Besluit van 14 januari 2005, houdende wijziging van het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 1 december 2004, nr. MJZ2004120244, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op richtlijn nr. 2004/98/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 september 2004 tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad wat betreft de beperking van het op de markt brengen en het gebruik van pentabroomdifenylether in noodevacuatiesystemen van vliegtuigen met het oog op de aanpassing van bijlage I daarbij aan de technische vooruitgang (PbEU L 305) en artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen;

De Raad van State gehoord (advies van 23 december 2004, nr. W08.04.0581/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 6 januari 2005, nr. MJZ2005000955, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 15b van het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het is verboden producten in Nederland in te voeren, aan een ander ter beschikking te stellen of voorhanden te hebben in handelsvoorraden, indien deze of onderdelen daarvan een stof als bedoeld in het eerste lid bevatten in een hogere concentratie dan 0,1 massaprocent.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Wat betreft de stof pentabroomdifenylether (Cas-nummer 32534-81-9) is tot 31 maart 2006:

    a. het eerste lid niet van toepassing indien wordt aangetoond dat de stof bestemd is voor de productie van noodevacuatiesystemen van vliegtuigen;

    b. het tweede lid niet van toepassing op noodevacuatiesystemen van vliegtuigen.

  • 4. Indien de termijn, genoemd in bijlage I, punt 44, paragraaf 3, bij richtlijn 76/769/EEG van de Raad zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 2004/98/EG (PbEU L 305) wordt gewijzigd, treedt die termijn in de plaats van de termijn, genoemd in de aanhef van het derde lid, met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 14 januari 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de zevenentwintigste januari 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Na de inwerkingtreding van richtlijn nr. 2003/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 februari 2003 tot vierentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (pentabroomdifenylether, octabroomdifenylether) (PbEG L 42), geïmplementeerd met het Besluit van 11 maart 2004, houdende wijziging van (onder meer) het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998 (Stb. 133) werd geconstateerd, dat de stof pentabroomdifenylether wordt toegepast in speciale weefsels voor evacuatieglijbanen en glijvlotten van vliegtuigen. Gezien de uitgebreide veiligheidsproeven en voorschriften zijn hiervoor thans geen bruikbare vervangende stoffen voorhanden. Aangezien emissies uit dergelijke toepassingen uitsluitend in noodsituaties en dan nog slechts gedurende korte tijd zullen plaatsvinden en alleen in het zeldzame geval dat het materiaal in brand raakt, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen besloten voor deze toepassing een tijdelijke uitzondering te maken.

Hoewel er door de Commissie blijkens de richtlijn van wordt uitgegaan, dat er op 31 maart 2006 voldoende vervangende stoffen zullen zijn, is – met het oog op de soms zeer korte implementatietermijnen – in artikel I (artikel 15b, vierde lid) van het onderhavige besluit voorzien in een mogelijke verlenging van die termijn mits dit voortvloeit uit een richtlijn van de Commissie. In voorkomend geval zal de verlengde termijn zo snel mogelijk in werking treden, namelijk op het moment van inwerkingtreding van die richtlijn van de Commissie. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat ook in die richtlijn, net als in de onderhavige richtlijn, een datum zal worden opgenomen waarop deze uiterlijk moet zijn omgezet. De Minister van VROM maakt in dat geval de verlenging van de termijn bekend in de Staatscourant.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het tweede lid van artikel 15b in overeenstemming te brengen met de tekst van punt 44, paragraaf 2, bij richtlijn nr. 76/769/EEG zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 2003/11/EG (PbEU L 42). Uit die paragraaf blijkt namelijk dat het verbod geen betrekking heeft op afzonderlijke onderdelen, maar uitsluitend op producten indien deze zelf of onderdelen daarvan pentabroomdifenylether of octabroomdifenylether bevatten in een hogere concentratie dan 0,1 massaprocent. Immers, zelfstandig op de markt gebrachte onderdelen zijn ook producten. Essentie van de betreffende paragraaf is, dat de producten ook geen onderdelen mogen bevatten met een hogere concentratie pentabroomdifenylether of octabroomdifenylether dan 0,1 massaprocent; de concentratie dient dan uitsluitend voor het onderdeel te worden bepaald, niet voor het gehele product.

De administratieve lasten voor bedrijfsleven, overheid en burger zullen door dit besluit niet toe- of afnemen. Derhalve is het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten niet geraadpleegd.

Door dit besluit behoeven tot 31 maart 2006 geen kosten te worden gemaakt voor de vervanging van de zonder dit besluit verboden evacuatiesystemen.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven