Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2005, 32 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2005, 32 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat een aantal wetten dient te worden aangepast in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs;
dat het voorts wenselijk is in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere onderwijswetten verbeteringen en aanvullingen van overwegend technische aard aan te brengen onder meer in verband met gebleken onvolkomenheden als gevolg van de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs en de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 65, vierde lid, komt te luiden:
4. Aan ten minste twee van de drie leden, onder wie de voorzitter, dient door een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht te zijn verleend, dan wel dienen ten minste twee van de drie leden, onder wie de voorzitter, aan een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren te hebben verkregen.
In artikel 65 wordt na het vierde lid een lid 4a ingevoegd, luidende:
4a. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het vierde lid gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
In de Wet op de Raad van State worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 12, eerste lid, komt te luiden:
1. Voor benoeming tot secretaris of ambtenaar van Staat komt in aanmerking degene:
a. aan wie op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs door een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend, of
b. die op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.
Artikel 1d, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren is van overeenkomstige toepassing.
In artikel 12 wordt na het eerste lid een lid 1a ingevoegd, luidende:
1a. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het eerste lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
Artikel 29, tweede lid, komt te luiden:
2. De voorzitter van de Afdeling, degene die hem vervangt, degene die zitting heeft in een enkelvoudige kamer en de meerderheid van de leden van een meervoudige kamer:
a. moet op grond van het afleggen van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs door een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht zijn verleend, of
b. moeten op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht om de titel meester te voeren hebben verkregen.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten. Artikel 1d, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren is van overeenkomstige toepassing.
In artikel 29 wordt na het tweede lid een lid 2a ingevoegd, luidende:
2a. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het tweede lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
In de Advocatenwet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:
1. Ieder is bevoegd aan de voorzitter van de rechtbank schriftelijk inschrijving als advocaat te verzoeken:
a. aan wie op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied van het recht door een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend;
b. die op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten. Eveneens is bevoegd inschrijving te verzoeken degene die in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van advocaat afgegeven EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's dan wel in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
Artikel 62, eerste lid, komt te luiden:
1. Ieder is bevoegd aan de voorzitter van de rechtbank schriftelijk inschrijving als procureur te verzoeken:
a. aan wie op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied van het recht door een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend;
b. die op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester re voeren heeft verkregen.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten. Eveneens is bevoegd inschrijving te verzoeken degene die in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van procureur afgegeven EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's dan wel in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
Artikel 75 van de Pachtwet komt te luiden:
1. Voor benoeming tot secretaris of plaatsvervangende secretaris komt in aanmerking degene:
a. aan wie door een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend, of
b. die aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het eerste lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten.
Artikel 98, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:
1. De tweede volzin komt te luiden:
Onder raadsman wordt ook verstaan de rechtshulpverlener die in dienst is van de Stichting Rechtsbijstand Asiel die terzake van de vrijheidsontnemende maatregelen relevante opleiding en ervaring bezit, en
a. aan wie door een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend, of
b. die aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.
2. Een derde volzin wordt toegevoegd, luidende:
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van de tweede volzin, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in die volzin bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
Artikel 6 van de Wet op het notarisambt wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. dat
1°. hem op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht zijn verleend, of
2°. hij het recht heeft verkregen om de titel meester te voeren op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit of de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
dan wel in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van kandidaat-notaris afgegeven EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's of in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen.
2. Een vierde lid wordt toegevoegd, luidende:
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het tweede lid, onderdeel a, onder 1°, gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
Artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt vernummerd tot vierde lid.
2. In het vierde lid (nieuw) wordt «het eerste lid» vervangen door: het eerste tot en met derde lid.
3. Het eerste lid wordt vervangen door drie nieuwe leden, luidende:
1. Tot rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding kan worden benoemd degene:
a. aan wie op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied van het recht door een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad van Master op het gebied van het recht is verleend;
b. die op grond van het goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het eerste lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten voor de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 1° tot en met 6° en 8°, van de Wet op de rechterlijke organisatie, en de rechterlijke ambtenaren in opleiding.
In de Visserijwet 1963 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 48 komt te luiden:
1. Voor benoeming tot secretaris of plaatsvervangende secretaris komt in aanmerking degene:
a. aan wie door een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend, of
b. die aan een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.
2. De graden, het doctoraat of het recht, bedoeld in het eerste lid, moeten zijn verkregen op grond van het afleggen van een examen aan een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs in het Nederlands burgerlijk recht, handelsrecht, staatsrecht en strafrecht.
In artikel 48 wordt na het tweede lid een lid 2a ingevoegd, luidende:
2a. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het eerste lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht. In die algemene maatregel van bestuur kan tevens worden bepaald dat van de exameneisen ten aanzien van bepaalde rechtsgebieden, genoemd in het tweede lid, kan worden afgeweken.
Artikel 1, eerste lid, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsbepalingen van «Onze Minister» en «Onze Ministers» wordt «Landbouw en Visserij» telkens vervangen door: Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
2. De begripsbepaling van «dierenarts» komt te luiden:
dierenarts: degene
a. aan wie op grond van het afleggen van een examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs door een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Master op het gebied van de diergeneeskunde is verleend, of
b. die op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van de opleiding diergeneeskunde in het bezit is van een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd hebben van het afsluitend examen van die opleiding, bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
In de Zaaizaad- en Plantgoedwet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 9, tweede lid, komt te luiden:
2. Voor benoeming komt in aanmerking degene:
a. aan wie door een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend, of
b. die aan een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.
3. De graden, het doctoraat of het recht, bedoeld in het tweede lid, moeten zijn verkregen op grond van het afleggen van een examen aan een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs in het Nederlands burgerlijk recht, handelsrecht, staatsrecht en strafrecht.
In artikel 9 wordt na het derde lid een lid 3a ingevoegd, luidende:
3a. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het tweede lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht. In die algemene maatregel van bestuur kan tevens worden bepaald dat van de exameneisen ten aanzien van bepaalde rechtsgebieden, genoemd in het derde lid, kan worden afgeweken.
In artikel 3, achtste lid, van de Wet op de expertisecentra wordt «126 studiepunten» telkens vervangen door: 180 studiepunten, en wordt «ten minste 116» vervangen door: ten minste 166.
In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
2. In onderdeel t wordt «een nieuwe opleiding» vervangen door: een niet in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs opgenomen opleiding.
In artikel 1.4, tweede lid, wordt na «Wet op het primair onderwijs» de komma vervangen door: en, en vervalt de zinsnede «en artikel 280 van de Wet op het voortgezet onderwijs».
Artikel 1.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin van het eerste lid wordt «aan die opleidingen» vervangen door: aan de aan die instellingen verbonden opleidingen.
2. In het zesde lid vervalt de tweede volzin.
Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin van het eerste lid wordt «Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
2. In het derde lid vervalt in onderdeel a «alsmede».
3. In het derde lid wordt onderdeel b verletterd tot onderdeel c.
4. In het derde lid wordt na onderdeel a een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:
b. algemene voornemens die in de beleidregels, bedoeld in artikel 6.2, vierde lid, worden opgenomen, en.
Artikel 2.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.
2. Na het eerste lid wordt een lid 1a ingevoegd, luidende:
1a. In afwijking van het eerste lid kan de rijksbijdrage worden berekend op de grondslag van een bijzondere berekeningswijze:
a. voor de universiteiten voorzover het betreft onderwijs gericht op het beroep van leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad, of
b. voorzover dit voortvloeit uit de artikelen 5 en 7 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de transnationale Universiteit Limburg (Trb. 2001, 38).
Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «Algemene berekeningswijze» vervangen door: Berekening rijksbijdrage.
2. In de eerste volzin van het tweede lid wordt de zinsnede «De in artikel 2.5, eerste lid, bedoelde bijzondere berekeningswijze» vervangen door: De bijzondere berekeningswijze, bedoeld in artikel 2.5, lid 1a,.
In artikel 2.11 wordt «als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, tweede volzin,» vervangen door:, bedoeld in artikel 2.5, lid 1a, onderdeel a,.
Artikel 5a.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «accrediteren van opleidingen» vervangen door: verlenen van accreditatie aan opleidingen.
2. In het derde lid wordt «met de Europese landen» vervangen door: met instanties in de Europese landen, en wordt «met de grenslanden» vervangen door: met instanties in de grenslanden.
In artikel 5a.3, tweede lid, eerste volzin, wordt «de vertegenwoordigers namens de beroepsgroep» vervangen door: de daarvoor in aanmerking komende vakorganisaties van overheids- en onderwijspersoneel.
Artikel 5a.8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tweede volzin van het eerste lid wordt «verzoek» vervangen door: aanvraag, en wordt «zal worden» vervangen door: kan worden.
2. In het tweede lid wordt «verzorgen,» vervangen door: verzorgen, en op.
3. Aan de eerste volzin van het zevende lid wordt na «beroepsonderwijs» ingevoegd: waarbij ten minste onderscheid wordt gemaakt tussen bacheloropleidingen en masteropleidingen.
4. In de tweede volzin van het zevende lid wordt «Het eerste tot en met zesde lid» vervangen door: De tweede volzin van het eerste lid en het tweede tot en met zesde lid.
Artikel 5a.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tweede volzin van het vierde lid wordt de zinsnede «indien een opleiding voor de eerste maal wordt geaccrediteerd» vervangen door: indien aan een opleiding voor de eerste maal accreditatie wordt verbonden.
2. In het vijfde lid en de aanhef van het zevende lid wordt «vervaldatum» telkens vervangen door: periode.
Artikel 5a.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel d, wordt «zal worden» vervangen door: kan worden.
2. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt na «zes maanden» ingevoegd: na dat besluit.
3. In het achtste lid vervallen «7.31,» en de zinsnede «en die worden verzorgd door bekostigde instellingen».
Artikel 5a.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste tot en met vierde en zesde lid wordt «artikel 5a.9, zesde lid» telkens vervangen door: artikel 5a.9, zesde en zevende lid.
