Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2005, 368 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2005, 368 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 28 december 2004, nr. MJZ2004128660, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op de artikelen 2, 40a en 57, tweede en derde lid, van de Woningwet;
De Raad van State gehoord (advies van 17 februari 2005, nr. W08.04.0648/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 juni 2005, nr. MJZ2005124769, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
De bijlage bij het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor het kopje «0. Begripsbepaling» wordt, onder het laten vervallen van de punt, ingevoegd: Hoofdstuk.
2. Voor het kopje «1. Bij een aanvraag om bouwvergunning aan te leveren gegevens en bescheiden» wordt, onder het laten vervallen van de punt, ingevoegd: Hoofdstuk.
3. Voor het kopje «2. Wijze van aanleveren van de gegevens en bescheiden» wordt, onder het laten vervallen van de punt, ingevoegd: Hoofdstuk.
4. Voor het kopje «3. Toelichting op de aan te leveren gegevens en bescheiden» wordt, onder het laten vervallen van de punt, ingevoegd: Hoofdstuk.
In de hoofdstukken 1 tot en met 3 wordt voor de kopjes met de nummers 1.1, 1.2, 1.2.1, 1.2.2, 1.2.3, 1.2.4, 1.2.5, 1.2.6, 1.3, 1.3.1, 1.3.2, 1.4, 1.5, 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 3.1, 3.2, 3.2.1, 3.2.2, 3.2.3, 3.2.5, 3.2.6, 3.2.7, 3.2.8, 3.3, 3.3.1, 3.3.2 en 3.3.3 telkens «§» geplaatst.
Hoofdstuk 0, onderdeel 2, komt te luiden:
2. In bijlage I bij de Regeling Bouwbesluit 2003 is bepaald welke uitgave van de in deze bijlage aangewezen normen van toepassing is.
Paragraaf 1.2.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Onderdeel a komt te luiden:
a. Belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk, alsmede van het bouwwerk als geheel;
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
2. Kwaliteitsverklaringen en CE-markeringen als bedoeld in paragraaf 1.4 van het Bouwbesluit 2003 en gegevens en bescheiden ten behoeve van een beroep op de gelijkwaardigheid, bedoeld in artikel 1.5 van het Bouwbesluit 2003.
Paragraaf 1.2.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In onderdeel b vervalt: en de nagalmtijd van verblijfsruimten ingeval het bouwwerk een onderwijsfunctie heeft.
3. In onderdeel p wordt «oppervlakken» vervangen door: oppervlakten.
4. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
2. Kwaliteitsverklaringen en CE-markeringen als bedoeld in paragraaf 1.4 van het Bouwbesluit 2003 en gegevens en bescheiden ten behoeve van een beroep op de gelijkwaardigheid, bedoeld in artikel 1.5 van het Bouwbesluit 2003.
Paragraaf 1.2.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «vluchtwegaanduiding en» vervangen door: vluchtrouteaanduiding en.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
d. Een afschrift van de sloopvergunning dan wel een bewijs van aanvraag van een sloopvergunning;
e. Een onderzoeksrapport betreffende de bodemgesteldheid.
Paragraaf 1.2.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen d en e vervallen.
2. De onderdelen f en g worden geletterd d en e.
Paragraaf 1.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 1.a komt te luiden:
1.a. Gegevens en bescheiden met betrekking tot belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) en de uiterste grenstoestand van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk alsmede van het bouwwerk als geheel, voorzover het niet de hoofdlijn van de constructie dan wel het constructieprincipe betreft.
2. Onderdeel 3 komt te luiden:
3. Gegevens en bescheiden als genoemd in de paragrafen 1.2.2, 1.2.4 en 1.2.5, voorzover het niet de hoofdlijn van de brandveiligheid betreft.
Paragraaf 2.1 komt te luiden:
De gegevens en bescheiden moeten in een zodanige vorm worden aangeleverd dat een goede en effectieve beoordeling door de gemeente mogelijk is. De aanvrager of een door de aanvrager aangewezen deskundige dient er tevens zorg voor te dragen dat de samenhang tussen de verschillende gegevens blijkt uit de aangeleverde gegevens en bescheiden. Alle tekeningen, berekeningen en andere rapportages moeten door de respectieve opstellers van de adviezen ondertekend dan wel gewaarmerkt zijn.
Paragraaf 2.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder het onderdeel «Schaal van tekeningen (maximaal toe te passen schalen)» wordt in onderdeel 2b na «10.000 m2» ingevoegd: of groter.
2. Het kopje «Maatvoering, maatinschrijving, lijnsoorten, arceringen, aanzichten en doorsneden op bouwkundige tekeningen» wordt vervangen door: Formaat, maatvoering, maatinschrijving, lijnsoorten, arceringen, aanzichten en doorsneden op bouwkundige tekeningen.
3. Het onderdeel «Formaat van de tekeningen» komt te luiden:
Vouwen en inhechten van tekeningen.
– Conform NEN 379
4. Onder het kopje «Plattegrondtekeningen» wordt «– Alle, bijvoorbeeld door middel van arcering aangegeven, oppervlakken die een directe relatie hebben met de berekening en behoren tot:
– Gebruiksfunctie van het gebouw(deel);
– Gebruiksoppervlakte;
– Verwarmde en onverwarmde zones volgens NEN 5128/2916;
– Verblijfsgebied en -ruimte;
– Verkeersruimte;
– Toilet, meterruimte, stallingsruimte en opslagruimte;
– (Integrale) toegankelijkheidssector.»
vervangen door:
– Alle, bijvoorbeeld door middel van arcering aangegeven, oppervlakken die een directe relatie hebben met de berekening van en behoren tot:
• Gebruiksfunctie van het gebouw(deel);
• Gebruiksoppervlakte;
• Verwarmde en onverwarmde zones volgens NEN 5128/2916;
• Verblijfsgebied en -ruimte;
• Verkeersruimte;
• Toilet, meterruimte, stallingsruimte en opslagruimte;
• (Integrale) toegankelijkheidssector.
Paragraaf 2.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het kopje «Algemeen» wordt vervangen door: Eisen algemeen.
2. De tekst onder het kopje «Eisen aan gegevens en resultaten met betrekking tot statische berekeningen, geluidwering, waterdichtheid, temperatuurfactor, ventilatie, daglichttoetreding, energieprestatie, brandveiligheid, thermische isolatie, luchtdoorlatendheid, etc.» wordt als vierde en vijfde gedachtenstreepje toegevoegd onder het kopje «Eisen algemeen».
3. Het kopje «Eisen aan gegevens en resultaten met betrekking tot statische berekeningen, geluidwering, waterdichtheid, temperatuurfactor, ventilatie, daglichttoetreding, energieprestatie, brandveiligheid, thermische isolatie, luchtdoorlatendheid, etc.» vervalt.
4. Onder het kopje «Eisen aan berekeningen thermische isolatie/energieprestatie» worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. Onder het eerste gedachtenstreepje wordt het woord «oppervlak» vervangen door: oppervlakte.
b. Onder het tweede gedachtenstreepje wordt het woord «Oppervlak» vervangen door: Oppervlakte.
Paragraaf 3.2.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin van onderdeel g wordt «bijbehorende kosten» vervangen door: bijkomende kosten.
2. Onderdeel h vervalt.
3. Onderdeel i wordt geletterd h.
Paragraaf 3.2.4 komt te luiden:
1. De gevraagde gegevens en bescheiden moeten in alle gevallen bestaan uit tekeningen en berekeningen betreffende de te wijzigen of te bouwen constructieve delen. Zie voor verdere eisen de paragrafen 2.2 en 2.3.
Indien de aanvraag betrekking heeft op de wijziging of uitbreiding van een bestaand bouwwerk moet uit de aangeleverde gegevens tevens blijken wat de opbouw van de bestaande constructie is (tekeningen en berekeningen) en wat de toegepaste materialen zijn.
Het voldoen aan de gestelde eisen met betrekking tot de uiterste grenstoestand van de fundering moet worden aangetoond door middel van een funderingsplan dat, voorzover de grondslag en/of de aard van het bouwwerk daartoe aanleiding geven, gebaseerd moet zijn op een onderzoek naar de draagkracht van de ondergrond. In het funderingsplan moet een plattegrond van de fundering zijn opgenomen. De gevraagde gegevens moeten tevens op deze plattegrond zijn weergegeven. In een funderingsplan is of zijn over het algemeen de volgende onderwerpen opgenomen:
a. Een funderingsadvies, waarin de keuze van het funderingssysteem wordt gemotiveerd, gebaseerd op berekeningen van de draagkracht van de ondergrond;
b. de aanlegdiepte van de fundering;
c. het paaltype, de paallengte en -doorsnede, dan wel de diepte en soort van de grondverbetering.
