Rijkswet van 26 mei 2005 tot wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk als gevolg van de spaarrenterichtlijn

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat een herziening van de Belastingregeling voor het Koninkrijk wenselijk is in verband met artikel 17, tweede lid, van de Richtlijn nr. 2003/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op spaargelden in de vorm van rentebetaling (PbEU L 157/38);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Belastingregeling voor het Koninkrijk wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Voor de toepassing van dit artikel, artikel 13a en artikel 24, tiende lid,

    a. wordt, tenzij de context anders vereist, verstaan onder:

    1°. de Richtlijn 2003/48/EG: de Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten van spaargelden in de vorm van rentebetalingen (PbEU L 157/38);

    2°. uiteindelijk gerechtigde: een uiteindelijk gerechtigde als bedoeld in artikel 2 van de Richtlijn 2003/48/EG;

    3°. uitbetalende instantie: een uitbetalende instantie als bedoeld in artikel 4 van de Richtlijn 2003/48/EG;

    4°. rentebetaling: een rentebetaling als bedoeld in artikel 6 van de Richtlijn 2003/48/EG, met inachtneming van artikel 15 van de Richtlijn 2003/48/EG;

    5°. termen, gebruikt in artikel 13a en artikel 24, tiende lid, die niet anderszins in dit artikel zijn omschreven: de betekenis die in de Richtlijn 2003/48/EG daaraan wordt gegeven;

    b. wordt in de bepalingen in de Richtlijn 2003/48/EG waarnaar in dit artikel, artikel 13a en artikel 24, tiende lid, wordt verwezen in plaats van «lidstaten» gelezen: de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Nederland, al naar de context vereist.

B

Na artikel 13 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

  • 1. Indien de uiteindelijk gerechtigde van rente woonachtig is in Nederland en de uitbetalende instantie in de Nederlandse Antillen is gevestigd, heffen de Nederlandse Antillen gedurende de in artikel 10 van de Richtlijn 2003/48/EG bedoelde overgangsperiode bronbelasting, gedurende de eerste drie jaar van de overgangsperiode tegen een tarief van 15%, gedurende de volgende drie jaar tegen een tarief van 20% en daarna tegen een tarief van 35%. De uitbetalende instantie houdt de bronbelasting in op een wijze als omschreven in artikel 11, tweede en derde lid, van de Richtlijn 2003/48/EG.

  • 2. Het opleggen van bronbelasting door de Nederlandse Antillen op grond van dit artikel belet Nederland niet de inkomsten te belasten overeenkomstig het nationale recht met inachtneming van de andere bepalingen in deze Rijkswet.

  • 3. Tijdens de overgangsperiode kunnen de Nederlandse Antillen bepalen dat een marktdeelnemer die rente uitbetaalt of een rentebetaling bewerkstelligt voor een in Nederland gevestigde entiteit als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Richtlijn 2003/48/EG, wordt aangemerkt als de uitbetalende instantie in plaats van de entiteit, en heffen zij de bronbelasting op die rente, tenzij die entiteit formeel heeft aanvaard dat haar naam en adres alsmede het totale bedrag van de rentebetaling die aan haar is verricht of voor haar is bewerkstelligd, worden meegedeeld overeenkomstig de laatste alinea van dat lid.

  • 4. De Nederlandse Antillen behouden 25% van de opbrengsten van de bronheffing, bedoeld in het eerste lid, en dragen 75% van de opbrengsten af aan Nederland. Indien de Nederlandse Antillen overeenkomstig het derde lid bronbelasting heffen, behouden de Nederlandse Antillen 25% van de opbrengsten geheven op rentebetalingen aan in Nederland gevestigde entiteiten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Richtlijn 2003/48/EG en dragen 75% af aan Nederland. Die overdrachten vinden plaats uiterlijk in de zes maanden volgende op het eind van het belastingjaar van de Nederlandse Antillen. De Nederlandse Antillen treffen de maatregelen die nodig zijn om het systeem voor de verdeling van de belastingopbrengsten correct te doen functioneren.

  • 5. De Nederlandse Antillen voorzien in één van beide of beide procedures, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Richtlijn 2003/48/EG. Op verzoek van de uiteindelijk gerechtigde geeft de bevoegde autoriteit van Nederland, bedoeld in artikel 37 een verklaring af in overeenstemming met artikel 13, tweede lid, van de Richtlijn 2003/48/EG.

  • 6. Voor de toepassing van dit artikel bepalen de Nederlandse Antillen de procedures die nodig zijn om de uitbetalende instantie in staat te stellen de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde vast te stellen en dragen zorg voor de toepassing van deze procedures in de Nederlandse Antillen. Deze procedures voldoen aan de minimumnormen van artikel 3, tweede en derde lid, van de Richtlijn 2003/48/EG, met dien verstande dat met betrekking tot het bepaalde in het tweede lid, onderdeel a, en in het derde lid, onderdeel a, de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde worden vastgesteld op grond van de informatie waarover de uitbetalende instantie krachtens de toepassing van de desbetreffende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Nederlandse Antillen beschikt. De bestaande vrijstellingen of ontheffingen die in voorkomend geval op verzoek aan uiteindelijk gerechtigden met woonplaats in Nederland zijn verleend, zijn evenwel niet langer van toepassing en aan die uiteindelijk gerechtigden worden geen verdere vrijstellingen of ontheffingen van dien aard verleend.

  • 7. Aan het einde van de overgangsperiode vindt artikel 10, derde lid van de Richtlijn 2003/48/EG overeenkomstige toepassing.

C

Aan artikel 24 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 10. Nederland zorgt ervoor dat het heffen van bronbelasting als bedoeld in artikel 13a niet leidt tot dubbele belasting, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14, tweede en derde lid, van de Richtlijn 2003/48/EG of zorgt voor restitutie van de bronbelasting.

ARTIKEL II (INWERKINGTREDING EN VERVAL)

Deze Rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Artikel 2, achtste lid, artikel 13a en artikel 24, tiende lid van de Belastingregeling van het Koninkrijk vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

's-Gravenhage, 26 mei 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Uitgegeven de veertiende juni 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Kamerstuk 29 979 (R 1781)

Naar boven