Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2005, 401 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2005, 401 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 22 juni 2005, nr. HDJZ/LUV/2005-1425, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 1.2, tweede lid, 2.2, derde lid, 2.3, tweede, vijfde en zesde lid, 2.4, derde lid, onderdeel b, van de Wet luchtvaart;
De Raad van State gehoord (advies van 21 juli 2005, nr. W09.05.0361/V);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 24 augustus 2005, nr. HDJZ/LUV/2005-1636, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De definitie van AFISO komt te vervallen.
2. In de alfabetische rangschikking worden de volgende definities ingevoegd:
grondverkeer: alle verkeer op een landingsterrein met uitzondering van startend en landend verkeer;
leerling-luchtverkeersleider: persoon, bevoegd tot het geven van luchtverkeersdienstverlening onder toezicht van een bevoegde praktijkinstructeur;
luchtverkeersleider: persoon, bevoegd tot het geven van luchtverkeersdienstverlening als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de wet;
vluchtinformatieverstrekker: persoon, bevoegd tot het geven van advies, inlichtingen en alarmering aan luchtverkeer of grondverkeer; .
Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De artikelen 2.2, tweede lid, en 5.17 van de wet zijn niet van toepassing op degene die een luchtvaartuig als bedoeld in het eerste lid bedient of een solovlucht als bedoeld in onderdeel k van dat lid uitvoert, en houder is van een certificaat dat door een door Onze Minister daartoe aangewezen opleidingsinstelling is afgegeven en waaruit blijkt, dat die houder bevoegd is tot het bedienen van een grondstation of een mobiel station in de luchtvaartmobiele band als bedoeld in artikel 5.17 van de wet.
Artikel 17 komt te luiden:
Artikel 18 komt te luiden:
1. Onze Minister geeft op de bewijzen van bevoegdheid voor luchtverkeersleider, voor leerling-luchtverkeersleider, voor vluchtinformatieverstrekker en voor luchtvaartterreininformatieverstrekker een of meer algemene bevoegdverklaringen en de daarbij behorende bevoegdheden weer zoals aangegeven in de bijlage II bij dit besluit.
2. Onze Minister kan aan de algemene bevoegdverklaringen, bedoeld in het eerste lid, beperkingen verbinden zoals aangegeven in bijlage II bij dit besluit.
3. Onze Minister kan op de bewijzen van bevoegdheid voor luchtverkeersleider, vluchtinformatieverstrekker en luchtvaartterreininformatieverstrekker tevens één of meer bijzondere bevoegdverklaringen weergeven zoals aangegeven in bijlage II bij dit besluit.
4. De bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in het derde lid, en de daarbij behorende bevoegdheden zijn slechts geldig in samenhang met de bij de desbetreffende bewijzen van bevoegdheid behorende algemene bevoegdverklaringen, bevoegdheden en beperkingen.
5. Op de bewijzen van bevoegdheid, bedoeld in artikel 17, wordt de bevoegdverklaring RT weergegeven.
Artikel 19 komt te luiden:
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met inachtneming van artikel 19 worden een bewijs van bevoegdheid en een bevoegdverklaring voor luchtverkeersleider, leerling-luchtverkeersleider en vluchtinformatieverstrekker op aanvraag verleend aan een ieder die:
a. in het bezit is van een geldige medische verklaring,
b. voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring, en
c. overeenkomstig Bijlage 1 bij het op 7 december 1944 te Chicago gesloten Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109) voldoet aan de vereisten inzake het vermogen tot beheersing van de Engelse taal op de niveaus 4, 5 of 6.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Het eerste lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvaartterreininformatieverstrekker.
Artikel 21 komt te luiden:
1. De bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen en de daarbij behorende bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 17 en 18, worden voor de volgende termijnen afgegeven:
a. bewijzen van bevoegdheid: voor onbepaalde tijd;
b. algemene bevoegdverklaringen: voor een termijn van 12 maanden;
c. bijzondere bevoegdverklaringen: voor een termijn van 36 maanden.
2. De termijnen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, worden met eenzelfde termijn verlengd indien de houder overeenkomstig de op grond van artikel 5.16, tweede lid, van de wet door Onze Minister goed te keuren regels heeft aangetoond dat hij de daartoe vereiste kennis, bedrevenheid en ervaring heeft behouden.
