Besluit van 18 mei 2005, houdende vaststelling van de onderlinge grenzen van de Nederlandse delen van de stroomgebieddistricten Eems, Rijn, Maas en Schelde

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 15 oktober 2004, nr. HDJZ/WAT/2004-2407, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) en artikel 2a, tweede lid, van de Wet op de waterhuishouding;

De Raad van State gehoord (advies van 29 oktober 2004, nr. W09.04.0494/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 4 mei 2005, nr. HDJZ/WAT/2005-1070, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Grenzen stroomgebieddistricten

Artikel 1

  • 1. De grens tussen de stroomgebieddistricten Eems en Rijn is aangegeven op de als bijlage 1 bij dit besluit behorende kaart.

  • 2. De grens tussen de stroomgebieddistricten Rijn en Maas is aangegeven op de als bijlagen 2 en 3 bij dit besluit behorende kaarten.

  • 3. De grens tussen de stroomgebieddistricten Maas en Schelde is aangegeven op de als bijlage 4 bij dit besluit behorende kaart.

§ 2. Grondwatervoorkomens

Artikel 2

De onder de stroomgebieddistricten Eems, Rijn, Maas en Schelde gelegen grondwatervoorkomens worden toegewezen aan die onderscheidenlijke stroomgebieddistricten, met dien verstande dat een grondwatervoorkomen dat zich bevindt onder twee stroomgebieddistricten over die stroomgebieddistricten wordt verdeeld, met inachtneming van de in artikel 1 bedoelde grenzen.

§ 3. Slotbepalingen

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel D, van de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water in werking treedt.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vaststelling grenzen stroomgebieddistricten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 18 mei 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de eenentwintigste juni 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

BIJLAGE 1 behorende bij artikel 1 van het Besluit vaststelling grenzen stroomgebieddistricten

Grens tussen de stroomgebieddistricten Rijn en Eems

stb-2005-304-1.gif

BIJLAGE 2 behorende bij artikel 1 van het Besluit vaststelling grenzen stroomgebieddistricten

Grens tussen de stroomgebieddistricten Rijn en Maas (vanaf rijksgrens tot Afgedamde Maas)

stb-2005-304-2.gif

BIJLAGE 3 behorende bij artikel 1 van het Besluit vaststelling grenzen stroomgebieddistricten

Grens tussen de stroomgebieddistricten Rijn en Maas (vanaf Afgedamde Maas tot buitengrens kustwater)

stb-2005-304-3.gif

BIJLAGE 4 behorende bij artikel 1 van het Besluit vaststelling grenzen stroomgebieddistricten

Grens tussen de stroomgebieddistricten Maas en Schelde

stb-2005-304-4.gif

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Dit besluit, dat mede op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tot stand is gekomen, geeft uitvoering aan artikel 2a, tweede lid, van de Wet op de waterhuishouding (Wwh) dat is ingevoegd bij de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water. Dit artikellid bepaalt dat de onderlinge grenzen van de Nederlandse delen van de stroomgebieddistricten worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur waarbij tevens wordt voorzien in de toedeling van grondwatervoorkomens aan één van de stroomgebieddistricten. De kaderrichtlijn water merkt een stroomgebieddistrict aan als de belangrijkste eenheid voor stroomgebiedbeheer; ingevolge artikel 2, onderdeel 15, van de richtlijn omvat een zodanig district het gebied van land en zee, gevormd door een of meer aan elkaar grenzende stroomgebieden met de bijbehorende grond- en kustwateren. Een stroomgebied is volgens de richtlijn (artikel 2, onderdeel 13) een gebied vanwaar al het over het oppervlak lopende water via een reeks stromen, rivieren en eventueel meren door één riviermond, estuarium of delta in zee stroomt.