2. Met betrekking tot gelijkwaardigheid stelt het Bouwbesluit 2003 in artikel 1.5:
Aan een in het tweede tot en met zesde hoofdstuk [van het Bouwbesluit 2003] gesteld voorschrift dat moet worden toegepast om te voldoen aan een met betrekking tot een bouwwerk of een gedeelte daarvan gestelde eis, behoeft niet te worden voldaan, voorzover anders dan door toepassing van dat voorschrift het bouwwerk of het betrokken gedeelte daarvan ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt, als is beoogd met het betrokken voorschrift.
Met dit artikel voorziet het Bouwbesluit 2003 in de mogelijkheid om, mits binnen het kader van de functionele eisen wordt gebleven, af te wijken van de in het Bouwbesluit 2003 gegeven prestatie-eisen. Redenen voor afwijking van de in het Bouwbesluit 2003 gegeven prestatie-eisen kunnen bijvoorbeeld zijn de aard van het desbetreffende bouwwerk of de toepassing van innovatieve materialen en constructies. De aanvrager die een beroep op dit gelijkwaardigheidsartikel doet moet ten genoegen van burgemeester en wethouders aantonen dat het bouwwerk ten minste een zelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met het betrokken voorschrift.
Met betrekking tot kwaliteitsverklaringen stelt het Bouwbesluit 2003 in artikel 1.6:
Indien bij of krachtens dit besluit een eis is gesteld ten aanzien van een bouwmateriaal of bouwdeel en voor dat bouwmateriaal of bouwdeel een op die eis toegesneden, door Onze Minister erkende kwaliteitsverklaring is afgegeven, is aan de betreffende eis voldaan, indien dat bouwmateriaal of bouwdeel overeenkomstig die kwaliteitsverklaring is toegepast.
Alleen die kwaliteitsverklaringen die een relatie hebben met een voorschrift van het Bouwbesluit 2003, en door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zijn erkend, leveren voldoende bewijs op dat aan een bij of krachtens dit besluit gegeven voorschrift is voldaan.
Met de overlegging van erkende kwaliteitsverklaringen/CE-markeringen en/of verklaringen van gelijkwaardigheid, welke voldoen aan het in de Regeling Bouwbesluit 2003 gestelde, wordt voldaan aan de in artikel 4 van dit besluit gestelde eis dat aannemelijk gemaakt moet worden dat het bouwen voldoet aan de desbetreffende eis.
Paragraaf 3.2.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In onderdeel 1.a (nieuw) wordt «afdeling 5.2» vervangen door: afdeling 5.3.
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
2. Zie de toelichting op paragraaf 1.2.3, in paragraaf 3.2.4, onder 2.
Paragraaf 3.2.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan onderdeel a worden onder vervanging van de punt aan het einde van de laatste volzin door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:
3. indien een bouwput moet worden gemaakt voor een ondergronds gelegen bouwdeel: de hoofdopzet van de verticale bouwputafscheiding en de bouwputbodem en de uitgangspunten voor een bemalingsplan;
4. de uitgangspunten voor een monitoringsplan ter voorkoming van schade aan naburige bouwwerken.
2. Na onderdeel c worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
d. Artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van de Woningwet verplicht gemeenten in hun bouwverordening voorschriften omtrent slopen op te nemen. Ingeval voor uitvoering van de bouwwerkzaamheden ook sloopwerk noodzakelijk is, is krachtens de gemeentelijke bouwverordening veelal een sloopvergunning noodzakelijk. Bij de aanvraag om bouwvergunning moet in de desbetreffende gevallen een beschikking of een bewijs van aanvraag om sloopvergunning worden bijgevoegd.
Op grond van artikel 26 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing kan het verlenen van een bouwvergunning voor een bouwwerk, dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen een gebied, waar het op grond van artikel 20 dan wel 25 van die wet verboden is om zonder vergunning te slopen, en dat het slopen van een bestaand bouwwerk zou medebrengen, afhankelijk worden gesteld van een bankgarantie ten bedrage van ten hoogste één-vijfde gedeelte van de door burgemeester en wethouders geschatte bouwkosten. Indien de desbetreffende bankgarantie in dergelijke gevallen niet is verleend (en dus niet tezamen met een beschikking of een bewijs van aanvraag om sloopvergunning kan worden overgelegd), kan de bouwvergunning worden geweigerd.
e. Artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de Woningwet verplicht gemeenten in hun bouwverordening voorschriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem op te nemen. Die voorschriften hebben op grond van artikel 8, vierde lid, van de Woningwet onder meer betrekking op het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport. Op hoofdlijnen weergegeven is deze verplichting door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten als volgt uitgewerkt in de artikelen 2.1.5 en 2.4.1 van de Modelbouwverordening (Mbv). Het onderzoek dient te bestaan uit de resultaten van een verkennend onderzoek, verricht volgens NEN 5740, bijlage B (uitgave 1999), waarbij voor een terrein dat als verdacht geldt het onderzoeksrapport daarnaast nog dient te bestaan uit de resultaten van een onderzoek volgens het gecombineerde protocol Bodemonderzoek milieuvergunningen en BSB (SDU, uitgave oktober 1993). Uit de systematiek van NEN 5740 volgt dat voorafgaand aan het verkennend onderzoek eerst een vooronderzoek volgens NVN 5725 dient te worden uitgevoerd (ook wel historisch onderzoek genoemd) ten behoeve van de onderzoekshypothese en een eventuele onderverdeling van het terrein. De aanwezigheid van asbest in de bodem kan daarbij worden onderzocht door aan het vooronderzoek volgens NEN 5740 een onderzoek volgens NEN 5707 (indien de bodem en grond minder dan 20% puin bevat) respectievelijk NEN 5897 (indien de bodem en grond 20% of meer puin bevat) te koppelen. Indien het vooronderzoek uitwijst dat de locatie onverdacht is, kunnen burgemeester en wethouders besluiten ontheffing te verlenen voor het uitvoeren van het verkennend onderzoek. Indien de resultaten van het verkennend onderzoek uitwijzen dat sprake is van bodemverontreiniging en voor de beoordeling van de ernst van de verontreiniging een nader onderzoek onontkoombaar is, dient nader onderzoek volgens het Protocol Nader Onderzoek deel 1 (SDU, uitgave 1994) of de Richtlijn Nader Onderzoek (SDU, uitgave 1995) te worden verricht. De bouwvergunningaanvrager hoeft niet altijd een bodemonderzoeksrapport aan te leveren. Op grond van artikel 8, derde lid, van de Woningwet is een bodemonderzoeksrapport alleen voorgeschreven voor bouwwerken waarbij een reguliere bouwvergunning nodig is en waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen aanwezig zijn, mits dat bouwwerk de grond raakt of sprake is van een verandering van het niet-wederrechtelijke gebruik. Maar ook dan is een bodemonderzoeksrapport niet altijd vereist: burgemeester en wethouders kunnen hiervan, op grond van artikel 2.1.5 van de bouwverordening, namelijk nog ontheffing verlenen. Voor het geval wel een bodemonderzoeksrapport dient te worden aangeleverd maar het bouwen pas kan plaatsvinden nadat de aanwezige bouwwerken zijn gesloopt, bevat artikel 2.1.5 Mbv het voorschrift dat het bodemonderzoek dient plaats te vinden nadat is gesloopt en voordat met de bouw wordt begonnen. Dit brengt met zich dat het resultaat van een bodemonderzoek niet altijd kan worden overgelegd bij de aanvraag om bouwvergunning. Daarom behoort dit onderzoeksrapport tot de bescheiden die op grond van onderdeel 3 van paragraaf 1.5 van deze bijlage eerst na indiening van de aanvraag om bouwvergunning doch uiterlijk drie weken voor de aanvang van de desbetreffende bouwwerkzaamheden mogen worden aangeleverd. Voorwaarde voor latere indiening van het onderzoeksrapport is dat burgemeester en wethouders met die latere indiening instemmen. Op basis van het bepaalde in artikel 56 van de Woningwet kan het tijdstip van latere indiening door hen zo nodig in een voorwaarde bij de bouwvergunning worden vastgelegd.
Paragraaf 3.2.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen d en e vervallen.
2. De onderdelen f en g worden geletterd d en e.
3. Onderdeel d (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. «Artikelen» wordt vervangen door: Artikel.
b. «Bouwbesluit» wordt vervangen door: Bouwbesluit 2003.
Paragraaf 3.2.8 , onderdeel 1, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt: «reguliere bouwvergunning» vervangen door: bouwvergunning.
2. De laatste volzin van onderdeel a komt te luiden:
De detailberekeningen en tekeningen ten behoeve van de uitvoering mogen op een later tijdstip, doch uiterlijk drie weken voor aanvang van de betreffende werkzaamheden, worden aangeleverd. Hiertoe worden onder meer gerekend:
– wapeningsberekeningen en -tekeningen van in het werk gestorte en geprefabriceerde betonconstructies;
– detailberekeningen en -tekeningen van niet tot de hoofdlijn van de constructie behorende delen van beton-, staal- en houtconstructies;
– detailberekeningen en -tekeningen van verbindingen en verankering en van beton-, staal- en houtconstructies;
– detailberekeningen en -tekeningen van constructief metselwerk.
Paragraaf 3.3.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 1 wordt «onder i» vervangen door: onder h.
2. In onderdeel 5 wordt «onderdelen f en g» vervangen door: onderdelen d en e.
De na paragraaf 3.3.3 opgenomen tabel wordt vervangen door:
Verklaring bij digitale indiening | Aanvraagformulier | Tekeningen/plattegronden | Doorsneden | Constructietekeningen | Geveltekeningen | Situatietekeningen | Beschikkingen/vergunningen | Rapportages/berekeningen | Certificaten | Overig/onbepaald | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Te verstrekken informatie | |||||||||||||
A=op papier/X=op papier of digitaal) | |||||||||||||
§1.1 | a | Naam, correspondentieadres en handtekening aanvrager | A | X | |||||||||
b | Naam en adres gemachtigde, inclusief machtiging | X | |||||||||||
c | Gegevens onderneming(en) die de werkzaamheden uitvoert/uitvoeren | X | |||||||||||
d | Uittreksel Kamer van Koophandel uitvoerende bouwwerkzaamheden | X | |||||||||||
e | Aard van de bouwwerkzaamheden | X | |||||||||||
f | Lokale en kadastrale aanduiding | X | X | ||||||||||
g | (geraamde) aannemeningssom | X | |||||||||||
h | Overzichtslijst/verklaring digitaal ingediende gegevens en bescheiden | A | X | ||||||||||
§1.2.1 | a | Plattegronden en doorsnedetekeningen | X | ||||||||||
b | Aanduiding bestemmingen | X | |||||||||||
c | Beoogd gebruik | X | |||||||||||
d | Inhoud en bruto vloeroppervlakte | X | |||||||||||
e | Afmetingen perceel en situering | X | X | ||||||||||
f | Hoogte bouwwerk en aantal bouwlagen | X | |||||||||||
g | Inrichting parkeervoorzieningen | X | |||||||||||
h | Indieningsvereisten Agrarische Adviescommissie | X | |||||||||||
i | Indieningsvereisten toetsing leefmilieuverordening | X | |||||||||||
§1.2.2 | a | Geveltekeningen en belendende bebouwing | X | X | |||||||||
b | Detailtekeningen gezichtsbepalende bouwdelen | X | X | ||||||||||
c | Foto’s bestaande situatie en omliggende bebouwing | X | |||||||||||
d | Materiaal- en kleurgebruik | X | X | ||||||||||
1.2.3 | 1a | Belastingen en belastingcombinaties constructie | X | X | |||||||||
1b | De uiterste grenstoestand van de bouwconstructie | X | |||||||||||
2 | Kwaliteitsverklaringen e.d. | X | |||||||||||
§1.2.4 | 1a | EPC, thermische eigenschappen en luchtdoorlatendheid | X | ||||||||||
1b | Geluidwering uitwendige scheidingsconstructie en geluidabsorptie | X | |||||||||||
1c | Daglichttoetreding | X | X | ||||||||||
1d | Ventilatievoorzieningen, verbrandingsgassen en verbrandingslucht | X | X | ||||||||||
1e | Brandveiligheid en rookproductie | X | |||||||||||
1f | Brand- en rookcompartimentering | X | X | ||||||||||
1g | Vluchtroute en brandveiligheidsvoorzieningen | X | |||||||||||
1h | Noodstroomvoorziening en -verlichting | X | X | ||||||||||
1i | Wateropname materialen vloer, wand en plafonds in sanitaire ruimten | X | |||||||||||
1j | Lucht- en waterdichtheid en vochtwerende voorzieningen | X | |||||||||||
1k | Riolering en hemelwaterafvoeren | X | X | ||||||||||
1l | Gas-, elektra- en waterleiding, inclusief aansluitpunten | X | X | ||||||||||
1m | Drinkwater- en warmwatervoorzieningen | X | X | ||||||||||
1n | Inbraakwerendheid | X | |||||||||||
1o | Weren van ratten en muizen | X | X | ||||||||||
1p | Gebruiksfunctie en afmetingen van ruimten | X | |||||||||||
1q | Opslagplaats afvalstoffen | X | |||||||||||
1r | Opslagplaats gevaarlijke stoffen | X | |||||||||||
1s | Stallingsruimte voor fietsen | X | |||||||||||
1t | Intergrale toegankelijkheid en toegankelijkheid van ruimten | X | |||||||||||
1u | Trappen, hellingbanen en vloerafscheidingen | X | X | X | |||||||||
1v | Opstelplaats aanrecht, kooktoestel, stooktoestel en ww-voorzieningen | X | |||||||||||
1w | Aanduiding bad- en toiletruimte, meterruimte, liften en liftschachten | X | X | ||||||||||
1x | Hoogteligging vloeren | X | |||||||||||
1y | Draairichting draaiende delen | X | |||||||||||
2 | Kwaliteitsverklaringen e.d. | X | |||||||||||
§1.2.5 | a | Bouwveiligheidsplan en toegankelijkheid bouwplaats | X | ||||||||||
b | Brandveiligheidinstallaties | X | X | ||||||||||
c | bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen van brandweervoertuigen. | X | |||||||||||
d | Sloopvergunning | X | |||||||||||
e | Rapportage bodemgesteldheid | X | |||||||||||
§1.2.6 | a | Kernenergiewet/Wet milieubeheer | X | ||||||||||
b | Wet ziekenhuisvoorzieningen | X | |||||||||||
c | Monumentenvergunning | X | |||||||||||
d | Indieningsvereisten experimentele bouw | X | |||||||||||
e | Indieningsvereisten vrijstelling bestemmingsplan | X |
Artikel II van het besluit van 17 december 2004 (Stb. 2005, 1), houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003, komt te luiden:
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
S. M. Dekker
Uitgegeven de zesentwintigste juli 2005
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Op 1 januari 2003 is het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning in werking getreden (hierna ook te noemen: Biab)1. Met het Biab en de daarbij behorende bijlage zijn de indieningsvereisten voor het indienen van een aanvraag om bouwvergunning, die voorheen in de gemeentelijke bouwverordeningen werden voorgeschreven, landelijk geüniformeerd. Met het voorliggende wijzigingsbesluit wordt een aantal wijzigingen in de bijlage bij het Biab aangebracht. Voor deze methode is gekozen omdat de opzet van de bijlage en de aard van de wijzigingen hiertoe aanleiding geeft. Die wijzigingen bestaan uit enkele technische verbeteringen, een aantal verduidelijkingen van ondergeschikte betekenis alsmede een aanpassing die noodzakelijk is om de Biab-voorschriften af te stemmen op de wijziging van het Bouwbesluit 2003 (Stb. 2005,1).
De verbeteringen en verduidelijkingen betreffen vooral de voorschriften in de Biab-bijlage over het indienen van:
– kwaliteitsverklaringen en CE-markeringen, zoals bedoeld in paragraaf 1.4 van het Bouwbesluit 2003;
– gegevens en bescheiden waarmee de technische gelijkwaardigheid van ontwerpoplossingen, zoals bedoeld in paragraaf 1.3 van het Bouwbesluit 2003, wordt aangetoond;
– gegevens en bescheiden betreffende het onderzoek naar bodemverontreiniging;
– een afschrift van de sloopvergunning dan wel een bewijs van aanvraag van die vergunning;
– gegevens en bescheiden betreffende de constructieve veiligheid van het bouwwerk, en
– de nummering.
De wijziging in verband met de afstemming op de gelijktijdig in werking tredende wijziging van het Bouwbesluit 2003 betreft het vervallen van het voorschrift inzake het indienen van gegevens en bescheiden over geluidsbescherming in gebouwen met een onderwijsfunctie.
Voorts is een artikel opgenomen waarmee de inwerkingtredingsbepaling van genoemde wijziging van het Bouwbesluit 2003 zo is gewijzigd dat de inwerkingtreding voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. Gevolgde procedure en inspraak
Aan de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van dit wijzigingsbesluit is bijzondere aandacht besteed in het licht van het VROM-VNG actieprogramma Handhaving Bouwregelgeving (Kamerstukken II 2000/2001, 27 600 XI, nr. 51).
Voorts heeft afstemming plaatsgevonden met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Vereniging Stadswerk Nederland en de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland.
Het ontwerpbesluit is besproken in het Interdepartementaal Overleg Bouwregelgeving (IOB), de Juridisch Technische Commissie (JTC) en het Overlegplatform Bouwregelgeving (OPB). Het OPB heeft positief geadviseerd.
3. Toetsing administratieve lasten
Het onderhavige wijzigingsvoorstel is getoetst op de effecten op de administratieve lasten. Een concepttekst van dit voorstel is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Het college heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid advies uit te brengen omdat het college niet verwacht dat de wijziging van de bijlage zal leiden tot enige toename van administratieve lasten voor het bedrijfsleven.
Invoering van deze wijzigingen van de Biab-bijlage zal vooraf worden gegaan door de nodige voorlichtingsactiviteiten. Een doorlopende tekst van de bijlage zal op vrom.nl worden geplaatst. Gemeenten zullen door een zogenoemde MG-circulaire van de wijziging in kennis worden gesteld. Deze circulaire zal eveneens op www.vrom.nl worden geplaatst. Daarnaast zal ten behoeve van de vakpers een persbericht worden uitgegeven. Verder zullen de leden van het IOB, de JTC en het OPB afschrift van het wijzigingsbesluit ontvangen teneinde hun achterban te informeren. Voor beantwoording van eventuele vragen over het Biab, de daarbij behorende bijlage en de voorliggende wijziging daarvan kan men zo nodig terecht bij de helpdesk bouwregelgeving.
Om verwijzing naar onderdelen van de bijlage gemakkelijker te maken is de nummering van de hoofdstukken en paragrafen verduidelijkt. Onder handhaving van de bestaande nummering zijn de diverse onderdelen van de bijlage voorzien van het voorvoegsel hoofdstuk respectievelijk paragraaf.
Met deze wijziging van het tweede lid is duidelijk gemaakt dat de datering van de in de Biab-bijlage genoemde NEN-normen niet meer in NEN 2000 is opgenomen maar in bijlage I bij de Regeling Bouwbesluit 2003.
Onderdeel h van paragraaf 1.1 is verplaatst waarbij onderdeel i tot h geletterd is.
Aanleiding hiervoor is dat in de praktijk uit het onderbrengen van de voorschriften met betrekking tot de gelijkwaardigheid in paragraaf 1.1 soms ten onrechte geconcludeerd werd dat bedoelde verklaringen en gegevens en bescheiden altijd tegelijk met het aanvraagformulier voor een aanvraag om bouwvergunning dienden te worden aangeleverd. Het betreft hier zaken die naar hun aard in de praktijk vaak pas later in het proces van bouwplanontwikkeling beschikbaar (kunnen) zijn. Door deze voorschriften in de paragrafen 1.2.3 en 1.2.4 onder te brengen wordt verduidelijkt dat deze verklaringen en gegevens en bescheiden op grond van paragraaf 1.5 soms ook later mogen worden ingediend.
Aan de paragrafen 1.2.3 en 1.2.4 is een tweede onderdeel toegevoegd waarin onderdeel h van paragraaf 1.1 is opgenomen. In paragraaf 1.2.4 is de nagalmtijd van verblijfsruimten bij de onderwijsfunctie geschrapt. Deze wijziging die is opgenomen in paragraaf 1.2.4, onderdeel 1, onder b, vloeit voort uit de afstemming op de wijziging van het Bouwbesluit 2003 waarin de voorschriften inzake de geluidsbescherming (nagalm) in te bouwen bouwwerken met een onderwijsfunctie worden geschrapt. Door het schrappen van deze eis in het Bouwbesluit 2003 vervalt de noodzaak om in de Biab-bijlage voor te schrijven dat door de aanvrager in de bouwvergunningprocedure gegevens en bescheiden over het voldoen aan die eis moeten worden aangeleverd. Genoemde wijziging van het Bouwbesluit 2003 zal tegelijk met het onderhavige wijzigingsbesluit in werking treden.
In paragraaf 1.2.5 zijn de onderdelen d en e toegevoegd. Hiermee zijn de voorschriften over het indienen van de vereiste gegevens en bescheiden inzake de sloopvergunning respectievelijk het bodemonderzoekrapport verplaatst van paragraaf 1.2.6 naar paragraaf 1.2.5. Op deze wijze is het mogelijk die stukken op grond van paragraaf 1.5, onderdeel 3, in voorkomende gevallen eerst na het indienen van het aanvraagformulier voor het aanvragen van de bouwvergunning aan te leveren (wanneer burgemeester en wethouders op grond van artikel 4, derde lid, Biab met die latere indiening instemmen).
De doorverwijzingen in de paragrafen 1.3.1, onderdeel c, en 1.4, onderdeel d, zijn overeenkomstig de wijzigingen in de onderdelen G en H aangepast.
Met de wijzigingen die in paragraaf 1.5 zijn opgenomen, is verduidelijkt welke gegevens en bescheiden inzake de constructieve veiligheid later mogen worden ingeleverd. De in de eerdere Biab-bijlage opgenomen omschrijving van gegevens en bescheiden inzake constructieve veiligheid, bleek voor de uitvoeringspraktijk onvoldoende duidelijk. Door de aangescherpte redactie van het eerste en derde onderdeel worden interpretatieverschillen voorkomen.
De wijzigingen in paragraaf 2.2 betreffen een aantal verduidelijkingen en verbeteringen van de voorschriften omtrent de eisen waaraan bij de bouwaanvraag in te dienen tekeningen moeten voldoen.
De wijzigingen in het onderdeel «Vouwen en inhechten van tekeningen» (was «Formaat tekeningen») zijn een gevolg van het feit dat het formaat van bouwkundige tekeningen reeds afdoende is geregeld door de norm NEN 2302, zodat het tevens aanwijzen van de norm NEN-ISO 216 overbodig is. Bij «Plattegrondtekeningen» is bij het zevende onderdeel het woordje «van» in de zinsnede over oppervlakken opgenomen. Hiermee is een onduidelijkheid over de reikwijdte van dit voorschrift weggenomen.
In paragraaf 2.3 zijn enkele kopjes die boven de diverse eisen aan berekeningen zijn geplaatst verduidelijkt. Door samenvoeging van de eerste twee kopjes en vervanging van het kopje «Algemeen» door «Eisen algemeen» komt duidelijker tot uitdrukking dat ook de eisen die gesteld worden aan symbolen, afkortingen en numerieke gegevens, algemeen geldende eisen aan in te dienen berekeningen zijn. Door het vervangen van het woord «oppervlak» door «oppervlakte» is beter aangesloten op de terminologie die wordt gehanteerd in NEN-normen.
Eerder was in paragraaf 3.2.1 abusievelijk aangegeven dat ook «de bijbehorende kosten» tot de bouwkosten worden gerekend. Bedoeld was de bijkomende kosten. Dit is gecorrigeerd.
De toelichting in paragraaf 3.2.4 op de gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2003 met betrekking tot constructieve veiligheid (§ 1.2.3) is uitgebreid. Met name zijn enkele wijzigingen aangebracht die een gevolg zijn van het verplaatsen van de voorschriften inzake het indienen van kwaliteitsverklaringen als bedoeld in paragraaf 1.4 van het Bouwbesluit 2003 en gegevens en bescheiden ten behoeve van de gelijkwaardigheid, van paragraaf 1.1 naar de paragrafen 1.2.3 en 1.2.4.
Aan paragraaf 3.2.5 is een verwijzing naar de toelichting op paragraaf 1.2.3 toegevoegd.
Aan paragraaf 3.2.6 zijn twee onderdelen (d en e) toegevoegd met informatie over artikel 8 van de Woningwet inzake de voorschriften omtrent het slopen respectievelijk het bouwen op verontreinigde grond. De passages over het bodemonderzoek (srapport) zijn afgestemd op de model-voorschriften over bodemonderzoek van de Modelbouwverordening 1992 van de VNG, zoals dat model na de 9e serie wijzigingen van 9 oktober 2003 luidt.
De in paragraaf 3.2.7 vervallen onderdelen zijn toegevoegd aan paragraaf 3.2.6 (onderdeel T).
Met de wijziging van paragraaf 3.2.8, onderdeel 1, onder a, is verduidelijkt tot welk moment de overige gegevens en bescheiden mogen worden aangeleverd.
In de tabel is het onderdeel kwaliteitsverklaringen e. d. verplaatst van paragraaf 1.1 naar paragraaf 1.2.3. Voorts is de nummering in de tabel aangepast (zie onderdelen A en B).
Met dit artikel wordt de inwerkingtredingsbepaling van het besluit van 17 december 2004, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (Stb. 2005, 1) gewijzigd. Hiermee is het mogelijk dat het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging van het Bouwbesluit 2003 voor de verschillende artikelen of onderdelen verschillend wordt vastgesteld.
Dit besluit zal tegelijk met de hierboven genoemde wijziging van het Bouwbesluit 2003 in werking treden, naar verwachting is dit 1 september 2005. Naar het zich laat aanzien zal een enkel artikel van de wijziging van het Bouwbesluit 2003 eerst op een later moment in werking treden.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
S. M. Dekker
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2005-368.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.