Besluit van 5 juli 2005, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enkele bepalingen van de Spoorwegwet (Stb. 2003, 264)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 30 juni 2005, nr. HDJZ/S&W/2005-1523, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 127 van de Spoorwegwet (Stb. 2003, 264);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig Artikel

De artikelen 58, derde lid, 73 en 74 van de Spoorwegwet (Stb. 2003, 264) treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 5 juli 2005

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de tweede augustus 2005

De Minister van Justitie a.i.,

M. C. F. Verdonk

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel 58, derde lid, van de Spoorwegwet bevatte een onjuiste implementatie van richtlijn 2001/14/EG. Dit is gerepareerd in artikel 20, onderdeel D, van de Wet BDU verkeer en vervoer (Stb. 2005, 28). Met deze reparatie kan artikel 58, derde lid, in werking treden.

De inwerkingtreding van de artikelen 73 en 74 van de Spoorwegwet hangt samen met de omvorming van de NMa tot zelfstandig bestuursorgaan. Nu de Wet van 9 december 2004, houdende wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Stb. 2005, 172) in werking treedt, is inwerkingtreding van de artikelen 73 en 74 van de Spoorwegwet noodzakelijk geworden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Naar boven