Artikel 2a Wwh bepaalt in het eerste lid dat het Nederlandse grondgebied voor de toepassing van het bij of krachtens de Wwh bepaalde wordt ingedeeld in de op Nederlands grondgebied gelegen delen van de stroomgebieddistricten Eems, Rijn, Maas en Schelde. Onder het Nederlandse grondgebied wordt mede verstaan de territoriale zee, voor zover die is gelegen aan de landzijde van de lijn waarvan elk punt zich bevindt op een afstand van een internationale zeemijl, zijnde achttienhonderd en twee en vijftig meter, gemeten zeewaarts vanaf de laagwaterlijn, bedoeld in artikel 1 van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee of de basislijn, bedoeld in artikel 2 van die wet. Deze zeewaartse begrenzing is ontleend aan de definitie van kustwateren in artikel 2, onderdeel 7, van de kaderrichtlijn water (zie onderdeel 3 van deze toelichting).

Het derde lid tenslotte geeft regels omtrent de voorbereiding van de maatregel.

2. Grenzen stroomgebieddistricten

2.1. Algemeen

De onderlinge grenzen van de Nederlandse delen van de stroomgebieddistricten Eems, Rijn, Maas en Schelde worden in artikel 1 van dit besluit aangewezen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de als bijlagen 1 tot en met 4 bij het besluit behorende kaarten. Deze kaarten zijn vervaardigd op basis van een geografisch informatiesysteem (GIS). De zogenaamde GIS-bestanden kunnen desgewenst aan de waterbeheerders beschikbaar worden gesteld ten behoeve van de door hen te verrichten werkzaamheden ter uitvoering van de kaderrichtlijn water. De onderlinge grenzen tussen de kustwateren van de vier stroomgebieddistricten zijn omschreven in onderdeel 3 van deze toelichting. De overige grenzen worden hierna omschreven, waarbij wordt uitgegaan van de provinciegrenzen en de grenzen van de beheersgebieden van de waterschappen zoals deze op 1 januari 2005 bestaan.

2.2. Grens tussen de stroomgebieddistricten Eems en Rijn (bijlage 1)

De grens tussen de stroomgebieddistricten Eems en Rijn wordt vanaf de grens met de Bondsrepubliek Duitsland gevormd door de grens van het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa’s met de beheersgebieden van de waterschappen Velt en Vecht en Reest en Wieden. Aansluitend wordt de grens tot en met de stad Groningen gevormd door de grens tussen de beheersgebieden van de waterschappen Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest. Dit geldt eveneens voor het Reitdiep, beginnende in de stad Groningen en eindigend in Lauwersoog. Het eerste gedeelte daarvan tot aan de sluis Dorkwerd behoort bij het stroomgebieddistrict Eems, het overige gedeelte behoort bij het stroomgebieddistrict Rijn.

Het ten noordoosten van de stad Groningen bij het waterschap Noorderzijlvest in beheer zijnde boezemgebied Fivelingo, het bemalingsgebied (kustpolder) Spijksterpompen en de haventerreinen van de Eemshaven behoren in zijn geheel bij het stroomgebieddistrict Eems. Het overige gedeelte van het beheersgebied van het waterschap Noorderzijlvest behoort tot het stroomgebieddistrict Rijn.

2.3. Grens tussen de stroomgebieddistricten Rijn en Maas (bijlagen 2 en 3)

Vanaf de grens met Duitsland valt de grens tussen de stroomgebieddistricten Rijn en Maas samen met de grens tussen de provincies Gelderland en Limburg. Via de sluis in het Maas-Waalkanaal loopt de grens vervolgens over de noordelijke winterdijk van de Maas en de oostelijke secundaire waterkering van de Afgedamde Maas tot aan de Wilhelminasluis. Vanaf de Wilhelminasluis behoren in westelijke richting het Land van Heusden en Altena, het eiland van Dordrecht, de Hollandse Biesbosch, de Hoeksche Waard en Voorne-Putten bij het stroomgebieddistrict Rijn. De Brabantse Biesbosch en Goeree-Overflakkee zijn onderdeel van het stroomgebieddistrict Maas.

Zoals in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water reeds is opgemerkt is er in het rivierengebied hydrologisch gezien geen scherpe grens te trekken tussen de stroomgebieden van Rijn en Maas, omdat ze samen uitmonden in één deltagebied waar het water van de twee rivieren zich vermengt. Er is toch voor gekozen deze stroomgebieden te onderscheiden omdat zij reeds geografisch zijn vastgelegd in afzonderlijke internationale verdragen en er ook twee afzonderlijke internationale riviercommissies voor zijn.

2.4.Grens tussen de stroomgebieddistricten Maas en Schelde (bijlage 4)

Vanaf de Belgische grens naar het noordwesten gaande loopt de grens zodanig dat van het beheersgebied van het waterschap Brabantse Delta de Brabantse Wal, de Auvergnepolder, het bemalingsgebied Zoute Sluis en het Noord-Brabantse deel van de Prins Hendrikpolder tot het stroomgebieddistrict Schelde behoren en de resterende gedeelten van dat beheersgebied tot het stroomgebieddistrict Maas. Aansluitend loopt de grens over de Philipsdam en de Grevelingendam over de dijk van Goeree-Overflakkee langs de Grevelingen tot aan de Brouwersdam.

Bij het vaststellen van deze grens is het van belang geweest dat een volledige toepassing van hydrologische criteria voor dit deltagebied, waar van oudsher drie rivieren samenvloeiden en dat door menselijke ingrepen in een geheel van gecompartimenteerde watersystemen is veranderd, niet mogelijk is. Waar de hydrologische criteria niet langer doorslaggevend zijn voor het vaststellen van de grens tussen de twee stroomgebieddistricten, is er voor gekozen de bestaande beheersgrenzen zoveel mogelijk in acht te nemen. Dit geldt met name voor het Grevelingenmeer, het Veerse Meer en de Oosterschelde.

3. Kustwateren

Volgens artikel 2, onderdeel 7, van de kaderrichtlijn water, zijn kustwateren de oppervlaktewateren gelegen aan de landzijde van een lijn waarvan elk punt zich op een afstand bevindt van een zeemijl zeewaarts van het dichtstbijzijnde punt van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten, zo nodig uitgebreid tot de buitengrens van een overgangswater. De basislijn is in de kaderrichtlijn water niet gedefinieerd; dit internationaal geaccepteerde begrip is omschreven in het VN-Zeerechtverdrag1. In de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee is bepaald dat, behoudens uitzonderingen voor riviermondingen, de laagwaterlijn de basislijn is vanwaar de twaalf internationale zeemijlen voor de territoriale wateren van Nederland gemeten worden. De laagwaterlijn is aangegeven op de grootschalige Nederlandse zeekaarten, uitgegeven door de Dienst der Hydrografie van het Ministerie van Defensie. De laatste uitgaven daarvan, die zijn gebruikt voor de vervaardiging van de bij dit besluit behorende kaarten, zijn gebaseerd op gegevens daterend van 1 januari 2002. In een riviermonding verbindt de basislijn de laagwaterlijnen die hun beginpunt hebben aan de zeekust aan weerszijden van die monding.

Ingevolge artikel 2a, eerste lid, Wwh behoren de kustwateren binnen de éénmijlszone tot de op het Nederlands grondgebied gelegen delen van de stroomgebieddistricten Eems, Rijn, Maas en Schelde. Een afzonderlijke toewijzing van het kustwater aan de stroomgebieddistricten in dit besluit kan dan ook achterwege blijven.

Eveneens is het niet nodig de buitengrens van de kustwateren vast te stellen, deze vloeit immers direct voort uit de ligging van de basislijn. De op de bij dit besluit behorende kaarten aangegeven buitengrenzen van de kustwateren in de grensgebieden van de vier stroomgebieddistricten zijn dan ook indicatief. In de loop der tijd zal de weergave daarvan niet meer geheel correct zijn omdat de basislijn – in casu de laagwaterlijn – van jaar tot jaar kan verschuiven. Om te voorkomen dat deze jaarlijkse verschuivingen tot praktische problemen leiden bij de uitvoering van de kaderrichtlijn water zal met enige regelmaat worden bezien welke verschuiving in het kustwater dit tot gevolg heeft. Dit zal, aan de hand van de meest recente gegevens van de Dienst der Hydrografie, plaatsvinden bij een herziening van de nota waterhuishouding die tenminste eenmaal in de zes jaren plaatsvindt. Het in het oog houden van de buitengrens van het kustwater is van belang omdat ingevolge de definitie in artikel 2, onderdeel 1, van de kaderrichtlijn water kustwateren onder het begrip oppervlaktewateren vallen, waardoor de kaderrichtlijn water daarop volledig van toepassing is. Anders is het met betrekking tot territoriale wateren buiten de éénmijlszone, die slechts worden aangemerkt als oppervlaktewater voorzover het de chemische toestand betreft.

