten gunnen met inachtneming van dit besluit of, indien van toepassing het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten. Dit om te voorkomen dat de indruk ontstaat dat aanbestedende diensten hun verplichtingen ingevolge dit besluit kunnen omzeilen door hun overheidsopdrachten te gunnen via een aankoopcentrale. Overigens dienen aanbestedende diensten er alert op te zijn dat een opdracht aan een aankoopcentrale onder bepaalde omstandigheden op grond van dit besluit aanbesteed moet worden.

Artikelen 28 tot en met 30

Afhankelijk van de dienst waarop de opdrachtverstrekking betrekking heeft, is ingevolge de artikelen 28 en 29 van dit besluit het volledige of het lichte regime van toepassing. Valt de dienst waarvoor een overheidsopdracht moet worden verstrekt onder de diensten genoemd in bijlage 3, onderdeel A, van dit besluit, dan is het volledige regime van toepassing (artikel 28). Wanneer daarentegen de overheidsopdracht een dienst genoemd in bijlage 3, onderdeel B, van dit besluit betreft, is het lichte regime van toepassing (artikel 29). Dit laatste betekent dat alleen de voorschriften betreffende technische specificaties (artikel 31) van toepassing zijn en dat de aanbestedende dienst in de aankondiging vermeldt of hij met de mededeling ervan instemt (artikel 43). Gelet op de restrictieve interpretatie van het Hof ten aanzien van uitzonderingen op de aanbestedingsplicht (zie toelichting op artikel 37) kan van een dienst in de zin van bijlage 3, onderdeel B, van dit besluit (bijvoorbeeld «overige diensten») slechts sprake zijn als de dienst in kwestie niet met redelijkheid aangemerkt kan worden als een dienst in de zin van bijlage 3, onderdeel A.

Artikel 30 bevat een regeling voor het geval een opdracht betrekking heeft op zowel diensten in de zin van bijlage 3, onderdeel A, als in de zin van bijlage 3, onderdeel B. De totale waarde van de diensten in de zin van bijlage 3, onderdeel A, moet in dat geval worden afgezet tegen de totale waarde van de diensten in de zin van bijlage 3, onderdeel B. De diensten die het grootste deel van de opdracht bepalen zijn bepalend voor het regime dat op de opdracht als geheel van toepassing is.

Uit de uitspraak van het Hof inzake o.a. Telaustria (HvJ EG, zaak C-324/98, 2000, blz. I-10745) kan worden afgeleid dat op opdrachten buiten het volledige regime, zoals een concessie voor diensten, de beginselen van het Verdrag (zoals het beginsel van non-discriminatie) van toepassing zijn. Op dit moment is echter nog onduidelijk of dit geldt voor alle opdrachten buiten het volledige regime (zoals opdrachten voor diensten in de zin van bijlage 3, onderdeel B, en uitgezonderde opdrachten), en welke concrete eisen er naar aanleiding van deze beginselen gelden voor deze opdrachten. Zo stelt de Commissie zich bijvoorbeeld op het standpunt dat voor alle opdrachten, dus ook voor opdrachten onder drempelwaarden, een verplichting tot voorafgaande bekendmaking van voorgenomen opdrachten geldt. Of het Hof diezelfde mening is toegedaan blijkt wellicht uit haar oordeel in de zaken C-507/03 (Commissie/Ierland of An Post) en C-195/04 (Commissie/Finland). Nadat duidelijkheid is ontstaan over de uitkomst van bovenstaande zaken zal worden bekeken wat de gevolgen hiervan zijn voor de Nederlandse aanbestedingsregels.

Artikel 31

Op grond van artikel 31, eerste lid, van dit besluit moet de aanbestedende dienst de technische specificaties van de opdracht opnemen in de aanbestedingsstukken, zoals de aankondiging van de opdracht, het beschrijvend document en de aanvullende stukken (artikel 1, onderdeel ggg).

De definitie van technische specificatie is opgenomen in artikel 1, onderdeel nn, van dit besluit. Samengevat gaat het om een omschrijving van alle technische eisen die de aanbestedende dienst aan het werk, het product of de dienst stelt. Tot kenmerken die vereist kunnen worden behoren bijvoorbeeld het niveau van milieuvriendelijkheid, de toegankelijkheid voor gehandicapten, de gebruiksgeschiktheid, veiligheid, kwaliteitsborgingsprocedures, de verpakking, markering, en etikettering, gebruiksaanwijzingen, productieprocessen en-methoden en overeenstemmingbeoordelingsprocedures.

Door de aanbestedende dienst gehanteerde technische voorschriften moeten ingevolge artikel 31 van dit besluit objectief toepasbaar zijn en niet-discriminatoir. Dit om te voorkomen dat een aanbestedende dienst de opdrachten zodanig specificeert dat slecht één (beoogde) leverancier eraan kan voldoen.

Technische specificaties kunnen verwijzingen naar Europese normen of Europese specificaties bevatten of, wanneer Europese normen of specificaties niet bestaan, naar andere in de Europese Unie gebruikte (nationale) normen. Wanneer is voldaan aan de eisen in het derde lid, onderdeel b, kan voorts verwezen worden naar prestatie-eisen of functionele eisen, waaronder milieukeuren. Dit is nieuw ten opzichte van de richtlijn nr. 93/38/EEG waarin het uitgangspunt was dat moest worden verwezen naar normen, technische goedkeuringen of gemeenschappelijke technische specificaties. Alleen in uitzonderingssituaties kon van dit uitgangspunt worden afgeweken. Een voorbeeld van een functionele eis is de eis dat een brug geschikt moet zijn voor een bepaald aantal verkeersbewegingen per tijdseenheid per type verkeersdeelnemer.

In beginsel is het verboden te verwijzen naar merken of octrooien. Alleen wanneer het niet op een andere manier mogelijk is om de opdracht te specificeren, mag naar merken of octrooien worden verwezen. Een dergelijke verwijzing moet steeds vergezeld gaan van de woorden «of daaraan gelijkwaardig» (artikel 31, vierde lid).

Om de gelijkwaardigheid van een oplossing of een gelijkwaardigheid aan een gestelde norm, prestatie-eis, functionele eis of andere specificatie aan te tonen, mogen inschrijvers ieder bewijsmiddel gebruiken. Een voorbeeld van een passend middel is een technisch dossier van de fabrikant of een testverslag van een erkende organisatie. Wanneer de aanbestedende dienst van mening is dat geen sprake is van gelijkwaardigheid, dient hij dit overeenkomstig de eisen van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te motiveren.

Voor de interpretatie van artikel 31 in dit besluit zijn de interpretatieve mededelingen van de Commissie van belang. Blijkens de «Interpretatieve mededeling van de Commissie betreffende het Gemeenschapsrecht van toepassing op overheidsopdrachten en de mogelijkheden om milieuoverwegingen hierin te integreren» (PbEG 2001, C 333) mag de aanbestedende dienst een hoger milieubeschermingsniveau vragen dan wettelijk verplicht is of in de normen is vastgelegd, voor zover dit niet leidt tot discriminatie van inschrijvers. Ook acht de Commissie het toegestaan dat een aanbestedende dienst een bepaald basismateriaal of grondstof of productieproces voorschrijft, eveneens voor zover deze eisen niet discriminerend werken. Ten aanzien van het meenemen van sociale aspecten bij technische specificaties is duidelijk uit de «Interpretatieve mededeling van de Commissie betreffende het Gemeenschapsrecht van toepassing op overheidsopdrachten en de mogelijkheden om sociale aspecten hierin te integreren» (PbEG 2001, C 333) alsook uit bijlage IV van richtlijn nr. 2004/18/EG dat technische specificaties een sociale strekking mogen opnemen. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om maatregelen om arbeidsongevallen te voorkomen, het eisen van een bepaalde productiemethode of de toegankelijkheid voor gehandicapten. Als ondergrens voor het stellen van technische specificaties vanuit milieu- of sociale overwegingen geldt volgens de Commissie dat eisen die geen enkel verband houden met het product of de prestatie zelf, zoals een eis die betrekking heeft op de bedrijfsvoering, geen technische specificaties in de zin van de aanbestedingsrichtlijnen zijn, en dus niet verplicht gesteld kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn de eis aan een aanbieder om gerecycleerd papier in kantoren te gebruiken, om bepaalde afvalverwijderingsmethoden bij de inschrijver toe te passen of om bepaalde groepen werknemers (etnische minderheden, gehandicapten, vrouwen) aan te trekken.

In artikel 34, eerste lid, van richtlijn nr. 2004/17/EG wordt nog vermeld dat bij het opstellen van technische specificaties, waar mogelijk, rekening gehouden moet worden met de toegankelijkheid voor gehandicapten en andere gebruikers. Aangezien hiertoe reeds regels zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2003 (zie de afdelingen 4.2 tot en met 4.4.), behoeven hieromtrent geen bepalingen te worden opgenomen in artikel 31 van dit besluit.

Artikel 33

Uit artikel 33 volgt dat aanbestedende diensten, wanneer zij het gunningscriterium de economisch voordeligste inschrijving hanteren, ondernemers kan toestaan om varianten voor te stellen. In dit kader is van belang dat de aanbestedingsrichtlijn geen verbod kent op reken- of ontwerpvergoedingen. Het staat de aanbestedende diensten aldus vrij om een ontwerpvergoeding te verstrekken voor het uitwerken van offertes of varianten (ook wel alternatieven genoemd) of ten behoeve van het innovatief aanbesteden. Hierbij moet worden aangetekend dat de aanbestedende diensten op rijksniveau naar aanleiding van de aanbeveling van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid geen gebruik meer maken van de mogelijkheid om rekenvergoedingen te verstrekken aan ondernemers. Zoals in het kabinetsstandpunt naar aanleiding van de bevindingen van deze commissie is gesteld, zullen er alleen vergoedingen toegekend worden indien er daadwerkelijk ontwerpwerk wordt gevraagd als onderdeel van innovatief aanbesteden of bijvoorbeeld het uitwerken van alternatieven. Gelijk de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid stelt, dienen de kosten van calculeren en aanbieden bij aanbestedingen onderdeel te zijn van de algemene kosten van een ondernemer, zoals dat ook buiten de bouwsector het geval is. Het vaststellen van de benodigde of het gewenste percentage voor algemene kosten is immers een zaak van de commerciële strategie van iedere ondernemer. Deze insteek op rijksniveau laat onverlet dat de aanbestedingsrichtlijnen, zoals hierboven al is vermeld, aanbestedende diensten vrij laten in de keuze of zij reken- of ontwerpvergoedingen te verstrekken, en in welke gevallen zij dit doen. Gelet op de reikwijdte van de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen is er derhalve geen grondslag om in dit besluit, als nationaal beleid in aanvulling op de aanbestedingsrichtlijn, een verbod op reken- of ontwerpvergoedingen op te nemen. Bij de herziening van de aanbestedingsregels zal dit aspect nader worden bezien.

Artikel 34

Artikel 34 geeft overeenkomstig artikel 37 van richtlijn nr. 2004/17/EG expliciet aan dat de aanbestedende dienst inschrijvers kan verzoeken om in de inschrijving aan te geven welk gedeelte van de opdracht de inschrijver aan derden in onderaanneming wil geven en welke onderaannemers hij voorstelt. In de richtlijn is nog terzijde opgemerkt dat een mededeling omtrent onderaanneming niet van invloed is op de aansprakelijkheid van de leidende opdrachtnemer (aannemer, leverancier of dienstverlener). Aansprakelijkheid is een aspect dat in de overeenkomst tussen aanbestedende dienst en de opdrachtnemer wordt geregeld. Het beginsel van aanbod en aanvaarding uit het algemeen contractenrecht is hier van toepassing. Daaruit volgt dat indien een inschrijver niet kan instemmen met de door de aanbieder in het beschrijvend document of aanbestedingsdocument aangegeven aansprakelijkheidsregeling hij deze regeling uitdrukkelijk dient te verwerpen. Een mededeling als in dit artikel genoemd is daartoe onvoldoende. Het is derhalve niet nodig om de in artikel 37 van de richtlijn vermelde opmerking in dit besluit op te nemen.

Artikel 35

De voorwaarden voor de uitvoering van een opdracht mogen niet rechtstreeks of indirect discriminerend zijn en moeten vermeld worden in de aankondiging van de opdracht of in het beschrijvend document of aanbestedingsdocument (ook wel leidraad of aanbestedingsstukken genoemd). De voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd kan verband houden met sociale of milieuoverwegingen. Zij kunnen met name ten doel hebben de beroepsopleiding op de werkplek of de arbeidsparticipatie van moeilijk in het arbeidsproces te integreren personen te bevorderen, de werkloosheid te bestrijden of het milieu te beschermen. Een voorbeeld hiervan is de verplichting in een overeenkomst om voor de uitvoering van de opdracht langdurig werklozen aan te werven of in opleidingsacties voor werklozen of jongeren te voorzien, om inhoudelijk de belangrijkste verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie na te leven en om een aantal gehandicapten aan te werven.

Artikel 36

In artikel 36, eerste lid, van dit besluit wordt gebruik gemaakt van de in artikel 39, eerste lid, van richtlijn nr. 2004/17/EG opgenomen mogelijkheid om aanbestedende diensten te verplichten aan te geven waar gegadigden of inschrijvers informatie kunnen krijgen omtrent de nationale regels aangaande belastingen, milieubescherming, arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden. Hiermee wordt het advies van Actal om deze verplichting op te nemen opgevolgd.

Doordat de aanbestedende dienst in dit besluit wordt verplicht om voornoemde informatie te verstrekken, dient tevens de verplichting in het tweede lid van artikel 39 van richtlijn nr. 2004/17/EG opgenomen te worden in dit besluit. Het tweede lid van artikel 36 van dit besluit bepaalt daarom dat de aanbestedende dienst verplicht is om de inschrijvers of gegadigden te verzoeken aan te geven dat zij de regels ten aanzien van arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden in acht nemen.

Artikel 37

Voor de procedure van gunning kan de aanbesteden dienst kiezen uit de openbare procedure (alle belangstellende aannemers, leveranciers of dienstverleners mogen inschrijven), de niet-openbare procedure (de aanbestedende dienst selecteert uit de belangstellende aannemers, leveranciers en dienstverleners die zich na de publicatie van de aankondiging hebben gemeld diegenen die een offerte mogen indienen) en de onderhandelingsprocedure met of zonder aankondiging (de aanbestedende dienst onderhandelt met rechtstreeks door hem gekozen leveranciers of aannemers). De aanbestedende dienst is vrij in de keuze tussen de openbare procedure, de niet-openbare procedure en de onderhandelingsprocedure met aankondiging. De onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging mag echter slechts worden toegepast in de door het besluit strikt omschreven uitzonderingssituaties. Dit zijn de situaties die zijn omschreven in artikel 37, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van het besluit. Feitelijk gaat het bij de onderhandelingsprocedure zonder aankondiging om een onderhandse gunning.

Uit de jurisprudentie van het Hof over de in artikel 40, derde lid, van richtlijn nr. 2004/17/EG genoemde uitzonderingen (artikel 37, tweede lid, van dit besluit) blijkt dat alle uitzonderingen restrictief geïnterpreteerd moeten worden (HvJ EG inzake Commissie/Italië, zaak C-199/85, 1987, blz. I-01039) en in deze artikelen limitatief zijn opgesomd (HvJ EG inzake Commissie/Spanje, zaak C-71/92, 1993, blz. I-05923). Voorts blijkt uit de jurisprudentie dat de aanbestedende dienst die een beroep doet op één van de uitzonderingssituaties het bestaan van die uitzonderingssituatie moet aantonen. Ook moet de aanbestedende dienst die zich beroept op de uitzondering genoemd in artikel 40, derde lid, onderdeel c, van richtlijn nr. 2004/17/EG (artikel 37, tweede lid, onderdeel c, van dit besluit) bewijzen dat er technische redenen zijn in de zin van die bepaling, maar ook dat die technische redenen het volstrekt noodzakelijk maken het in geding zijnde werk aan de onderneming in kwestie te gunnen gunnen (HvJ EG inzake Commissie/Italië, zaak C-57/94, 1995, blz. I-01249). Tevens moeten alle voorwaarden worden vervuld die aan de uitzondering worden gesteld waarop de aanbestedende dienst zich beroept. Dat betekent voor de uitzondering van dwingende spoed (artikel 40, derde lid, onderdeel d, van richtlijn nr. 2004/17/EG en artikel 37, tweede lid, onderdeel d, van dit besluit) bijvoorbeeld dat de aanbestedende dienst moet aantonen dat die omstandigheden niet door de aanbestedende dienst konden worden voorzien en voorts niet te wijten zijn aan de aanbestedende dienst zelf (zie HvJ EG inzake Commissie/Spanje, zaak C-24/91, 1992, blz. I-01989 en HvJ EG inzake Commissie/Italië, zaak C-107/92, 1993, blz. I-04655). De vertraging die in het kader van een vergunningprocedure optreedt doordat in deze procedure bezwaren zijn ingediend werd door het Hof dan ook als voorzienbaar aangemerkt. Indien de aanbestedende dienst zelf enige tijd heeft laten passeren voordat hij actie onderneemt, leidt dit er volgens het Hof eveneens toe dat deze dienst zich niet op de uitzondering van dwingende spoed kan beroepen.

Ten aanzien van de uitzondering voor technische of artistieke redenen of exclusieve rechten in artikel 37, tweede lid, onderdeel c, van dit besluit is naar aanleiding van de uitspraak van het Hof inzake Commissie/Spanje (HvJ EG, zaak C-328/92, 1994, blz. I-01569) duidelijk dat hiervoor niet voldoende is dat het betrokken levering of de betrokken dienst door een exclusief recht, zoals een octrooi wordt beschermd, maar dat de aanbestedende dienst ook moet bewijzen dat de betrokken levering of dienst slechts door een bepaalde leverancier kunnen worden vervaardigd of geleverd, respectievelijk slechts door een bepaalde dienstverlener kan worden verleend. Aan deze laatste voorwaarde kan volgens het Hof alleen worden voldaan met betrekking tot die producten en specialiteiten waarvoor op de markt geen concurrentie heerst.

Artikel 38

Op grond van artikel 38 kan een aanbestedende dienst een raamovereenkomst als een opdracht voor werken, een opdracht voor leveringen of een opdracht voor diensten beschouwen en kan deze opdracht overeenkomstig de bepalingen van dit besluit gunnen. Op grond van het tweede lid kan een aanbestedende dienst wanneer hij een raamovereenkomst heeft gesloten overeenkomstig dit besluit, bij het gunnen van op deze raamovereenkomst gebaseerde opdrachten gebruik maken van de procedure zonder aankondiging. Uit het tweede lid volgt derhalve dat wanneer een raamovereenkomst is gesloten overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, de nadere opdrachten die op die raamovereenkomst zijn gebaseerd niet aanbestedingsplichtig zijn. Raamovereenkomsten waren voorheen reeds geregeld in richtlijn nr. 93/38/EEG. Van een raamovereenkomst is sprake indien een aanbestedende dienst gedurende een bepaalde periode producten of diensten wil afnemen van een of meer aanbieders en daarover vooraf afspraken wil maken over bijvoorbeeld de te leveren kwaliteit, hoeveelheid en leveringstermijnen (artikel 1, onderdeel n).

Een raamovereenkomst kan opdrachten betreffen die ieder afzonderlijk onder de drempelbedragen vallen maar die gezien de waarde van de totale afname van de overeenkomstige opdrachten over een bepaalde periode in ieder geval Europees aanbesteed moeten worden. Ook kan een raamovereenkomst afzonderlijke opdrachten boven de drempelbedragen betreffen die op zichzelf zouden moeten worden aanbesteed, maar waarbij de aanbestedende dienst er voor kiest deze door middel van een raamovereenkomst te gunnen, omdat hij dan met één aanbestedingsprocedure voor een raamovereenkomst kan volstaan. Is de raamovereenkomst aanbesteed overeenkomstig dit besluit dan hoeven de afzonderlijke opdrachten niet meer te worden aanbesteed (artikel 38, tweede lid).

Wanneer er geen leverings- of afnameverplichting voortvloeit uit een raamovereenkomst betekent dat overigens niet dat een aanbestedende dienst geheel vrij is om opdrachten waarvoor hij zo’n raamovereenkomst is aangegaan zonder meer te gunnen aan anderen dan de ondernemers met wie hij de raamovereenkomst heeft gesloten. Met name waar de aanbestedende dienst de raamovereenkomst heeft aanbesteed overeenkomstig de bepalingen van dit besluit is een dergelijke praktijk in beginsel in strijd met de (pre)contractuele beginselen van goede trouw en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder de beginselen van redelijkheid en billijkheid. Voorts is het gelet op de kosten die een aanbestedingsprocedure zowel voor bedrijven als aanbestedende diensten met zich meebrengt om economische redenen een onwenselijke gang van zaken. Daarentegen is het echter een ander geval wanneer na het sluiten van de raamovereenkomst de marktomstandigheden zodanig wijzigen dat de aanbestedende dienst in redelijkheid niet gehouden kan worden op basis van die raamovereenkomst nadere overeenkomsten te sluiten.

Artikel 39

Artikel 1, onderdeel o, omschrijft een dynamisch aankoopsysteem als een elektronisch proces voor het doen van gangbare aankopen, met algemeen op de markt beschikbare kenmerken, beperkt in de tijd en gedurende de gehele looptijd open voor een aannemer, leverancier of dienstverlener die voldoet aan de selectiecriteria en die overeenkomstig de eisen van het beschrijvend document een indicatieve inschrijving heeft ingediend.

Bij «gangbare aankopen, met algemeen op de markt beschikbare kenmerken» kan worden gedacht aan eenvoudige aankopen die regulier ofwel regelmatig gedaan worden om in de behoefte van de aanbestedende dienst te voldoen, zoals de aanschaf van papier. Het spreekt voor zich dat ook voor de aankopen die middels een dynamisch aankoopsysteem worden gedaan steeds de behoefte van de aanbestedende dienst voorop staat. Derhalve is de in richtlijn nr. 2004/18/EG opgenomen zinsnede «overeenkomen met de behoeften van de aanbestedende dienst» in dit besluit niet overgenomen in de definitie van dynamisch aankoopsysteem. Artikel 39 geeft regels omtrent de werking en toepassing van dit systeem.

Indicatieve inschrijvingen kunnen gedurende de hele looptijd van het dynamische aankoopsysteem worden ingediend. De indicatieve inschrijving is bedoeld om te bepalen of een inschrijver tot het aankoopsysteem wordt toegelaten. Na de aankondiging van het dynamisch aankoopsysteem kunnen later meerdere specifieke opdrachten volgen. Voorafgaand aan elke specifieke opdracht kunnen geïnteresseerden een indicatieve inschrijving doen om toegelaten te worden tot het systeem. Pas nadat de binnen de in het veertiende lid bedoelde termijn ingediende indicatieve inschrijvingen zijn beoordeeld kan de aanbestedende dienst de tot het systeem toegelaten aannemers, leveranciers of dienstverleners uitnodigen in te schrijven op een specifieke opdracht die binnen het systeem wordt gegund.

De aanbestedende diensten moeten de voorschriften van de openbare procedure volgen. Alle inschrijvers die aan de selectiecriteria voldoen en een indicatieve inschrijving volgens het beschrijvend document hebben gedaan worden tot het systeem toegelaten. Hun indicatieve inschrijving kan te allen tijde worden verbeterd zolang dit past binnen het beschrijvend document.

De procedure aangaande een dynamisch aankoopsysteem begint met een aankondiging van een opdracht van de aanbestedende dienst waarin vermeld wordt dat de aanbesteding volgens een dynamische aankoopsysteem verloopt (zie artikel 44 voor de eisen aan de aankondiging). In het beschrijvend document wordt vervolgens vermeld wat de aard van de inkopen in het dynamisch aankoopsysteem zal zijn, en wordt ook informatie over de te gebruiken elektronische apparatuur, technische bepalingen en specificaties voor de verbinding verstrekt. De aanbestedende dienst geeft gedurende de hele looptijd van het systeem geheel vrije elektronische toegang tot het beschrijven document en alle aanvullende documenten. Het internetadres waarop deze informatie beschikbaar is wordt in de aankondiging vermeld. De te gebruiken elektronische middelen moeten voldoen aan het gestelde in artikel 49, tweede tot en met negende lid, van dit besluit. Vijftien dagen na de indiening van een indicatieve inschrijving door een inschrijver moet de aanbestedende dienst de beoordeling afronden. Daarna moet de aanbestedende dienst de inschrijver zo snel mogelijk melden of de inschrijver is toegelaten tot het systeem. De beoordelingsperiode kan worden verlengd op voorwaarde dat in de tussentijd geen aankondiging voor een specifieke opdracht wordt uitgeschreven.

Voorafgaand aan een specifieke opdracht moet de aanbestedende dienst een vereenvoudigde aankondiging van de opdracht publiceren waarin alle geïnteresseerde inschrijvers worden uitgenodigd binnen 15 dagen een indicatieve inschrijving in te dienen om toegelaten te worden tot het dynamische aankoopsysteem. Nadat alle indicatieve inschrijvingen zijn beoordeeld en afgerond wordt een aankondiging inzake een specifieke opdracht gedaan. Alle inschrijvers die zijn toegelaten tot het systeem worden hiertoe uitgenodigd en krijgen voldoende tijd om een inschrijving in te dienen op deze specifieke opdracht. De gunning vindt plaats op basis van de criteria zoals vermeld in de aankondiging van het dynamisch aankoopsysteem. In de uitnodiging voor de specifieke opdracht kunnen de selectiecriteria worden gepreciseerd.

Het dynamisch aankoopsysteem heeft een looptijd van maximaal 4 jaar en mag niet gebruikt worden om de mededinging te beperken. Er mogen voorts geen administratiekosten aan de betrokken inschrijvers worden toegerekend.

Artikelen 40 tot en met 44

Aanbestedingsprocedures vangen aan met de publicatie van een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Termijnen beginnen te lopen op de dag van inzending van de aankondiging aan het Bureau voor officiële publicaties van de Europese Gemeenschap. Slechts bij de procedure van gunning door onderhandeling zonder voorafgaande mededeling van een aankondiging, bedoeld in artikel 37, tweede lid, van het besluit, mag van publicatie van een aankondiging worden afgezien en kan de aanbestedende dienst rechtstreeks de door hem uitgekozen aanbieders benaderen. De bepalingen inzake de bekendmaking van voorgenomen aanbestedingen zorgen ervoor dat de vraag van overheidsopdrachtgevers transparant wordt gemaakt, hetgeen noodzakelijk is om tot daadwerkelijke openstelling van de Europese interne markt van aanbestedingen te kunnen komen. Het achterwege laten van een aankondiging levert dan ook een verzuim van een wezenlijk vormvoorschrift op. Op grond daarvan kan ongeldigverklaring van de aanbestedingsprocedure worden gevorderd. Artikel 40 bevat bepalingen omtrent een periodiek indicatieve aankondiging. Een periodiek indicatieve aankondiging vindt plaats aan het begin van een begrotingsjaar en luidt, in tegenstelling tot een aankondiging, niet het begin in van een concrete aanbestedingsprocedure.

Ingevolge de uitspraak van het Hof inzake Nord-Pas-de-Calais (HvJ EG zaak C-255/98, 2000, blz. I-07445) is duidelijk geworden dat het plaatsen van een periodieke indicatieve aankondiging als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van dit besluit alleen verplicht is wanneer aanbestedende diensten gebruik willen maken van de mogelijkheid om de termijnen voor de ontvangst van inschrijven overeenkomstig artikel 46, vierde lid, in te korten. Dit is bepaald in artikel 41, eerste lid, vijfde alinea van richtlijn nr. 2004/17/EG. In richtlijn nr. 93/38/EEG waren aanbestedende diensten nog verplicht om een periodieke indicatieve aankondiging te plaatsen.

Wanneer aanbestedende diensten een erkenningsregeling als bedoeld in artikel 54 van dit besluit willen invoeren, zijn zij verplicht om een aankondiging op te stellen (artikel 41, eerste lid). Ingevolge artikel 41, tweede lid, zijn zij voorts verplicht om een aankondiging te doen wanneer zij een opdracht gunnen overeenkomstig de openbare, de niet-openbare procedure of de onderhandelingsprocedure. Alleen wanneer sprake is van één van de in artikel 37, tweede lid, onderdelen a tot en met l, genoemde situaties kunnen aanbestedende diensten voor het volgen van de onderhandelingsprocedure afzien van een aankondiging.

Door de verwijzing in de artikel 41 tot en met 44 van richtlijn nr. 2004/17/EG naar bijlage XX, onderdeel 1a, van deze richtlijn zijn de formulieren die de aanbestedende dienst moet gebruiken voor het opstellen van de aankondigingen de formulieren die zijn vastgesteld in richtlijn nr. 2001/78/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 september 2001 tot wijziging van bijlage IV van Richtlijn 93/36/EEG van de Raad, van de bijlagen IV, V en VI van Richtlijn 93/37/EEG van de Raad, van de bijlagen III en IV van Richtlijn 92/50/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/52/EG, alsmede van de bijlagen XII tot en met XV, XVII en XVIII van Richtlijn 93/38/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/4/EG (richtlijn over het gebruik van standaardformulieren bij bekendmaking van aankondigingen van overheidsopdrachten) (PbEG L 285) (hierna: richtlijn nr. 2001/78/EG). In dit besluit wordt in de artikelen 40 tot en met 44 direct verwezen naar richtlijn nr. 2001/78/EG in plaats van naar bijlage XX, onderdeel 1. Om twee redenen is er niet voor gekozen om de formulieren vast te stellen in een bijlage bij dit besluit, namelijk om te voorkomen dat dit besluit:

1) bij iedere wijziging van de formulieren gewijzigd moet worden, en

2) op enig moment in strijd is met de Europese aanbestedingsregels.

De verwachting is namelijk dat de Commissie op grond van haar bevoegdheid in artikel 70 van richtlijn nr. 2004/17/EG regelmatig zal overgaan tot wijziging van deze formulieren. Een eerste wijziging heeft de Commissie reeds in voorbereiding en treedt naar verwachting inwerking met ingang van 1 mei 2005.

Waar in richtlijn nr. 2004/17/EG wordt verwezen naar punt 3 van bijlage XX is deze verwijzing in dit besluit overgenomen. Deze verwijzing betreft namelijk een verwijzing naar de internetsite http://simap.eu.int., de aanbestedingsite van de Commissie. Deze site bevat de elektronische versie van de formulieren voor aankondiging die door de aanbestedende dienst gebruikt moet worden wanneer deze de aankondigingen langs elektronische weg verstuurt. De aanbestedende dienst is verplicht om een kennisgeving van de bekendmaking van de vooraankondiging in het kopersprofiel elektronisch te versturen aan de Commissie in het geval de aanbestedende dienst de vooraankondiging via zijn kopersprofiel bekendmaakt (artikel 41, eerste lid, richtlijn nr. 2004/17/EG en artikel 40, achtste lid, van het besluit). In alle andere gevallen kunnen de aanbestedende diensten ervoor kiezen om de aankondiging elektronisch te versturen of langs andere weg. De aanbestedende dienst dient op grond van voornoemde bijlage de aankondigingen steeds te sturen naar de Commissie.

In het zesde lid van artikel 44 is bepaald dat de aanbestedende dienst de verzenddatum van de aankondigingen moet kunnen aantonen door middel van de bevestiging van de bekendmaking van de verzonden informatie die de Commissie aan de aanbesteden dienst verstrekt. Dit hangt samen met de termijnen uit artikel 46 van dit besluit waarbij de datum van verzending van de aankondiging steeds het aanknopingspunt vormt.

In de artikelen 41, eerste lid, aanhef, en derde lid, 42, eerste en tweede lid, en 43, tweede lid, van richtlijn nr. 2004/17/EG wordt gesproken van «de in bijlage XVA bedoelde aankondiging» en van «de in bijlage XV, XIV, XII of XIII bedoelde aankondiging». Deze bijlagen bevatten echter niet een model, maar een opsomming van de gegevens die in een bepaalde aankondiging moet worden opgenomen. In de artikelen 40 tot en met 43 van dit besluit wordt dan ook gesproken van bijvoorbeeld «een aankondiging die de gegevens in bijlage 2 bevat». Ondanks de gedeeltelijke overlap met het bepaalde in artikel 44, eerste lid, van dit besluit wordt het voor de identificatie van de betreffende aankondiging waardoor een aankondiging kan geschieden noodzakelijk geacht om ook in de artikelen 40 tot en met 43 expliciet te verwijzen naar deze bijlage.

In artikel 44, eerste lid, van dit besluit is voor alle aankondigingen bepaald dat hierin ten minste de in bijlage 2 vermelde informatie moeten bevatten, dat de aankondigingen moeten worden opgesteld overeenkomstig de formulieren in richtlijn nr. 2001/78/EG en dat de aankondigingen gestuurd moeten worden aan de Commissie. Artikel 43, zevende lid, van dit besluit bevat ten aanzien van opdrachten voor onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten (hierna: O&O-opdracht) een tweetal uitzonderingen op het uitgangspunt in artikel 43, eerste lid, van dit besluit, dat alle gegevens in bijlage 2 in de aankondigingen moeten worden opgenomen. Wanneer een O&O-opdracht volgens een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep wordt gegund mag de informatie betreffende de aard en de hoeveelheid van de verleende diensten in de aankondiging van de gegunde opdracht beperkt worden tot de vermelding dat het om onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten gaat. Wordt een O&O-opdracht gegund volgens een andere procedure dan de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep dan mag de informatie betreffende de aard en de hoeveelheid van de verleende diensten in de aankondiging van gegunde opdracht beperkt worden indien de bescherming van het zakengeheim zulks noodzakelijk maakt. Voorts kan de aanbestedende dienst op grond van artikel 43, zesde lid, van dit besluit de Commissie verzoeken om de informatie betreffende het aantal ontvangen inschrijvingen, de identiteit van de ondernemer en de prijzen weg te laten wanneer publicatie in strijd zou zijn met een gevoelig commercieel belang (dit volgt uit artikel 43, tweede lid, en de voetnoot in bijlage XVI van richtlijn nr. 2004/17/EG).

Artikel 45

In Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 november 2002 betreffende de gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (CPV) (PbEG L 340) (hierna: Verordening (EG) nr. 2195/2002) is het classificatiesysteem voor overheidsopdrachten (hierna: CPV) vastgesteld. Doel van deze verordening is harmonisatie van de referenties waarmee de aanbestedende diensten en bedrijven het voorwerp van overheidsopdrachten omschrijven. Op grond van artikel 45, eerste lid, van het besluit zijn aanbestedende diensten verplicht om bij het opstellen van de aankondigingen bedoeld in de artikelen 41 tot en met 43 voor de omschrijving van hun opdrachten voor werken, leveringen of diensten, steeds te verwijzen naar de betreffende codes in de CPV.

Doordat voor de reikwijdte van richtlijn nr. 2004/17/EG ten aanzien van opdrachten voor werken (via bijlage XII) wordt verwezen naar de NACE ofwel de gemeenschappelijke basis voor statistische nomenclaturen van economische activiteiten in de Europese Gemeenschappen zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van de Europese Unie van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (PbEG L 293) treedt een kleine complicatie op voor opdrachten voor werken of werkzaamheden waarvoor in de NACE en de CPV afwijkende omschrijvingen gebruikt worden. Gelet hierop is in artikel 1, dertiende lid, tweede alinea van richtlijn nr. 2004/17/EG bepaald dat bij uiteenlopende interpretaties betreffende het toepassingsgebied van de richtlijn als gevolg van mogelijke discrepanties tussen de CPV en de NACE de laatste van toepassing is. Aanbestedende diensten wordt geadviseerd om in dat geval het schakelschema tussen NACE en CPV zoals opgenomen in Verordening (EG) nr. 2195/2002 te raadplegen. Eenzelfde complicatie doet zich voor ten aanzien van de in bijlage 3, onderdelen A en B, genoemde diensten, doordat in deze bijlage wordt verwezen naar de CPC. Wanneer onduidelijk is of een dienst onder onderdeel B of onderdeel A van bijlage 3, van dit besluit valt, is op grond van artikel 1, dertiende lid, tweede alinea, van richtlijn nr. 2004/18/EG de CPC-code doorslaggevend. Gelet hierop is de rangorde tussen de voornoemde drie codes opgenomen in artikel 45, tweede lid, van dit besluit.

Artikelen 46 en 47

In artikel 46 zijn de minimumtermijnen opgenomen die de aanbestedende dienst in acht moet nemen. Het is de aanbestedende dienst steeds toegestaan om langere termijnen dan de minimumtermijnen aan te houden. Slechts in drie gevallen is de aanbestedende dienst op grond van artikel 46, veertiende lid, van dit besluit verplicht om de minimumtermijnen te verlengen:

– indien de stukken (alhoewel tijdig aangevraagd) door de aanbestedende dienst niet tijdig zijn verstrekt;

– als inschrijvingen slechts na een bezichtiging ter plaatse mogelijk zijn, of

– wanneer inschrijving alleen mogelijk is nadat de bijlagen bij het beschrijvend document ter plaatse zijn ingezien.

De minimumtermijnen zijn in hoofdlijn niet veranderd ten opzichte van richtlijn nr. 93/38/EEG. Ook de mogelijkheid om in overleg met de geselecteerde aannemers, leveranciers of dienstverleners een termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen vast te stellen is gehandhaafd.

Nieuw is wel dat de termijnen kunnen worden verkort met 7 dagen wanneer de aankondiging langs elektronische weg is geschied, en met 5 dagen indien vanaf de bekendmaking van de aankondiging vrije, rechtstreekse en volledige toegang wordt geboden tot het beschrijvend document en alle aanvullende stukken via elektronische middelen. Het gecumuleerde effect van de termijnverkortingen mag niet leiden tot een termijn korter dan 22 dagen bij een openbare procedure, of een termijn korter dan 10 dagen bij niet-openbare procedures en onderhandelingsprocedures.

In artikel 47 staan de termijnen vermeld waarbinnen informatie gevraagd mag worden en verstrekt moet worden. De in artikel 47 van richtlijn nr. 2004/17/EG gestelde vereiste van «tijdig» is in artikel 47, eerste en tweede lid, van dit besluit overgenomen. In beginsel moet ervan worden uitgegaan dat wanneer wordt gevraagd om het beschrijvend document en de aanvullende stukken, bedoeld in artikel 47, eerste lid, de aanbestedende dienst in staat zal zijn om die documenten binnen een dag na het verzoek op te sturen. Ten aanzien van de nadere inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, van artikel 47, kan het om een langere termijn gaan. Wat tijdig is, is in dat geval afhankelijk van het aantal inlichtingen dat wordt gevraagd en de complexiteit van die inlichtingen. Als bijvoorbeeld een ondernemer pas een week voor de uiterste inschrijftermijn een groot aantal of een aantal complexe inlichtingen vraagt, dan kan in dat geval de aanbestedende dienst in beginsel niet verweten worden dat hij niet uiterlijk 6 dagen voor de uiterste inschrijfdatum de nadere inlichtingen verstrekt.

Artikel 49

Dit artikel betreft de keuze die de aanbestedende diensten hebben tussen de verschillende communicatiemiddelen. In de meeste gevallen kunnen aanbestedende diensten kiezen tussen communicatie per post, per fax en via elektronische weg. Voor de uitnodiging tot deelneming komt daar ingevolge artikel 49, dertiende lid, van dit besluit de mogelijkheid van communicatie per telefoon bij. In dat geval moet de aanvraag op grond van artikel 49, veertiende lid, schriftelijk worden bevestigd.

De procedures voor de gunning van overheidsopdrachten en de regels voor prijsvragen voor diensten vereisen een hoger niveau van veiligheid en vertrouwelijkheid dan het niveau dat vereist was in richtlijn nr. 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PbEG L 13) en richtlijn nr. 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt («Richtlijn inzake elektronische handel») (PbEG L 285). Daarom moeten de middelen voor de elektronische ontvangst van inschrijvingen, verzoeken tot deelneming, alsmede van plannen en ontwerpen, voldoen aan specifieke aanvullende eisen. Deze zijn opgenomen in artikel 49, tiende lid, van dit besluit.

In artikel 48, zesde lid, onderdeel c, van richtlijn nr. 2004/17/EG is de mogelijkheid opgenomen dat aanbestedende diensten van verzoeken tot deelneming die per fax zijn ingediend een bevestiging per post of langs elektronische weg vereisen wanneer dat volgens de nationale wetgeving nodig is om over een wettig bewijs te beschikken. Nu een zodanige eis in de Nederlandse regelgeving niet is gesteld, is deze mogelijkheid niet in dit besluit opgenomen.

Artikel 50

Dit artikel betreft het informeren van gegadigden en inschrijvers omtrent de keuzes van de aanbestedende dienst, zoals de keuze een opdracht te gunnen en het al dan niet verlenen van een erkenning. Richtlijn nr. 93/38/EEG bevatte enkel de verplichting om aanbieders te informeren omtrent het al dan niet verlenen van erkenningen. Aan de hand van de uitspraken door het Gerecht van Eerste Aanleg van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Gerecht) in de zaken Adia Interim/Commissie (GEA, zaak T-19/95, 1996, blz. II-00321), Strabag (GEA, zaak T-183/00, 2003, blz. II-00135) en Renco (GEA, zaak T-4/01, blz. II-00171) is duidelijk geworden dat een aanbestedende dienst al aan haar motiveringsplicht op grond van het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid van dit artikel als de aanbestedende dienst zich in eerste instantie ertoe beperkt de betrokkenen onmiddellijk op de hoogte te brengen van de afwijzing van hun inschrijving door een eenvoudige, niet-gemotiveerde mededeling, en later aan de inschrijvers die uitdrukkelijk hierom verzoeken, binnen een termijn van vijftien dagen een gemotiveerde uitleg verstrekt. Wanneer een aanbestedende dienst verzocht wordt om een gemotiveerde uitleg, is – zo blijkt uit voornoemde zaken – voldoende dat de aanbestedende dienst duidelijk vermeldt welke procedure bij de beoordeling van de inschrijvingen is gevolgd, dat de winnaar is uitgekozen omdat dit de inschrijver met de economisch meest voordelige aanbieding of de laagste prijs was, en in hoeverre de aanbieding van de informatiezoekende inschrijver voor de in het beschrijvend document genoemde criteria over het geheel genomen beter of slechter gerangschikt was dan de winnende aanbieder. De aanbestedende dienst mag in de nadere uitleg evenwel niet de aanvankelijke motivering vervangen door een volledig nieuwe.

Artikel 54

Dit artikel betreft het instellen en beheren van erkenningsregelingen. Deze regelingen moeten werken volgens objectieve regels en criteria die, naar keuze van de aanbestedende dienst, de capaciteit van de aannemers, leveranciers en dienstverleners betreffen of de kenmerken van de werken, leveringen of diensten waarop de regeling betrekking heeft. Met het oog op erkenning mogen aanbestedende diensten eigen tests doen om de kenmerken van de betrokken werken, leveringen of diensten te beoordelen, met name wat compatibiliteit en veiligheid betreft. Een beslissing van de aanbestedende dienst op het verzoek om erkenning zal veelal niet een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht zijn, omdat deze aanbestedende diensten veelal geen bestuursorgaan zijn.

In artikel 52, eerste lid, onderdeel a, van richtlijn nr. 2004/17/EG is bepaald dat het aanbestedende diensten niet is toegestaan om in het kader van een niet-openbare procedure, een procedure van gunning via onderhandeling, of een erkenningsregeling aan bepaalde ondernemers administratieve, technische of financiële voorwaarden op te leggen die niet aan andere ondernemers zijn opgelegd. In feite bepaalt dit voorschrift net als artikel 10 van richtlijn nr. 2004/17/EG dat aanbestedende diensten niet mogen discrimineren tussen ondernemers. Het voorschrift van artikel 52, eerste lid, onderdeel a, van richtlijn nr. 2004/17/EG is derhalve niet overgenomen in dit besluit.

Op grond van het vierde lid kunnen de criteria en voorschriften, bedoeld in het derde lid, de uitsluitingscriteria, genoemd in artikel 45, eerste en derde lid, van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten, omvatten onder de daarin genoemde voorwaarden, met dien verstande dat wanneer een regeling voor de erkenning van ondernemers wordt ingevoerd door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een publiekrechtelijke instelling of een samenwerkingsverband van deze overheden of publiekrechtelijke instellingen die een overheidsopdracht gunt in het kader van een van de activiteiten, genoemd in de artikelen 2 tot en met 7, artikel 45, eerste tot en met derde lid, van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten van overeenkomstige toepassing is. Bij de toepassing van artikel 45, eerste en derde lid, van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten is artikel 46 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten van overeenkomstige toepassing.

In artikel 45 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten zijn de gronden opgenomen op grond waarvan een gegadigde of inschrijver uitgesloten kan of moet worden van een aanbesteding. In het eerste lid van dit artikel staan de dwingende uitsluitingsgronden. De onderdelen a tot en met d, van het eerste lid, betreffen respectievelijk deelneming aan een criminele organisatie, omkoping, fraude en het witwassen van geld. De aanbestedende dienst die kennis heeft van een overeenkomstig het nationale recht uitgesproken onherroepelijk vonnis ten aanzien van één van de in dit lid genoemde strafbare feiten is in beginsel verplicht om de betreffende gegadigde of inschrijver uit te sluiten van de aanbesteding. Hiervan kan slechts worden afgezien wanneer dat om dwingende redenen van algemeen belang noodzakelijk is. De in het derde lid van artikel 45 opgenomen uitsluitingsgronden betreffen in tegenstelling tot het eerste lid niet de verplichting om uit te sluiten, maar de mogelijkheid om een ondernemer op bepaalde gronden uit te sluiten. Artikel 45 bevat niet de verplichting voor de aanbestedende dienst om onderzoek te doen naar de omstandigheden van de inschrijver of gegadigde en het al dan niet bestaan van uitsluitingsgronden. Voor de aanbestedende diensten van het Rijk geldt op grond van de Beleidsregels integriteit en uitsluiten bij aanbestedingen in BIBOB-sectoren (Stcrt. 2004, nr. 40, p.15) wel een plicht om onderzoek te doen naar de integriteit van gegadigden of inschrijvers, namelijk waar het gaat om het verstrekken van overheidsopdrachten boven de drempelwaarden (zie artikel 7 van dit besluit) in de sectoren bouw, milieu en informatie- en communicatietechnologie.

De beoordeling of daadwerkelijk tot uitsluiting wordt overgegaan en voor hoe lang die uitsluiting geldt, dient gelet op de algemene uitgangspunten van de aanbestedingsrichtlijnen steeds proportioneel en niet-discriminatoir te zijn. Proportioneel houdt in dat de uitsluiting en de duur van die uitsluiting in verhouding moeten staan tot de ernst van de onregelmatige gedraging. Ook moeten de uitsluiting en de duur daarvan in verhouding staan tot de omvang van de overheidsopdracht. Het vaststellen van een absolute termijn waarbinnen een bedrijf dat onregelmatig heeft gehandeld op voorhand moet worden uitgesloten van iedere aanbestedingsprocedure van de rijksoverheid, verhoudt zich aldus niet met het proportionaliteitsvereiste. Dit betekent ook dat er steeds sprake is van maatwerk, omdat elke aanbestedende dienst per opdracht moet nagaan of hij in het concrete geval (afhankelijk van de aard en omvang van de opdracht, de aard en omvang van de fraude en wat voor maatregelen het bedrijf inmiddels genomen heeft) een bedrijf moet uitsluiten.Wel is het mogelijk om een bepaalde bandbreedte te geven.

De in artikel 45, eerste lid, van richtlijn nr. 2004/18/EG genoemde gedragingen zijn strafbaar gesteld in de in artikel 45, eerste lid, van dit besluit genoemde artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zodat in dit besluit volstaan kan worden met een verwijzing naar die artikelen. De in artikel 45, tweede lid, van richtlijn nr. 2004/18/EG genoemde omstandigheden zijn rechtstreeks overgenomen in artikel 45, derde lid, van dit besluit. Voor zover het gaat om de omstandigheden genoemd in artikel 45, derde lid, onderdelen a, b, e of f, van dit besluit behoeven deze geen nadere invulling of toelichting. De omstandigheden genoemd in artikel 45, derde lid, onderdelen c en d, behoeven echter wel nadere invulling door de aanbestedende dienst. Voor de aanbestedende diensten van het Rijk is dit reeds gedaan door in voornoemde beleidsregels een nadere invulling te geven aan de genoemde uitsluitingsgronden. In deze beleidsregels is onder meer bepaald dat het door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) opgelegd hebben gekregen van een boete of last onder dwangsom in de zin van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet, wordt aangemerkt als het begaan hebben van een ernstige fout in de uitoefening van zijn beroep. Andere aanbestedende diensten kunnen deze beleidsregels van toepassing verklaren of zelf beleidsregels opstellen. Zodra meer ervaring is opgedaan met de toepassing van de beleidsregels zal worden onderzocht in hoeverre het mogelijk is om een nadere wettelijke regeling voor alle aanbestedende diensten te treffen.

Artikel 55

Op grond van artikel 55, eerste en tweede lid, moet de aanbestedende dienst in het kader van een openbare procedure, een niet-openbare procedure of een onderhandelingsprocedure objectieve selectiecriteria opstellen en deze criteria ter beschikking stellen van de belangstellenden. De meeste aanbestedende diensten hebben de keuze om in deze criteria naast de uitsluitingsgronden, bedoeld in artikel 45, derde lid, van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten ook de uitsluitingsgronden, bedoeld in artikel 45, eerste lid, van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten op te nemen. Alleen de Staat, gemeenten, provincies, waterschappen, publiekrechtelijke instellingen en samenwerkingsvormen van deze overheden of instellingen zijn ingevolge artikel 55, vierde lid, verplicht om bij het gunnen van opdrachten in het kader van de activiteiten bedoeld in de artikelen 2 tot en met 7 de uitsluitingsgronden van artikel 45, eerste lid, van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten toe te passen. Deze verplichting is nieuw ten opzichte van richtlijn nr. 93/38/EEG op grond waarvan het mogelijk was om de uitsluitingsgronden bedoeld in artikel 45, tweede lid, van richtlijn nr. 2004/18/EG op te nemen in de kwalitatieve selectiecriteria. Gelet hierop dient het in het kader van dit besluit mogelijk te zijn dat de aanbestedende dienst eenzelfde bewijsstuk verkrijgt als bij de toepassing van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten. Derhalve is artikel 46 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten in de artikelen 54, vijfde lid, en 55, vijfde lid, van dit besluit van overeenkomstige toepassing verklaard.

Bij de niet-openbare procedure en de onderhandelingsprocedure kan de aanbestedende dienst het aantal aannemers, leveranciers of dienstverleners dat hij wil uitnodigen offerte in te dienen aan de hand van de selectiecriteria tot een werkbaar aantal beperken (artikel 55, derde lid). De aanbestedende dienst dient bij het vaststellen van dit aantal rekening te houden met de noodzaak om voldoende concurrentie te waarborgen. Feitelijk betekent dit dat er tenminste twee gegadigden moeten voldoen aan de gestelde selectie-eisen, omdat er bij slechts één gegadigde geen sprake meer is van mededinging. Voldoet slechts één gegadigde aan de gestelde eisen dan moet de aanbestedende dienst opnieuw een aanbestedingsprocedure starten. Het is in geen geval toegestaan, teneinde een daadwerkelijke mededinging te waarborgen, om ondernemers in de procedure te laten deelnemen die niet om deelneming hebben verzocht of die niet de vereiste bekwaamheden bezitten.

In artikel 55, zesde en zevende lid, is bepaald dat een aannemer, leverancier of dienstverlener zich voor een bepaalde opdracht kan beroepen op de draagkracht en de bekwaamheid van anderen. Een voorwaarde hierbij is dat de aannemer, leverancier of dienstverlener kan aantonen dat hij daadwerkelijk kan beschikken over de voor de uitvoering van die opdracht noodzakelijke middelen van die ander, bijvoorbeeld door overlegging van een overeenkomst.

Artikel 56

De aanbestedende dienst kan kiezen tussen twee gunningscriteria, namelijk de laagste prijs of de economisch voordeligste aanbieding. Het laatste criterium kan verschillende subcriteria bevatten, waarvan een aantal voorbeelden genoemd zijn in artikel 55, eerste lid, onderdeel a, van richtlijn nr. 2004/17/EG, namelijk de kwaliteit, de prijs, de technische waarde, de esthetische en functionele kenmerken, de milieukenmerken, de gebruikskosten, de rentabiliteit, de klantenservice en de technische bijstand, de datum en de termijn voor levering of uitvoering. Nieuw in deze opsomming is de vermelding van milieukenmerken. Nieuw in deze rij van voorbeelden is de vermelding van milieukenmerken. Over de mogelijkheid om milieucriteria als gunningscriterium te gebruiken is enige tijd discussie geweest tussen de Commissie en een aantal lidstaten. Naar aanleiding van de uitspraak van het Hof inzake Concordia Bus Finland (HvJ EG, zaak C-513/99, 2002, 2002, blz. I-07213) is duidelijk geworden dat onder het gunningscriterium economisch voordeligste inschrijving ook milieucriteria opgenomen kunnen worden. Het Hof heeft bepaald dat dit mogelijk is, voor zover deze criteria verband houden met het voorwerp van de opdracht, de aanbestedende dienst geen onvoorwaardelijke keuzevrijheid geven, uitdrukkelijk vermeld zijn in het beschrijvend document of in de aankondiging van de opdracht en alle fundamentele beginselen van het gemeenschapsrecht, met name het discriminatieverbod, eerbiedigen. Uit de in de toelichting op artikel 31 genoemde interpretatieve mededelingen van de Commissie bleek reeds dat gunningscriteria ook sociale criteria kunnen omvatten. De Commissie stelt in haar mededeling de eis dat de sociale criteria een economisch voordeel moeten opleveren dat direct gerelateerd is aan het product of de geleverde dienst. In voornoemde uitspraak, die van latere datum is dan voornoemde interpretatieve mededeling, stelt het Hof deze eis echter niet. Het Hof stelt zelfs expliciet dat de door de aanbestedende dienst gehanteerde criteria ter bepaling van de economisch voordeligste aanbieding niet noodzakelijk van zuiver economische aard hoeft te zijn, «daar immers niet kan worden uitgesloten dat niet zuiver economische factoren van invloed kunnen zijn op de waarde van een aanbieding voor die aanbestedende dienst». In vervolg op deze uitspraak heeft het Gerecht inzake Renco Spa (HvJ EG, zaak T4-/01, 2003, blz. II-00171) geoordeeld dat niet elk criterium ter bepaling van de economisch voordeligste aanbieding noodzakelijkerwijs kwantitatief moet zijn, dan wel uitsluitend gericht moet zijn op de prijzen of de tarieven van het beschrijvend document. Wel stelt het Gerecht daarbij als voorwaarde dat de criteria op objectieve en uniforme wijze kunnen worden toegepast om aanbiedingen te vergelijken en voorts duidelijk relevant moeten zijn om de economisch voordeligste aanbieding te selecteren. Van dit laatst is volgens het Gerecht in ieder geval sprake indien de criteria de ervaring en de technische bekwaamheid van een inschrijver en zijn team betreffen. Gelet op het vereiste van overeenstemming met de fundamentele beginselen van het gemeenschapsrecht, zoals het discriminatieverbod, is het overigens niet mogelijk om opdrachten te gunnen aan een bepaalde aanbieder omdat dit lokale werkgelegenheid oplevert.

Uit de uitspraken van het Hof in de zaken SIAC (HvJ EG, zaak C-19/00, 2001, p. I-07725) en Succhi di Frutta (HvJ EG, zaak C-496/99 P, n.n.g) vloeit nog voort dat de gunningscriteria zodanig geformuleerd moeten zijn dat normaal zorgvuldige inschrijvers in staat zijn deze criteria op dezelfde wijze te interpreteren, en voorts dat de aanbestedende dienst de gunningscriteria gedurende de gehele aanbestedingsprocedure op dezelfde wijze moet toepassen.

Artikel 56, tweede lid, van dit besluit bepaalt dat de aanbestedende dienst steeds het relatieve gewicht moet vermelden dat hij toekent aan de (sub)gunningscriteria. Alleen wanneer het om een aantoonbare reden niet mogelijk is om het relatieve gewicht te specificeren, mag de aanbestedende dienst op grond van artikel 56, derde lid, van dit besluit, erin volstaan om de criteria in dalende volgorde van belangrijkheid te vermelden.

Artikel 57

Ingevolge de uitspraken van het Hof inzake Alcatel (HvJ EG, zaak C-81/98, 1999, blz. I-7671) en Commissie/Oostenrijk (HvJ EG, 24 juni 2004, zaak C-212/02, n.n.g.) is het noodzakelijk gebleken om in artikel 57 een voorziening te treffen ter implementatie van de rechtsbeschermingsrichtlijnen (richtlijn nr. 89/665/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, PbEG L 395, en richtlijn nr. 92/13/EEG van de Raad van de Europese Unie van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie, PbEG L 76 ). In deze uitspraken heeft het Hof namelijk geoordeeld dat de bepalingen van de rechtsmiddelenrichtlijnen «aldus moeten worden uitgelegd, dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat tegen het aan het sluiten van de overeenkomst voorafgaande besluit waarbij de aanbestedende dienst kiest met welke inschrijver hij de overeenkomst wil sluiten, in elk geval beroep kan worden ingesteld waarin de verzoeker de nietigverklaring van dit besluit kan vorderen (…), los van de mogelijkheid om na het sluiten van de overeenkomst schadevergoeding te verkrijgen».

Een volledige rechtsbescherming houdt volgens het Hof niet alleen in dat inschrijvers in kennis worden gesteld van de gunningsbeslissing (zie r.o. 21 van zaak C-212/02), maar tevens dat er een gunningsbesluit bestaat dat onderscheiden is van het sluiten van de overeenkomst, en dat in rechte kan worden bestreden. Voorts dient er een redelijke termijn te verlopen tussen de mededeling van de gunningsbeslissing aan de afgewezen inschrijvers en het sluiten van de overeenkomst, zodat zij «om voorlopige maatregelen kunnen verzoeken totdat de overeenkomst is gesloten» (zie r.o. 23 van zaak C- 212/02). Als gevolg van de uitspraken van het Hof inzake Commissie/Frankrijk (HvJ EG, zaak C-152/00, 2002, blz. I-6973) en Commissie/Nederland (HvJ EG, zaak C-339/87, 1990 blz. I-851) is het voor nakoming van voornoemde uitspraken Alcatel en Commissie/Oostenrijk noodzakelijk om expliciet invulling te geven aan deze eisen. Hiertoe dient artikel 57 van dit besluit.

Daarin wordt ten eerste bepaald dat de mededeling van de gunningsbeslissing geen aanvaarding inhoudt als bedoeld in artikel 6:217, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (artikel 57, eerste lid). Aldus wordt voorkomen dat deze mededeling als aanvaarding van een aanbod van een aannemer, leverancier of dienstverlener kan worden aangemerkt. Dit is van belang gelet op het uitgangspunt in artikel 6:217, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dat een overeenkomst in beginsel ontstaat door aanbod en aanvaarding.

Ten tweede wordt in dit artikel bepaald dat een aanbestedende dienst geen overeenkomst mag aangaan op basis van een gunningsbeslissing voordat 15 dagen zijn verstreken na de mededeling van de gunningsbeslissing (artikel 57, tweede lid). Gedurende die periode van 15 dagen is het aanbestedende diensten als gevolg van dit besluit niet toegestaan om een raamovereenkomst te sluiten of een overheidsopdracht te gunnen. Aldus worden aanbestedende diensten verplicht om een standstill-termijn van ten minste 15 dagen in acht te nemen waarbinnen de aanbestedende dienst niet een overeenkomst mag sluiten of tot stand mag doen komen.

Ten derde wordt in artikel 57 bepaald dat de mededeling van de gunningsbeslissing ten minste de gronden van die gunningsbeslissing moet bevatten. Dit is noodzakelijk om te waarborgen dat ondernemers die een rechtsmiddel willen aanwenden tegen de gunningsbeslissing daadwerkelijk 15 dagen de tijd hebben om dit rechtsmiddel aan te wenden, en bijvoorbeeld niet een gedeelte van deze termijn kwijt zijn aan het achterhalen van de gronden van de gunningsbeslissing. Zonder de motivering van de gunningsbeslissing is het immers feitelijk niet mogelijk voor een ondernemer om een rechtsmiddel aan te wenden.

Met artikel 57, eerste lid, wordt voorzien in de door het Hof gestelde eis dat een gunningsbeslissing een onderscheidende handeling is ten opzicht van de totstandkoming of sluiting van een overeenkomst tussen de aanbestedende dienst en een aanbieder. Dit gunningsbesluit kan (zoals het Hof vereist) in rechte worden bestreden, aangezien op ieder moment van een aanbestedingsprocedure aanbieders een actie uit onrechtmatige daad of een beroep op toerekenbare tekortkoming (bij de civiele rechter of de Raad van Arbitrage) kunnen instellen tegen handelingen van de aanbestedende dienst in het kader van een aanbestedingsprocedure. Overigens moet worden bedacht dat een gunningsbeslissing , voor zover al genomen door een aanbestedende dienst die tevens bestuursorgaan is, niet een besluit is waartegen beroep op de bestuursrechter kan worden ingesteld. Het betreft hier namelijk een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling (artikel 8:3 van de Algemene wet bestuursrecht).

De termijn van 15 dagen wordt niet genoemd door het Hof in voornoemde jurisprudentie. Deze termijn wordt voldoende geacht voor ondernemers om te beoordelen of de regels van dit besluit zijn nageleefd en om een voorziening te vragen bij de rechter of Raad van Arbitrage. Een langere periode zou voorts onevenredig zijn gelet op de belangen van de aanbestedende dienst en de beoogde opdrachtnemer bij het sluiten en uitvoeren van de overeenkomst. Feitelijk is voor hen reeds sprake van een langere standstilltermijn, omdat een aanbestedende dienst in beginsel eerst na de termijn van 15 dagen zal kunnen beoordelen of de argumenten van een klagende aannemer, leverancier of aannemer voor de aanbestedende dienst reden vormen om nog langer af te zien van de overeenkomst met de beoogde opdrachtnemer. Voorts kan in deze periode van 15 dagen middels een voorlopige voorzieningenprocedure worden bereikt dat de aanbestedende dienst na afloop van deze 15 dagen de overeenkomst gedurende een nadere termijn niet mag sluiten.

Vergelijking met andere lidstaten wijst eveneens uit dat 15 dagen een redelijke termijn is. Zo heeft Oostenrijk een standstilltermijn van in beginsel 14 dagen ingevoerd, die kan worden bekort tot 7 of tot 3 dagen. De termijn kan worden bekort tot 7 dagen indien er bijvoorbeeld sprake is van dwingende spoed of een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking. Indien een elektronische veiling wordt toegepast kan de termijn van 14 dagen tot 3 dagen worden teruggebracht. Ook Duitsland heeft gekozen voor een standstilltermijn van 14 dagen. Tenslotte heeft de Commissie aangegeven een periode van 15 dagen voldoende te vinden.

Teneinde te voorkomen dat ook in geval van onvoorziene situaties waarin direct handelen noodzakelijk is, zoals natuurrampen epidemiën of aanslagen, de periode van 15 dagen in acht genomen moet worden is in het tweede lid van dit artikel een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. In feite gaat het hier om gevallen in de zin van artikel 31, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn nr. 2004/18/EG en artikel 40, derde lid, onderdeel d, van richtlijn nr. 2004/17/EG (gevallen waarin de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging gevolgd kan worden). Uit de jurisprudentie van het Hof ter zake van deze uitzondering blijkt dat aan drie voorwaarden moet worden voldaan, wil het Hof een beroep op deze uitzonderingsmogelijkheid honoreren. Ten eerste moet sprake zijn van onvoorziene omstandigheden. Ten tweede moet de spoed zodanig dwingend zijn dat de termijnen van de (niet-) openbare procedure of de onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking niet gevolgd kan worden. Ten slotte moet er causaal verband bestaan tussen de onvoorziene omstandigheden en de dwingende spoed.

Artikel 58

Een elektronische veiling is in artikel 1, onderdeel p, van dit besluit evenals in richtlijn nr. 2004/17/EG gedefinieerd als een herhalend elektronisch proces voor de presentatie van nieuwe, verlaagde prijzen of nieuwe waarden voor bepaalde elementen van de inschrijvingen. Voorafgaand aan de elektronische veiling vindt een volledige beoordeling van de inschrijvingen plaats aan de hand van de gunningscriteria. Hierdoor is klassering van de inschrijvingen op elektronische wijze mogelijk.

Bij elektronisch veilen is het van groot belang dat vanuit het oogpunt van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie de specificaties van opdrachten nauwkeurig en kwantificeerbaar kunnen worden vastgesteld. Hieruit volgt dat de elektronische veiling niet mag worden toegepast op die elementen van de inschrijving waarvoor een beoordeling van elementen nodig is die slecht of niet gespecificeerd of gekwantificeerd kunnen worden (zie artikel 58, eerste en tweede lid). Dit betekent onder meer dat de elektronische veiling niet gebruikt mag worden voor opdrachten voor bepaalde werken of diensten die betrekking hebben op intellectuele verrichtingen, zoals ontwerpen voor werken.

De aanbestedende dienst kan van inschrijvers in een elektronische veiling vragen nieuwe en lagere prijsoffertes in te dienen. Als gegund wordt op basis van economisch meest voordelige aanbieding kunnen ook andere onderdelen van de inschrijving dan prijs worden verbeterd. Uit een oogpunt van transparantie dient gedurende de elektronische veiling op elk moment de rangorde van de inschrijvingen bepaald te kunnen worden. De aanbestedende dienst kan ook andere informatie meedelen indien dat in het beschrijvend document is vermeld, zoals het aantal inschrijvers dat deelneemt, of ingediende prijzen of waarden. Ingevolge het zestiende lid van artikel 58 is het echter niet toegestaan om gedurende de elektronische veiling de identiteit van de inschrijvers bekend te maken.

Artikel 60

In artikel 60 is de regeling vastgelegd voor aanbiedingen die producten bevatten die afkomstig zijn van landen waarmee de Gemeenschap met betrekking tot overheidsaanbestedingen geen akkoord heeft, zoals bijvoorbeeld de GATT-code voor de levering van producten, het GPA en de EER-Overeenkomst. Deze regeling is niet veranderd ten opzichte van het Besluit aanbestedingen nutssector. Op grond van artikel 60 hebben aanbestedende diensten de mogelijkheid een aanbieding te weigeren, wanneer de goederen in die aanbieding voor meer dan 50 procent afkomstig zijn uit landen waarmee de Gemeenschap geen akkoord heeft gesloten. Op grond van artikel 60, tweede lid, van dit besluit is een aanbestedende dienst verplicht om een dergelijke aanbieding te weigeren, indien er een gelijkwaardig aanbod is en de goederen in dat aanbod voor meer dan 50 procent afkomstig is van binnen de Gemeenschap. Er is reeds sprake van een gelijkwaardig aanbod als het prijsverschil tussen de betrokken aanbiedingen 3 procent of minder is.

Gelet op het vijfde lid van artikel 60 van dit besluit kan de groep van derde landen van samenstelling veranderen al naar gelang de Raad met een derde land overeenkomt dat richtlijn nr. 2004/17/EG ook van toepassing is op dat land.

Artikelen 61 tot en met 67

Voor het uitschrijven van prijsvragen voor opdrachten voor diensten boven een bepaalde drempelwaarde bevatten de artikelen 61 tot en met 67 van dit besluit voorschriften voor de aankondiging en de toelating van deelnemers die grotendeels gelijk zijn aan de bepalingen hieromtrent in het besluit aanbestedingen nutssector.

In artikel 62 zijn, net als in artikel 13 van dit besluit, de drempelbedragen niet opgenomen. In plaats daarvan wordt dynamisch verwezen naar de drempelwaarden in richtlijn nr. 2004/17/EG.

Artikel 62 van richtlijn nr. 2004/17/EG zondert de toepassing van deze richtlijn op prijsvragen uit voor zover deze richtlijn evenmin van toepassing is op het gunnen van opdrachten, bijvoorbeeld omdat het gaat om geheime opdrachten. Voor zover het gaat om prijsvragen voor het gunnen van overheidsopdrachten voor diensten volgt dit echter reeds voort uit de artikelen 17 tot en met 19 en 25 van dit besluit. Artikel 62 van richtlijn nr. 2004/17/EG is daarom slechts van belang voor zover het een prijsvraag betreft die geen betrekking heeft op het gunnen van een overheidsopdracht. Wanneer het prijzengeld of de vergoeding die de aanbestedende dienst in het kader van die prijsvraag betaalt immers gelijk is aan of meer bedraagt dan de drempelwaarde die voor een aanbestedende dienst geldt ingevolge 62 dan zijn de artikelen 60 tot en met 66 van toepassing. Gelet hierop zijn voor die gevallen in artikel 63 van dit besluit dezelfde uitzonderingen van toepassing als voor prijsvragen voor het gunnen van overheidsopdrachten.

Voor de toelating van de deelnemers mogen ingevolge artikel 66 alleen duidelijke en niet-discriminerende selectiecriteria worden vastgesteld. Voorts worden in de artikel 66, derde lid, en artikel 67 eisen gesteld aan de samenstelling van en de besluitvorming door de jury die de ontwerpen beoordeelt. Een nieuw element ten opzichte van de oude regeling voor prijsvragen betreft een verduidelijking van de procedure in artikel 66 van richtlijn nr. 2004/17/EG ten aanzien van het oordeel van de jury over de voorgelegde ontwerpen die in dit besluit is opgenomen in artikel 67. In de praktijk werd namelijk de behoefte gevoeld om met behoud van de anonimiteit van betrokkenen een dialoog te kunnen hebben met de gegadigden over de door hen ingediende ontwerpen. Een dergelijke dialoog is nu toegestaan mits de anonimiteit van de aanbieders geëerbiedigd wordt totdat het oordeel van de jury bekend is. Met het oog hierop is de beoordelingsprocedure van de jury in dit besluit overeenkomstig richtlijn nr. 2002/17/EG nader ingevuld door middel van een door de leden van de jury ondertekende verslaglegging van de beoordeling van elk project met de vastgestelde rangorde en vergezeld van de opmerkingen en de punten die verduidelijking nodig hebben. Vervolgens kunnen gegadigden worden uitgenodigd om de in de verslaglegging vastgestelde vragen te beantwoorden. Ook van de dialoog tussen de leden van de jury en de gegadigden worden volledige notulen opgesteld.

Artikelen 68 en 69

Op grond van artikel 69 zijn aanbestedende diensten verplicht om bepaalde informatie te verstrekken aan de Minister van Economische Zaken, onder meer met het oog op de verplichting van Nederland inzake informatieverstrekking aan de Europese Commissie. Artikel 68 wijst in dat verband de Minister van Economische Zaken aan als degene die de Commissie de inlichtingen verstrekt. In artikel 68 van richtlijn nr. 2004/17/EG wordt aangegeven welke informatie moet worden aangeleverd in het statistisch overzicht.

Artikel 71

Artikel 71 van dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 4 tot en met 7 van richtlijn nr. 92/13/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 februari 1992, tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (PbEG L 76), naar de tekst zoals deze laatstelijk voor de toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is gewijzigd bij Besluit van het Gemengd comité van de EER Nr. 7/94 van 21 maart 1994 tot wijziging van Protocol 47 en sommige bijlagen bij de EER-Overeenkomst (PbEG L 160) (hierna: richtlijn 92/13/EEG). In deze artikelen wordt de aanbestedende dienst de mogelijkheid geboden hun aanbestedingsprocedures en de praktische tenuitvoerlegging ervan regelmatig te laten controleren met het oog op het verkrijgen van een verificatieattest. In zo’n attest wordt geconstateerd dat de gehanteerde procedures in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht en het nationale recht. Richtlijn nr. 2004/17/EG laat net als richtlijn nr. 93/38/EEG de lidstaten de keuze om ofwel zelf een stelsel op te zetten ofwel de aanbestedende diensten te verwijzen naar een verificatiestelsel van een andere lidstaat. In Nederland is er destijds voor gekozen om in overleg met de Raad voor Accreditatie een verificatiestelsel op te zetten om het mogelijk te maken dat Nederlandse nutsbedrijven zonder (vertaal)kosten zo’n verificatieattest kunnen krijgen.

De personen, beroepsgroepen of personeel van instellingen die de verificatietaken moeten uitoefenen, worden door de Minister van Economische Zaken aangewezen. Voor de aanwijzing geldt als eis dat de minister van oordeel is dat de desbetreffende persoon of beroepsgroep of het desbetreffende personeel beantwoordt aan de eisen van artikel 6, eerste lid, van richtlijn nr. 92/13/EEG. Hij baseert zijn oordeel op accreditatie van de personen, beroepsgroepen of personeel door de Raad voor Accreditatie of een daarmee vergelijkbaar orgaan. (EN 45503). De eisen zijn beschreven in paragraaf 4 van NEN-EN 45503 (1e druk, maart 1996), Norm voor verklaringen met betrekking met betrekking tot de beoordeling van procedures voor de contracttoekenning door organisaties werkzaam in de sectoren water, energie, transport en telecommunicatie. De aanwijzing wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

Bij deze aanwijzing, maar ook daarna, dient de minister voldoende inzicht te hebben in het functioneren van de betreffende personen. In artikel 4, tweede lid, en artikel 6, eerste lid, juncto artikel 1, tweede lid, van de Overeenkomst accreditatie en aanwijzing instellingen voor conformiteits- en kwaliteitsbeoordeling (Stcrt. 1996, 227) is bepaald dat de Raad voor Accreditatie de minister informatie verschaft als de betrokken personen daarin toestemmen.

In het verificatieattest word geconstateerd dat de gehanteerde procedures bij de aanbestedende dienst in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht inzake het gunnen van opdrachten en de nationale voorschriften waarin dat recht is omgezet. Na ontvangst van zo’n attest kan de aanbestedende dienst het bestaan ervan vermelden bij de publicatie van hun opdracht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen dan wel in een landelijk verspreid dagblad.

Artikel 72

Een aanbestedende dienst is verplicht om mee te werken aan het correctie-mechanisme van artikel 8 van richtlijn nr. 92/13/EEG. Als de Commissie vóór de sluiting van een overeenkomst van oordeel is dat er een duidelijke en kennelijke inbreuk op de communautaire voorschriften inzake opdrachten heeft plaatsgevonden tijdens een aanbestedingsprocedure, kan de Commissie de procedure van artikel 8 van richtlijn nr. 92/13/EEG hanteren.

Artikel 73

In artikel 73 wordt de mogelijkheid opengesteld van een bemiddelingsprocedure op communautair niveau overeenkomstig de artikelen 9 tot en met 11 van richtlijn nr. 92/13/EEG. Iedere aanbestedende dienst die belang heeft of heeft gehad bij de gunning van een bepaalde opdracht kan de Commissie verzoeken om deze bemiddelingsprocedure toe te passen, indien hij van mening is dat hij in verband met de desbetreffende aanbestedingsprocedure benadeeld is of dreigt te worden. Een verzoek om bemiddeling wordt ingediend bij de Commissie of bij het Ministerie van Economische Zaken.

De artikelen 10 en 11, eerste lid, van richtlijn nr. 92/13/EEG bevatten de procedure, die bij de bemiddeling gehanteerd wordt. Als de Commissie van oordeel is dat het geschil betrekking heeft op de niet-juiste toepassing van het Gemeenschapsrecht, verzoekt zij de aanbestedende dienst te verklaren of deze bereid is aan de bemiddelingsprocedure deel te nemen. Indien de aanbestedende dienst dit weigert, stelt de Commissie de indiener van het verzoek ervan in kennis dat de procedure niet kan worden ingeleid. Als de aanbestedende dienst wel met het verzoek instemt, dient hij overeenkomstig de artikelen 10, tweede tot en met zevende lid, en 11, eerste lid, van deze richtlijn medewerking aan de procedure te verlenen. De Commissie stelt in dat geval een bemiddelaar voor, die voorkomt op een lijst van daartoe gemachtigde, onafhankelijke personen. Elke partij wijst nog een extra bemiddelaar aan. De aanbestedende dienst is vervolgens verplicht om de bemiddelaars ervan in kennis te stellen wanneer een andere belanghebbende dan de indiener van het bemiddelingsverzoek beroep bij een rechter, dan wel een beroep in de zin van richtlijn nr. 92/13/EEG heeft ingesteld. De bemiddelaars nodigen vervolgens deze derde partij uit om aan de bemiddelingsprocedure deel te nemen. Bij een weigering hiertoe kunnen de bemiddelaars eventueel besluiten de bemiddelingsprocedure te beëindigen. In dat geval delen zij de Commissie de reden van hun besluit mee.

Artikelen 75

In artikel 75 van dit besluit is het overgangsregime opgenomen. Ten eerste is bepaald dat het Besluit aanbestedingen nutssector wordt ingetrokken. Ten tweede is bepaald dat een aanbestedende dienst tot uiterlijk 31 januari 2006 het Besluit aanbestedingen nutssector van toepassing kan verklaren. In de periode tussen inwerkingtreding van dit besluit en de uiterste datum waarop de aanbestedingsrichtlijn geïmplementeerd moet zijn (31 januari 2006) heeft de aanbestedende dienst dus de keuze om het Besluit aanbestedingen nutssector van toepassing te verklaren in plaats van dit besluit. Deze keuze is met name van belang voor aanbestedende diensten die een aanbestedingsprocedure gestart zijn voor de inwerkingtreding van dit besluit en die procedure nog niet afgerond zal zijn op het moment dat dit besluit inwerking treedt. Van de kant van aanbestedende diensten is naar voren gebracht dat het in die gevallen toch wenselijk kan zijn dat de regels van dit besluit direct na inwerkingtreding van toepassing zijn. Derhalve is afgezien van een overgangsregime van tijdelijk uitgestelde werking van dit besluit.

Dit overgangsregime maakt het ook mogelijk dat een aanbestedende dienst een lopende aanbestedingsprocedure na inwerkingtreding van dit besluit afrondt onder toepassing van het Besluit aanbestedingen nutssector. Dit geldt uiteraard alleen voor zover die aanbestedingsprocedure vóór 31 januari 2006 wordt afgerond. Indien een aanbestedende dienst het Besluit aanbestedingen nutssector van toepassing heeft verklaard maar de aanbestedingsprocedure niet vóór 31 januari 2006 wordt afgerond, dan is met ingang van 31 januari 2006 alsnog onderhavig besluit van toepassing op die aanbestedingsprocedure.

Artikel 76

Door dit besluit eerst drie maanden na publicatie ervan inwerking te laten treden, hebben de aanbestedende diensten de tijd om maatregelen te treffen binnen hun organisatie ter voorbereiding op de nieuwe aanbestedingsregels, zoals het aanpassen van modellen en handleidingen.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

BIJLAGE 1 Lijst van werkzaamheden in de zin van artikel 1, onderdeel h (Opdracht voor werken)

NACE

CPV-code

Sectie F

  

BOUWNIJVERHEID

  

Afdeling

Groep

Klasse

Omschrijving

Toelichting

 

45

  

Bouwnijverheid

Deze afdeling omvat:

nieuwbouw, restauratiewerk en gewone reparaties.

45000000

 

45.1

 

Het bouwrijp maken van terreinen

 

45100000

  

45.11

Slopen van gebouwen; grondverzet

Deze klasse omvat:

– het slopen van gebouwen en andere bouwwerken;

– het ruimen van bouwterreinen;

– het grondverzet: graven, ophogen, egaliseren en nivelleren van bouwterreinen, graven van sleuven en geulen, verwijderen van rotsen, grondverzet met behulp van explosieven enz.;

– het geschikt maken van terreinen voor mijnbouw:

verwijderen van deklagen en overige werkzaamheden in verband met de ontsluiting van delfstoffen en de voorbereiding van de ontginning.

Deze klasse omvat voorts:

– de drainage van bouwterreinen;

– de drainage van land- en bosbouwgrond.

45110000

  

45.12

Proefboren en boren

Deze klasse omvat:

– het proefboren en het nemen van bodemmonsters ten behoeve van de bouw of voor geofysische, geologische of dergelijke doeleinden.

Deze klasse omvat niet:

– het boren van putten voor de aardolie- of aardgaswinning, zie 11.20;

– het boren van waterputten, zie 45.25;

– het delven van mijnschachten, zie 45.25;

– de aardolie- en aardgasexploratie en geofysisch, geologisch en seismisch onderzoek, zie 74.20.

45120000

 

45.2

 

Burgerlijke en utiliteitsbouw; weg- en waterbouw

 

45200000

  

45.21

Algemene bouwkundige en civieltechnische werken

Deze klasse omvat:

de bouw van alle soorten gebouwen;

de uitvoering van civieltechnische werken:

bruggen, inclusief die voor verhoogde wegen, viaducten, tunnels en ondergrondse doorgangen,

pijpleidingen, kabels en hoogspanningsleidingen over lange afstand,

pijpleidingen, kabels en hoogspanningsleidingen in de bebouwde kom, bijkomende werken;

het monteren en optrekken van geprefabriceerde constructies ter plaatse.

Deze klasse omvat niet:

diensten in verband met de aardolie- en de aardgaswinning, zie 11.20;

het optrekken van volledige geprefabriceerde constructies van zelf vervaardigde onderdelen, niet van beton, zie 20, 26, 28;

bouwwerkzaamheden aan of in stadions, zwembaden, sporthallen, tennisbanen, golfterreinen en andere sportaccommodaties, andere dan het optrekken van gebouwen, zie 45.23;

installatiewerkzaamheden, zie 45.3;

de afwerking van gebouwen, zie 45.4;

architecten en ingenieurs, zie 74.20;

projectbeheer voor de bouw, zie 74.20.

45210000

  

45.22

Dakbedekking en bouw van dakconstructies

Deze klasse omvat:

de bouw van daken;

dakbedekking

het waterdicht maken

45220000

  

45.23

Wegenbouw

Deze klasse omvat:

de bouw van autowegen, straten en andere wegen en paden voor voertuigen en voetgangers;

de bouw van spoorwegen;

de bouw van start- en landingsbanen;

bouwwerkzaamheden aan of in stadions, zwembaden, sporthallen, tennisbanen, golfterreinen en andere sportaccommodaties, andere dan het optrekken van gebouwen;

het schilderen van markeringen op wegen en parkeerplaatsen.

Deze klasse omvat niet:

voorafgaand grondverzet, zie 45.11.

45230000

  

45.24

Waterbouw

Deze klasse omvat:

de aanleg van:

waterwegen, haven- en rivierwerken, jachthavens, sluizen enz.;

dammen en dijken;

baggerwerk;

werkzaamheden onder water.

45240000

  

45.25

Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw

Deze klasse omvat:

gespecialiseerde bouwwerkzaamheden ten behoeve van diverse bouwwerken, waarvoor specifieke ervaring of een speciale uitrusting nodig is:

bouw van funderingen, inclusief heien;

boren en aanleggen van waterputten, delven van mijnschachten;

opbouw van niet zelf vervaardigde elementen van staal;

buigen van staal;

metselen, inclusief zetten van natuursteen;

optrekken en afbreken van steigers en werkplatforms, inclusief verhuur van steigers en werkplatforms;

bouw van schoorstenen en industriële ovens.

Deze klasse omvat niet:

de verhuur van steigers zonder optrekken en afbreken, zie 71.32.

45250000

 

45.3

 

Bouwinstallatie

 

45300000

  

45.31

Elektrische installatie

Deze klasse omvat:

de installatie in gebouwen en andere bouwwerken van:

elektrische bedrading en toebehoren;

telecommunicatiesystemen;

elektrische verwarmingssystemen;

antennes;

apparatuur voor brandalarm;

alarminstallaties tegen diefstal;

liften en roltrappen;

bliksemafleiders enz.

45310000

  

45.32

Isolatie

Deze klasse omvat:

het aanbrengen in gebouwen en andere bouwwerken van isolatiemateriaal (warmte, geluid, trillingen).

Deze klasse omvat niet:

het waterdicht maken, zie 45.22.

45320000

  

45.33

Loodgieterswerk

Deze klasse omvat:

de installatie in gebouwen en andere bouwwerken van:

waterleidingen en artikelen voor sanitair gebruik;

gasaansluitingen;

apparatuur en leidingen voor verwarming, ventilatie, koeling en klimaatregeling;

sprinklerinstallaties.

Deze klasse omvat niet:

de installatie en reparatie van elektrische verwarmingsinstallaties, zie 45.31.

45330000

  

45.34

Overige bouwinstallatie

Deze klasse omvat:

de installatie van verlichtings- en signaleringssystemen voor wegen, spoorwegen, luchthavens en havens;

de installatie in en aan gebouwen en andere bouwwerken van toebehoren, niet elders geklasseerd.

45340000

 

45.4

 

Afwerking van gebouwen

 

45400000

  

45.41

Stukadoorswerk

Deze klasse omvat:

het aanbrengen van pleister- en stukadoorswerk (incl. het aanbrengen van een hechtgrond) aan de binnen- of buitenzijde van gebouwen en andere bouwwerken.

45410000

  

45.42

Schrijnwerk

Deze klasse omvat:

het plaatsen van niet zelf vervaardigde deuren, vensters, kozijnen, inbouwkeukens, trappen, winkelinrichtingen en dergelijke, van hout of van ander materiaal;

de binnenafwerking, zoals plafonds, wandbekleding van hout, verplaatsbare tussenwanden enz.

Deze klasse omvat niet:

het leggen van parket of andere houten vloerbedekking, zie 45.43

45420000

  

45.43

Vloerafwerking en behangen

Deze klasse omvat:

het aanbrengen in gebouwen en andere bouwwerken van:

vloer- of wandtegels van keramische stoffen, beton of gehouwen steen;

parket en andere houten vloerbedekking;

tapijt en vloerbedekking van linoleum, rubber of kunststof;

vloerbedekking en wandbekleding van terrazzo, marmer, graniet of lei;

behang.

45430000

  

45.44

Schilderen en glaszetten

Deze klasse omvat:

het schilderen van het binnen- en buitenwerk van gebouwen;

het schilderen van wegen- en waterbouwkundige werken;

het aanbrengen van glas, spiegels enz.

Deze klasse omvat niet:

de installatie van vensters, zie 45.42.

45440000

  

45.45

Overige werkzaamheden in verband met de afwerking van gebouwen

Deze klasse omvat:

de installatie van particuliere zwembaden;

gevelreiniging met behulp van stoom, door middel van zandstralen enz.;

overige werkzaamheden in verband met de afwerking van gebouwen, n.e.g.

Deze klasse omvat niet:

het reinigen van het interieur van gebouwen en andere bouwwerken, zie 74.70

45450000

 

45.5

 

Verhuur van bouw- of sloopmachines met bedieningspersoneel

 

45500000

  

45.50

Verhuur van bouw- of sloopmachines met bedieningspersoneel

Deze klasse omvat niet:

de verhuur van bouw- en sloopmachines zonder bedieningspersoneel, zie 71.32.

45500000

BIJLAGE 2 Inlichtingen die in aankondigingen worden opgenomen

A. Inlichtingen die ten minste in aankondiging van de opdracht dienen te worden opgenomen

1. Openbare procedures

1. Naam, adres, telegramadres, e-mailadres, telefoon-, telex- en faxnummer van de aanbestedende dienst.

2. Zo nodig vermelden of de aanbesteding is voorbehouden aan sociale werkvoorzieningen als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken.

3. Aard van de opdracht (leveringen, werken of diensten; indien van toepassing, vermelding of het om een raamovereenkomst gaat of om een dynamisch verkoopsysteem).

Categorie van de dienst in de zin van bijlage 3 en beschrijving ervan (referentienummer(s) van de nomenclatuur).

Indien van toepassing, vermelding of de inschrijvingen worden gevraagd met het oog op aankoop, lease, huur, huurkoop of een combinatie hiervan.

4. Plaats van levering, uitvoering of dienstverlening.

5. Voor leveringen en werken:

a) Aard en hoeveelheid van de te leveren producten (referentienummer(s) van de nomenclatuur). Vermelding van met name de opties voor latere aankopen en, indien mogelijk, een voorlopig tijdschema voor de uitoefening van de opties, alsook van het aantal eventuele verlengingen. Bij een serie periodiek terugkerende opdrachten voorts vermelding, indien mogelijk, van het voorlopige tijdschema van de latere aankondigingen voor de vereiste producten of de aard en omvang van de prestaties en de algemene kenmerken van de werken (referentienummer(s) van de nomenclatuur).

b) Vermelding of leveranciers de mogelijkheid hebben om voor delen of voor het geheel van de gevraagde leveringen in te schrijven. Indien, bij opdrachten voor werken, het werk of de opdracht in meerdere percelen is verdeeld, vermelding van de orde van grootte van de percelen en van de mogelijkheid om voor één, meerdere of alle percelen in te schrijven.

c) Bij opdrachten voor werken: gegevens betreffende het doel van het werk of de opdracht wanneer deze ook betrekking heeft op de opstelling van ontwerpen.

6. Voor diensten:

a) Aard en hoeveelheid van de te verlenen diensten. Vermelding van met name de opties voor latere aankopen en, indien mogelijk, een voorlopig tijdschema voor de uitoefening van de opties, alsook van het aantal eventuele verlengingen. Bij een serie periodiek terugkerende opdrachten voorts vermelding, indien mogelijk, van het voorlopige tijdschema van de latere aankondigingen voor de vereiste diensten.

b) Vermelding of het verrichten van de dienst ingevolge wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan een bepaalde beroepsgroep is voorbehouden.

c) Verwijzing naar de desbetreffende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

d) Vermelding of rechtspersonen de namen en beroepskwalificaties van het personeel dat met het verlenen van de diensten wordt belast, dienen op te geven.

e) Vermelding of de dienstverleners een inschrijving voor een gedeelte van de diensten mogen indienen.

7. Indien bekend, aangeven of er al dan niet varianten zijn toegestaan.

8. Uitvoerings- of leveringstermijn of looptijd van de opdracht voor diensten en, in de mate van het mogelijke, de datum van aanvang.

9. a) Adres waar het beschrijvend document en aanvullende documentatie kunnen worden aangevraagd.

b) Indien van toepassing, het bedrag dat voor het verkrijgen van de genoemde documentatie moet worden betaald en wijze van betaling.

10. a) Uiterste datum voor de ontvangst van de inschrijvingen of van de indicatieve inschrijvingen indien het gaat om de instelling van een dynamisch aankoopsysteem.

b) Adres waar zij moeten worden ingediend.

c) Taal of talen waarin zij moeten worden gesteld.

11. a) Indien van toepassing, personen die bij de opening van de inschrijvingen worden toegelaten.

b) Dag, uur en plaats van de opening.

12. Indien van toepassing, verlangde borgsommen en waarborgen.

13. Belangrijkste financierings- en betalingsvoorwaarden of verwijzingen naar de teksten waar deze te vinden zijn.

14. Indien van toepassing, de vereiste rechtsvorm van de groep van ondernemers waaraan de opdracht wordt gegund.

15. Minimumvereisten van economische en technische aard waaraan de ondernemer aan wie de opdracht wordt gegund, moet voldoen.

16. Termijn gedurende welke de inschrijver zijn inschrijving gestand moet doen.

17. Indien van toepassing, de bijzondere voorwaarden voor de uitvoering van de opdracht.

18. In artikel 56 bedoelde gunningscriteria: «laagste prijs» of «economisch meest voordelige inschrijving». De criteria die de economisch meest voordelige inschrijving opleveren en de weging ervan of, in voorkomend geval, de volgorde van belangrijkheid van die criteria worden vermeld wanneer zij niet in het beschrijvend document staan.

19. Indien van toepassing, verwijzing naar de publicatie van de periodieke aankondiging of de aankondiging van de publicatie van deze aankondiging in het kopersprofiel waarop de opdracht betrekking heeft in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

20. Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

21. Datum van verzending van de aankondiging door de aanbestedende dienst.

22. Datum van ontvangst van de aankondiging door het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen (wordt door het Publicatiebureau verstrekt).

23. Andere relevante inlichtingen.

2. Niet-openbare procedures

1. Naam, adres, telegramadres, e-mailadres, telefoon-, telex- en faxnummer van de aanbestedende dienst.

2. Zo nodig vermelden of de aanbesteding is voorbehouden aan sociale werkvoorzieningen als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken.

3. Aard van de opdracht (leveringen, werken of diensten en indien van toepassing, vermelding of het om een raamovereenkomst gaat).

Categorie van de dienst in de zin van bijlage 3 en beschrijving ervan (referentienummer(s) van de nomenclatuur).

Indien van toepassing, vermelding of de inschrijvingen worden gevraagd met het oog op aankoop, lease, huur, huurkoop of een combinatie hiervan.

4. Plaats van levering, uitvoering of dienstverrichting.

5. Voor leveringen en werken:

a) Aard en hoeveelheid van de te leveren producten (referentienummer(s) van de nomenclatuur). Vermelding van met name de opties voor latere aankopen en, indien mogelijk, een voorlopig tijdschema voor de uitoefening van de opties, alsook van het aantal eventuele verlengingen. Bij een serie periodiek terugkerende opdrachten voorts vermelding, indien mogelijk, van het voorlopige tijdschema van de latere aankondigingen voor de vereiste producten of de aard en omvang van de prestaties en de algemene kenmerken van de werken (referentienummer(s) van de nomenclatuur).

b) Vermelding of leveranciers de mogelijkheid hebben om voor delen of voor het geheel van de gevraagde leveringen in te schrijven.

c) Indien, bij opdrachten voor werken, het werk of de opdracht in meerdere percelen is verdeeld, vermelding van de orde van grootte van de percelen en van de mogelijkheid om voor één, meerdere of alle percelen in te schrijven.

Bij opdrachten voor werken: gegevens betreffende het doel van het werk of de opdracht wanneer deze ook betrekking heeft op de opstelling van ontwerpen.

6. Voor diensten:

a) Aard en hoeveelheid van de te verrichten diensten. Vermelding van met name de opties voor latere aankopen en, indien mogelijk, een voorlopig tijdschema voor de uitoefening van de opties, alsook van het aantal eventuele verlengingen. Bij een serie periodiek terugkerende opdrachten voorts vermelding, indien mogelijk, van het voorlopige tijdschema van de latere aankondigingen voor de vereiste diensten.

b) Vermelding of het verrichten van de dienst ingevolge wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen aan een bepaalde beroepsgroep is voorbehouden.

c) Verwijzing naar de desbetreffende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

d) Vermelding of rechtspersonen de namen en beroepskwalificaties van het personeel dat met het verrichten van de dienst wordt belast, dienen op te geven.

e) Vermelding of de dienstverleners een inschrijving voor een gedeelte van de diensten mogen indienen.

7. Indien bekend, aangeven of er al dan niet varianten zijn toegestaan.

8. Uitvoerings- of leveringstermijn of looptijd van de opdracht voor diensten en, in de mate van het mogelijke, de datum van aanvang.

9. Indien van toepassing, de vereiste rechtsvorm van de groep van ondernemers waaraan de opdracht wordt gegund.

10. a) Uiterste datum voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming.

b) Adres waar zij moeten worden ingediend.

c) Taal of talen waarin zij moeten worden gesteld.

11. Uiterste datum voor de verzending van de uitnodigingen tot inschrijving.

12. Indien van toepassing, verlangde borgsommen en waarborgen.

13. Belangrijkste financierings- en betalingsvoorwaarden of verwijzingen naar de teksten waar deze te vinden zijn.

14. Gegevens over de situatie van de ondernemer en minimumvereisten van economische en technische aard waaraan hij moet voldoen.

15. In artikel 56 bedoelde gunningscriteria: «laagste prijs» of «economisch voordeligste inschrijving». De criteria die de economisch voordeligste inschrijving opleveren en de weging ervan of de volgorde van belangrijkheid van die criteria worden vermeld wanneer zij niet in het beschrijvend document staan of niet aangegeven zullen worden in de uitnodiging tot het indienen van een inschrijving.

16. Indien van toepassing, de bijzondere voorwaarden voor de uitvoering van de opdracht.

17. Indien van toepassing, verwijzing naar de bekendmaking van de periodieke aankondiging of de aankondiging van bekendmaking van deze aankondiging in het kopersprofiel waarop de opdracht betrekking heeft in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

18. Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

19. Datum van verzending van de aankondiging door de aanbestedende dienst.

20. Datum van ontvangst van de aankondiging door het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen (wordt door het Publicatiebureau verstrekt).

21. Andere relevante inlichtingen.

3. Procedures van gunning door onderhandelingen

1. Naam, adres, telegramadres, e-mailadres, telefoon-, telex- en faxnummer van de aanbestedende dienst.

2. Zo nodig vermelden of de aanbesteding is voorbehouden aan sociale werkvoorzieningen als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken

3. Aard van de opdracht (leveringen, werken of diensten; indien van toepassing, vermelding of het om een raamovereenkomst gaat).

Categorie van de dienst in de zin van bijlage 3 en beschrijving ervan (referentienummer(s) van de nomenclatuur).

Indien van toepassing, vermelding of de inschrijvingen worden gevraagd met het oog op aankoop, lease, huur, huurkoop of een combinatie hiervan.

4. Plaats van levering, uitvoering of dienstverrichting.

5. Voor leveringen en werken:

a) Aard en hoeveelheid van de te leveren producten (referentienummer(s) van de nomenclatuur). Vermelding van met name de opties voor latere aankopen en, indien mogelijk, een voorlopig tijdschema voor de uitoefening van de opties, alsook van het aantal eventuele verlengingen. Bij een serie periodiek terugkerende opdrachten voorts vermelding, indien mogelijk, van het voorlopige tijdschema van de latere aankondigingen voor de vereiste producten of de aard en omvang van de prestaties en de algemene kenmerken van de werken (referentienummer(s) van de nomenclatuur).

b) Vermelding of leveranciers de mogelijkheid hebben om voor delen of voor het geheel van de gevraagde leveringen in te schrijven.

Indien, bij opdrachten voor werken, het werk of de opdracht in meerdere percelen is verdeeld, vermelding van de orde van grootte van de percelen en van de mogelijkheid om voor één, meerdere of alle percelen in te schrijven.

c) Bij opdrachten voor werken: gegevens betreffende het doel van het werk of de opdracht wanneer deze ook betrekking heeft op de opstelling van ontwerpen.

6. Voor diensten:

a) Aard en hoeveelheid van de te verrichten diensten. Vermelding van met name de opties voor latere aankopen en, indien mogelijk, een voorlopig tijdschema voor de uitoefening van de opties, alsook van het aantal eventuele verlengingen. Bij een serie periodiek terugkerende opdrachten voorts vermelding, indien mogelijk, van het voorlopige tijdschema van de latere aankondigingen voor de vereiste diensten.

b) Vermelding of het verrichten van de dienst ingevolge wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan een bepaalde beroepsgroep is voorbehouden.

c) Verwijzing naar de desbetreffende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

d) Vermelding of rechtspersonen de namen en beroepskwalificaties van het personeel dat met het verrichten van de diensten wordt belast, dienen op te geven.

e) Vermelding of dienstverleners voor een gedeelte van de diensten kunnen inschrijven.

7. Indien bekend, aangeven of varianten zijn toegestaan.

8. Uitvoerings- of leveringstermijn of looptijd van de opdracht voor diensten en, in de mate van het mogelijke, de datum van aanvang.

9. Indien van toepassing, de vereiste rechtsvorm van de groep van ondernemers waaraan de opdracht wordt gegund.

10. a) Uiterste datum voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming.

b) Adres waar zij moeten worden ingediend.

c) Taal of talen waarin zij moeten worden gesteld.

11. Indien van toepassing, verlangde borgsommen of andere waarborgen.

12. Belangrijkste financierings- en betalingsvoorwaarden of verwijzingen naar de teksten waar deze te vinden zijn.

13. Gegevens over de situatie van de ondernemer en minimumvereisten van economische en technische aard waaraan hij moet voldoen.

14. In artikel 56 bedoelde gunningscriteria: «laagste prijs» of «economisch voordeligste inschrijving». De criteria die de economisch voordeligste inschrijving opleveren en de weging ervan of, in voorkomend geval, de volgorde van belangrijkheid van die criteria worden vermeld wanneer zij niet in het beschrijvend document staan of niet aangegeven zullen worden in de uitnodiging tot onderhandelingen.

15. Indien van toepassing, naam en adres van reeds door de aanbestedende dienst geselecteerde ondernemers.

16. Indien van toepassing, data van voorgaande bekendmakingen in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

17. Indien van toepassing, de bijzondere voorwaarden voor de uitvoering van de opdracht.

18. Indien van toepassing, verwijzing naar de bekendmaking van de periodieke aankondiging of naar de verzending van de aankondiging van bekendmaking van deze aankondiging in het kopersprofiel waarop de opdracht betrekking heeft in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

19. Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

20. Datum van verzending van de aankondiging door de aanbestedende dienst.

21. Datum van ontvangst van de aankondiging door het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen (moet door het Publicatiebureau worden verstrekt).

22. Andere inlichtingen.

4. Vereenvoudigde aankondiging van een overheidsopdrachtin het kader van een dynamisch aankoopsysteem

1. Land van de aanbestedende dienst

2. Naam en adres van de aanbestedende dienst.

3. Verwijzing naar de bekendmaking van de aankondiging van een overheidsopdracht met betrekking tot het dynamische aankoopsysteem.

4. E-mailadres waar het beschrijvend document en de aanvullende documenten betreffende het dynamische aankoopsysteem beschikbaar zijn.

5. Voorwerp van de opdracht: beschrijving door middel van referentienummer(s) van de CPV en hoeveelheid of omvang van de te gunnen opdracht.

6. Termijn voor de indiening van de indicatieve inschrijvingen.

B. Informatie die ten minste in mededelingen inzake het bestaan van een erkenningsregeling dient te worden opgenomen

1. Naam, adres, telegramadres, e-mailadres, telefoon-, telex- en faxnummer van de aanbestedende dienst.

2. Zo nodig vermelden of de aanbesteding is voorbehouden aan sociale werkvoorzieningen als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken.

3. Onderwerp van de erkenningsregeling (beschrijving van (categorieën van) producten, diensten of werken die door middel van deze regeling moeten worden aangekocht referentienummer(s) van de nomenclatuur).

4. Voorwaarden die door de ondernemers moeten worden vervuld met het oog op hun erkenning overeenkomstig de regeling en methoden waarmee elk van deze voorwaarden zal worden gecontroleerd. Indien de beschrijving van die voorwaarden en toetsingsmethoden omvangrijk is en gebaseerd is op documenten die ter beschikking staan van de betrokken ondernemers, kan met een samenvatting van de belangrijkste voorwaarden en methoden en met een verwijzing naar de betreffende documenten worden volstaan.

5. Geldigheidsduur van de erkenningsregeling en formaliteiten voor de verlenging ervan.

6. Vermelding van het feit dat de mededeling dient als aankondiging.

7. Adres waar nadere inlichtingen en documentatie over de erkenningsregeling kunnen worden aangevraagd (indien dat adres afwijkt van het in punt 1 vermelde adres).

8. Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Precieze aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

9. In artikel 56 bedoelde gunningscriteria, indien bekend: «laagste prijs» of «economisch meest voordelige inschrijving». De criteria die de economisch meest voordelige inschrijving opleveren en de weging ervan of de volgorde van belangrijkheid van die criteria worden vermeld wanneer zij niet in het beschrijvend document staan of niet aangegeven zullen worden in de uitnodiging tot het indienen van een inschrijving of tot onderhandelingen.

10. Indien van toepassing, andere inlichtingen.

C. Informatie die ten minste in periodieke indicatieve aankondigingen dient te worden opgenomen

1. Rubrieken die in elk geval dienen te worden ingevuld

1. Naam, adres, telegramadres, e-mailadres, telefoon-, telex- en faxnummer van de aanbestedende dienst of de dienst waar nadere inlichtingen kunnen worden verkregen.

2. a) Voor opdrachten voor leveringen: aard en hoeveelheid of waarde van de prestaties of de te leveren producten;referentienummer(s) van de nomenclatuur.

b) Bij opdrachten voor werken: aard en omvang van de prestaties, algemene kenmerken van het werk of van de percelen die betrekking hebben op het werk;referentienummer(s) van de nomenclatuur.

c) Voor opdrachten voor diensten: totaal van de voorgenomen aankopen voor elk van de in bijlage 3, onderdeel A, opgenomen categorieën van diensten;referentienummer(s) van de nomenclatuur.

3. Datum van verzending van de aankondiging of van de aankondiging van bekendmaking van deze vooraankondiging in het kopersprofiel.

4. Datum van ontvangst van de aankondiging door het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen (moet door het Publicatiebureau worden verstrekt).

5. Indien van toepassing, andere inlichtingen.

2. Inlichtingen die dienen te worden verstrekt wanneer de aankondiging dient als aankondiging of een grond vormt voor een verkorting van de termijnen voor de ontvangst van de inschrijvingen

6. Vermelding van het feit dat belangstellende leveranciers de dienst op de hoogte moeten brengen van hun belangstelling voor de opdracht(en).

7. Zo nodig vermelden of de aanbesteding bestemd is voor beschutte werkplaatsen dan wel of de uitvoering ervan in het kader van programma's voor dergelijke werkplaatsen plaatsvindt.

8. Uiterste datum voor de ontvangst van de verzoeken om een uitnodiging tot het indienen van een inschrijving of tot onderhandelingen.

9. Aard en hoeveelheid van de te leveren producten of algemene kenmerken van het werk of de categorie waartoe de dienst behoort, in de zin van bijlage 3, onderdeel A, en beschrijving, vermelding of het om (een) raamovereenkomst(en) gaat. Vermelding van met name de opties voor latere aankopen en een voorlopig tijdschema voor de uitoefening van de opties, alsook van het aantal eventuele verlengingen. Bij een serie periodiek terugkerende opdrachten voorts vermelding van het voorlopige tijdschema van de latere aankondigingen.

10. Vermelding of het een aankoop, lease, huur, huurkoop of een combinatie hiervan betreft.

11. Uitvoerings- of leveringstermijn of looptijd van de opdracht en, in de mate van het mogelijke, de datum van aanvang.

12. Adres waar belangstellende ondernemingen schriftelijk blijk moeten geven van hun belangstelling.

Uiterste datum voor de ontvangst van de blijken van belangstelling.

Taal of talen waarin de aanvragen tot deelneming of inschrijvingen moeten worden ingediend.

13. Vereisten van economische en technische aard, financiële en technische waarborgen die van de leveranciers worden verlangd.

14. a) Vermoedelijke datum van aanvang van de procedures voor het gunnen van de opdracht(en) (indien bekend).

b) Aard van de procedure voor het gunnen (niet-openbaar of via onderhandelingen).

c) Bedrag dat voor het verkrijgen van de documentatie betreffende de raadpleging moet worden betaald, en wijze van betaling.

15. Indien van toepassing, de bijzondere voorwaarden voor de uitvoering van de opdracht(en).

16. Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Precieze aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

17. De in artikel 56 bedoelde criteria die, indien bekend, bij de toewijzing van de opdracht gehanteerd zullen worden: «laagste prijs» of «economisch meest voordelige inschrijving». De criteria die de economisch meest voordelige inschrijving opleveren en de weging ervan of de volgorde van belangrijkheid van die criteria worden vermeld wanneer zij niet in het beschrijvend document staan of niet aangegeven zullen worden in de uitnodiging tot bevestiging van de belangstelling als bedoeld in artikel 48, vijfde lid, tot het indienen van een inschrijving of tot onderhandelingen.

3. Gegevens die ten minste vermeld dienen te worden in de aankondiging in een kopersprofiel van een periodieke indicatieve aankondiging die niet gebruikt wordt als eenaankondiging

1. Land van de aanbestedende dienst

2. Naam van de aanbestedende dienst

3. Internetadres van het «kopersprofiel» (URL)

4. Referentienummer(s) van de CPV-nomenclatuur

D. Gegevens die ten minste in aankondigingen van gegunde opdrachten dienen te worden opgenomen

1. In het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen te publiceren gegevens

1. Naam en adres van de aanbestedende dienst.

2. Aard van de opdracht (leveringen, werken of diensten en referentienummer(s) van de nomenclatuur; indien van toepassing, vermelding of het om een raamovereenkomst gaat).

3. Ten minste een beknopte beschrijving van de aard en hoeveelheid van de producten, werken of diensten.

4. a) Vorm van de aankondiging (mededeling betreffende de erkenningsregeling, periodieke aankondiging, aanbesteding).

b) Verwijzing naar de bekendmaking van de aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

c) In het geval van opdrachten die zonder aankondiging worden gegund, vermelding van de desbetreffende bepaling van artikel 37, derde lid , of van artikel 29.

5. Gevolgde aanbestedingsprocedure (openbare procedure, niet-openbare procedure of gunning via onderhandelingen).

6. Aantal ontvangen inschrijvingen.

7. Datum van de gunning van de opdracht.

8. Prijs die is betaald voor gelegenheidsaankopen uit hoofde van artikel 37, derde lid 3, onderdeel j.

9. Naam en adres van de ondernemers.

10. Indien van toepassing, vermelding of de opdracht in onderaanbesteding kon of kan worden gegeven.

11. Betaalde prijs, onderscheidenlijk prijs van de hoogste en de laagste inschrijving die bij de gunning van de opdracht in aanmerking is genomen.

12. Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Precieze aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

13. Facultatieve gegevens:

– waarde en deel van de opdracht die aan derden in onderaanbesteding kon of kan worden gegeven;

– gunningscriteria.

2. Niet voor publicatie bestemde gegevens

14. Aantal gegunde opdrachten (wanneer een opdracht over verscheidene leveranciers is verdeeld).

15. Waarde van elke gegunde opdracht.

16. Land van oorsprong van het product of de dienst (uit de Gemeenschap of niet uit de Gemeenschap en in dit laatste geval uitgesplitst naar land).

17. Gunningscriteria (economisch meest voordelige inschrijving, laagste prijs).

18. Is de opdracht gegund aan een inschrijver die een variant voorstelt op grond van artikel 33, eerste en tweede lid?

19. Zijn, overeenkomstig artikel 59, bepaalde inschrijvingen niet in aanmerking genomen omdat zij abnormaal laag waren?

20. Datum van verzending van de aankondiging door de aanbestedende dienst.

21. In het geval van opdrachten voor in bijlage 3, onderdeel B, opgenomen diensten, instemming van de aanbestedende dienst met de bekendmaking van de aankondiging (artikel 43, negende lid).

E. Informatie die ten minste in aankondigingen van prijsvragen dient te worden opgenomen

1. Naam, adres, e-mailadres, telegramadres, telefoon-, telex- en faxnummer van de aanbestedende dienst en van de dienst waar aanvullende documentatie kan worden verkregen.

2. Beschrijving van het ontwerp (referentienummer(s) van de nomenclatuur).

3. Type prijsvraag: openbaar of niet-openbaar.

4. In geval van een openbare prijsvraag: uiterste datum voor de ontvangst van de ontwerpen.

5. In geval van een niet-openbare prijsvraag:

a) beoogd aantal deelnemers, of minimum- en maximumaantal;

b) indien van toepassing, namen van reeds geselecteerde deelnemers;

c) criteria voor de selectie van de deelnemers;

d) uiterste datum voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming.

6. Indien van toepassing, vermelding of de deelneming aan een bepaalde beroepsgroep is voorbehouden.

7. Criteria die bij de beoordeling van de ontwerpen zullen worden gehanteerd.

8. Indien van toepassing, namen van de geselecteerde juryleden.

9. Vermelding of het oordeel van de jury bindend is voor de aanbestedende dienst.

10. Indien van toepassing, aantal prijzen en waarde ervan.

11. Indien van toepassing, nadere gegevens over vergoedingen aan alle deelnemers.

12. Vermelding of de winnaars recht hebben op eventuele vervolgopdrachten.

13. Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Precieze aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

14. Datum van verzending van de aankondiging

15. Datum van ontvangst van de aankondiging door het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen.

16. Andere relevante inlichtingen.

F. Informatie die ten minste in aankondigingen van uitslagen van prijsvragen dient te worden opgenomen

1. Naam, adres, telegramadres, telefoon-, telex- en faxnummer van de aanbestedende dienst.

2. Beschrijving van het ontwerp (referentienummer(s) van de nomenclatuur).

3. Totaal aantal deelnemers.

4. Aantal buitenlandse deelnemers.

5. Winnaar(s) van de prijsvraag.

6. Indien van toepassing, toegekende prijs of prijzen.

7. Andere inlichtingen.

8. Verwijzing naar de aankondiging van de prijsvraag.

9. Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Precieze aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

10. Datum van verzending van de aankondiging.

11. Datum van ontvangst van de aankondiging door het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen.

BIJLAGE 3

Onderdeel A. Diensten in de zin van artikel 28

Categorie

Benaming

CPC-indeling

CPV-indeling

1

Onderhoud en reparatie

6112, 6122, 633, 886

50100000 tot en met 50982000 (met uitzondering van 50310000 tot en met 50324200 en 50116510-9, 50190000-3, 50229000-6, 50243000-0)

2

Vervoer te land met inbegrip van vervoer per pantserwagen en koerier, met uitzondering van postvervoer

712 (m.u.v. 71235), 7512, 87304

60112000-6 tot en met 60129300-1 (met uitzondering van 60121000 tot en met 60121600, 60122200-1, 60122230-0), en 64120000-3 tot en met 64121200-2

3

Luchtvervoer van passagiers en vracht, met uitzondering van postvervoer

73 (m.u.v. 7321)

62100000-3 tot en met 62300000-5 (met uitzondering van 62121000-6, 62221000-7)

4

Postvervoer te land en door de lucht

71235, 7321

60122200-1, 60122230-0

62121000-6, 62221000-7

5

Telecommunicatie

752

64200000-8 tot en met 64228200-2, 72318000-7, en 72530000-9 tot en met 72532000-3

6

Diensten van financiële instellingen:

a) verzekeringsdiensten

b) bankdiensten en diensten in verband met beleggingen

Ex 81, 812, 814

66100000-1 tot en met 66430000-3 en 67110000-1 tot en met 67262000-1

7

Diensten in verband met computers

84

50300000-8 tot en met 50324200-4, 72100000-6 tot en met 72591000-4 (met uitzondering van 72318000-7 en 72530000-9 tot en met 72532000-3)

8

Onderzoeks- en ontwikkelingswerk

85

73000000-2 tot en met 73300000-5

(met uitzondering van 73200000-4, 73210000-7, 7322000-0)

9

Accountants en boekhouders

862

74121000-3 tot en met 74121250-0

10

Markt- en opinie-onderzoek

864

74130000-9 tot en met 74133000-0, en 74423100-1, 74423110-4

11

Advies inzake bedrijfsvoering en beheer en aanverwante diensten

865, 866

73200000-4 tot en met 73220000-0,

74140000-2 tot en met 74150000-5 (met uitzondering van 74142200-8), en

74420000-9, 74421000-6,

74423000-0, 74423200-2,

74423210-5, 74871000-5,

93620000-0

12

Diensten van architecten; diensten van ingenieurs en geïntegreerde diensten van ingenieurs bij kant-en-klaar opgeleverde projecten; diensten in verband met stedenbouw en landschapsarchitectuur; diensten in verband met aanverwante wetenschappelijke en technische adviezen; diensten voor keuring en controle

867

74200000-1 tot en met 74276400-8, en

74310000-5 tot en met 74323100-0, en 74874000-6

13

Reclamewezen

871

74400000-3 tot en met 74422000-3

(met uitzondering van 74420000-9 en 74421000-6)

14

Reiniging van gebouwen en beheer van onroerend goed

874, 82201 t/m 82206

70300000-4 tot en met 70340000-6, en

74710000-9 tot en met 7476000-4

15

Uitgeven en drukken, voor een vast bedrag of op contractbasis

88442

78000000-7 tot en met 78400000-1

16

Straatreiniging en afvalverzameling; afvalwaterverzameling en -verwerking en aanverwante diensten

94

90100000-8 tot en met 90320000-6, en

50190000-3, 50229000-6,

50243000-0

Onderdeel B. Diensten in de zin van artikel 29

Categorie

Benaming

CPC-indeling

CPV-indeling

17

Hotels en restaurants

64

55000000-0 tot en met 55524000-9, en

93400000-2 tot en met 93411000-2

18

Vervoer per spoor

711

60111000-9, en

60121000-2 tot en met 60121600-8

19

Vervoer over water

72

61000000-5 tot en met 61530000-9, en

63370000-3 tot en met 63372000-7

20

Vervoersondersteunende activiteiten

74

62400000-6, 62440000-8,

62441000-5, 62450000-1,

63000000-9 tot en met 63600000-5

(met uitzondering van 63370000-3, 63371000-0, 63372000-7), en 74322000-2, 93610000-7

21

Rechtskundige diensten

861

74110000-3 tot en met 74114000-1

22

Arbeidsbemiddeling

872

74500000-4 tot en met 74540000-6 (met uitzondering van 74511000-4), en 95000000-2 tot en met 95140000-5

23

Opsporing en beveiliging, met uitzondering van vervoer per pantserwagen

873 (m.u.v. 87304)

74600000-5 tot en met 74620000-1

24

Onderwijs

92

80100000-5 tot en met 80430000-7

25

Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening

93

74511000-4, en

85000000-9 tot en met 85323000-9

(met uitzondering van 85321000-5 en 85322000-2)

26

Cultuur, sport en recreatie

96

74875000-3 tot en met 74875200-5, en

92000000-1 tot en met 92622000-7

(met uitzondering van 92230000-2)

27

Overige diensten

  

BIJLAGE 4 Internationale arbeidsnormen als bedoeld in artikel 68

– Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948 (Verdrag Nr. 87 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar eenendertigste zitting); San Francisco, 9 juli 1948 (Trb. 1957, 183, Trb. 1965, 116 en Trb. 1969, 188)

– Verdrag betreffende de toepassing van de beginselen van het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen (Verdrag Nr. 98 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar tweeëndertigste zitting); Genève, 1 juli 1949 (Trb. 1972, 105)

– Verdrag betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 (Verdrag Nr. 29 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar veertiende zitting); Genève, 28 juni 1930 (Stb. 1933, 236)

– Verdrag betreffende de afschaffıng van gedwongen arbeid, 1957 (Verdrag Nr. 105 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar veertigste zitting); Genève, 25 juni 1957 (Trb. 1957, 210)

– Verdrag betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces (Verdrag Nr. 138 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar achtenvijftigste zitting); Genève, 26 juni 1973 (Trb. 1974, 71)

– Verdrag betreffende discriminatie in arbeid en beroep (Verdrag Nr. 111 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar tweeëntwintigste zitting); Genève, 25 juni 1958 (Trb. 1962, 41)

– Verdrag betreffende gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke arbeidskrachten voor arbeid van gelijke waarde, 1951 (Verdrag Nr. 100 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar vierendertigste zitting); Genève, 29 juni 1951 (Trb. 1952, 45)

– Verdrag betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid (Verdrag Nr. 182 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zevenentachtigste zitting); Genève, 17 juni 1999 (Trb. 1999, 177)

Transponeringstabel

In de onderstaande tabel wordt aangegeven hoe richtlijn nr. 2004/17/EG in het besluit is uitgevoerd:

Richtlijn nr. 2004/17/EG

Besluit aanbestedingen speciale sectoren

Artikel 1, eerste lid

Behoeft geen implementatie

Artikel 1, tweede lid, onderdeel a

Artikel 1, onderdeel k

Artikel 1, tweede lid, onderdeel b, eerste volzin

Artikel 1, onderdeel h

Artikel 1, tweede lid, onderdeel b, tweede volzin

Artikel 1, onderdeel g

Artikel 1, tweede lid, onderdeel c

Artikel 1, onderdeel i

Artikel 1, tweede lid, onderdeel d

Artikel 1, onderdeel j

Artikel 1, derde lid, onderdeel a

Artikel 1, onderdeel l

Artikel 1, derde lid, onderdeel b

Artikel 1, onderdeel m

Artikel 1, vierde lid

Artikel 1, onderdeel n

Artikel 1, vijfde lid

Artikel 1, onderdeel o

Artikel 1, zesde lid

Artikel 1, onderdeel p

Artikel 1, zevende lid, eerste alinea

Artikel 1, onderdelen d, e en f

Artikel 1, zevende lid, tweede alinea

Artikel 1, onderdeel eee

Artikel 1, zevende lid, derde alinea

Artikel 1, onderdeel bb en cc

Artikel 1, achtste lid

Artikel 1, onderdeel w

Artikel 1, negende lid

Artikel 1, onderdelen x, y en z

Artikel 1, tiende lid

Artikel 1, onderdeel aa

Artikel 1, elfde lid

Artikel 1, onderdeel fff

Artikel 1, twaalfde lid

Artikel 1, onderdeel dd

Artikel 1, dertiende lid, eerste alinea

Artikel 1, onderdeel ff

Artikel 1, dertiende lid, tweede alinea

Artikel 45, tweede lid

Artikel 2, eerste lid, onderdeel a

Artikel 1, onderdelen q en r

Artikel 2, eerste lid, onderdeel b

Artikel 1, onderdeel s en t

Artikel 2, tweede lid

Artikel 1, onderdeel q en s

Artikel 2, derde lid

Artikel 1, onderdelen u en v

Artikel 3, eerste lid

Artikel 2, eerste lid

Artikel 3, tweede lid

Artikel 2, tweede lid

Artikel 3, derde lid

Artikel 3, eerste lid

Artikel 3, vierde lid

Artikel 3, tweede lid

Artikel 4, eerste lid

Artikel 4, eerste lid

Artikel 4, tweede lid

Artikel 4, tweede lid

Artikel 4, derde lid

Artikel 4, derde lid

Artikel 5, eerste lid

Artikel 5, eerste lid

Artikel 5, tweede lid

Artikel 5, tweede lid

Artikel 6, eerste lid

Artikel 6

Artikel 6, tweede lid, onderdeel a

Artikel 1, onderdeel hh

Artikel 6, tweede lid, onderdeel b

Artikel 1, onderdeel ii

Artikel 6, tweede lid, onderdeel c

Artikel 6

Artikel 7, onderdeel a

Behoeft geen implementatie (zie artikel 24)

Artikel 7, onderdeel b

Artikel 7

Artikel 8, eerste volzin

Behoeft geen implementatie

Artikel 8, tweede volzin

Artikel 74

Artikel 9, eerste lid

Artikel 8, eerste en tweede lid

Artikel 9, tweede en derde lid

Artikel 8, derde lid

Artikel 10

Artikel 9

Artikel 11, eerste lid

Artikel 10, eerste en tweede lid

Artikel 11, tweede lid

Artikel 10, derde tot en met vijfde lid

Artikel 12

Artikel 11, tweede lid

Artikel 13

Artikel 12

Artikel 14, eerste lid

Artikel 38, eerste lid

Artikel 14, tweede lid

Artikel 38, tweede lid

Artikel 14, derde lid

Behoeft geen implementatie

Artikel 14, vierde lid

Artikel 38, derde lid

Artikel 15, eerste lid

Artikel 39, eerste lid

Artikel 15, tweede lid

Artikel 39, tweede tot en met vijfde lid

Artikel 15, derde lid

Artikel 39, zesde lid

Artikel 15, vierde lid

Artikel 39, zevende tot en met tiende lid

Artikel 15, vijfde lid

Artikel 39, elfde tot en met dertiende lid

Artikel 15, zesde lid

Artikel 39, veertiende en vijftiende lid

Artikel 15, zevende lid

Artikel 39, zestiende tot en met achttiende lid

Artikel 16

Artikel 13

Artikel 17, eerste lid

Artikel 14, eerste en tweede lid

Artikel 17, tweede lid

Artikel 14, derde lid

Artikel 17, derde lid

Artikel 14, vierde lid

Artikel 17, vierde lid

Artikel 14, vijfde lid

Artikel 17, vijfde lid

Artikel 14, zesde lid

Artikel 17, zesde lid

Artikel 14, zevende tot en met twaalfde lid lid

Artikel 17, zevende lid

Artikel 14, dertiende lid

Artikel 17, achtste lid

Artikel 14, veertiende lid

Artikel 17, negende lid

Artikel 14, vijftiende lid

Artikel 17, tiende lid

Artikel 14, zestiende lid, aanhef en onderdelen a tot en met c

Artikel 17, elfde lid

Artikel 14, zestiende lid, aanhef en onderdelen d en e

Artikel 18

Artikel 15

Artikel 19, eerste lid

Artikel 16, eerste lid

Artikel 19, tweede lid

Artikel 16, tweede en derde lid

Artikel 20, eerste lid

Artikel 17, eerste lid

Artikel 20, tweede lid

Artikel 17, tweede en derde lid

Artikel 21

Artikel 18

Artikel 22, onderdelen a, eerste volzin, b en c

Artikel 19, eerste lid

Artikel 22, onderdeel a, tweede volzin

Artikel 19, tweede lid

Artikel 23, eerste lid

Artikel 1, onder mm

Artikel 23, tweede en derde lid, eerste alinea

Artikel 20, eerste lid

Artikel 23, derde lid, tweede alinea

Artikel 20, tweede lid

Artikel 23, derde lid, derde alinea

Artikel 20, derde lid

Artikel 23, vierde lid

Artikel 20, vierde lid

Artikel 23, vijfde lid

Artikel 20, vijfde lid

Artikel 24

Artikel 21

Artikel 25

Artikel 22

Artikel 26

Artikel 23

Artikel 27

Artikel 24

Artikel 28

Artikel 26

Artikel 29

Artikel 27

Artikel 30

Artikel 25

Artikel 31

Artikel 28

Artikel 32

Artikel 29

Artikel 33

Artikel 30

Artikel 34, eerste lid

Artikel 31, eerste lid

Artikel 34, tweede lid

Artikel 31, tweede lid

Artikel 34, derde lid

Artikel 31, derde en vierde lid

Artikel 34, vierde lid, eerste alinea

Artikel 31, vijfde lid

Artikel 34, vierde lid, tweede alinea

Behoeft geen implementatie (in nota van toelichting opgenomen)

Artikel 34, vijfde lid, eerste alinea

Artikel 31, zesde lid

Artikel 34, vijfde lid, tweede alinea

Artikel 31, zevende lid

Artikel 34, vijfde lid, derde alinea

Behoeft geen implementatie (in nota van toelichting opgenomen)

Artikel 34, zesde lid, eerste alinea

Artikel 31, achtste lid

Artikel 34, zesde lid, tweede alinea

Artikel 31, negende lid

Artikel 34, zevende lid, eerste alinea

Artikel 1, onderdeel ll

Artikel 34, zevende lid, tweede alinea

Artikel 31, tiende lid

Artikel 34, achtste lid

Artikel 31, elfde en twaalfde lid

Artikel 35

Artikel 32

Artikel 36

Artikel 33

Artikel 37

Artikel 34

Artikel 38

Artikel 35

Artikel 39, eerste lid

Artikel 36, eerste lid

Artikel 39, tweede lid, eerste alinea

Artikel 36, tweede lid

Artikel 39, tweede lid, tweede alinea

Behoeft geen implementatie (volgt reeds uit het besluit)

Artikel 40, eerste lid

Artikel 37, eerste lid

Artikel 40, tweede en derde lid

Artikel 37, tweede lid

Artikel 41, eerste lid, eerste alinea, onderdelen a, eerste alinea, tot en met c

Artikel 40, eerste tot en met vierde lid

Artikel 41, eerste lid, eerste alinea, onderdeel a, tweede alinea

Artikel 45, eerste lid

Artikel 41, eerste lid, tweede alinea

Artikel 40, vijfde lid

Artikel 41, eerste lid, derde alinea

Artikel 40, zesde lid

Artikel 41, eerste lid, vierde alinea

Artikel 40, achtste lid

Artikel 41, eerste lid, vijfde alinea

Behoeft geen implementatie (volgt reeds uit het besluit)

Artikel 41, eerste lid, zesde alinea

Behoeft geen implementatie (volgt reeds uit het besluit)

Artikel 41, tweede lid

Artikel 40, negende lid

Artikel 41, derde lid

Artikel 41

Artikel 42, eerste lid

Artikel 42, eerste lid

Artikel 42, tweede lid

Artikel 42, tweede lid

Artikel 42, derde lid, onderdelen a tot en met c, eerste volzin

Artikel 42, derde lid

Artikel 42, derde lid, onderdeel c, tweede volzin

Behoeft geen implementatie (zie artikel 46)

Artikel 43, eerste lid

Artikel 43, eerste tot en met vierde lid

Artikel 43, tweede lid

Artikel 43, vijfde en zesde lid

Artikel 43, derde lid

Artikel 43, zevende en achtste lid

Artikel 43, vierde lid

Artikel 43, negende lid

Artikel 43, vijfde lid

Behoeft geen implementatie (norm is gericht tot de Commissie)

Artikel 44, eerste lid en tweede lid, tweede alinea

Artikel 44, eerste lid

Artikel 44, tweede lid, eerste alinea

Artikel 44, tweede lid

Artikel 44, derde lid

Behoeft geen implementatie (volgt reeds uit het besluit)

Artikel 44, vierde lid

Behoeft geen implementatie (volgt reeds uit het besluit)

Artikel 44, vijfde lid

Artikel 44, derde tot en met vijfde lid

Artikel 44, zesde lid en zevende lid, laatste volzin

Artikel 44, zesde lid

Artikel 44, zevende lid, eerste volzin en achtste lid

Behoeft geen implementatie (volgt reeds uit het besluit)

Artikel 45, eerste lid

Artikel 46, eerste lid

Artikel 45, tweede lid

Artikel 46, tweede lid

Artikel 45, derde lid

Artikel 46, derde tot en met het vijfde lid

Artikel 45, vierde lid, eerste alinea

Artikel 46, zesde lid

Artikel 45, vierde lid, tweede alinea

Artikel 46, zevende lid

Artikel 45, vijfde lid

Artikel 46, achtste lid

Artikel 45, zesde lid

Artikel 46, negende lid

Artikel 45, zevende lid

Artikel 46, tiende en elfde lid

Artikel 45, achtste lid

Artikel 46, twaalfde en dertiende lid

Artikel 45, negende lid

Artikel 46, veertiende lid

Artikel 45, tiende lid

Behoeft geen implementatie

Artikel 46

Artikel 47

Artikel 47, eerste lid

Artikel 48, eerste en tweede lid

Artikel 47, tweede lid

Artikel 48, derde en vierde lid

Artikel 47, derde lid

Artikel 48, vijfde lid

Artikel 47, vierde lid

Artikel 48, zesde lid

Artikel 47, vijfde lid

Artikel 48, zevende en achtste lid

Artikel 48, eerste lid

Artikel 49, eerste lid

Artikel 48, tweede lid

Artikel 49, tweede lid

Artikel 48, derde lid

Artikel 49, derde en vierde lid

Artikel 48, vierde lid

Artikel 49, vijfde lid

Artikel 48, vijfde lid

Artikel 49, zesde tot en met het elfde lid

Artikel 48, zesde lid, aanhef en onder a en b

Artikel 49, twaalfde tot en met het veertiende lid

Artikel 48, zesde lid, onder c

Dit onderdeel behoeft geen implementatie, omdat een fax reeds zonder bevestiging per post of langs elektronische weg als «wettig bewijs» van een verzoek tot deelneming geldt

Artikel 49, eerste lid

Artikel 50, eerste lid

Artikel 49, tweede lid

Artikel 50, tweede tot en met vijfde lid

Artikel 49, derde lid

Artikel 50, zesde en zevende lid

Artikel 49, vierde lid

Artikel 50, achtste lid

Artikel 49, vijfde lid

Artikel 50, negende en tiende lid

Artikel 50, eerste lid

Artikel 51, eerste en tweede lid

Artikel 50, tweede lid

Artikel 51, derde lid

Artikel 51

Artikel 52

Artikel 52, eerste lid, onderdeel a

Artikel 9

Artikel 52, eerste lid, onderdeel b

Artikel 53, eerste lid

Artikel 52, tweede lid

Artikel 53, tweede en derde lid

Artikel 52, derde lid

Artikel 53, vierde tot en met zesde lid

Artikel 53, eerste lid, en tweede lid, eerste alinea

Artikel 54, eerste en tweede lid

Artikel 53, tweede lid, tweede en derde alinea

Artikel 54, derde lid

Artikel 53, derde lid

Artikel 54, vierde en vijfde lid

Artikel 53, vierde lid, eerste alinea

Artikel 54, zesde lid

Artikel 53, vijfde lid, eerste alinea

Artikel 54, zevende lid

Artikel 53, vierde lid, tweede alinea en vijfde lid, tweede alinea

Artikel 54, achtste lid

Artikel 53, zesde lid, eerste alinea

Artikel 54, negende lid

Artikel 53, zesde lid, tweede alinea

Artikel 54, tiende lid

Artikel 53, zevende lid

Artikel 54, elfde lid

Artikel 53, achtste lid

Behoeft geen implementatie (zie artikelen 41, 50 en 52)

Artikel 53, negende lid

Artikel 54, twaalfde lid

Artikel 54, eerste tot en met derde lid

Artikel 55, eerste tot en met derde lid

Artikel 54, vierde tot en met zesde lid

Artikel 55, vierde tot en met negende lid

Artikel 55

Artikel 56

Artikel 56, eerste en tweede lid

Artikel 58, eerste en tweede lid

Artikel 56, derde lid

Artikel 58, derde en vierde lid

Artikel 56, vierde lid

Artikel 58, vijfde tot en met negende lid

Artikel 56, vijfde lid

Artikel 58, tiende tot en met twaalfde lid

Artikel 56, zesde lid

Artikel 58, dertiende tot en met vijftiende lid

Artikel 56, zevende lid

Artikel 58, zestiende en zeventiende lid

Artikel 56, achtste lid

Artikel 58, achttiende en negentiende lid

Artikel 57, eerste lid

Artikel 59, eerste en tweede lid

Artikel 57, tweede lid

Artikel 59, derde lid

Artikel 57, derde lid

Artikel 59, vierde en vijfde lid

Artikel 58

Artikel 60

Artikel 59, eerste lid

Artikel 68

Artikel 59, tweede tot en met derde en vijfde lid

Behoeft geen implementatie

Artikel 59, vierde lid

Artikelen 68 en 69

Artikel 60, eerste lid

Artikel 61

Artikel 60, tweede lid

Behoeft geen implementatie (zie artikelen 9 en 10)

Artikel 61

Artikel 62

Artikel 62

Artikel 63

Artikel 63, eerste lid

Artikel 64, eerste tot en met derde en vijfde en zesde lid

Artikel 63, tweede lid

Artikel 64, vierde lid

Artikel 64

Artikel 65

Artikel 65, eerste lid

Behoeft geen implementatie

Artikel 65, tweede lid

Artikel 66, eerste en tweede lid

Artikel 65, derde lid

Artikel 66, derde lid

Artikel 66

Artikel 67

Artikel 67

Artikelen 69 en 70

Artikel 67, derde lid

Behoeft geen implementatie

Artikel 68

Behoeft geen implementatie

Artikel 69

Behoeft geen implementatie

Artikel 70

Behoeft geen implementatie

Artikel 71, eerste lid, eerste, derde en vierde alinea en tweede lid

Behoeft geen implementatie

Artikel 71, eerste lid, tweede alinea

Artikelen 6 en 76

Artikel 72

Artikelen 71 tot en met 73

Artikel 73

Behoeft geen implementatie

Artikel 74

Behoeft geen implementatie

Artikel 75

Behoeft geen implementatie

Bijlage I

Behoeft geen implementatie;opgenomen in lijst op internet

Bijlage II

Behoeft geen implementatie; opgenomen in lijst op internet

Bijlage III

Behoeft geen implementatie; opgenomen in lijst op internet

Bijlage IV

Behoeft geen implementatie; opgenomen in lijst op internet

Bijlage V

Behoeft geen implementatie; opgenomen in lijst op internet

Bijlage VI

Behoeft geen implementatie; opgenomen in lijst op internet

Bijlage VII

Behoeft geen implementatie; opgenomen in lijst op internet

Bijlage VIII

Behoeft geen implementatie Opgenomen in lijst op internet

Bijlage IX

Behoeft geen implementatie; opgenomen in lijst op internet

Bijlage X

Behoeft geen implementatie; opgenomen in lijst op internet

Bijlage XI

Artikel 25

Bijlage XII

Bijlage 1

Bijlage XIII

Bijlage 2, onderdeel A

Bijlage XIV

Bijlage 2, onderdeel B

Bijlage XV

Bijlage 2, onderdeel C

Bijlage XVI

Bijlage 2, onderdeel D, en (v.w.b. de voetnoot) artikel 43, vijfde lid

Bijlage XVII

Bijlage 3

Bijlage XVIII

Bijlage 2, onderdeel E

Bijlage XIX

Bijlage 2, onderdeel F

Bijlage XX, onderdeel 1, onderdeel a, eerste volzin

Artikelen 40, derde lid, 42, derde lid, 43, vijfde lid, 44, eerste lid, en 64, derde lid

Bijlage XX, onderdeel 1, onderdeel a, tweede volzin

Artikel 40, derde lid, artikel 44, eerste lid

Bijlage XX, onderdeel 1, onderdeel b

Artikel 40, zevende lid

Bijlage XX, onderdeel 1, onderdeel c

Behoeft geen implementatie

Bijlage XX, onderdeel 2, onderdeel a

Behoeft geen implementatie

Bijlage XX, onderdeel 2, onderdeel b

Artikel 40, vierde lid

Bijlage XX, onderdeel 3

Artikel 40, achtste lid, artikel 44, tweede lid en 46, achtste lid

Bijlage XXI

Artikel 1, onderdelen nn tot en met uu

Bijlage XXII

Behoeft geen implementatie

Bijlage XXIII

Bijlage 4

Bijlage XXIV

Artikel 49, tiende lid en artikel 65, derde lid

Bijlage XXV

Behoeft geen implementatie

Bijlage XXVI

Behoeft geen implementatie


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Economische Zaken. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 oktober 2005, nr. 197.

Naar boven