3. Het bewijs van bevoegdheid voor leerling-luchtverkeersleider vervalt zodra aan de houder daarvan een bewijs van bevoegdheid voor luchtverkeersleider met ten minste één algemene bevoegdverklaring is afgegeven.
Artikel 22 komt te luiden:
1. De vereisten inzake ervaring voor het verkrijgen van een bewijs van bevoegdheid voor vluchtinformatieverstrekker zijn niet van toepassing op personen die maximaal 24 maanden voor de datum van aanvraag in het bezit waren van een geldig bewijs van bevoegdheid voor luchtverkeersleider.
2. De vereisten inzake ervaring voor het verkrijgen van een bewijs van bevoegdheid voor luchtvaartterreininformatieverstrekker zijn niet van toepassing op personen die maximaal 24 maanden voor de datum van de aanvraag in het bezit waren van een geldig bewijs van bevoegdheid voor luchtverkeersleider of vluchtinformatieverstrekker .
Onder vernummering van § 2 tot § 3 wordt na artikel 24 een nieuwe paragraaf ingevoegd luidende:
1. Voor het geven van opleidingen tot luchtverkeersleider vluchtinformatieverstrekker of luchtvaartterreininformatieverstrekker is een door Onze Minister goed te keuren opleidingenplan noodzakelijk.
2. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld voor de goedkeuring van het in het eerste lid bedoelde opleidingenplan, die in ieder geval betrekking hebben op:
a. eisen inzake de inhoud van de opleiding;
b. de in het opleidingplan op te nemen gegevens;
c. de geldigheidsduur en wijze van de goedkeuring.
De artikelen 25 en 26 komen te luiden:
1. Als bewijs dat is voldaan aan de eisen met betrekking tot de nodige kennis, bedrevenheid en ervaring, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, geldt een met goed gevolg afgelegd examen.
2. Het examen bestaat uit:
a. een theoretisch onderzoek naar kennis;
b. een praktisch onderzoek naar kennis, bedrevenheid en ervaring.
3. Het eerste en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vermogen tot beheersing van de Engelse taal, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel c.
1. Het examen, bedoeld in artikel 25, wordt afgenomen door een door Onze Minister in te stellen examencommissie.
2. Onze Minister benoemt, telkens voor een periode van ten hoogste twee jaar, de volgende leden van de examencommissie:
a. de voorzitter,
b. de plaatsvervangend voorzitter,
c. de secretaris,
d. minimaal twee beheerders van de examenvragendatabank.
3. De benoeming van de in het tweede lid, onderdelen b, c en d, bedoelde leden vindt plaats op voordracht van de voorzitter van de examencommissie, in overleg met de in de artikelen 5.13, eerste lid, onderdeel a, en 5.14, eerste lid, onderdeel a, van de wet bedoelde instanties voor luchtverkeersdienstverlening.
4. Bij ontstentenis van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden hun werkzaamheden verricht door de secretaris.
Artikel 28 komt te luiden:
1. Bij regeling van Onze Minister worden regels vastgesteld voor het examen, bedoeld in artikel 25.
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, betreffen in ieder geval:
a. de taken en verantwoordelijkheden van de examencommissie;
b. de taken en verantwoordelijkheden van luchtverkeersdienstverleningsorganisaties en exploitanten van luchtvaartterreinen en hun personeel met betrekking tot examens;
c. de wijze van het afnemen van examens;
d. vrijstelling en ontheffing van examens;
e. exameneisen;
f. toelatingseisen.
3. Onze Minister hoort de voorzitter van de examencommissie omtrent de vaststelling van regels, bedoeld in het eerste lid.
Aan artikel 30, tweede lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. de erkenning van in het buitenland verrichte keuringen.
De bijlage bij het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:
Het opschrift komt te luiden:
Bijlage I behorende bij artikel 38, vijfde lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.
Een bewijs van bevoegdheid afgegeven vóór de inwerkingtreding van dit besluit blijft geldig tot de eerst verstrijkende geldigheidsdatum van de daarop weergegeven bevoegdverklaringen en wordt op die datum vervangen door een nieuw bewijs van bevoegdheid met bevoegdverklaringen.
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
2. In afwijking van het eerste lid:
a. treden artikel 20, eerste lid, onderdeel c, en artikel 25, derde lid, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
b. treedt artikel 24a in werking drie maanden na uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
Uitgegeven de twintigste september 2005
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
1. ADV: algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van luchtverkeersleiding aan luchtvaartterreinverkeer op een luchtvaartterrein zonder gepubliceerde instrument naderings- en vertrekroutes
2. ADI: algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van luchtverkeersleiding aan luchtvaartterreinverkeer en luchtverkeer op en nabij een luchtvaartterrein met gepubliceerde instrument naderings- en vertrekroutes
3. APP: algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van luchtverkeersleiding aan naderend, vertrekkend en doorgaand luchtverkeer in een gecontroleerd gebied zonder gebruik te maken van surveillance apparatuur.
4. APS: algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van luchtverkeersleiding aan naderend, vertrekkend en doorgaand luchtverkeer in een gecontroleerd gebied met behulp van surveillance apparatuur.
5. ACP algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van luchtverkeersleiding aan luchtverkeer in een gecontroleerd gebied zonder gebruik te maken van surveillance apparatuur.
6. ACS algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van luchtverkeersleiding aan luchtverkeer in een gecontroleerd gebied met behulp van surveillance apparatuur.
7. DIS: algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het door:
a. een luchtverkeersleider verstrekken van luchtverkeersleiding aan luchtverkeer dat deelneemt aan een luchtvaartvertoning;
b. een luchtvaartterreininformatieverstrekker verstrekken van luchtvaartterreininformatie aan luchtverkeer dat deelneemt aan een luchtvaartvertoning.
8. GMC algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van luchtverkeersleiding aan grondverkeer zonder gebruik te maken van surveillance apparatuur.
9. AIR: algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van luchtverkeersleiding aan luchtverkeer en luchtvaartterreinverkeer met uitzondering van grondverkeer zonder gebruik te maken van surveillance apparatuur.
10. TWR algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van luchtverkeersleiding aan luchtvaartterreinverkeer zonder gebruik te maken van surveillance apparatuur op luchtvaarterreinen waar de algemene bevoegdverklaringen GMC en AIR niet van toepassing zijn.
11. RAD: algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot:
a. het verstrekken van luchtverkeerleiding met behulp van primaire of secundaire radarapparatuur indien AIR, TWR, APS, of ACS van toepassing zijn;
b. het verstrekken van advies en inlichtingen met behulp van primaire of secundaire radarapparatuur indien AER van toepassing is.
12. ADS: algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van luchtverkeersleiding met behulp van een ADS-systeem waarmee luchtvaartuigen onder andere informatie uitzenden over hun actuele positie, snelheid, vluchtplan en type luchtvaartuig.
13. GMS: algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van luchtverkeersleiding met behulp van grondsurveillance apparatuur.
14. PAR: algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van luchtverkeersleiding aan luchtverkeer in de eindnadering met behulp van precisie-radarnaderingsapparatuur.
15. SRA algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van luchtverkeersleiding aan luchtverkeer in de eindnadering met behulp van surveillance apparatuur.
16. TCL algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van luchtverkeersleiding in een naderingsluchtverkeersleidinggebied of in aangrenzende gebieden.
17. ADR algemene bevoegdverklaring met de bevoegdheid van:
a. vluchtinformatieverstrekkers tot het verstrekken van advies en inlichtingen aan luchtvaarterreinverkeer en luchtverkeer op en nabij een luchtvaartterrein dan wel het verstrekken van alarmering door vluchtinformatieverstrekkers;
b. luchtvaartterreininformatieverstrekkers tot het verstrekken van luchtvaartterreininformatie aan luchtvaartterreinverkeer op een niet gecontroleerd luchtvaartterrein
18. AER voor het verstrekken van advies en inlichtingen aan luchtverkeer dan wel tot het verstrekken van alarmering.
19. CLD algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van een klaring in opdracht en onder verantwoordelijkheid van een luchtverkeersleider.
20. OFS algemene bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het verstrekken van luchtvaartterreininformatie aan luchtvaartterreinverkeer op en nabij een offshore productieplatform.
21. OJTI: bijzondere bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het geven van praktijkinstructie op één of meer operationele posities.
22. ASE: bijzondere bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het instellen van een onderzoek naar de kennis, bedrevenheid en ervaring van luchtverkeersleider, leerling luchtverkeersleider en vluchtinformatieverstrekker door middel van een continue beoordeling.
23. EXM: bijzondere bevoegdverklaring met bevoegdheid tot het instellen van een onderzoek naar de kennis, bedrevenheid en ervaring van luchtverkeersleider, leerling luchtverkeersleider, vluchtinformatieverstrekker en luchtvaartterreininformatieverstrekker door het afnemen van een examen.
In de bovenstaande voetnoten zijn de omschrijvingen opgenomen van de algemene en bijzondere bevoegdverklaringen en de daarbij behorende bevoegdheden die bij bewijzen van bevoegdheid voor luchtverkeersleider, leerlingluchtverkeersleider, vluchtinformatieverstrekker en luchtvaartterreininformatieverstrekker kunnen worden opgenomen. Conform de Eurocontrol richtlijnen zijn met name de algemene bevoegdverklaringen via een vast structuurschema verder onderverdeeld. De afgeleide algemene bevoegdverklaringen kunnen daarbij slechts in combinatie met de bevoegdverklaring waarvan ze zijn afgeleid gebruikt worden. Zo is blijkens het schema op pagina 1 van deze bijlage bijvoorbeeld de algemene bevoegdverklaring AIR een afgeleide van de algemene bevoegdverklaring ADI. Eerstgenoemde bevoegdverklaring kan slechts bij de aanwezigheid van de bevoegdverklaring ADI gebruikt worden.
Met het onderhavige wijzigingsbesluit zijn in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart een aantal geharmoniseerde minimumeisen opgenomen voor personeel met veiligheidstaken binnen de luchtverkeersdienstverlening in Europa. De eisen zijn grotendeels afkomstig van de internationale organisatie Eurocontrol. Deze organisatie richt zich binnen Europa onder meer op de harmonisatie en integratie van luchtverkeersdienstverleningssystemen.
Het gaat hierbij om eisen uit EUROCONTROL Safety Regulatory Requirement for ATM Services Personnel (hierna: ESARR 5), een uitvoeringsbesluit dat voortvloeit uit de op 28 juni 2004 door Nederland geratificeerde wijziging van het Eurocontrol verdrag1. Aangezien deze verdragswijziging nog niet in werking is getreden heeft ESARR 5 nog geen internationaal juridisch bindende status. Nederland acht het beleidsmatig echter wenselijk ESARR 5, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de verdragswijziging, reeds nu uit te voeren omdat het niet thans uitvoeren van de voorschriften tot onaanvaardbare veiligheidsrisico’s kan leiden doordat de internationale omgeving aan de voorschriften voldoet, terwijl bovendien de Nederlandse praktijk en wetgeving voor de bevoegdheden van luchtverkeersleiders, leerling- luchtverkeersleiders en luchtvaartterreininformatieverstrekkers onacceptabel ver uiteenlopen. Deze functionarissen hebben belangrijke taken en verantwoordelijkheden voor het veilig en efficiënt begeleiden van lucht(vaartterrein)verkeer in een internationale omgeving. Ook zijn in Nederland werkzame instanties voor luchtverkeersdienstverlening reeds doende hun organisatie op de ESARR 5 eisen in te richten. Het niet thans opnemen van de voorschriften in de regelgeving zou het afwijken van wetgeving en praktijk verder versterken. Binnen Europa is momenteel ongeveer 60% van de landen gereed met de invoering van het geharmoniseerde brevet voor luchtverkeersleiders.
De ESARR 5 eisen zijn noodzakelijk omdat het volume van het luchtverkeer binnen Europa in de afgelopen jaren significant is toegenomen. Hierdoor is de complexiteit van luchtverkeersleidingprocedures vergroot. Door de voortschrijdende internationale dimensie van de luchtverkeersleiding is bovendien de behoefte aan meer coördinatie en afstemming tussen luchtverkeersleidingdiensten versterkt.
Eurocontrol heeft zich bij het harmoniseren van veiligheidseisen in eerste instantie gericht op veiligheidsgebieden die de meest dringende aandacht vereisten, namelijk de opleiding en bekwaamheid van het luchtverkeersdienstverleningspersoneel. De harmonisering van veiligheidseisen voor luchtverkeersdienstverleningspersoneel levert een belangrijke bijdrage aan de mobiliteit van luchtverkeersleiders, hetgeen, gelet op het huidige tekort aan luchtverkeerleiders in enkele Europese landen, van groot belang is.
Hoewel ESARR 5, voor wat betreft luchtverkeersdienstverlening, uitsluitend ziet op luchtverkeersleiders en leerling-luchtverkeersleiders worden met de wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart ook de voorschriften voor de functies van luchtvaartterreininformatieverstrekkers en vluchtinformatieverstrekkers (voorheen: AFISO’s) aangepast. Zo wordt voor deze functionarissen dezelfde Eurocontrol systematiek gevolgd die voor luchtverkeersleiders en leerling-luchtverkeersleiders wordt toegepast. Hierdoor wordt de eenduidigheid in de wetgeving bevorderd. Met de wijziging wordt voorts het in werking treden van voorschriften voor luchtvaartterreininformatieverstrekkers afgerond.
Thans wordt in EU-verband de richtlijn communautaire vergunning luchtverkeersleiders (de zogenaamde ATCO-richtlijn) voorbereid. Het richtlijnvoorstel is grotendeels gebaseerd op ESARR 5 maar zal een aantal verdergaande veiligheidseisen bevatten, zoals op het gebied van de certificering van opleidingsinstellingen. De EU richtlijn zal wellicht aan het eind van 2005 of aan het begin van 2006 in werking treden waarna de richtlijn in ca. 2 jaar geïmplementeerd zal moeten worden. Met het oog hierop en gelet op de hiervoor genoemde beleidsmatige redenen is besloten de ESARR 5 eisen reeds nu in de Nederlandse wetgeving op te nemen. De verdergaande richtlijnbepalingen zullen op termijn aan deze wetgeving worden toegevoegd.
Overigens worden niet alle voorschriften uit ESARR 5 in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart geregeld. Sommige bepalingen zijn dusdanig gedetailleerd van aard en regelmatig onderwerp van wijziging, dat ze in lagere regelgeving worden opgenomen. Zo worden bijvoorbeeld de vereisten inzake kennis, bedrevenheid en ervaring voor het verkrijgen van bewijzen van bevoegdheid bij ministeriële regeling vastgelegd. Ook de regels voor goedkeuring van een opleidingenplan worden in een dergelijke regeling opgenomen. Verder worden in het onderhavige besluit de eisen die ESARR 5 stelt aan technisch en operationeel personeel nog niet meegenomen. Deze voorschriften zullen te zijner tijd bij de implementatie van de Single European Sky verordeningen van de EU worden geïmplementeerd.
Bij de voorbereiding van het onderhavige besluit is ook gekeken naar de mate waarin het zich verdraagt met het zogenaamde Beter Geregeld project. In het kader van dit Verkeer en Waterstaat brede project streeft het ministerie immers naar het minder en anders regelen van onderwerpen, teneinde het voortbestaan van een ingewikkeld complex van wet- en regelgeving tegen te gaan. Te gedetailleerde en te ingewikkelde regelgeving werkt namelijk verstarrend.
De voorliggende regelgeving is naar haar aard complex. Echter, met het onderhavige besluit is een eerste stap gezet in de richting van het vereenvoudigen daarvan. Zo zijn de ingewikkelde vrijstellingsvereisten uit artikel 23 uit het besluit verwijderd en zijn de formuleringen van de bepalingen beter toegankelijk gemaakt. Op termijn kan het besluit verder vereenvoudigd worden door de bevoegdheid tot het vaststellen van algemene bevoegdverklaringen en de daarbij behorende bevoegdheden niet uitsluitend bij algemene maatregel van bestuur maar ook op ministerieel niveau mogelijk te maken. Hiervoor is echter een wijziging van de Wet luchtvaart noodzakelijk. De in het huidige besluit te regelen materie duldt geen verder uitstel. Zo heeft de sector de opleiding van luchtverkeersleiders reeds verregaand afgestemd op de om te zetten ESARR 5 normen. Daarom is ervoor gekozen in eerste instantie te volstaan met de bovenbedoelde vereenvoudiging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart. Vervolgens zullen binnen afzienbare tijd voorstellen worden gedaan voor een wetswijziging.
Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt een tweetal niet ESARR 5 gerelateerde wijzigingen aan te brengen in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart. Zo wordt voor wat betreft luchtvarenden in hoofdstuk 2 een voorziening getroffen voor diegenen, die op grond van artikel 11, eerste lid, geen bewijs van bevoegdheid behoeven, maar wel moeten voldoen aan de eisen van artikel 5.17 van de wet inzake het bedienen van radiostations. Tevens wordt artikel 30 zodanig gewijzigd dat de Minister van Verkeer en Waterstaat regels kan stellen voor het als geldig erkennen van in het buitenland verrichte medische keuringen voor het verkrijgen van een medische verklaring.
Het ontwerp-wijzigingsbesluit dat overwegend betrekking heeft op personen te werkgesteld bij een overheidsdiensten heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.
Dit besluit is opgesteld na overleg met Luchtverkeersleiding Nederland, Maastricht Upper Area Control Center en de luchtverkeersdienstverleningsorganisaties van de Koninklijke Marine en Koninklijke Luchtmacht.
In artikel 1 wordt onder meer grondverkeer aan de begripsbepalingen toegevoegd. De definitie komt overeen met ICAO-definities. Het betreft grondverkeer dat zich geautoriseerd door een bevoegde instantie op het luchtvaartterrein bevindt. Het gaat hierbij ook om vliegtuigen die staande op een platform of aan een sluis strikt gezien, net buiten het landingsterrein, op het luchtvaartterrein staan. Zij ontvangen op die positie in de praktijk de zogenaamde «en-route»-klaringen van de luchtverkeersdienstverlening hetgeen, overeenkomstig de geldende praktijk, wordt gezien als een integraal onderdeel van plaatselijke luchtverkeersdienstverlening.
Op grond van artikel 5.17 van de Wet luchtvaart is voor het bedienen van een vast of mobiel radiostation in de luchtvaartmobiele band een bewijs van bevoegdheid nodig, dat door de Minister van Verkeer en Waterstaat wordt afgegeven. De daartoe strekkende RT-bevoegdverklaring dient op grond van artikel 2.2, tweede lid, van de wet op het bewijs van bevoegdheid te zijn weergegeven.
Echter, ter vermindering van de administratieve lastendruk is met ingang van 1 oktober 2004 voor de ongemotoriseerde luchtvaart en de snorvliegers het verbod tot het bedienen van die luchtvaartuigen zonder bewijs van bevoegdheid geschrapt en worden die bewijzen van bevoegdheid door de minister niet meer afgegeven. Hiermee ontstond met name voor de zweefvliegers een probleem. Immers, aan hen worden niet langer bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen verstrekt. Het nieuwe derde lid van artikel 11 beoogt voor diegenen, voor wie het hiervoor omschreven verbod is opgeheven, aan dit probleem tegemoet te komen. Met het hier geïntroduceerde certificaat is het ook voor deze categorieën vliegers en ballonvaarders mogelijk te voldoen aan de eisen gesteld in artikel 5.17 van de wet.
Artikel 17 is in die zin gewijzigd dat het begrip luchtverkeersleider in opleiding is vervangen door leerling-luchtverkeersleider. Overigens wordt de term luchtverkeersleider in opleiding in de praktijk gebruikt voor gekwalificeerde luchtverkeersleiders die een vervolgopleiding volgen. De functie van AFISO is uit de begipsomschrijvingen verwijderd. Deze functie gaat met de onderhavige wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart namelijk op in die van vluchtinformatieverstrekker, hetgeen een uitgebreidere functie is. In onderdeel C is ook de aanhef van hoofdstuk 3 in overeenstemming gebracht met de verwijdering van de definitie van AFISO uit het besluit.
ESARR 5 introduceert een nieuwe classificatie van algemene bevoegdverklaringen, bijzondere bevoegdverklaringen en de daarbij behorende bevoegdheden en beperkingen. De indeling is voor luchtverkeersleiders, leerling-luchtverkeersleiders, vluchtinformatieverstrekkers en luchtvaartterreininformatieverstrekkers krachtens artikel 18 schematisch opgenomen in de bijlage II bij het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart. Blijkens het schema worden de diverse algemene bevoegdheden nader onderscheiden in daarvan afgeleide categorieën. De algemene bevoegdverklaringen kunnen onder meer naar locatie en tijd beperkt worden. De bijzondere bevoegdverklaringen kunnen slechts in combinatie met algemene bevoegdverklaringen en de daarbij behorende bevoegdheden gebruikt worden.
Artikel 19 is in overeenstemming gebracht met de gewijzigde benaming van leerling-luchtverkeersleiders en vluchtinformatieverstrekkers. Daarnaast wordt voldaan aan de ICAO-eis voor de minimumleeftijd van luchtvaartterreininformatieverstrekkers. Hoewel het vorige artikel 19 reeds hierin voorzag is het desbetreffende onderdeel van dat artikel nooit in werking getreden. Het is de bedoeling dat dit met de huidige wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart wel gebeurt.
Luchtverkeersleiders, leerling-luchtverkeersleiders en vluchtinformatieverstrekkers moeten voor het krijgen van een bewijs van bevoegdheid en bevoegdverklaringen onder meer beschikken over voldoende vaardigheid in het gebruiken van de Engelse taal. In de luchtverkeersdienstverlening wordt hoofdzakelijk deze taal gebezigd. De algemene bevoegdverklaringen en bevoegdheden kunnen daarom niet zonder voldoende beheersing van deze taal worden uitgeoefend. Met het oog hierop zijn in Bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago2 (ICAO verdrag) eisen gesteld aan het vermogen tot beheersing van de Engelse taal. Daarbij zijn kennisniveaus opgenomen die uiteen lopen van niveau 1 tot en met 6, waarbij personen werkzaam in de luchtverkeersdienstverlening ten minste moeten voldoen aan niveau 4. Niveau 6 wordt voornamelijk gehaald door personen die het Engels als moedertaal hebben. De taalkennis wordt door middel van een aantekening op het brevet vermeld. Het vermogen tot beheersing van de Engelse taal wordt op grond van artikel 25 door middel van een examen aangetoond. Met artikel 20, eerste lid, onderdeel c, gelden de ICAO eisen inzake taalbeheersing ook voor luchtverkeersleiders, leerling-luchtverkeersleiders en vluchtinformatieverstrekkers.
Artikel 20, eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op luchtvaartterreininformatieverstrekkers, aangezien de verantwoordelijkheden en taken van deze functionarissen op het gebied van veiligheid geen medische verklaring vereisen.
In artikel 21 is de geldigheidsduur voor de bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen en de daarbij behorende bevoegdheden opgenomen. De termijnen kunnen worden verlengd wanneer het luchtverkeersdienstverlenend personeel voor het einde daarvan een vakbekwaamheidtoets aflegt. De regels hiervoor worden op grond van artikel 5.16 Wet luchtvaart opgesteld door de LVNL en goedgekeurd door de Minister van Verkeer en Waterstaat. De toets bevat zowel de theoretische als praktische aspecten van de bevoegdverklaringen en bijbehorende bevoegdheden die men bezit.
Het bewijs van bevoegdheid voor leerling-luchtverkeersleider vervalt na het behalen van de eerste geldige algemene bevoegdheid. Het volgen van een nieuwe opleiding voor een andere bevoegdverklaring gebeurt op basis de reeds geldige algemene bevoegdverklaring(en) in bezit van betrokkene. Een nieuw bewijs van bevoegdheid voor leerling-luchtverkeersleider is in het laatste geval dus niet nodig.
In het nieuwe artikel 22 zijn de vrijstellingsvereisten voor vluchtinformatieverstrekkers en luchtvaartterreininformatieverstrekkers vereenvoudigd en in overeenstemming gebracht met de gewijzigde benaming. Zo geldt de tewerkstelling bij een bepaalde organisatie niet langer als een vrijstellingsvereiste voor het verkrijgen van het bewijs van bevoegdheid voor vluchtinformatieverstrekker.
Het oude artikel 23 verklaarde de vereisten voor het afleggen van een algemeen examen voor het verkrijgen van een bewijs van bevoegdheid niet van toepassing op een aantal personen. Met de regels die op grond van het nieuwe artikel 28, tweede lid, onderdeel d, met het oog op de vrijstelling van examens door Onze Minister moeten worden vastgesteld, wordt voldoende in uitzonderingsmogelijkheden voorzien.
ESARR 5 introduceert het vereiste van een goedgekeurd opleidingenplan voor het geven van opleidingen. Instanties die opleidingen verzorgen voor luchtverkeersleider, vluchtinformatieverstrekkers en luchtvaartterreininformatieverstrekker moeten hieraan gaan voldoen. Hierin voorziet het nieuwe artikel 24a.
In de luchtvaart zijn simulatoren (STD’s) een onmisbare factor bij het opleiden en het vakbekwaam houden van personeel. In de wereld van luchtvarenden is de kwalificatie van STD’s reeds wettelijk geregeld. Met het onderhavige voorstel wordt voor de luchtverkeersdienstverlening een inhaalslag gemaakt.
De artikelen 25, 26 en 28, die voorschriften bevatten omtrent de examens voor bewijzen van bevoegdheid, zijn vereenvoudigd. Zo staat de grondslag voor het stellen van voorschriften voor de examens niet langer zowel in artikel 25 als in artikel 28 maar uitsluitend in artikel 28. Blijkens artikel 25 bestaat het examen uit een theoretische beoordeling en een beoordeling van de praktische vaardigheden. In het kader van de praktische beoordeling kan de leerling-luchtverkeersleider al tijdens het opleidingstraject worden beoordeeld. Deze mogelijkheid is in de praktijk ontstaan. Bij een praktijkexamen is men immers afhankelijk van het actuele verkeersaanbod, dat tijdens de duur van een praktijkexamen niet altijd toereikend is om de praktische vaardigheden van de kandidaat in voldoende mate te toetsen.
Op grond van artikel 27 moest het examen van luchtvaartterreininformatieverstrekker door Onze Minister worden afgenomen. Door het vervallen van deze afwijkende bepaling, die overigens nooit in werking is getreden, worden ook de examens voor luchtvaartterreininformatieverstrekker door de op grond van artikel 26 te benoemen examencommissie afgenomen.
Op grond van de door de Joint Aviation Authorities (JAA) uitgegeven Joint Aviation Requirements – Flight Crew Licensing (JAR-FCL) inzake onder meer medische keuringen en daarop af te geven medische verklaringen wensen vliegers in het buitenland gekeurd op basis daarvan in Nederland een medische verklaring verstrekt te krijgen. Op dit moment ontbreekt de basis daarvoor in de regelgeving. Op grond van het nieuwe onderdeel i kan de Minister van Verkeer en Waterstaat regels stellen voor het als geldig erkennen van keuringen verricht door in het buitenland krachtens JAR-FCL erkende medische instanties voor het verkrijgen van een medische verklaring. De nadere Nederlandse regels zijn nodig vanwege de mogelijke verschillen die tussen JAA-landen kunnen bestaan.
Artikel II regelt de overgangstermijn voor bewijzen van bevoegdheid afgegeven vóór de inwerkingtreding van het onderhavige besluit. De overgangstermijn wordt verbonden aan de resterende geldigheidsduur van bevoegdverklaringen die in tegenstelling tot de geldigheidsduur van bewijzen van bevoegdheid tijdelijk is. Het bevoegd gezag krijgt hierdoor de gelegenheid de grote aantallen reeds bestaande bewijzen van bevoegdheid met de daarbij behorende bevoegdverklaringen geleidelijk te vervangen.
In afwijking van de overige inwerkingtredingbepalingen treden artikel 20, eerste lid, onderdeel c, en artikel 25, derde lid, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Deze bepalingen hebben betrekking op de vereisten inzake het vermogen tot beheersing van de Engelse taal. Internationaal worden deze eisen nog niet breed toegepast. Teneinde de luchtverkeersleidinginstanties in de gelegenheid te stellen tijdig aan de vereiste standaard te voldoen is besloten de inwerkingtredingdatum bij koninklijk besluit te doen vaststellen.
Met artikel III, tweede lid, onderdeel b, krijgt de sector de gelegenheid tijdig te voldoen aan de eisen die aan opleidingenplannen worden gesteld.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart «Eurocontrol» (Trb.1961, 62).
Het op 7 december 1944 te Chicago gesloten Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2005-401.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.