2. In het vijfde lid wordt «artikel 5a.9, zesde lid» vervangen door: artikel 5a.11, vijfde lid.
In artikel 5a.15, tweede lid, wordt de zinsnede «of dat aan de examens een getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11, eerste lid, blijft verbonden» vervangen door: of dat aan de examens een graad als bedoeld in artikel 7.10a blijft verbonden.
In 6.5, eerste lid, onder b, wordt «vooropleidingseisen» vervangen door: vooropleidingseisen of toelatingseisen.
Artikel 6.13, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na onderdeel c wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
d. de indeling in het register,.
2. Onderdeel e vervalt.
3. Onderdeel h komt te luiden:
h. of aan een bacheloropleiding een propedeutisch examen is verbonden,.
4. In onderdeel n wordt «de minister» vervangen door: Onze minister, en wordt aan het slot de punt vervangen door een komma.
Artikel 6.14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt de vierde volzin.
2. In het zesde lid wordt «vierde lid» vervangen door: vierde en vijfde lid.
In artikel 6.15, tweede lid, wordt na «inschrijving voor de bacheloropleiding» ingevoegd: dan wel inschrijving voor de masteropleiding.
In artikel 7.3, eerste lid, wordt «bacheloropleidingen en masteropleidingen» vervangen door: opleidingen.
In artikel 7.7, tweede lid, tweede volzin, wordt na «propedeutische fase» ingevoegd: van een bacheloropleiding of, indien die fase niet in ingesteld, gedurende de eerste periode in die opleiding met een studielast van 60 studiepunten.
Artikel 7.10a wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tweede volzin van het eerste lid wordt «of arts» vervangen door: of Arts, en wordt «of science» vervangen door: of Science.
2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij ministeriële regeling kan voor een opleiding of een groep van opleidingen aan een in dit lid bedoelde graad een andere toevoeging dan die, bedoeld in de tweede volzin, worden vastgesteld.
3. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Het instellingsbestuur kan voor een opleiding of een groep van opleidingen aan een in dit lid bedoelde graad een andere toevoeging dan die, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, vaststellen.
4. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De tweede volzin van het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt vernummerd tot vierde lid.
2. Na het eerste lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, dat gelijkluidend is aan de tweede en derde volzin van het eerste lid.
3. De tweede en derde volzin van het eerste lid vervallen.
4. Na het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
3. De examencommissie voegt aan het getuigschrift, bedoeld in het tweede lid, een supplement toe. Het supplement heeft tot doel inzicht te verschaffen in de aard en inhoud van de afgeronde opleiding, mede met het oog op internationale herkenbaarheid van opleidingen. Het supplement bevat in elk geval de volgende gegevens:
a. de naam van de opleiding en de instelling die de opleiding verzorgt,
b. of het een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs dan wel een opleiding in het hoger beroepsonderwijs betreft,
c. een beschrijving van de inhoud van de opleiding, en
d. de studielast van de opleiding.
Het supplement wordt opgesteld in het Nederlands of Engels.
Artikel 7.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt een maal «als bedoeld in».
2. In de vierde volzin van het vierde lid wordt «overeeenkomst» vervangen door: overeenkomst.
Artikel 7.19a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De graad, bedoeld in het eerste lid, en de toevoegingen, bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid, worden als volgt aangeduid:
a. Bachelor: B,
b. Master: M,
c. Bachelor met de toevoeging «of Arts»: BA,
d. Bachelor met de toevoeging «of Science»: BSc,
e. Master met de toevoeging «of Arts»: MA, en
f. Master met de toevoeging «of Science»: MSc.
De graad en de toevoeging worden in de naamsvermelding achter de naam geplaatst, desgewenst aangevuld met de vermelding, bedoeld in artikel 7.10a, vierde lid.
In artikel 7.22, derde lid, wordt voorafgaand aan de bestaande volzin een nieuwe volzin ingevoegd, luidende: De in het eerste lid bedoelde graad wordt, aangeduid als D, in de naamsvermelding achter de naam geplaatst.
Artikel 7.30a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «het bezit van het in die volzin bedoelde getuigschrift dat» vervangen door: dat aan betrokkene een graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid, is verleend die.
2. In het eerste lid, derde volzin, wordt «de examencommissie» vervangen door: het instellingsbestuur.
3. In het vijfde lid wordt na «ingediend» een zinsnede ingevoegd, luidende: , tenzij het instellingsbestuur anders beslist.
Artikel 7.34 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt na «7.30a, derde lid,» het woord «en».
2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.
3. In het nieuwe vierde lid wordt «tweede volzin» vervangen door: derde volzin.
Artikel 9.15, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel g vervalt «en».
2. Onder verlettering van onderdeel h tot onderdeel i wordt na onderdeel g een nieuw onderdeel h ingevoegd, luidende:
h. het verstrekken van een bewijs van toelating als bedoeld in artikel 7.30a, derde lid, alsmede de toepassing van artikel 7.30a, vijfde lid, en.
3. In het derde lid wordt «onder h» vervangen door: onder i.
In artikel 9.38, onderdeel b, wordt de zinsnede «en met uitzondering van het derde lid» vervangen door: met uitzondering van de aanwijzing, bedoeld in het derde lid, en met uitzondering van de eisen, bedoeld in de artikelen 7.30a, derde lid, derde volzin, en 7.30b, eerste lid, derde volzin.
In artikel 11.3, tweede lid, onder b, wordt na «tot en met g» ingevoegd: , en met uitzondering van de aanwijzing, bedoeld in het derde lid.
In artikel 14.2, eerste lid, vervallen «6.4, 6.8, 6.11,» en de zinsnede «onderscheidenlijk het toekennen van de rechten genoemd in artikel 1.9, eerste en tweede lid, aanwijzing,».
In artikel 15.1, tweede lid, wordt «artikel 9 van de Wet op het onderwijstoezicht» vervangen door: artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 15.6, eerste lid, wordt «artikel 7.10a» vervangen door: de artikelen 7.10a, 7.18 en 7.19.
In artikel 16.8, eerste lid, tweede volzin, wordt «eerste lid of tweede lid» vervangen door: eerste, tweede of derde lid.
In artikel 17.3, tweede lid, wordt «artikel 17.2» vervangen door: de artikelen 17a.12 tot en met 17a.15.
In artikel 17a.4, eerste lid, wordt «een studiejaar 2003–2004» vervangen door: het studiejaar 2003–2004.
In artikel 17a.12 wordt «De bacheloropleidingen» vervangen door: Aan de bacheloropleidingen, en wordt «opgenomen en zijn geaccrediteerd» vervangen door: opgenomen, is accreditatie verbonden.
De artikelen 17a.13 en 17a.14 worden elk als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt «het jaar dat volgt op».
2. In het derde lid wordt de zinsnede «kalenderjaar dat zes jaar na de start van de opleiding ingaat» vervangen door: kalenderjaar zes jaar na de start van de opleiding.
Artikel 17a.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt «het jaar dat volgt op».
2. In het derde lid wordt de zinsnede «kalenderjaar, dat zes jaar na de start van de opleiding ingaat» vervangen door: kalenderjaar zes jaar na de start van de opleiding.
Na artikel 17a.15a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Aan de door Onze minister aan te wijzen masteropleidingen, bedoeld in artikel 7.3b, verbonden aan de hieronder vermelde instellingen, is accreditatie verbonden tot en met 31 december 2007:
a. International Institute for Infrastructural Hydraulic and Environmental Engineering te Delft,
b. Institute for Housing and Urban Development Studies te Rotterdam,
c. Internationaal Instituut voor Lucht- en Ruimtekaartering en Aardkunde te Enschede,
d. Maastricht School of Management te Maastricht, en
e. Internationaal Instituut voor Sociale Studiën te 's-Gravenhage.
2. Artikel 17a.4, eerste, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Na artikel 17a.16 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd artikel 7.10a, derde lid, kan het bestuur van de rechtspersoon die een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 17a.15a, eerste lid, verzorgt, afhankelijk van het vakgebied waarin het afsluitend examen van die masteropleiding is afgelegd, aan de verleende graad toevoegen «of Arts» dan wel «of Science».
2. Artikel 7.19a is van overeenkomstige toepassing.
1. Voor de toepassing van artikel 7.10a wordt een opleiding als bedoeld in artikel 17a.7a aangemerkt als een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs.
2. Artikel 7.19a is van overeenkomstige toepassing.
Na artikel 17a.20 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Degene die voorafgaand aan het studiejaar 2002–2003 een aanvang heeft gemaakt met een opleiding in het hoger beroepsonderwijs en aan wie na 31 augustus 2002 doch voor 1 september 2006 op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs de graad Bachelor is verleend, is tevens gerechtigd tot het voeren van de titel Bachelor overeenkomstig artikel 7.21, tweede en derde lid, zoals die bepalingen op 31 augustus 2002 luidden.
Na hoofdstuk 17e wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd met als opschrift: Hoofdstuk 18. Overgangs- en invoeringsbepalingen wijzigingswetten vanaf 2002.
1. In hoofdstuk 18 wordt een titel 1 ingevoegd, gelijkluidend aan titel 1 van hoofdstuk 17. Het opschrift van die titel komt te luiden: Titel 1. Wet van 6 juni 2002 (Stb. 302).
2. In hoofdstuk 18 wordt een titel 2 ingevoegd, gelijkluidend aan titel 1 van hoofdstuk 17a. Het opschrift van die titel komt te luiden: Titel 2. Wet van 6 juni 2002 (Stb. 303).
3. In hoofdstuk 18 wordt een titel 3 ingevoegd, gelijkluidend aan hoofdstuk 17b. Het opschrift van die titel komt te luiden: Titel 3. Wet van 12 september 2002 (Stb. 493).
4. In hoofdstuk 18 wordt een titel 4 ingevoegd, gelijkluidend aan hoofdstuk 17c. Het opschrift van die titel komt te luiden: Titel 4. Wet van 30 januari 2003 (Stb. 70).
5. In hoofdstuk 18 wordt een titel 5 ingevoegd, gelijkluidend aan hoofdstuk 17d. Het opschrift van die titel komt te luiden: Titel 5. Wet van 3 april 2003 (Stb. 188).
6. In hoofdstuk 18 wordt een titel 6 ingevoegd, gelijkluidend aan hoofdstuk 17e. Het opschrift van die titel komt te luiden: Titel 6. Wet van 2 juli 2003 (Stb. 287).
7. In hoofdstuk 18 wordt een titel 7 ingevoegd, gelijkluidend aan hoofdstuk 17f. Het opschrift van die titel komt te luiden: Titel 7. Wet van 24 juni 2004 (Stb. 321).
8. De artikelen van de titels 1 tot en met 7 van hoofdstuk 18 worden vernummerd overeenkomstig de in de bijlage bij deze wet opgenomen transponeringstabel. De in die titels voorkomende aanhalingen worden gewijzigd overeenkomstig de transponeringstabel, bedoeld in de eerste volzin.
1. Na hoofdstuk 18 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd met als opschrift: Hoofdstuk 19. Slotbepalingen.
2. In dat hoofdstuk worden drie artikelen ingevoegd, gelijkluidend aan de artikelen 16.84, 16.85 en 16.86. Die artikelen worden vernummerd tot de artikelen 19.1, 19.2 en 19.3.
De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift van artikel 2.6 komt te luiden: Berekening rijksbijdrage.
2. In het opschrift van artikel 7.52a wordt «7.52a» vervangen door: 7.52d.
2a. Na het opschrift van artikel 17a.20 wordt ingevoegd:
Artikel 17a.20a. Handhaving titel Bachelor voor afgestudeerden hbo «nieuwe stijl».
3. Het opschrift van hoofdstuk 17 komt te luiden: Hoofdstuk 18. Overgangs- en invoeringsbepalingen wijzigingswetten vanaf 2002.
4. Het opschrift van titel 1 van hoofdstuk 17 komt te luiden: Titel 1. Wet van 6 juni 2002 (Stb. 302).
5. In de opschriften van de artikelen 17.1 tot en met 17.7 worden die artikelen vernummerd overeenkomstig de in de bijlage bij deze wet opgenomen transponeringstabel.
6. De opschriften van hoofdstuk 17a en van titel 1 van hoofdstuk 17a wordt vervangen door: Titel 2. Wet van 6 juni 2002 (Stb. 302).
7. In de opschriften van de artikelen 17a.1 tot en met 17a.25 worden die artikelen vernummerd overeenkomstig de in de bijlage bij deze wet opgenomen transponeringstabel.
8. Het opschrift van hoofdstuk 17b komt te luiden: Titel 3. Wet van 12 september 2002 (Stb. 493).
9. In het opschrift van artikel 17b.1 wordt dat artikel vernummerd tot artikel 18.46.
10. Het opschrift van hoofdstuk 17c komt te luiden: Titel 4. Wet van 30 januari 2003 (Stb. 70).
11. In het opschrift van artikel 17c.1 wordt dat artikel vernummerd tot artikel 18.47.
12. Het opschrift van hoofdstuk 17d komt te luiden: Titel 5. Wet van 3 april 2003 (Stb. 188).
13. In het opschrift van de artikelen 17d.1 en 17d.2 worden die artikelen vernummerd tot de artikelen 18.48 en 18.49.
14. Het opschrift van hoofdstuk 17e komt te luiden: Titel 6. Wet van 2 juli 2003 (Stb. 287).
15. In de opschriften van de artikelen 17e.1, 17e.2 en 17e.3 worden die artikelen vernummerd tot de artikelen 18.50, 18.51 en 18.52.
16. Het opschrift van hoofdstuk 17f komt te luiden: Titel 7. Wet van 24 juni 2004 (Stb. 321).
17. In de opschriften van de artikelen 17f.1 en 17f.2 worden die artikelen vernummerd tot de artikelen 18.53 en 18.54.
In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 7.10a wordt als volgt gewijzigd:
1. De tweede en derde volzin van het eerste lid worden vervangen door een nieuwe tweede en derde volzin, luidende:
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat ten aanzien van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs of ten aanzien van een groep van opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs aan een in dit lid bedoelde graad een toevoeging wordt verbonden. Het instellingsbestuur voegt, met inachtneming van het in de algemene maatregel van bestuur bepaalde, een toevoeging aan de graad toe waarin de aard van een opleiding of van een groep van opleidingen tot uitdrukking gebracht.
2. De tweede volzin van het tweede lid komt te luiden:
De tweede en derde volzin van het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing.
3. De tweede volzin van het derde lid komt te luiden:
De tweede en derde volzin van het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7.19a, tweede lid, wordt vervangen door drie nieuwe leden, luidende:
2. Een graad als bedoeld in het eerste lid wordt als volgt aangeduid:
a. Bachelor: B, en
b. Master: M.
3. Een toevoeging als bedoeld in artikel 7.10a, eerste, tweede en derde lid, wordt op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze aangeduid.
4. Een graad en een toevoeging worden in de naamsvermelding achter de naam geplaatst, desgewenst aangevuld met de vermelding, bedoeld in artikel 7.10a, vierde lid.
In artikel 3, zesde lid, van de Wet op het primair onderwijs wordt «126 studiepunten» telkens vervangen door: 180 studiepunten, en wordt «ten minste 116» vervangen door: ten minste 166.
In artikel 33, negende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt «126 studiepunten» telkens vervangen door: 180 studiepunten, en wordt «ten minste 116» vervangen door: ten minste 166.
In de Wet studiefinanciering 2000 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 5.6, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «een opleiding godgeleerdheid aan een openbare universiteit die» vervangen door: het geheel van een bacheloropleiding en een masteropleiding in de godgeleerdheid aan een openbare of bijzondere universiteit dat.
2. In onderdeel b wordt «een wetenschappelijke theologische opleiding aan een op grond van artikel 6.9 van de WHW aangewezen instelling» vervangen door: het geheel van een bacheloropleiding en een masteropleiding godgeleerdheid binnen het wetenschappelijk onderwijs aan een aangewezen instelling als bedoeld in artikel 6.9 van de WHW.
Artikel 5.8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van de aanhef van het tweede lid vervalt de dubbele punt.
2. In het tweede lid, onderdeel a, vervallen de aanduidingen «a.» en «, of».
3. Het tweede lid, onderdeel b, vervalt.
4. Na het tweede lid wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Indien een student een aanvraag als bedoeld in artikel 5.7, vierde lid, heeft ingediend, wordt het aantal maanden, bedoeld in het eerste lid, van de aan hem toegekende prestatiebeurs omgezet in een gift.
Artikel 10.5, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «een opleiding godgeleerdheid aan een openbare universiteit die» vervangen door: een opleiding als bedoeld in artikel 17a.7 van de WHW in de godgeleerdheid aan een openbare universiteit die dan wel het geheel van een bacheloropleiding en een masteropleiding in de godgeleerdheid aan een openbare of bijzondere universiteit dat. Voorts vervalt aan het slot van dat onderdeel «en».
2. Onderdeel b wordt vervangen door:
b. het geheel van een bacheloropleiding en masteropleiding met een gezamenlijke studielast van 360 studiepunten gericht op een godsdienstig of levensbeschouwelijk ambt aan een bijzondere instelling voor wetenschappelijk onderwijs,
c. een opleiding als bedoeld in artikel 17a.7 van de WHW met een studielast van 360 studiepunten gericht op een godsdienstig of levensbeschouwelijk ambt aan een bijzondere instelling voor wetenschappelijk onderwijs,
d. het geheel van een bacheloropleiding en een masteropleiding godgeleerdheid binnen het wetenschappelijk onderwijs aan een aangewezen instelling als bedoeld in artikel 6.9 van de WHW, of
e. een opleiding in de zin van artikel 17a.7 van de WHW in de godgeleerdheid aan een aangewezen instelling als bedoeld in artikel 6.9 van de WHW.
Aan artikel 12.10 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van artikel 5.6 wordt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de prestatiebeurs mede gedurende 6,5 jaar verstrekt, indien het betreft:
a. een opleiding als bedoeld in artikel 17a.7 van de WHW in de godgeleerdheid aan een openbare universiteit die, blijkens het onderwijs- en examenprogramma, wordt gevolgd in combinatie met het onderwijs in het kader van een opleiding vanwege een kerkgenootschap tot leraar of ambtsdrager van dat kerkgenootschap, en
b. een opleiding als bedoeld in artikel 17a.7 van de WHW met een studielast van 360 studiepunten gericht op een godsdienstig of levensbeschouwelijk ambt aan een bijzondere instelling voor wetenschappelijk onderwijs of een opleiding in de zin van artikel 17a.7 van de WHW in de godgeleerdheid aan een op grond van artikel 6.9 van de WHW aangewezen instelling.
De in de artikelen 10.5, vierde en vijfde lid, 12.1, zesde en zevende lid, 12.1b, eerste lid, en 12.10, eerste en derde lid, voorkomende aanhalingen worden gewijzigd overeenkomstig de in de bijlage bij de Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur opgenomen transponeringstabel.
De in artikel 12.3a van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten voorkomende aanhalingen worden gewijzigd overeenkomstig de in de bijlage bij de Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur opgenomen transponeringstabel.
Vervallen
Vervallen
De artikelen IV en VI van de wet van 2 november 1994, houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten, houdende verbeteringen en aanvullingen van overwegend technische aard (Stb. 803) vervallen.
Indien artikel VII van de wet van 2 november 1994, houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten, houdende verbeteringen en aanvullingen van overwegend technische aard (Stb. 803) op het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige wet nog niet in werking is getreden, vervalt dat artikel.
In de wet van 2 april 1998 houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op de studiefinanciering ter uitvoering van in het hoger onderwijs- en onderzoekplan 1996 aangekondigde maatregelen worden de volgende wijzigingen aangebracht:
In artikel IX, zevende lid, eerste volzin, wordt «De artikelen Ia en IIIa treden» vervangen door: Artikel Ia treedt.
In de wet van 6 december 2001 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs komt de aanhef van artikel V, onderdeel D, te luiden: Onder vernummering van artikel 7.52a tot artikel 7.52d wordt in hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 3 met het daarin opgenomen artikel 7.52 vervangen door:.
In de wet van 6 juni 2002 tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht:
In artikel IIIa, onderdeel B, tweede volzin, wordt «17.1, 17a.3 en 17a.12» vervangen door: 18.1, 18.11 en 18.27.
In artikel X, derde lid, wordt «onderdelen Aa, R, S, HH en II» vervangen door: onderdelen Aa, HH en II.
In de wet van 12 september 2002 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek onder meer ter uitvoering van de nota «Zicht op kwaliteit» worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Aan artikel V, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Het in de eerste volzin bedoelde tijdstip kan voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend worden vastgesteld.
In de Loodsenwet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 29, derde lid, komt te luiden:
3. Het tuchtcollege loodsen bestaat uit een voorzitter en vier registerloodsen. Tot voorzitter kan worden benoemd degene:
a. aan wie op grond van het afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs door een universiteit dan wel de Open Universiteit, waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend, of
b. die op grond van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit, waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht heeft verkregen om de titel meester te voeren.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van onderdeel a gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
Artikel 30, vierde lid, komt te luiden:
4. Het tuchtcollege loodsen heeft een secretaris en zo nodig een plaatsvervangend secretaris:
a. aan wie op grond van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs door een universiteit dan wel de Open Universiteit, waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend, of
b. die op grond van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit, waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht heeft verkregen om de titel meester te voeren.
Zij worden door Onze Minister en Onze Minister van Justitie benoemd, geschorst en ontslagen.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van onderdeel a gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
In de Zeevaartbemanningswet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Aan artikel 55b, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van onderdeel a gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
Aan artikel 55f, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van onderdeel a gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
In de Kadasterwet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 6, tweede lid, komt te luiden:
2. Tot bewaarder kunnen uitsluitend worden benoemd zij:
a. aan wie op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs door een universiteit of de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend;
b. die op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit of wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht om de titel meester te voeren, hebben verkregen;
c. die een door het bestuur van de Dienst voldoende verklaarde opleiding van gelijkwaardige aard hebben, of
d. die in het bezit zijn van een ten aanzien van het beroep van bewaarder afgegeven EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's of in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten, bedoeld in de onderdelen a en b.
In artikel 6 wordt na het tweede lid een lid 2a ingevoegd, luidende:
2a. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het tweede lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
In de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 23, tweede lid, komt te luiden:
2. De voorzitter moet:
a. op grond van het afleggen van een examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs door een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht zijn verleend,
b. op grond van het afleggen van een examen van een opleiding aan een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht om de titel meester te voeren hebben verkregen, of
c. blijk hebben gegeven op andere wijze de voor de betrekking van voorzitter benodigde kennis te hebben verworven.
In artikel 23 wordt na het tweede lid een lid 2a ingevoegd, luidende:
2a. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het tweede lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
1. Voor de toepassing van de in het tweede lid genoemde artikelen wordt met degene aan wie door een universiteit of de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht is verleend, gelijkgesteld degene die:
a. in het bezit is van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen in een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied van het recht of in het bezit is van een door het instellingsbestuur van een instelling, genoemd in de aanhef, afgegeven bewijsstuk dat daarvoor vrijstelling is verleend, en
b. in het bezit is van een door het instellingsbestuur van een instelling, genoemd in de aanhef, afgegeven verklaring waaruit blijkt dat in een van de jaren 2002 tot en met 2006 in de fase na de propedeutische fase van een opleiding als bedoeld in onderdeel a met goed gevolg tentamens zijn afgelegd, verbonden aan onderwijseenheden met een gezamenlijke studielast van ten minste 120 studiepunten.
Onder het met goed afleggen van een tentamen wordt mede begrepen de verlening van een vrijstelling daarvan.
2. De in het eerste lid bedoelde bepalingen zijn:
a. de artikelen 2, eerste lid, eerste volzin, en 62, eerste lid, eerste volzin, van de Advocatenwet,
b. artikel 6, tweede lid, van de Kadasterwet,
c. de artikelen 29, derde lid, en 30, vierde lid, van de Loodsenwet,
d. artikel 75, eerste lid, van de Pachtwet,
e. artikel 48, eerste lid, van de Visserijwet 1963,
f. artikel 98, derde lid, tweede volzin, van de Vreemdelingenwet 2000,
g. artikel 23, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte,
h. artikel 9, tweede lid, van de Zaaizaad- en Plantgoedwet,
i. artikel 65, vierde lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002,
j. artikelen 12, eerste lid, en 29, tweede lid, van de Wet op de Raad van State,
k. artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op het notarisambt,
l. artikel 1d, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechtelijke ambtenaren, en
m. de artikelen 55b, tweede lid, en 55f, eerste lid, van de Zeevaartbemanningswet.
Voor de toepassing van de artikelen, genoemd in artikel 8.1, tweede lid, wordt met degene aan wie door een universiteit of de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht is verleend en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend, gelijkgesteld degene:
a. die in het bezit is van een bewijs van inschrijving voor het studiejaar 2002–2003 of het studiejaar 2003–2004 voor een masteropleiding op het gebied van het recht, en
b. aan wie door een universiteit of de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, in 2003 of 2004 de graad Master op het gebied van het recht is verleend.
De tekst van de hoofdstukken 5, 18 en 19 en van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt in het Staatsblad geplaatst.
1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. Het in het eerste lid bedoelde koninklijk besluit kan erin voorzien dat de volgende artikelen terugwerken tot en met het daarbij vermelde tijdstip:
a. artikel 5.2, onderdeel Ka, eerste en tweede lid, tot en met 19 juni 2002,
b. artikel 5.2, onderdeel Y, tot en met 1 september 2002,
c. artikel 5.2, onderdeel Z, tot en met 1 september 2002, en
d. artikel 5.2, onderdeel Zb, tot en met 1 september 2002.
Voorzover een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de onderstaande artikelen niet binnen twee jaar na inwerkingtreding van deze wet tot stand is gekomen, vervallen de desbetreffende artikelen:
a. artikel 65, lid 4a, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002,
b. artikel 12, lid 1a, van de Wet op de Raad van State,
c. artikel 29, lid 2a, van de Wet op de Raad van State,
d. artikel 2, eerste lid, vierde volzin, van de Advocatenwet,
e. artikel 62, eerste lid, vierde volzin, van de Advocatenwet,
f. artikel 75, tweede lid, van de Pachtwet,
g. artikel 98, derde lid, derde volzin, van de Vreemdelingenwet 2000,
h. artikel 6, vierde lid, van de Wet op het notarisambt,
i. artikel 1d, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren,
j. artikel 48, lid 2a, van de Visserijwet 1963,
k. artikel 9, lid 3a, van de Zaaizaad- en Plantgoedwet,
l. artikel 29, derde lid, tweede volzin, van de Loodsenwet,
m. artikel 30, vierde lid, derde volzin, van de Loodsenwet,
n. artikel 55b, tweede lid, tweede volzin, van de Zeevaartbemanningswet,
o. artikel 55f, tweede lid, tweede volzin, Zeevaartbemanningswet,
p. artikel 6, lid 2a, van de Kadasterwet,
q. artikel 23, lid 2a, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Rutte
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman
Uitgegeven de zevenentwintigste januari 2005
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
artikel 17.1 | artikel 18.1 |
---|---|
artikel 17.2 | (vervallen) |
artikel 17.3 | artikel 18.2 |
artikel 17.4 | artikel 18.3 |
artikel 17.5 | (vervallen) |
artikel 17.6 | artikel 18.4 |
artikel 17.7 | artikel 18.5 |
artikel 17a.1 | artikel 18.6 |
artikel 17a.2 | artikel 18.7 |
artikel 17a.2a | artikel 18.8 |
artikel 17a.2b | artikel 18.9 |
artikel 17a.2c | artikel 18.10 |
artikel 17a.3 | artikel 18.11 |
artikel 17a.4 | artikel 18.12 |
artikel 17a.5 | artikel 18.13 |
artikel 17a.6 | artikel 18.14 |
artikel 17a.7 | artikel 18.15 |
artikel 17a.7a | artikel 18.16 |
artikel 17a.8 | artikel 18.17 |
artikel 17a.9 | artikel 18.18 |
artikel 17a.10 | artikel 18.19 |
artikel 17a.10a | artikel 18.20 |
artikel 17a.10b | artikel 18.21 |
artikel 17a.11 | artikel 18.22 |
artikel 17a.11a | artikel 18.23 |
artikel 17a.11b | artikel 18.24 |
artikel 17a.11c | artikel 18.25 |
artikel 17a.11d | artikel 18.26 |
artikel 17a.12 | artikel 18.27 |
artikel 17a.13 | artikel 18.28 |
artikel 17a.14 | artikel 18.29 |
artikel 17a.15 | artikel 18.30 |
artikel 17a.15a | artikel 18.31 |
artikel 17a.15b | artikel 18.32 |
artikel 17a.16 | artikel 18.33 |
artikel 17a.16a | artikel 18.34 |
artikel 17a.16b | artikel 18.35 |
artikel 17a.17 | artikel 18.36 |
artikel 17a.18 | artikel 18.37 |
artikel 17a.19 | artikel 18.38 |
artikel 17a.20 | artikel 18.39 |
artikel 17a.20a | artikel 18.40 |
artikel 17a.21 | artikel 18.41 |
artikel 17a.22 | artikel 18.42 |
artikel 17a.23 | artikel 18.43 |
artikel 17a.24 | artikel 18.44 |
artikel 17a.25 | artikel 18.45 |
artikel 17b.1 | artikel 18.46 |
artikel 17c.1 | artikel 18.47 |
artikel 17d.1 | artikel 18.48 |
artikel 17d.2 | artikel 18.49 |
artikel 17e.1 | artikel 18.50 |
artikel 17e.2 | artikel 18.51 |
artikel 17e.3 | artikel 18.52 |
artikel 17f.1 | artikel 18.53 |
artikel 17f.2 | artikel 18.54 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2005-32.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.