De onderlinge grenzen tussen de kustwateren van de vier stroomgebieddistricten, zoals deze in artikel 1 van dit besluit zijn vastgesteld, kunnen als volgt worden omschreven.

Grens tussen de kustwateren van de stroomgebieddistricten Eems en Rijn

De vaststelling van de grenzen in het kustwater tussen de stroomgebieddistricten Eems en Rijn heeft in overleg met Duitsland plaatsgevonden.

Gezien de begrenzing van het Rijnstroomgebieddistrict op het vasteland en de invloed van de Rijn op het mariene milieu van de Waddenzee, behoort bijna het gehele Nederlandse gedeelte van de Waddenzee tot het stroomgebieddistrict Rijn. Slechts het gedeelte ten oosten van Rottumeroog behoort tot het stroomgebieddistrict Eems. Dit betekent dat alle Nederlandse Waddeneilanden tot het stroomgebieddistrict Rijn behoren.

Grens tussen de kustwateren van de stroomgebieddistricten Rijn en Maas

De grens tussen het bij de stroomgebieddistricten Rijn en Maas behorende kustwater vloeit rechtstreeks voort uit de plaats waar de grens tussen de twee stroomgebieddistricten op de basislijn uitkomt, in casu de Slufter op de Maasvlakte.

Grens tussen de kustwateren van de stroomgebieddistricten Maas en Schelde

De grens tussen het bij de stroomgebieddistricten Maas en Schelde behorende kustwater vloeit eveneens rechtstreeks voort uit de plaats waar de grens tussen de twee stroomgebieddistricten op de basislijn uitkomt, in casu de kop van Goeree.

4. Toedeling grondwatervoorkomens

Artikel 2, onderdeel 2, van de kaderrichtlijn water bepaalt dat onder grondwater wordt verstaan: al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met de bodem of ondergrond staat. Onderdeel 7 omschrijft een grondwaterlichaam als: een afzonderlijke grondwatermassa in een of meer watervoerende lagen.

Hieruit kan worden geconcludeerd dat voor de begrenzing van het grondwater dat grondwater van belang is dat bestaat uit watervoerende pakketten, voor zover die deelnemen aan de hydrologische kringloop, met inbegrip van de pakketten waaraan water wordt onttrokken voor de drinkwatervoorziening. Dieper gelegen pakketten die niet met de hydrologische kringloop in verbinding staan blijven daarmee buiten beschouwing.

De hydrologische begrenzing van ondiep grondwater sluit redelijk goed aan bij de hydrologische begrenzing van oppervlaktewater. Voorts is er op het Nederlandse grondgebied tot op vrij grote diepte een directe wisselwerking tussen grond- en oppervlaktewater. De toedeling van zowel diep als ondiep grondwater aan de daarboven gelegen stroomgebieddistricten voor oppervlaktewater wordt dan ook gerechtvaardigd geacht. Artikel 2 van het besluit bepaalt daarnaast dat een grondwatervoorkomen dat zich onder twee stroomgebieddistricten bevindt, over die districten wordt verdeeld, waarbij de grenzen tussen de beide stroomgebieddistricten in acht worden genomen.

5. Doorsnijding beheersgebieden

De vaststelling van de grenzen van de vier stroomgebieddistricten heeft niet alleen tot gevolg dat een stroomgebieddistrict het beheersgebied van meer dan één waterbeheerder beslaat maar eveneens dat de beheersgebieden van verschillende waterbeheerders zijn gelegen in meer dan één stroomgebieddistrict. Voor een goede uitvoering van de kaderrichtlijn water is het essentieel dat die waterbeheerders met betrekking tot alle betrokken districten actief betrokken zijn bij de vaststelling van de maatregelenprogramma’s. Het betreft de provincies Groningen, Drenthe, Gelderland, Zuid-Holland en Noord-Brabant en de waterschappen Noorderzijlvest, Hollandse Delta (na waterschapsfusie, per 1 januari 2005) en Brabantse Delta. Hetzelfde geldt voor enkele regionale directies van Rijkswaterstaat, namelijk de directies Noord-Nederland, Zuid-Holland, Zeeland en Noordzee. De bij deze nota van toelichting behorende bijlage geeft aan in welke stroomgebieddistricten de waterschappen, provincies en regionale directies van Rijkswaterstaat gesitueerd zijn.

6. Gevolgen voor stroomgebiedbeheersplannen en maatregelenprogramma’s

Niet alleen binnen de vier afzonderlijke stroomgebieddistricten zal sprake moeten zijn van een goede afstemming van de plannen die tezamen het maatregelenprogramma vormen, ook tussen de districten zal dit in meer of mindere mate het geval zijn, met name in de volgende gevallen.

Zoals in onderdeel 2 van deze toelichting reeds is opgemerkt, is er in het rivierengebied hydrologisch gezien geen scherpe grens te trekken tussen de stroomgebieden van Rijn en Maas. Aangezien er toch voor is gekozen de stroomgebieddistricten van Rijn en Maas te onderscheiden, betekent dit dat er sprake zal moeten zijn van een nauwe afstemming tussen de voor die districten op te stellen maatregelenprogramma’s en stroomgebiedbeheersplannen. Met betrekking tot het Haringvliet, het Hollandsch Diep en de daaraan grenzende gebieden is de betrokkenheid tussen de twee stroomgebieden zelfs zodanig dat zij in de plannen en programma’s van beide districten zullen moeten worden opgenomen.

Vanwege de hydrologische relaties in het deltagebied dienen ook de maatregelenprogramma’s en stroomgebiedbeheersplannen van de stroomgebieddistricten Maas en Schelde goed op elkaar aan te sluiten.

7. Rapportage aan de Commissie

Ingevolge artikel 3, achtste lid, juncto bijlage I, sub ii, van de kaderrichtlijn water, hebben de lidstaten inmiddels aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor elk deel van een internationaal stroomgebieddistrict dat op hun grondgebied ligt, naast enige informatie over de bevoegde autoriteiten, tevens informatie verschaft over het geografische gebied daarvan. Het gaat daarbij om de namen van de hoofdrivieren in het stroomgebieddistrict, samen met een nauwkeurige beschrijving van de grenzen van dat district. Deze informatie moet zoveel mogelijk geschikt zijn voor invoering in een geografisch informatiesysteem (GIS) en/of het geografisch informatiesysteem van de Commissie (GISCO).

Met de Bondsrepubliek Duitsland is een praktische afspraak gemaakt over de wijze waarop beide landen de Commissie hebben geïnformeerd over de grenzen van het deel van het stroomgebieddistrict Eems dat naar hun oordeel tot hun grondgebied behoort. De rijksgrens met Duitsland in het Eems-Dollardgebied is namelijk omstreden. Tot drie zeemijlen uit de kust is er een gebied waarover beide landen gezamenlijk hebben vastgesteld dat zij dit elkaar betwisten. Door de uitbreiding van de territoriale wateren van drie naar twaalf zeemijlen die nadien – in 1985 – heeft plaatsgevonden is het voor de zone daartussenin nu eveneens onduidelijk waar de rijksgrens ligt. De afspraak met Duitsland houdt tevens in dat geen afbreuk wordt gedaan aan de territoriale aanspraken van beide landen.

8. Voorbereiding besluit

Uitgangspunt bij de voorbereiding van de vaststelling van de grenzen tussen de vier stroomgebieddistricten waren de grenzen zoals vastgelegd in verschillende verdragen waarbij Nederland partij is en die geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op het beheer van grensoverschrijdende wateren. Met gebruikmaking van de digitale waterstaatskaart 1985 is een kaart vervaardigd waarop de voorlopige grenzen van de districten waren aangegeven.

Om het precieze verloop van de onderlinge grenzen van de Nederlandse delen van de stroomgebieddistricten te kunnen bepalen is door Rijkswaterstaat overleg gevoerd met de provincies en waterschappen in de «grensgebieden» van de districten. Daarbij is er naar gestreefd zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande beheersgrenzen. Ten aanzien van de grenzen tussen de stroomgebieddistricten Eems en Rijn en tussen het oostelijke gedeelte van de stroomgebieddistricten Rijn en Maas is tussen alle betrokkenen op bestuurlijk niveau overeenstemming bereikt. Ten aanzien van de stroomgebieddistricten Rijn en Maas in het deltagebied is het uiteindelijk, na de inspraakfase (zie hieronder), mogelijk gebleken een grens vast te stellen die recht doet aan alle wensen van de betrokken beheerders. Met de in dit besluit vastgestelde grens wordt bereikt dat het overgrote deel van het Zuid-Hollandse deltagebied wordt toegedeeld aan één stroomgebieddistrict, namelijk dat van de Rijn. Ten aanzien van de grens tussen de stroomgebieddistricten Maas en Schelde bestaat tussen alle betrokken beheerders eveneens overeenstemming.

Daarnaast zijn in bilateraal overleg met Duitsland afspraken gemaakt omtrent de toedeling van kustwater aan het stroomgebieddistrict Eems en de grens tussen de stroomgebieddistricten Eems en Rijn. Eveneens heeft met Duitsland afstemming plaatsgevonden over de grens tussen de stroomgebieddistricten Rijn en Maas. In bilateraal overleg met België heeft afstemming plaatsgevonden over de grens tussen de stroomgebieddistricten Maas en Schelde. Voorts is afgestemd in het kader van de internationale commissies voor Maas en Schelde alsmede in het internationale Rijnwaterdirecteurenoverleg.

Ten aanzien van het besluit is overeenkomstige toepassing gegeven aan artikel 33a, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Daartoe is een ontwerp van het besluit op 21 mei 2003 toegezonden aan beide kamers der Staten-Generaal, die dit voor kennisgeving hebben aangenomen, en voorts op 13 juni 2003 gepubliceerd in de Staatscourant, waarbij een ieder in de gelegenheid is gesteld gedurende een termijn van vier weken zijn zienswijze over dat voorontwerp ter kennis te brengen van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat.

In het voorgepubliceerde ontwerp wordt het beheersgebied van Hoogheemraadschap (HH) Alm en Biesbosch bij het stroomgebieddistrict Maas ingedeeld. De besturen van de tot 1 januari 2005 bestaande hoogheemraadschappen Alm en Biesbosch en Alblasserwaard en Vijfheerenlanden en van het waterschap Rivierenland, alsmede van de provincie Noord-Brabant hebben bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen indeling. Deze instanties zijn van mening dat het beheersgebied van het hoogheemraadschap Alm en Biesbosch bij het stroomgebieddistrict Rijn zou moeten worden ingedeeld. Daarbij wijzen zij er op, dat in het rapport Waterbeleid voor de 21e eeuw van de Commissie-Tielrooij Nederland is ingedeeld in 17 deelstroomgebieden, vanuit de optiek van waterkwantiteitsbeheer, en dat het beheersgebied van het hoogheemraadschap Alm en Biesbosch daarbij valt in het deelstroomgebied Rivierengebied, tezamen met dat van het waterschap Rivierenland en het hoogheemraadschap Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. De betrokken waterschappen zijn met ingang van 1 januari 2005 gefuseerd tot één waterschap, waterschap Rivierenland, met zetel in Tiel. Vanuit de optiek van de strijd tegen wateroverlast en hoogwaterbescherming, alsmede vanuit bestuurlijke overwegingen, hechten de betrokken waterschappen er zeer aan dat hun beheersgebieden in het kader van de Kaderrichtlijn water tot hetzelfde stroomgebieddistrict worden toegewezen. De indeling van het beheersgebied van het hoogheemraadschap Alm en Biesbosch tot het stroomgebieddistrict van de Maas zou daarmee in strijd zijn.

Aangezien door het betrokken gebied zowel Rijn- als Maaswater stroomt, is er geen overwegend inhoudelijk bezwaar tegen het honoreren van de wens van de genoemde waterschappen. Dit is dan ook, in nader overleg met deskundigen bij de betrokken waterschappen, verwerkt in de grenzen zoals die thans ingevolge het besluit worden vastgesteld.

Deze definitieve indeling laat onverlet dat het nieuwe Waterschap Rivierenland gehouden is om af te stemmen met de betrokken instanties in het stroomgebieddistrict Maas, bijvoorbeeld op het gebied van de emissies, omdat de afwatering van het gebied hoofdzakelijk naar de Maas is. In dat opzicht verandert de herindeling materieel niets aan de taakuitvoering van het Waterschap.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Bijlage bij de Nota van toelichting bij het Besluit vaststelling grenzen stroomgebieddistricten

Overzicht van waterbeheerders en stroomgebieddistricten

WATERBEHEERDER

STROOMGEBIEDDISTRICT

 

EEMS

RIJN

MAAS

SCHELDE

Rijkswaterstaat

    

Noord-Nederland

x

x

  

Oost-Nederland

 

x

  

IJsselmeergebied

 

x

  

Utrecht

 

x

  

Noord-Holland

 

x

  

Zuid-Holland

 

x

x

 

Zeeland

  

x

x

Noord-Brabant

  

x

 

Limburg

  

x

 

Noordzee

 

x

x

x

     

Provincies

    

Groningen

x

x

  

Friesland

 

x

  

Drenthe

x

x

  

Overijssel

 

x

  

Flevoland

 

x

  

Gelderland

 

x

(x)

 

Utrecht

 

x

  

Noord-Holland

 

x

  

Zuid-Holland

 

x

x

(x)

Zeeland

   

x

Noord-Brabant

 

x

x

x

Limburg

  

x

 
     

Waterschappen

    

Groningen

    

Hunze en Aa’s

x

   

Noorderzijlvest

x

x

  

Friesland

    

Alle waterschappen

 

x

  

Drenthe

    

Hunze en Aa’s

x

   

Overige waterschappen

 

x

  

Overijssel

    

Alle waterschappen

 

x

  

Flevoland

    

Zuiderzeeland

 

x

  

Gelderland

    

Rivierenland

 

x

(x)

 

Overige waterschappen

 

x

  

Utrecht

    

Alle waterschappen

 

x

  

Noord-Holland

    

Alle waterschappen

 

x

  

Zuid-Holland

    

Rivierenland (m.i.v. 1-1-2005)

 

x

(x)

 

Hollandse Delta (m.i.v. 1-1-2005)

 

x

x

(x)

Overige waterschappen

 

x

  

Zeeland

    

Alle waterschappen

   

x

Noord-Brabant

    

Alm en Biesbosch (m.i.v. 1-1-2005 onderdeel Rivierenland)

 

x

(x)

 

Brabantse Delta

  

x

x

Overige waterschappen

  

x

 

Limburg

    

Alle waterschappen

  

x

 

x Beheersgebied is geheel of gedeeltelijk gesitueerd in het aangeduide stroomgebieddistrict.(x) Beheersgebied ligt geheel of vrijwel geheel buiten het aangeduide stroomgebieddistrict, maar er zijn wel relaties (met name ten aanzien van hydrologie en emissies) die voor de stroomgebiedbeheersplannen en maatregelenprogramma’s van belang zijn.


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

XNoot
1

Het op 10 december 1982 te Montego-Bay gesloten verdrag inzake het recht van de zee, met bijlagen (Trb. 1983, 83).

Naar boven