Besluit van 22 juni 2005, houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur aan de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 14 april 2005, Directie Wetgeving, nr. 5346510/05/6;

Gelet op:

– artikel 9, eerste lid, van de Archiefwet 1995,

– de artikelen 69, tweede lid, en 70 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren,

– de artikelen 16, eerste lid, 17, 17a en 34 van de Kernenergiewet,

– de artikelen 14, tweede lid, en 16, tweede lid, van de Loodsenwet,

– de artikelen 25, derde en vijfde lid, en 76, eerste lid, onder a en e, van de Luchtvaartwet,

– de artikelen 49 en 52 van de Mijnbouwwet,

– artikel 5, eerste lid, van de Ontgrondingenwet,

– de artikelen 33, 36 en 41, tweede lid, van de Wegenwet,

– artikel 3, zesde lid, van de Wet agrarisch grondverkeer,

– artikel 4 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken,

– de artikelen 8 en 16, eerste lid, onder b, en tweede lid, van de Wet bodembescherming,

– de artikelen 71, vierde lid, 89, derde lid, en 174 van de Wet geluidhinder,

– artikel 8.15 van de Wet luchtvaart,

– de artikelen 7.2, 7.4, 7.5, achtste lid, 7.8e, 7.35, vierde lid, en 10.17 van de Wet milieubeheer,

– de artikelen 24, 26 en 39, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen,

– artikel 16, tweede lid, van de Wet op de waterhuishouding,

– artikel 4a, eerste en tweede lid, van de Wet rampen en zware ongevallen en

– artikel 6, derde lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen

alsmede op artikel V van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en artikel 2, eerste lid, van hoofdstuk 11 van de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb;

De Raad van State gehoord (advies van 1 juni 2005, nr. W03.05.0138/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 21 juni 2005, Directie Wetgeving, nr. 5357606/05/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Artikel 1

In artikel 2, tweede lid, van het Besluit rampbestrijdingsplannen inrichtingen wordt «de artikelen 3:17 van de Algemene wet bestuursrecht of» vervangen door: artikel.

Artikel 2

In artikel 2, tweede lid, van het Besluit rampbestrijdingsplannen luchtvaartterreinen wordt «Afdeling 3:4» vervangen door: Afdeling 3.4.

HOOFDSTUK 2. MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Enig artikel

Het Mijnbouwbesluit wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 94, vierde lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing op de voorbereiding van het besluit omtrent de aanvraag om een vergunning.

B

In artikel 96 wordt «artikel 3:28» vervangen door: artikel 3:18.

C

Artikel 98, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Op de voorbereiding van de beschikking tot aanpassing als bedoeld in het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

D

Artikel 148 komt te luiden:

Artikel 148

Op de voorbereiding van het besluit omtrent de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 146 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De terinzagelegging geschiedt tevens ter secretarie van de gemeente of gemeenten onder welk gebied respectievelijk gebieden de groeve zich zal uitstrekken.

HOOFDSTUK 3. MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Artikel 1

Het Besluit biotechnologie bij dieren wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 6, eerste lid, wordt «artikel 3:19 onderscheidenlijk 3:30» vervangen door «artikel 3:11, eerste lid», en «artikel 3:28» door: artikel 3:18, eerste lid,.

B

Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «de in de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien toepassing wordt gegeven aan artikel 72 van de wet.

3. In het derde lid wordt «tweede lid» vervangen door: eerste lid.

C

In artikel 13, derde en vierde lid, wordt telkens «artikel 3:29» vervangen door: artikel 3:18, tweede lid,.

Artikel 2

Artikel 4 van het Besluit van 16 oktober 1981, houdende nadere voorschriften met betrekking tot de omschrijving en aanduiding van het gebied als bedoeld in artikel 3 van de Wet agrarisch grondverkeer (Stb. 1981, 248) (Stb. 659) vervalt.

HOOFDSTUK 4. MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Enig artikel

Artikel 4 van het Archiefbesluit 1995 komt te luiden:

Artikel 4

  • 1. Op de voorbereiding van een selectielijst is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Onze minister geeft toepassing aan deze procedure.

  • 2. De termijn voor het uitbrengen van een advies door de Raad voor cultuur bedraagt acht weken.

  • 3. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.

HOOFDSTUK 5. MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Enig artikel

Het Besluit stralingsbescherming wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 45 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt «De paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5» vervangen door «Afdeling 3.4» en «met betrekking tot de totstandkoming» door: op de voorbereiding.

2. In onderdeel c wordt «de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5» vervangen door: afdeling 3.4.

B

In artikel 46, eerste lid, wordt «De paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5» vervangen door «Afdeling 3.4» en «met betrekking tot de totstandkoming» door: op de voorbereiding.

C

Artikel 47 wordt gewijzigd als volgt:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Indien op de voorbereiding van een beschikking terzake van een vergunning voor het verrichten van een handeling met radioactieve stoffen afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, worden, anders dan als adviseurs, betrokken:.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Indien op de voorbereiding van een beschikking terzake van een vergunning voor een handeling met een toestel afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, wordt, anders dan als adviseur, betrokken het bestuur van de gemeente waar de handeling wordt of zal worden verricht.

3. In het derde lid wordt «met betrekking tot de totstandkoming waarvan de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing zijn» vervangen door: op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is.

HOOFDSTUK 6. MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Artikel 1

In artikel 6, tweede lid, van het Besluit havenontvangstvoorzieningen wordt «artikel 3:15» vervangen door: de artikelen 3:15 en 3:17.

Artikel 2

Het Besluit kennisgevingen Nederlandse loodsencorporatie wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 4 wordt na «komen,» ingevoegd: overeenkomstig artikel 3:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht,.

B

Artikel 5 vervalt.

Artikel 3

In de artikelen 2, tweede lid, en 4, onderdeel b, van het Besluit leges Wet beheer rijkswaterstaatswerken vervalt: of afdeling 3.5.

Artikel 4

Het Rijksreglement ontgrondingen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 5 vervalt.

B

In artikel 6 wordt «het bepaalde in artikel 10, eerste en tweede lid, van de Ontgrondingenwet en artikel 5 van dit reglement» vervangen door: artikel 10, eerste lid, van de Ontgrondingenwet.

C

In artikel 7, achtste lid, wordt «afdeling 3.5» vervangen door: afdeling 3.4.

Artikel 5

Artikel 13 van de Uitvoeringsregeling waterhuishouding komt te luiden:

Artikel 13

Op de voorbereiding van het peilbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 6

Het Wegenleggerbesluit wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 wordt het model gewijzigd als volgt:

1. In de eerste verklaring wordt «den ........................... 19..» vervangen door: .......... (datum).

2. De tweede verklaring komt te luiden:

2. Burgemeester en wethouders der gemeente .................... verklaren, dat over het ontwerp geen zienswijzen/zienswijzen naar voren zijn gebracht en dat de in artikel 34, tweede lid, tweede volzin, van de Wegenwet bedoelde stukken op .......... (datum) aan gedeputeerde staten zijn toegezonden.

...................., .......... (datum).

3. In de derde verklaring wordt «(nadat aan de artikelen 6, 7 en 8 van het Wegenleggerbesluit is voldaan)» vervangen door: (datum).

4. In de vierde verklaring wordt «den ........................... 19..» vervangen door: .......... (datum).

B

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt «opgemaakt den .......... 19..........» vervangen door: opgemaakt .......... (datum).

2. In het derde lid wordt «van .......... 19..........» vervangen door: van .......... (datum).

C

De artikelen 3 tot en met 11 vervallen.

D

Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede en derde lid wordt «van .......... 19..........» telkens vervangen door: van .......... (datum).

2. Het vierde lid wordt gewijzigd als volgt:

a. De zinsnede die aanvangt met «in de tweede op dat model aangegeven verklaring» en eindigt met «artikel 14», en » vervalt.

b. De zinsnede «den ........................... 19..» wordt vervangen door: , .......... (datum).

E

Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

a. De zinsnede «der gemeente ............. den ........................... 19..» wordt vervangen door: der gemeente ............., .......... (datum).

b. De zinsnede «, den ........................... 19..» wordt vervangen door: , .......... (datum).

2. In het tweede lid wordt «van .......... 19..........» vervangen door: van .......... (datum).

F

Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14

Voor het aanbrengen van wijzigingen van de legger ingevolge artikel 41, tweede lid, van de Wegenwet, wordt er rekening mee gehouden, dat:

a. het ontwerp in plaats van door burgemeester en wethouders ook door gedeputeerde staten in tweevoud kan worden opgemaakt;

b. voor de ondertekende verklaringen en mededelingen door burgemeester en wethouders en gedeputeerde staten op de stukken te stellen, in de plaats komen die, bedoeld in de artikelen 12 en 13.

G

Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt «van ............ 19.. (of: ingekomen den ........... 19..)» vervangen door: van ............ (datum) (of: ingekomen ............ (datum)).

2. In het derde lid wordt «van .......... 19..........» vervangen door: van .......... (datum).

HOOFDSTUK 7. MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Artikel 1

Het Besluit beheer batterijen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.

2. In het tweede lid wordt «goedkeuring van deze mededeling» vervangen door: instemming met deze mededeling.

3. Het derde lid wordt gewijzigd als volgt:

a. In de eerste volzin wordt «goedkeuring van de mededeling» vervangen door: instemming met de mededeling.

b. In de tweede volzin wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.

4. In het vierde lid wordt «de door Onze Minister goedgekeurde mededeling» vervangen door: de mededeling, zoals Onze Minister daarmee heeft ingestemd.

5. In het vijfde lid wordt «Zolang geen goedkeuring is verleend» vervangen door: Zolang Onze Minister niet met de mededeling heeft ingestemd.

B

Artikel 8, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. In afwijking van artikel 6 kan een producent of importeur, indien Onze Minister met een mededeling als bedoeld in het eerste lid heeft ingestemd, volstaan met de mededeling dat hij uitvoering geeft aan de in artikel 5 bedoelde verplichting overeenkomstig de mededeling, zoals Onze Minister daarmee heeft ingestemd.

C

In artikel 9, derde lid, wordt «goedkeuring van» vervangen door: instemming met.

Artikel 2

Het Besluit beheer land- en tuinbouwfolie wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.

2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

a. In de eerste volzin wordt «goedkeuring van de mededeling» vervangen door: instemming met de mededeling.

b. In de tweede volzin wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.

3. In het derde lid wordt «de door Onze Minister goedgekeurde mededeling» vervangen door: de mededeling, zoals Onze Minister daarmee heeft ingestemd.

4. In het vijfde lid wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.

B

In artikel 5 wordt «Zolang geen goedkeuring is verleend» vervangen door: Zolang Onze Minister niet met de mededeling heeft ingestemd.

C

Artikel 6, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. In afwijking van artikel 3 kan een producent of importeur, indien Onze Minister met een mededeling als bedoeld in het eerste lid heeft ingestemd, volstaan met de mededeling dat hij uitvoering geeft aan de in artikel 2 bedoelde verplichting overeenkomstig de mededeling, zoals Onze Minister daarmee heeft ingestemd.

Artikel 3

In artikel 5, onder a, 30, van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart wordt «20, tweede lid» vervangen door «20, eerste lid» en «derde lid» door: tweede lid.

Artikel 4

Artikel 6 van het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt «de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

2. In het derde lid wordt «21, eerste lid, 23, tweede lid» vervangen door: 21, eerste en tweede lid.

Artikel 5

Het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen wordt gewijzigd als volgt:

A

Het opschrift van subparagraaf 2.4.3 komt te luiden:

§ 2.4.3. Behandeling, mededeling en terinzagelegging

B

Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «de datum waarop het besluit, houdende de vernietiging, is genomen» vervangen door: de dagtekening van de uitspraak waarbij het besluit is vernietigd.

2. Het tweede, derde, vijfde en zesde lid vervallen, onder vernummering van het vierde lid tot tweede lid.

C

Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt «73 dagen» vervangen door: 87 dagen.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Op de voorbereiding van een besluit tot verlening, wijziging of intrekking van een vergunning die wordt of is verleend naar aanleiding van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 8, 9 of 10, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

D

Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met elfde lid tot eerste tot en met tiende lid.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt na «aanvraag» ingevoegd: om een vergunning voor overige doeleinden.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door: eerste lid.

E

In artikel 24a, eerste lid, onderdeel f, wordt «artikel 24, negende lid» vervangen door: artikel 24, achtste lid.

F

In artikel 25 wordt «artikel 24, tweede lid» vervangen door: artikel 24, eerste lid.

G

In artikel 27, aanhef, wordt «De paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5.» vervangen door: Afdeling 3.4.

H

In artikel 28, eerste lid, vervalt: , wordt schriftelijk bij Onze Minister ingediend en.

I

In de artikelen 30, tweede lid, en 33, vijfde lid, wordt telkens «bezwaar heeft gemaakt» vervangen door «heeft verklaard bedenkingen te hebben» en «dit bezwaar» door: deze bedenkingen.

J

In artikel 37, tweede lid, wordt «bezwaar maakt» vervangen door «heeft verklaard bedenkingen te hebben» en «dit bezwaar» door: deze bedenkingen.

K

In artikel 45 wordt «Het besluit kan worden aangehaald als» vervangen door: Dit besluit wordt aangehaald als:.

Artikel 6

Het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen wordt gewijzigd als volgt:

A

In het opschrift van de paragrafen 1 en 2 van hoofdstuk III wordt «met betrekking tot de totstandkoming» telkens vervangen door «op de voorbereiding» en «de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5» door: afdeling 3.4.

B

De aanhef van artikel 15 komt te luiden:

Bij de voorbereiding van beschikkingen met betrekking waartoe op grond van artikel 17 of 20, eerste lid, van de wet afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, worden – anders dan als adviseurs – betrokken:.

C

In de aanhef van artikel 16 wordt «De paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5» vervangen door «Afdeling 3.4» en «met betrekking tot de totstandkoming» door: op de voorbereiding.

D

In artikel 17 wordt «met betrekking tot de totstandkoming» vervangen door «op de voorbereiding» en «de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5» door: afdeling 3.4.

Artikel 7

Het Besluit milieu-effectrapportage 1994 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6
  • 1. Op de voorbereiding van de beslissing omtrent een verzoek als bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de wet van toepassing.

  • 2. De terinzagelegging geschiedt tevens ter secretarie van de provincie, waarbinnen de gemeente of gemeenten waar de activiteit zal worden ondernomen gelegen is of gelegen zijn, en ter secretarie van die gemeente of gemeenten.

B

Artikel 7 vervalt.

C

In de aanhef van artikel 8 wordt «afdeling 3.5» vervangen door: afdeling 3.4.

D

In onderdeel A, onder 1, van de bijlage wordt in de begripsomschrijving van «ruimtelijk plan» onder b, 20, «artikel 4a, tiende lid» vervangen door: artikel 4a, achtste lid.

E

Onderdeel C van de bijlage wordt gewijzigd als volgt:

1. In de categorieën 5.1, 5.3, 14, 17.1, 17.2, 18.2 tot en met 18.6, 20.1 tot en met 21.6, 22.2 tot en met 23, 25 en 26 wordt in kolom 3 «afdeling 3.5» telkens vervangen door: afdeling 3.4.

2. In de categorieën 9.1, 9.2, 10.1 en 10.2 wordt in kolom 3 «artikel 81, eerste lid» telkens vervangen door: artikel 80, eerste lid.

F

Onderdeel D van de bijlage wordt gewijzigd als volgt:

1. In de categorieën 5.1, 5.3, 14, 17.1 tot en met 18.4, 20.1 tot en met 23, 25.1 tot en met 26 en 28 tot en met 47 wordt in kolom 3 «afdeling 3.5» telkens vervangen door: afdeling 3.4.

2. In de categorieën 9, 10.1 en 10.2 wordt in kolom 3 «artikel 81, eerste lid» telkens vervangen door: artikel 80, eerste lid.

Artikel 8

In artikel 15 van het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 vervalt het vijfde lid en worden het zesde en zevende lid vernummerd tot vijfde en zesde lid.

Artikel 9

Artikel 4, eerste lid, van het Besluit saneringsmaatregelen industrieterreinen 1994 komt te luiden:

  • 1. Op de voorbereiding van het door gedeputeerde staten op te stellen saneringsprogramma is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 10

In artikel 3 van het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998 wordt «is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing» vervangen door: is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 1

Op 1 juli 2005 treden in werking:

a. de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb;

b. de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb, met uitzondering van hoofdstuk 10, artikel 9, onderdeel E;

c. dit besluit, met uitzondering van hoofdstuk 7, artikel 7 onderdelen A en B.

Artikel 2

Dit besluit wordt aangehaald als: Aanpassingsbesluit uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 22 juni 2005

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de achtentwintigste juni 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Inleiding

Dit besluit strekt in de eerste plaats tot aanpassing van algemene maatregelen van bestuur aan de in een nieuwe afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) opgenomen uniforme openbare voorbereidingsprocedure (hierna verder aan te duiden als: u.o.v.). Deze nieuwe procedure komt in de plaats van de twee voorbereidingsprocedures uit de thans nog van kracht zijnde afdelingen 3.4 en 3.5 Awb. De nieuwe afdeling 3.4 is tot stand gebracht via de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (wet van 24 januari 2002, Stb. 54). Voordat die wet in werking kan treden moet de Nederlandse wet- en regelgeving zijn aangepast aan de u.o.v. De aanpassing van wetten in formele zin heeft zijn beslag gekregen in de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (wet van 26 mei 2005, Stb. 282), hierna verder kortheidshalve aangeduid als «de Aanpassingswet». Voor de achtergronden van de u.o.v. wordt kortheidshalve verwezen naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat geleid heeft tot de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Kamerstukken II 1999/2000, 27 023, nr. 3).

In de tweede plaats regelt dit besluit de inwerkingtreding per 1 juli 2005 van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet.

2. Buitenwerkingstelling voorhang- en voordrachtprocedures

Ingevolge artikel 1A van hoofdstuk 11 van de Aanpassingswet zijn op dit besluit geen voorhang- (of nahang-) en voordrachtprocedures van toepassing. Gelet op het technische karakter van dit besluit zijn deze procedures voor dit doel eenmalig buiten werking gesteld. Voor een nadere toelichting zij kortheidshalve verwezen naar de eerste nota van wijziging bij de Aanpassingswet (Kamerstukken II 2003/04, 29 421, nr. 8, blz. 15).

3. Inhoud en vormgeving van het aanpassingsbesluit

Net zoals de Aanpassingswet alle aan te passen wetten bestrijkt, omvat dit aanpassingsbesluit alle aan te passen algemene maatregelen van bestuur, dus op het terrein van alle ministeries. Het betreft hier dus een verzamelbesluit met een rijksbreed karakter.

Het beleid ten aanzien van de inhoud van de in dit besluit opgenomen aanpassingen is vanzelfsprekend niet anders geweest dan bij de aanpassingen van de formele wetgeving. Voor een beschrijving van de uitgangspunten zij kortheidshalve verwezen naar paragraaf 2 van deel I van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat ten grondslag lag aan de Aanpassingswet (Kamerstukken II 2003/04, 29 421, nr. 3, blz. 2). In deel II van die memorie van toelichting is voorts een overzicht opgenomen van standaardaanpassingen. Elke standaardaanpassing heeft daarin een eigen volgnummer gekregen. In de artikelsgewijze toelichting bij het aanpassingswetsvoorstel is waar mogelijk ter toelichting van voorgestelde aanpassingen steeds naar deze volgnummers verwezen.

Het artikelsgewijze deel van de onderhavige nota van toelichting is volgens hetzelfde stramien opgezet. De nummers die in de artikelsgewijze toelichting zijn genoemd, corresponderen dus met de nummers van de standaardaanpassingen in deel II van de memorie van toelichting bij het aanpassingswetsvoorstel (Kamerstukken II 2003/04, 29 421, nr. 3, blz. 11–19). Hierdoor kan de toelichting aanzienlijk worden bekort. Uit doelmatigheidsoverwegingen is het overzicht van standaardaanpassingen niet opnieuw in deze nota van toelichting opgenomen. Deze werkwijze komt overeen met de methodiek die indertijd is gehanteerd bij de aanpassing van algemene maatregelen van bestuur aan de derde tranche van de Awb. Het enige verschil is dat toen, in verband met het grote aantal aan te passen algemene maatregelen van bestuur, gekozen is voor afzonderlijke aanpassingsbesluiten per ministerie. Dat was bij deze aanpassingsoperatie, die wat beperkter van omvang is, niet nodig.

De in dit besluit aangepaste algemene maatregelen van bestuur zijn gerangschikt op het eerst verantwoordelijke ministerie. Voor elk ministerie is een hoofdstuk opgenomen (op alfabetische volgorde naar de naam van het desbetreffende ministerie). De hoofdstukken zijn onderverdeeld in Arabisch genummerde artikelen, waarbij in ieder artikel steeds één algemene maatregel van bestuur is aangepast. Deze algemene maatregelen van bestuur zijn binnen elk hoofdstuk in alfabetische volgorde vermeld. Een lijst van alle in dit besluit aangepaste algemene maatregelen van bestuur is hieronder opgenomen in twee weergaven: in volgorde van het aanpassingsbesluit en een totaal overzicht in alfabetische volgorde.

