Besluit van 14 januari 2005, houdende intrekking van het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing, alsmede het in verband daarmee treffen van enkele overgangsmaatregelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 24 november 2004, nr. MJZ2004113601, Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 19 van de Wet stedelijke vernieuwing;

De Raad van State gehoord (advies van 16 december 2004, nr. W08.04.0574/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 6 januari 2005, nr. MJZ2004132343, Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing wordt ingetrokken, met dien verstande dat dat besluit, zoals het laatstelijk voor de inwerkingtreding van dit besluit luidde, van toepassing blijft op de ingediende subsidieaanvragen als bedoeld in de artikelen 20 en 29 van eerstgenoemd besluit, zoals die bepalingen laatstelijk voor de inwerkingtreding van dit besluit luidden, waarop nog niet onherroepelijk is beslist voor het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt, en op de verleende subsidies, bedoeld in artikel 3, onder a en b, van eerstgenoemd besluit, zoals die bepalingen laatstelijk voor de inwerkingtreding van dit besluit luidden, die niet zijn ingetrokken of vastgesteld voor het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt.

ARTIKEL II

De bijlagen, genoemd in artikel 46 van het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing, zoals dat artikel laatstelijk voor de inwerkingtreding van dit besluit luidde, kunnen bij ministeriële regeling worden gewijzigd.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag die acht weken ligt na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2005.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 14 januari 2005

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Uitgegeven de eerste februari 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het op artikel 19 van de Wet stedelijke vernieuwing (hierna: Wsv) gebaseerde en in het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing (hierna: het Besluit biosv) uitgewerkte InnovatieProgramma Stedelijke Vernieuwing, dat de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de minister) de bevoegdheid geeft om ter bevordering van innovatieve ontwikkelingen in de stedelijke vernieuwing subsidies te verstrekken, wordt in het tweede investeringstijdvak stedelijke vernieuwing niet voortgezet. Het stimuleren van innovatie door middel van het Besluit biosv was nuttig voor het eerste investeringstijdvak, dat aanving op 1 januari 2000 en zal eindigen op 31 december 2004. Echter, de toegevoegde waarde neemt af naarmate de ervaring met de aanpak van de problematiek toeneemt. Om die reden zal aan artikel 19 van de Wsv voor het tweede investeringstijdvak geen toepassing worden gegeven. Wel zal gebruik gemaakt worden van de delegatiebepaling in artikel 20 van de Wsv, die de mogelijkheid geeft om een deel van het generiek te versleutelen budget af te zonderen ten behoeve van het oplossen van knelpunten of het bevorderen van versnelling in de stedelijke vernieuwing.

Met dit besluit wordt het Besluit biosv dan ook ingetrokken. Daarnaast is een overgangsregeling opgenomen voor de subsidieaanvragen als bedoeld in de artikelen 20 en 29 van het Besluit biosv, zoals deze bepalingen laatstelijk voor de inwerkingtreding van dit besluit luidden, en voor de verleende subsidies ten behoeve van de financiering van de idee- en planvorming voor een project of de uitvoering van een project, bedoeld in artikel 3 van het Besluit biosv, zoals dat laatstelijk voor de inwerkingtreding van dit besluit luidde, voorzover het subsidieaanvragen betreft waarop nog niet onherroepelijk is beslist, dan wel het subsidies betreft die niet zijn ingetrokken of vastgesteld voor het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt.

Artikelsgewijs

Artikel I

Nu het InnovatieProgramma Stedelijke Vernieuwing niet wordt voortgezet, dient het Besluit biosv, betreffende de verlening van subsidies ten behoeve van de financiering van de idee- en planvorming voor een project dan wel de uitvoering van een project, te vervallen. Een daartoe strekkende aanpassing van het Besluit biosv, later gevolgd door een intrekking, zou een dermate omvangrijke wetgevingsoperatie zijn, dat er voor gekozen is om het Besluit biosv nu in te trekken en de daarbij noodzakelijke overgangsvoorzieningen te treffen.

Wanneer het InnovatieProgramma Stedelijke Vernieuwing op 31 december 2004 wordt stopgezet, is mogelijk nog niet op alle in 2004 ingediende subsidieaanvragen onherroepelijk beslist. Daarnaast zullen bovendien nog niet alle projecten waarvoor op basis van het Besluit biosv subsidie is verleend, zijn voltooid. Een aanvraag tot vaststelling van een verleende subsidie kan, ingevolge artikel 45 van het Besluit biosv, zoals dat laatstelijk voor de inwerkingtreding van dit besluit luidde, eerst binnen zes maanden nadat de idee- en planvorming van een project dan wel een project is voltooid, worden ingediend en de minister kan, ingevolge de artikelen 40, tweede en derde lid, 41 en 43 van het Besluit biosv, zoals die bepalingen laatstelijk voor de inwerkingtreding van dit besluit luidden, tot aan de vaststelling nog voorschotten verlenen op de verleende subsidies en/of de verleende subsidies intrekken of wijzigen. Gelet hierop dient het Besluit biosv van toepassing te blijven op de ingediende subsidieaanvragen waarop nog niet onherroepelijk is beslist en de verleende subsidies die niet zijn ingetrokken of vastgesteld voor het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt.

Artikel II

In artikel II is aan de minister de bevoegdheid toegekend om de in artikel 46 van het Besluit biosv, zoals dat artikel laatstelijk voor de inwerkingtreding van dit besluit luidde, genoemde bijlagen – indien nodig – te wijzigen.

Artikel III

In artikel III is – overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de Wsv – bepaald dat het onderhavige besluit niet eerder in werking treedt dan acht weken na plaatsing in het Staatsblad. Gedurende deze periode tussen de bekendmaking en de inwerkingtreding van het besluit wordt het besluit aan de Staten-Generaal voorgelegd.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven