Besluit van 1 juni 2005, houdende wijziging van het Inrichtingsbesluit W.V.O. in verband met schrappen aanvraagprocedure intrasectorale programma’s en het laten verzorgen van onderdelen voorbereidend beroepsonderwijs door een andere school voor voorbereidend beroepsonderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 april 2005, nr. WJZ/2005/16381 (3774), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 10b, negende lid, en 10d, negende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 9 mei 2005, nr. W05.05.0141/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 mei 2005, nr. WJZ/2005/23229 (3774), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Inrichtingsbesluit W.V.O. wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 26k vervalt.

B

Artikel 26l komt te luiden:

Artikel 26l. Voorwaarden voor het uitvoeren van intrasectorale programma’s v.m.b.o.

  • 1. Het bevoegd gezag van een school voor v.b.o. of van een scholengemeenschap waarvan tenminste een school voor v.b.o. deel uitmaakt kan een intrasectoraal programma verzorgen voor zover deze school of scholengemeenschap gerechtigd is onderwijs te verzorgen in de afdelingen onderliggend aan het bijbehorende intrasectorale programma, zoals weergegeven in kolom 3 van Bijlage 1 bij dit besluit.

  • 2. Indien het de gemengde leerweg betreft kan de school op iedere vestiging waar afsluitend onderwijs v.b.o. of mavo mag worden verzorgd, met inachtneming van het eerste lid, een intrasectoraal programma verzorgen.

  • 3. Indien het de basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg betreft kan de school alleen op de vestigingen waar het onderwijs in al de in het eerste lid bedoelde afdelingen daadwerkelijk wordt verzorgd, het bijbehorende intrasectorale programma verzorgen.

  • 4. In afwijking van het eerste lid kan een bevoegd gezag ook de intrasectorale programma’s Zorg en Welzijn-breed en Handel en Administratie verzorgen, indien

    a. alleen de afdeling Uiterlijke Verzorging onderscheidenlijk de afdeling Mode en Commercie aanwezig is,

    b. de belanghebbende scholen in de regio geen bezwaar hebben tegen dit aanbod, en

    c. door het bevoegd gezag hiervan voor 1 februari voorafgaand aan het schooljaar waarin het intrasectorale programma van start gaat melding wordt gemaakt aan Onze Minister.

C

Artikel 26m komt te luiden:

Artikel 26m. Gevolgen van het verzorgen van intrasectorale programma’s v.m.b.o. in relatie tot artikel 10b, eerste lid, van de wet

Een bevoegd gezag dat een intrasectoraal programma verzorgt als bedoeld in artikel 26l, voldoet aan de voorschriften van artikel 10b, eerste lid, van de wet, indien:

a. het intrasectorale programma wordt aangeboden in de basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg,

b. het intrasectorale programma wordt aangeboden in de basisberoepsgerichte leerweg en in tenminste één van de onderliggende afdelingen in de kaderberoepsgerichte leerweg, of

c. het intrasectorale programma wordt aangeboden in de kaderberoepsgerichte leerweg en in tenminste één van de onderliggende afdelingen in de basisberoepsgerichte leerweg.

D

Artikel 27 komt te luiden:

Artikel 27. Voorwaarden voor het verzorgen van onderdelen v.b.o. door andere school voor v.b.o.

  • 1. Het bevoegd gezag van een school voor v.b.o. of van een scholengemeenschap als bedoeld in artikel 10d, eerste lid, van de wet, kan vakken en programmaonderdelen als bedoeld in artikel 10b, negende lid, onderdeel d, of artikel 10d, negende lid, onderdeel d, van de wet, verzorgen voor leerlingen van:

    a. een andere school voor v.b.o. dan waar de desbetreffende leerlingen zijn ingeschreven van hetzelfde bevoegd gezag, die gerechtigd is hetzelfde onderwijs te verzorgen, of

    b. een andere school voor v.b.o. dan waar de desbetreffende leerlingen zijn ingeschreven van een ander bevoegd gezag, die gerechtigd is hetzelfde onderwijs te verzorgen.

  • 2. De bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder b, geldt alleen als de bevoegde gezagsorganen van betrokken scholen de samenwerking schriftelijk zijn overeengekomen.