Lijst van aangepaste algemene maatregelen van bestuur (in volgorde van het Aanpassingsbesluit)

HOOFDSTUK 1. MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Artikel 1 Besluit rampbestrijdingsplannen inrichtingen

Artikel 2 Besluit rampbestrijdingsplannen luchtvaartterreinen

HOOFDSTUK 2. MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Enig artikel Mijnbouwbesluit

HOOFDSTUK 3. MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Artikel 1 Besluit biotechnologie bij dieren

Artikel 2 Besluit van 16 oktober 1981, houdende nadere voorschriften met betrekking tot de omschrijving en aanduiding van het gebied als bedoeld in artikel 3 van de Wet agrarisch grondverkeer (Stb. 1981, 248) (Stb. 659)

HOOFDSTUK 4. MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Enig artikel Archiefbesluit 1995

HOOFDSTUK 5. MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Enig artikel Besluit stralingsbescherming

HOOFDSTUK 6. MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Artikel 1 Besluit havenontvangstvoorzieningen

Artikel 2 Besluit kennisgevingen Nederlandse loodsencorporatie

Artikel 3 Besluit leges beheer rijkswaterstaatswerken

Artikel 4 Rijksreglement ontgrondingen

Artikel 5 Uitvoeringsregeling waterhuishouding

Artikel 6 Wegenleggerbesluit

HOOFDSTUK 7. MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Artikel 1 Besluit beheer batterijen

Artikel 2 Besluit beheer land- en tuinbouwfolie

Artikel 3 Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart

Artikel 4 Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart

Artikel 5 Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen

Artikel 6 Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen

Artikel 7 Besluit milieu-effectrapportage 1994

Artikel 8 Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998

Artikel 9 Besluit saneringsmaatregelen industrieterreinen 1994

Artikel 10 Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998

Lijst van aangepaste algemene maatregelen van bestuur (in alfabetische volgorde)

Archiefbesluit 1995 (hoofdstuk 4, enig artikel)

Besluit beheer batterijen (hoofdstuk 7, artikel 1)

Besluit beheer land- en tuinbouwfolie (hoofdstuk 7, artikel 2)

Besluit biotechnologie bij dieren (hoofdstuk 3, artikel 1)

Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart (hoofdstuk 7, artikel 3)

Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart (hoofdstuk 7, artikel 4)

Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen (hoofdstuk 7, artikel 5)

Besluit havenontvangstvoorzieningen (hoofdstuk 6, artikel 1)

Besluit kennisgevingen Nederlandse loodsencorporatie (hoofdstuk 6, artikel 2)

Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen (hoofdstuk 7, artikel 6)

Besluit leges beheer rijkswaterstaatswerken (hoofdstuk 6, artikel 3)

Besluit milieu-effectrapportage 1994 (hoofdstuk 7, artikel 7)

Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 (hoofdstuk 7, artikel 8)

Besluit rampbestrijdingsplannen inrichtingen (hoofdstuk 1, artikel 1)

Besluit rampbestrijdingsplannen luchtvaartterreinen (hoofdstuk 1, artikel 2)

Besluit saneringsmaatregelen industrieterreinen 1994 (hoofdstuk 7, artikel 9)

Besluit stralingsbescherming (hoofdstuk 5, enig artikel)

Besluit van 16 oktober 1981, houdende nadere voorschriften met betrekking tot de omschrijving en aanduiding van het gebied als bedoeld in artikel 3 van de Wet agrarisch grondverkeer (Stb. 1981, 248) (Stb. 659) (hoofdstuk 3, artikel 2)

Mijnbouwbesluit (hoofdstuk 2, enig artikel)

Rijksreglement ontgrondingen (hoofdstuk 6, artikel 4)

Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998 (hoofdstuk 7, artikel 10)

Uitvoeringsregeling waterhuishouding (hoofdstuk 6, artikel 5)

Wegenleggerbesluit (hoofdstuk 6, artikel 6)

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK 1. MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Artikel 1 Besluit rampbestrijdingsplannen inrichtingen

26. De u.o.v. voorziet niet meer in een uitdrukkelijke verplichting om betrokken andere bestuursorganen stukken toe te zenden, zoals voorheen in artikel 3:17, derde lid, Awb het geval was. De verwijzing naar artikel 3:17 Awb is derhalve geschrapt. Volstaan kan worden met de bestaande verwijzing naar artikel 5.15, derde lid, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

Artikel 2 Besluit rampbestrijdingsplannen luchtvaartterreinen

Via deze wijziging wordt een onjuiste aanduiding van afdeling 3.4 Awb gecorrigeerd.

HOOFDSTUK 2. MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Enig artikel Mijnbouwbesluit

A

1.

B

De beslistermijn bij toepassing van de u.o.v. is opgenomen in het nieuwe artikel 3:18 Awb, zodat de verwijzing moet worden aangepast.

C

1.

D

1, 6.

HOOFDSTUK 3. MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Artikel 1 Besluit biotechnologie bij dieren

A

20. De verwijzingen naar enkele bepalingen uit de procedure van afdeling 3.5 Awb zijn vervangen door verwijzingen naar de bepalingen u.o.v. die hiervoor in de plaats zijn getreden.

B

1: 1, 9.

2: 3.

3: 3.

C

De mogelijkheid tot verlenging van de beslistermijn was voorheen geregeld in artikel 3:29 Awb en is thans geregeld in artikel 3:18, tweede lid, Awb. De hierop betrekking hebbende verwijzingen zijn aangepast.

Artikel 2 Besluit van 16 oktober 1981, houdende nadere voorschriften met betrekking tot de omschrijving en aanduiding van het gebied als bedoeld in artikel 3 van de Wet agrarisch grondverkeer (Stb. 1981, 248) (Stb. 659)

Voor een toelichting op de schrapping van artikel 4, eerste en tweede lid, van bovengenoemd besluit zij kortheidshalve verwezen naar de hierop betrekking hebbende toelichting in de memorie van toelichting bij de Aanpassingswet (zie Kamerstukken II 2003/04, 29 421, nr. 3, blz. 37–38).

HOOFDSTUK 4. MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Enig artikel Archiefbesluit 1995

Nieuw artikel 4, eerste lid: 1. Niet gewijzigd is de procedure dat de Minister van OCW toepassing geeft aan de voorbereidingsprocedure. Wel is de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen thans gelijk aan die in artikel 3:16, eerste lid, Awb. De termijn bedraagt dus niet meer acht, maar zes weken. Er is in dit verband geen reden aan te wijzen om in de u.o.v. ten behoeve van de vaststelling van selectielijsten ingevolge de Archiefwet 1995 af te wijken van de termijn die de Awb stelt. Ook de praktijk wijst niet uit dat een langere termijn dan zes weken nodig zou zijn.

Nieuw artikel 4, tweede lid: Eveneens niet veranderd is de procedure dat de Raad voor cultuur voor het vaststellen van een selectielijst wordt gehoord; deze procedure vloeit immers reeds voort uit artikel 5, tweede lid, van de Archiefwet 1995. Artikel 3:16, tweede lid, Awb vereist dat de termijn voor het uitbrengen van een advies aanvangt met ingang van de dag waarop het ontwerp van het besluit ter inzage is gelegd. In verband daarmee is in artikel 4, tweede lid, de bepaling vervallen dat de Raad niet eerder wordt gehoord, dan nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken. Verder biedt artikel 3:16, eerste lid, van de Awb de mogelijkheid om bij wettelijk voorschrift een langere termijn voor het uitbrengen van een advies te bepalen dan de hoofdregel van zes weken. Voor het uitbrengen van advies door de Raad voor cultuur is van die mogelijkheid om een langere termijn vast te stellen gebruik gemaakt. Reden daarvoor is dat een termijn van acht weken de Raad de gelegenheid biedt om naar voren gebrachte zienswijzen bij zijn advisering te betrekken. Dat is in lijn met de procedure tot dusver waarbij de Raad zulks steeds heeft gedaan.

Nieuw artikel 4, derde lid: 9.

HOOFDSTUK 5. MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Enig artikel Besluit stralingsbescherming

A en B

1, 26.

C

1.

HOOFDSTUK 6. MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Artikel 1 Besluit havenontvangstvoorzieningen

In artikel 6, tweede lid, ontbrak nog een uitdrukkelijke verwijzing naar de bepaling in de u.o.v. over het verslag van mondeling naar voren gebrachte zienswijzen.

Artikel 2 Besluit kennisgevingen Nederlandse loodsencorporatie

A

Op de voorbereiding van verordeningen van de Nederlandse Loodsencorporatie is via de Aanpassingswet de u.o.v. van toepassing verklaard. Duidelijkheidshalve wordt in artikel 4, waar het gaat om de publicatie van de ontwerpverordening in de Staatscourant, de verbinding met de u.o.v. gelegd.

B

10, 11, 14. Schrapping van artikel 5, waarin thans de u.o.v. voorziet, is reeds aangekondigd in de memorie van toelichting bij de Aanpassingswet (zie Kamerstukken II 2003/04, 29 421, nr. 3, blz. 44).

Artikel 3 Besluit leges beheer rijkswaterstaatswerken

1.

Artikel 4 Rijksreglement ontgrondingen

A

26.

B

Deze wijziging vloeit voort uit de schrapping van artikel 10, tweede lid, Ontgrondingenwet ingevolge de Aanpassingswet en de schrapping van artikel 5 van het Rijksreglement ontgrondingen.

C

1.

Artikel 5 Uitvoeringsregeling waterhuishouding

1.

Artikel 6 Wegenleggerbesluit

Overeenkomstig de aankondiging in de memorie van toelichting bij de Aanpassingswet (Kamerstukken II 2003/04, 29 421, nr. 3, blz. 52–53) zijn enkele bepalingen in het Wegenleggerbesluit vervallen, nu aan die voorschriften de wettelijke grondslag (artikel 36 Wegenwet) is komen te ontvallen. In plaats hiervan is in artikel 34, tweede lid, van de Wegenwet geregeld dat op de voorbereiding van het door burgemeester en wethouders vast te stellen ontwerp van de legger de u.o.v. van toepassing is. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor de gevallen waarin gedeputeerde staten toepassing geven aan de u.o.v. indien zij afwijken van het door burgemeester en wethouders opgemaakte ontwerp (artikel 35, tweede lid, Wegenwet). Daarnaast zijn overbodige voorschriften uit het Wegenleggerbesluit geschrapt en enkele actualiseringen aangebracht. In de in de artikelen 1, 2 en 12 tot en met 16 opgenomen (verwijzingen naar) modellen zijn de hieruit voortvloeiende aanpassingen aangebracht.

Het voorgaande kan specifiek als volgt worden toegelicht:

Schrapping artikel 3, eerste lid: Uit artikel 38 van de Wegenwet vloeit reeds voort dat de legger – en derhalve ook het ontwerp daarvan – in tweevoud wordt opgemaakt. Voorts blijkt reeds afdoende uit de in de artikelen 1 en 2 van het Wegenleggerbesluit opgenomen modellen dat en op welke wijze burgemeester en wethouders de desbetreffende verklaringen moeten stellen.

Schrapping artikel 3, tweede lid: 6, 12, 21.

Schrapping artikel 4, eerste t/m derde lid: 5, 11, 12.

Schrapping artikel 4, vierde lid: is reeds in algemene zin geregeld in artikel 34, tweede lid, tweede volzin, van de Wegenwet. Voorts blijkt reeds afdoende uit het in artikel 1 van het Wegenleggerbesluit vastgestelde model dat en op welke wijze burgemeester en wethouders de desbetreffende verklaring moeten stellen, dagtekenen en ondertekenen.

Schrapping artikel 5: 8, 26.

Schrapping artikel 6: 6, 12, 21.

Schrapping artikel 7: 5, 11, 12.

Schrapping artikel 8: 8, 26.

Schrapping artikelen 9 t/m 11: Uit het in artikel 1 van het Wegenleggerbesluit vastgestelde model blijkt reeds afdoende dat en op welke wijze gedeputeerde staten de desbetreffende verklaringen moeten stellen, dagtekenen en ondertekenen.

HOOFDSTUK 7. MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Artikelen 1 en 2 Besluit beheer batterijen; Besluit beheer land- en tuinbouwfolie

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om overeenkomstig de uit de Awb voortvloeiende terminologie in bovengenoemde twee besluiten de term «goedkeuring» te vervangen door «instemming» en enkele andere dienovereenkomstige wijzigingen aan te brengen. Aangezien het object (een mededeling van een producent of importeur) geen besluit is, moet de term «instemming» worden gehanteerd in plaats van «goedkeuring» (zie over deze terminologie nader Kamerstukken II 1996/97, 25 280, nr. 3, blz. 62).

Artikel 3 Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart

Deze wijzigingen brengen enkele verwijzingen in overeenstemming met de ingevolge de Aanpassingswet gewijzigde lidnummering van artikel 20 van de Luchtvaartwet.

Artikel 4 Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart

1: 1.

2: Deze wijzigingen vloeien rechtstreeks voort uit de wijzigingen die ingevolge de Aanpassingswet worden aangebracht in de genoemde artikelen van de Luchtvaartwet. Daarbij zijn onder andere de huidige artikelen 21 en 23 geïntegreerd.

Artikel 5 Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen

A

Het opschrift van paragraaf 2.4.3 is in overeenstemming gebracht met de eerdere aanpassing van artikel 12 aan de Awb ingevolge het Besluit van 2 november 1993, Stb. 583, waarbij het begrip «ontvankelijkheid» is vervangen door «buiten behandeling laten» en met de hierna toe te lichten wijzigingen in artikel 14.

B

1: Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om artikel 14, eerste lid, terminologisch in overeenstemming te brengen met de Awb, waarin het besluitbegrip is gereserveerd voor besluiten van bestuursorganen.

2: Op grond van artikel 26, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen (Wms), zoals gewijzigd ingevolge de Aanpassingswet, is de u.o.v. van toepassing op de voorbereiding van de in dat artikel bedoelde vergunningen. Krachtens artikel 24, tweede lid, onder c, Wms is in artikel 17, eerste lid, van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen (hierna verder aan te duiden als: het Besluit ggo) bepaald dat – met enkele uitzonderingen – een vergunningplicht geldt voor zgn. ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde organismen als bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 of 11 van het Besluit ggo. Ingevolge artikel 17, vierde lid, van het Besluit ggo zijn vergunningen (en intrekkingen of wijzigingen daarvan) als bedoeld in artikel 8, 9 of 10 uitgezonderd van de toepassing van de u.o.v. Dit betekent dat de u.o.v. wel van toepassing is op de voorbereiding van een vergunning (en intrekkingen of wijzigingen daarvan) als bedoeld in artikel 11. In het oude stelsel was in artikel 26 Wms de procedure van afdeling 3.5 oud Awb van toepassing verklaard. Daaraan werd in artikel 14 van het Besluit ggo een nadere uitwerking gegeven, onder andere wat betreft regels over plaats en tijdstippen van terinzageligging en de wijze waarop zienswijzen naar voren moesten worden gebracht. Deze regels behoeven gelet op de standaardaanpassingen 6, 10, 11, 14 en 25 niet meer in het Besluit ggo te worden opgenomen, omdat hetgeen daarin was geregeld thans reeds rechtstreeks uit de in artikel 26, derde lid, Wms toepassing verklaarde afdeling 3.4 Awb voortvloeit. Het vierde lid (thans vernummerd tot tweede lid), waarin ter inzage te leggen stukken zijn opgesomd, is gehandhaafd in verband met richtlijnverplichtingen.

C

1: Voorheen was in artikel 17, tweede lid, vastgelegd dat op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 11, moet worden beslist binnen 73 dagen na de datum van ontvangst van de aanvraag. Zoals uiteengezet in de nota van toelichting bij het Besluit van 4 april 2003, Stb. 172 (blz. 13) was deze termijn opgebouwd uit de in richtlijn nr. 98/81/EG genoemde termijn van 45 dagen en de terinzageleggingstermijn van 28 dagen in het kader van de procedure van in artikel 26, derde lid, Wms van toepassing verklaarde afdeling 3.5 Awb. Nu laatstgenoemde termijn ingevolge artikel 3:16, eerste lid, Awb in het kader van de u.o.v. is gesteld op zes weken (dus 42 dagen) is de in artikel 17, tweede lid, van het Besluit ggo genoemde termijn met 14 dagen verlengd tot 87 dagen.

2: 1, 3.

D, E, F en H

Artikel 24, eerste lid, en een gedeelte van artikel 28, eerste lid, zijn vervallen, omdat in artikel 4:1 Awb reeds is voorgeschreven dat een vergunningaanvraag schriftelijk moet worden ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen.

De overige wijzigingen betreffen aanpassingen van verwijzingen als gevolg van de vernummering van de leden van artikel 24.

G

1.

I en J

De artikelen 30, tweede lid, 33, vijfde lid, en 37, tweede lid, zijn in overeenstemming gebracht met het uitgangspunt dat de term «bezwaar» in de wetgeving uitsluitend behoort te worden gebruikt in de betekenis van artikel 1:5, eerste lid, Awb (vragen van een voorziening bij het betrokken bestuursorgaan tegen een reeds genomen besluit). In andere gevallen kan een term als «bedenkingen» worden gebruikt (zie aanwijzing 50, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving en de toelichting daarbij).

K

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de formulering van de citeertitelbepaling aan te passen aan de gebruikelijke formulering, zoals voorgeschreven in aanwijzing 185, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Artikel 6 Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen

1.

Artikel 7 Besluit milieu-effectrapportage 1994

A

1, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 14, 24, 25, 26.

Artikel 6 van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 bevat een eigenstandige voorbereidingsprocedure voor beslissingen op verzoeken om ontheffing van de m.e.r.-plicht. Deze procedure komt in sterke mate overeen met die van de huidige afdeling 3.5 Awb. Artikel 6 is gebaseerd op artikel 7.5, achtste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet milieubeheer (Wm), op grond waarvan bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld over de wijze waarop en de termijnen waarbinnen een ieder bedenkingen tegen de verlening van de ontheffing bij de ministers kan inbrengen. In de Aanpassingswet wordt deze delegatiebepaling aangepast aan het uitgangspunt dat naast afdeling 3.4 geen eigenstandige voorbereidingsprocedures meer kunnen bestaan. Ingevolge de Aanpassingswet bepaalt artikel 7.5, achtste lid, tweede volzin, Wm dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat op de voorbereiding van de beslissing omtrent het verzoek om ontheffing afdeling 3.4 Awb en afdeling 13.2 Wm van toepassing zijn. Artikel 6 is hieraan aangepast en wordt aldus geheel in lijn gebracht met de u.o.v. Dit heeft mede tot gevolg dat, gelet op de uitgangspunten van de u.o.v., artikel 6 aanzienlijk is bekort in verband met de hiervoor vermelde standaardaanpassingen.

Omdat gebleken is dat eerst nog een technische aanpassing van de termijnen, genoemd in artikel 7.5, zesde en zevende lid, van de Wet milieubeheer noodzakelijk is, alvorens deze wijzigingen kunnen worden geëffectueerd, is deze wijziging van artikel 6 voorshands van de inwerkingtreding per 1 juli 2005 uitgezonderd.

B

21, 22.

Omdat gebleken is dat eerst nog een technische aanpassing van de termijnen, genoemd in artikel 7.5, zesde en zevende lid, van de Wet milieubeheer noodzakelijk is, alvorens de schrapping van artikel 7 kan worden geëffectueerd, is deze voorshands van de inwerkingtreding per 1 juli 2005 uitgezonderd.

C

1.

D

Deze wijziging betreft een aanpassing van een verwijzing naar artikel 4a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarvan de lidnummering ingevolge de Aanpassingswet is gewijzigd.

E en F

1: 1.

2: Deze aanpassingen vloeien voort uit de overheveling van de inhoud van artikel 81, eerste lid, Landinrichtingswet naar artikel 80, eerste lid, van die wet ingevolge de Aanpassingswet.

Artikel 8 Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998

Artikel 15, vijfde lid, bevatte een verwijzing naar de ingevolge de Aanpassingswet vervallen paragraaf 20.4 van de Wet milieubeheer. Deze bepaling kan geheel vervallen, omdat reeds uit artikel 20.1 van de Wet milieubeheer volgt dat tegen de hier bedoelde beschikking inzake een verklaring van gedeputeerde staten dat de bodemsanering voltooid is, door een belanghebbende beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Artikel 9 Besluit saneringsmaatregelen industrieterreinen 1994

1.

Artikel 10 Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998

1.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 1 Inwerkingtreding Wet u.o.v., Aanpassingswet u.o.v. en Aanpassingsbesluit u.o.v.

Uit oogpunt van doelmatigheid is in het onderhavige besluit tevens de inwerkingtreding geregeld van de «hoofdwet» die de nieuwe afdeling 3.4 Awb bevat (Stb. 2002, 54) en de Aanpassingswet (Stb. 2005, 282). Hierdoor is het niet nodig een afzonderlijk koninklijk besluit vast te stellen voor de inwerkingtreding van die beide wetten.

Bij de gekozen inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2005 is rekening gehouden met de tijd die bestuursorganen nodig hebben om voorbereidingen te treffen voor de invoering van de u.o.v. (wijziging van decentrale verordeningen, aanpassing procedurevoorschriften en modellen, etc.).

Van de inwerkingtreding zijn voorshands uitgezonderd enkele bepalingen die betrekking hebben op de voorbereiding van beslissingen op verzoeken om ontheffing van de verplichting tot het maken van een milieu-effectrapport. Gebleken is dat hiervoor eerst nog een aanpassing van de termijnen, genoemd in artikel 7.5, zesde en zevende lid, van de Wet milieubeheer noodzakelijk is.

Artikel 2 Citeertitel

Evenals bij de Aanpassingswet is geschied, ligt het in de rede om het Aanpassingsbesluit een citeertitel te geven. Deze citeertitel sluit aan op de titel die is vermeld in hoofdstuk 11, artikel 1A, eerste lid, van de Aanpassingswet, waarin is geregeld dat ten aanzien van het Aanpassingsbesluit wettelijke voorhang- en voordrachtverplichtingen buiten toepassing blijven.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven