Besluit van 21 januari 2005, houdende vaststelling van het tijdstip waarop
enige artikelen van de Algemene bijstandswet vervallen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der
Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 januari 2005, Directie Werk
en bijstand, nr. W&B/URP/05/3693;
Gelet op
artikel 2, tweede lid, van de
Invoeringswet Wet werk en
bijstand;
Hebben goedgevonden en
verstaan:
Enig Artikel
De
artikelen 65, 70, 106 tot en met 108a, 113 tot en met 115 en, voor
zover het niet betreft zelfstandigen als bedoeld in artikel 7 van de
Invoeringswet Wet werk en bijstand, de artikelen 14 tot en met 14f en
142a van de Algemene bijstandswet vervallen met ingang van 1 februari
2005.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de
uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden
geplaatst.
's-Gravenhage, 21
januari
2005
Beatrix
De
Staatssecretaris van
Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
H. A.
L. van Hoof
Uitgegeven de zevenentwintigste januari 2005
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner
NOTA VAN TOELICHING
In het kader van de invoering van de Wet werk en
bijstand (WWB) is besloten een aantal artikelen van de WWB later in te
voeren. De reden daarvan was ondermeer gelegen in de noodzaak om de
gemeenten extra tijd te geven voor het voorbereiden en invoeren van de
gemeentelijke regelgeving die door de WWB wordt voorgeschreven. In
samenhang daarmee bleef een aantal bepalingen van de Algemene
bijstandswet (Abw) van kracht tot aan het moment dat een gemeente deze
regelgeving had ingevoerd.
In het Besluit van 10 oktober 2003
houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet
werk en bijstand en van de Invoeringswet Wet werk en bijstand (Stb.
2003, 386) juncto de Invoeringsregeling WWB (Stcrt. 2003, 203) is
bepaald dat deze gemeentelijke regelgeving uiterlijk 1 januari 2005
moet zijn ingevoerd dan wel zoveel eerder als dit door een individuele
gemeente wenselijk werd geacht.
Inmiddels is gebleken dat een
beperkt aantal gemeenten er niet in is geslaagd om de eigen
gemeentelijke regelgeving op 1 januari 2005 volledig in te voeren.
Daardoor is de situatie ontstaan dat een aantal bepalingen van de Abw
in die gemeenten langer van kracht is gebleven dan bij de invoering van
de WWB was bedoeld. Deze situatie is niet langer wenselijk.
Om
deze reden wordt met het onderhavige besluit uitvoering gegeven aan het
laten vervallen van deze artikelen, zoals bepaald in artikel 2,
onderdeel a, van het eerder genoemde Besluit van 10 oktober
2003.
Met dit besluit wordt nog niet volledig
uitvoering gegeven aan het laten vervallen van alle artikelen van de
Abw die in artikel 2, onderdeel a, van het Inwerkingtredingsbesluit
worden genoemd. De reden hiervoor is dat inmiddels is afgezien van de
regelgeving voor zelfstandigen die was voorzien ten tijde van de
volledige invoering van de WWB per 1 januari 2005. Dit betekent dat de
artikelen 14 tot en met 14f, 66 en 142a van de Abw voor zelfstandigen
vooralsnog van kracht moeten blijven. Met betrekking tot artikel 66 van
de Abw wordt opgemerkt dat dit reeds is geregeld in het Besluit van 10
oktober 2003 (Stb. 2003, 386).
De
Staatssecretaris van
Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
H. A.
L. van
Hoof