E

Aan het inrichtingsbesluit W.V.O. wordt toegevoegd Bijlage 1, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij dit besluit.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 1 juni 2005

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de achtentwintigste juni 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Schoolbesturen in het voortgezet onderwijs hebben de laatste jaren steeds meer zeggenschap gekregen. Het beleid is er op gericht deze trend met kracht door te zetten, ook wat betreft de planning en het aanbod van onderwijsprogramma’s.

In het kader van deze deregulering en autonomievergroting is nagegaan welke criteria nog actueel zijn voor het mogen aanbieden van intrasectorale programma’s (het combineren van onderdelen van afdelingsvakken uit meer dan één afdeling binnen een sector) en het verzorgen van onderdelen van het onderwijsprogramma voorbereidend beroepsonderwijs (hierna: v.b.o.) door een andere school voor v.b.o..

De bedoelde criteria zijn tot stand gekomen in de periode waarin tot herschikking van het voorbereidend beroepsonderwijs (hierna: v.b.o.) moest worden gekomen (Stb. 1999, 405). De herschikking is medio 2002 formeel afgerond. Sinds die tijd hebben v.b.o.-scholen ervaring op kunnen doen met het aanbieden van intrasectorale programma’s. Tevens is in de praktijk gebleken dat de mogelijkheid om onderdelen van het onderwijsprogramma v.b.o. te laten verzorgen door een andere school voor v.b.o. waarbij sprake is van aanbod waar de school zelf geen licentie voor heeft (bekend in het veld onder de naam «brede Zwolse variant»), zo complex is dat de scholen er nauwelijks gebruik van hebben gemaakt.

Actualisering enerzijds en deregulering en autonomievergroting anderzijds hebben geleid tot de conclusie dat de meeste criteria vereenvoudigd kunnen worden of kunnen vervallen.

Gedetailleerde regelgeving en een afzonderlijke goedkeuringsprocedure zijn niet langer noodzakelijk. Het aanbieden van een intrasectoraal programma en het verzorgen van aanbod door een andere school waarbij beide scholen beschikken over de vereiste licenties, behoeft daarom niet langer te worden aangevraagd. Voor wat betreft het verzorgen van aanbod door een andere school blijft de voorwaarde van een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst voor het vastleggen van de afspraken tussen beide scholen gehandhaafd.

De mogelijkheid voor het aanvragen van de «brede Zwolse variant» komt eveneens te vervallen.

De scholen zijn al geïnformeerd over bovenstaande wijzigingen. In de beleidsregel van 28 augustus 2003 «Criteria procedures intrasectorale programma’s en het laten verzorgen van onderwijsprogramma vbo door een andere school voor vbo per 1 augustus 2004» is deze aanpassing van het Inrichtingsbesluit W.V.O. aangekondigd.

Ook voor het houden van toezicht op het handelen van de bevoegde gezagsorganen van scholen in het voortgezet onderwijs is een aparte aanvraagprocedure niet meer noodzakelijk. Het combineren van bestaande informatiebronnen zoals de leerlingentelling en de zogenaamde Brin-gegevens bieden hiertoe voldoende waarborg.

2. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel B (artikel 26l)

Het nieuwe eerste lid van artikel 26l bepaalt dat een school voor v.b.o. intrasectorale programma’s mag aanbieden wanneer de school beschikt over de licentie voor de onderliggende afdelingen. In de hierbij behorende bijlage is aangegeven welke afdelingen het betreft: in kolom 2 de afdelingen onderliggend aan het intrasectorale programma, zoals ook beschreven in artikel 26j, in kolom 3 de afdelingen die in ieder geval aanwezig moeten zijn om het desbetreffende intrasectorale programma te mogen aanbieden.

Voor de verschillende leerwegen zijn in het tweede en derde lid aanvullingen opgenomen. Bij de gemengde leerweg kan op iedere vestiging het intrasectoraal programma worden aangeboden (mits op die vestiging afsluitend onderwijs v.b.o. of mavo mag worden verzorgd), terwijl dat bij de basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg alleen in die vestigingen mag, waar alle onderliggende afdelingen ook daadwerkelijk worden verzorgd. In het geval van de gemengde leerweg geldt uiteraard wel de voorwaarde dat de school op grond van artikel 10d van de wet onderwijs in de gemengde leerweg mag verzorgen.

Van artikel 26l, eerste lid, kan op grond van het nieuwe vierde lid worden afgeweken: uit de aanvragen van de afgelopen jaren is gebleken dat er zich in de regio omstandigheden kunnen voordoen waardoor het wenselijk is om de intrasectorale programma’s Zorg en Welzijn-breed of Handel en Administratie aan te bieden zonder dat de vereiste onderliggende afdeling aanwezig is. Bijvoorbeeld wanneer het intrasectorale programma nergens in de regio wordt aangeboden maar er wel vraag naar is. Tot nu toe werden deze situaties ter goedkeuring aan de minister voorgelegd. Dat hoeft nu niet meer, het vierde lid biedt nu de mogelijkheid om slechts ten dele aan het in het eerste lid gestelde te voldoen. In dit geval mogen de programma’s overigens alleen worden aangeboden wanneer de belanghebbende scholen in de regio schriftelijk hebben verklaard hier geen bezwaar tegen te hebben. Onder een belanghebbende school wordt verstaan: een school in hetzelfde voedingsgebied die over één of meer van de onderliggende afdelingen beschikt of het betreffende intrasectorale programma al verzorgt. Door het afgeven van de verklaring van geen bezwaar, zijn de belanghebbende scholen in de gelegenheid om na te gaan in hoeverre het aanbieden van het intrasectorale programma in de regio doelmatig is onderscheidenlijk het regionale aanbod niet groter is dan de regionale vraag en te beoordelen of er sprake kan zijn van leerlingverlies bij de eigen school.

Artikel I, onderdeel C (artikel 26m)

In artikel 10b, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO), is bepaald dat een school of scholengemeenschap voor elke afdeling van het voorbereidend beroepsonderwijs de basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg moet geven. Aan dit voorschrift wordt tevens voldaan indien een school het intrasectoraal programma voor zowel de basisberoepsgerichte leerweg als de kaderberoepsgerichte leerweg gaat verzorgen (de basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg hoeven dan niet meer verplicht in het desbetreffende onderliggende afdelingsprogramma te worden aangeboden). Gaat een school het intrasectorale programma verzorgen in de kaderberoepsgerichte leerweg en wordt de basisberoepsgerichte leerweg in het desbetreffende onderliggende afdelingsprogramma aangeboden (of andersom), dan is eveneens voldaan aan artikel 10b, eerste lid, van de WVO.

Artikel I, onderdeel D (artikel 27)

Op grond van artikel 27 mogen scholen voor v.b.o. onderling afspraken maken over het aanbieden van onderdelen van programma’s aan leerlingen die bij de ene school staan ingeschreven (school A) en een deel van het lesprogramma bij de andere school (school B) volgen. Dikwijls gaat het hier om het «uitbesteden» van een praktijkgericht onderdeel waarvoor school B over betere voorzieningen of deskundigheid beschikt dan school A.

Beide scholen moeten beschikken over de vereiste licenties. Deze voorwaarde betekent dat het voor een school niet langer mogelijk is om op grond van de samenwerking met een andere school, programma’s aan te bieden die niet tot de licentie van de eigen school behoren. Deze mogelijkheid stond bekend als de zogenaamde brede Zwolse variant. Deze mogelijkheid komt als gevolg van deze wijziging dus te vervallen.

Het «uitbesteden» moet schriftelijk worden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. Deze dient op beide scholen aanwezig te zijn voor controle door bijvoorbeeld inspectie en accountant.

Deze nota van toelichting onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

BIJLAGE 1

behorend bij artikel 26l inrichtingsbesluit W.V.O.

Intrasectoraal programma (ISP)

Onderliggende afdelingen per ISP (beschreven in artikel 26j)

Strikt noodzakelijk om te beschikken

Metalelektro

Metaaltechniek

Elektrotechniek

Metaaltechniek en Elektrotechniek

Instalektro

Installatietechniek

Elektrotechniek

Installatietechniek en Elektrotechniek

Bouw-breed

Bouwtechniek

Bouwtechniek

Handel en Administratie

Handel en Verkoop

Administratie

Mode en Commercie

Handel en Verkoop

of

Administratie

Consumptief-breed

Consumptief

Consumptief

Zorg en Welzijn-breed

Verzorging

Uiterlijke Verzorging

Verzorging

Landbouwbreed

Landbouw en Natuurlijke omgeving

Landbouw en Natuurlijke omgeving


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven