Besluit van 31 mei 2005 tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten (indiening verzoek om toewijzing van broeikasgasemissierechten aan nieuwkomers)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 april 2005, nr. MJZ2005043261, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikel 16.33, tweede lid, van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 11 mei 2005, nr. W08.05.0150/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 mei 2005, nr. MJZ2005054624, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit handel in emissierechten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na de omschrijving van «CEN-norm» ingevoegd:

CO2-verbrandingsemissie: emissie van CO2 die plaatsvindt bij de exotherme reactie van een brandstof met zuurstof;

CO2-procesemissie: emissie van CO2, niet zijnde een CO2-verbrandingsemissie, die optreedt ten gevolge van bedoelde of onbedoelde reacties tussen stoffen of bij de transformatie daarvan, waaronder de chemische of elektrolytische reductie van metaalertsen, de thermische ontbinding van stoffen en de vorming van stoffen, bedoeld om te worden gebruikt als product of als grondstof;

CO2-emissiefactor: factor die is gebaseerd op het koolstofgehalte, uitgedrukt als ton CO2/TJ voor CO2-verbrandingsemissies;.

B

Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12a

  • 1. In het verzoek om toewijzing van broeikasgasemissierechten, bedoeld in artikel 16.32, tweede lid, van de wet, vermeldt degene die de inrichting drijft, waarop het verzoek betrekking heeft:

    a. zijn naam en adres;

    b. de naam en het adres van de inrichting;

    c. de CO2-installaties die in het lopende kalenderjaar in de inrichting in werking worden gesteld en uitbreidingen van CO2-installaties die in het lopende kalenderjaar in de inrichting in werking worden gesteld, onder vermelding van:

    1°. de datum waarop daarvoor krachtens artikel 16.5, eerste lid, onder a, onderscheidenlijk b, vergunning is verleend;

    2°. de datum van ingebruikname van de CO2-installatie;

    3°. de verwachte toename van de emissies van CO2;

    d. de verwachte CO2-verbrandingsemissies van de onder c bedoelde CO2-installaties, onder vermelding per brandstof of energiedrager van:

    1°. de stookwaarde;

    2°. de CO2-emissiefactor;

    3°. het verwachte verbruik per jaar gedurende de resterende jaren van de betrokken planperiode;

    e. de verwachte CO2-procesemissies van de onder c bedoelde CO2-installaties, aangegeven per jaar gedurende de resterende jaren van de betrokken planperiode;

    f. de verwachte niet-eenduidig classificeerbare emissies van de onder c bedoelde CO2-installaties.

  • 2. De verzoeker verstrekt aan Onze Ministers voor de inrichting waarop het verzoek betrekking heeft, bij zijn verzoek een verklaring dat hij Onze Ministers machtigt om op zijn inrichting betrekking hebbende gegevens over het energieverbruik en de emissies van CO2, die bij SenterNovem of het Verificatiebureau Benchmarking Energie-efficiency berusten, met uitzondering van gegevens die zijn verkregen in het kader van de verificatie van een op de inrichting betrekking hebbend emissieverslag, op te vragen om deze te gebruiken ter verificatie van de gegevens die hij in het kader van zijn verzoek om toewijzing van broeikasgasemissierechten heeft verstrekt.

  • 3. Onze Ministers stellen het model vast van de formulieren voor het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en de verklaring, bedoeld in het tweede lid.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 31 mei 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de zevende juni 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

In de Wet milieubeheer (hierna: Wm) is een regeling opgenomen inzake het toewijzen en verlenen van broeikasgasemissierechten aan zogenaamde nieuwkomers. Het betreft inrichtingen waarvoor, nadat het nationale toewijzingsplan, bedoeld in artikel 16.23, eerste lid, Wm, aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen is meegedeeld, een vergunning krachtens artikel 16.5, eerste lid, onder a of b, Wm (hierna: emissievergunning) wordt verleend (artikel 16.25, tweede lid, onder a, Wm; artikel 3, onder h, EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten).1 Nieuwkomers kunnen zowel nieuwe inrichtingen zijn als bestaande inrichtingen die worden uitgebreid. Indien in genoemd plan een emissierechtendepot is opgenomen waaruit broeikasgasemissierechten aan nieuwkomers kunnen worden toegewezen (artikel 16.25, tweede lid, onder a, Wm), moeten voor deze emittenten in het nationale toewijzingsbesluit broeikasgasemissierechten worden gereserveerd (artikel 16.29, eerste lid, onder d, Wm).

Indien het nationale toewijzingsplan voorziet in een emissierechtendepot voor nieuwkomers, moet het plan tevens inhoudelijke criteria bevatten voor de manier waarop in de loop van de planperiode broeikasgasemissierechten worden toegewezen aan die categorie bedrijven (artikel 16.25, eerste lid, onder b, Wm). Bij de inhoudelijke criteria voor de toewijzing van broeikasgasemissierechten aan nieuwkomers valt bijvoorbeeld te denken aan het opnemen van een ondergrens, waardoor alleen een significante uitbreiding van de capaciteit van een inrichting aanleiding kan geven tot het toewijzen van (extra) broeikasgasemissierechten. Ook kan het plan voorschrijven dat bepaalde criteria die worden gehanteerd bij de initiële toewijzing van broeikasgasemissierechten op grond van het nationale toewijzingsbesluit, op dezelfde wijze moeten worden toegepast op de toewijzing aan nieuwkomers. Het nationale toewijzingsplan voor de eerste planperiode (Allocatieplan CO2-emissierechten 2005 t/m 2007) voorziet in een dergelijk emissie-rechtendepot.2 In het nationale toewijzingsbesluit voor de eerste planperiode (Nationaal toewijzingsbesluit broeikasgasemissierechten 2005–2007) is vermeld hoeveel broeikasgasemissierechten beschikbaar worden gehouden voor toewijzing aan nieuwkomers.3

De toewijzing van broeikasgasemissierechten uit het emissierechtendepot geschiedt door middel van individuele toewijzingsbesluiten. De toewijzing is geregeld in de artikelen 16.32 en 16.33 Wm. Het onderhavige besluit bevat regels over de wijze waarop nieuwkomers een verzoek om toewijzing van broeikasgasemissierechten moeten indienen en de gegevens die moeten worden verstrekt met het oog op de beslissing op dit verzoek. Het besluit is gebaseerd op artikel 16.33, tweede lid, Wm.

2. Eisen met betrekking tot het verzoek om toewijzing van broeikasgasemissierechten aan nieuwkomers

De inhoudelijke criteria voor de toewijzing van broeikasgasemissierechten aan nieuwkomers zijn neergelegd in artikel 16.32 Wm in samenhang met het in de betrokken periode geldende nationale toewijzingsplan.

Artikel 16.33 Wm regelt de procedurele aspecten van de toewijzing van broeikasgasemissierechten aan nieuwkomers. Artikel 16.33, tweede lid, Wm biedt de basis om bij algemene maatregel van bestuur eisen te stellen aan de wijze waarop het verzoek om toewijzing van broeikasgasemissierechten moet worden gedaan. Die bepaling vormt de basis voor het onderhavige besluit. In het verzoek moeten onder meer gegevens worden vermeld met betrekking tot de verwachte CO2-emissies, omdat die gegevens een belangrijke rol spelen bij het bepalen van het aantal toe te wijzen broeikasgasemissierechten. Bij indiening van het verzoek dient de inrichting gebruik te maken van door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Economische Zaken (hierna: de Ministers) vastgestelde formulieren. Artikel 12a, derde lid, van het Besluit handel in emissierechten biedt een grondslag om die formulieren vast te stellen. Tot het tijdstip waarop onderhavig wijzigingsbesluit in werking treedt, is een dergelijke grondslag te vinden in artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Indien het verzoek niet voldoet aan de in artikel 12a van het Besluit handel in emissierechten neergelegde eisen, kan het verzoek buiten behandeling worden gelaten (artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht). Hetzelfde geldt als geen gebruik is gemaakt van de vastgestelde formulieren. Verzoeker moet dan wel eerst de gelegenheid hebben gehad de gebreken te herstellen.

3. Lasten en voordelen voor het bedrijfsleven

De lasten en voordelen voor de bedrijven die vallen onder de reikwijdte van het systeem van handel in broeikasgasemissierechten zijn al uitgebreid besproken in paragraaf 11 van het algemeen deel van de memorie van toelichting bij de Implementatiewet EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten,4 en paragraaf 9 van de nota van toelichting bij het Besluit handel in emissierechten. De administratieve lasten die voortvloeien uit het onderhavige besluit zijn beperkt. De bedrijven die een verzoek op grond van dit besluit willen indienen, zullen de gevraagde informatie moeten verstrekken. Hierbij dient gebruik gemaakt te worden van de in paragraaf 2 bedoelde standaardformulieren. Deze formulieren zijn ook elektronisch te verkrijgen bij SenterNovem (http://www.senternovem.nl/emissiehandel/). Verdere informatie die nodig is voor beoordeling van het toewijzingsverzoek vragen de Ministers direct op bij de emissieautoriteit (zie de toelichting bij artikel I, onderdeel B). Op deze wijze worden de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zoveel mogelijk beperkt.

4. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets en milieutoets

Voor wat betreft de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets en de milieutoets van het systeem van handel in broeikasgasemissierechten wordt verwezen naar paragraaf 12 respectievelijk 13 van het algemeen deel van de memorie van toelichting bij de Implementatiewet EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.

II. ARTIKELEN

Artikel I

Onderdeel A

Dit onderdeel voegt enige begripsbepalingen toe aan artikel 1 van het Besluit handel in emissierechten. Deze termen worden gebruikt in artikel 12a.

De begrippen CO2-verbrandingsemissie en CO2-procesemissie zijn afkomstig uit de richtsnoeren inzake de monitoring.5 De CO2-emissies zijn onder te verdelen in CO2-verbrandingsemissies en CO2-procesemissies. De definitie van CO2-verbrandingsemissie is gekoppeld aan het verbruik van brandstof. Een verbranding is een exotherme reactie met zuurstof waarbij warmte vrijkomt. In tegenstelling tot CO2-verbrandingsemissies zijn CO2-procesemissies gekoppeld aan het gebruik van grondstoffen (anders dan brandstof). Tussen stoffen of bij de transformatie van stoffen die worden gebruikt als een product of een grondstof, ontstaan bedoelde en onbedoelde reacties. Deze reacties hebben een emissie van CO2 tot gevolg.

Ook het begrip CO2-emissiefactor is afkomstig uit de richtsnoeren inzake de monitoring. De CO2-emissiefactor is gebaseerd op het koolstofgehalte van brandstoffen die in een CO2-installatie worden gebruikt en bij de verwerking waarvan CO2 vrijkomt.

Onderdeel B

Artikel 12a bevat de kern van dit besluit. Het verzoek om toewijzing van broeikasgasemissierechten moet worden ingediend door of namens degene die de inrichting drijft, waarop het verzoek betrekking heeft (artikel 16.32, tweede lid, Wm; artikel 2:1 van de Algemene wet bestuursrecht). Het verzoek kan zowel op papier als elektronisch worden ingediend. Op het elektronisch verzoek is de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer van toepassing.6

Voor het indienen van het verzoek dient gebruik te worden gemaakt van de door de Ministers vast te stellen standaardformulieren. Deze formulieren dienen juist en volledig te worden ingevuld. Indien dit niet het geval is, kan het verzoek buiten behandeling worden gelaten.

Het verzoek moet worden ingediend door degene die de inrichting drijft, waarop de aanvraag betrekking heeft (artikel 16.32, tweede lid, Wm). Aangezien een vereiste voor de toewijzing is dat een emissievergunning is verleend, is de identiteit van de vergunninghouder bij de emissieautoriteit bekend. De emissieautoriteit is op de hoogte van de naam en het adres van de houder van de emissievergunning, het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van de inrichting (artikel 4, eerste lid, onder a en b, van het Besluit handel in emissierechten). Een verandering van de naam of het adres van de vergunninghouder dient bovendien bij het bestuur van de emissieautoriteit te worden gemeld (artikel 16.12, tweede lid, onder d, Wm). De Ministers dienen er zeker van te zijn dat de broeikasgasemissierechten voor de juiste rechtspersoon worden toegewezen en ook dat de juiste persoon daarom verzoekt. Daartoe zullen de Ministers bij het bestuur van de emissieautoriteit deze gegevens opvragen. Tevens zullen de Ministers daarbij vragen om een afschrift van de emissievergunning die voor het in gebruik nemen van de inrichting, onderscheidenlijk het uitbreiden van de inrichting is verleend, en van het van de emissievergunning deel uitmakende monitoringsprotocol.

De Ministers beoordelen het verzoek op basis van de informatie die door degene die de inrichting drijft, in het verzoek en de bijbehorende formulieren is verstrekt. Deze gegevens worden geverifieerd. Hierbij wordt nagegaan of het verzoek voldoet aan de eisen die bij of krachtens de wet zijn gesteld. Deze gegevens worden uitsluitend gebruikt om te kijken of een inrichting voldoet aan de in artikel 16.32 Wm neergelegde eisen. De gegevens worden dus niet voor andere doeleinden gebruikt, zoals ter controle op het voldoen aan buitenwettelijke regels zoals het Convenant benchmarking.

Ten behoeve van de bovengenoemde verificatie kan nadere informatie worden ingewonnen bij SenterNovem of het Verificatiebureau Benchmarking Energie-efficiency. In verband hiermee dient degene die de inrichting drijft, de Ministeries van VROM en EZ toestemming te verlenen nadere informatie in te winnen bij SenterNovem en het Verificatiebureau Benchmarking Energie-efficiency. Indien dit niet is gebeurd, kan het verzoek niet in behandeling worden genomen.

De uitzondering in artikel 12a, tweede lid, voor gegevens die zijn verkregen in het kader van de verificatie van het emissieverslag, bedoeld in artikel 16.12, eerste lid, onder b, van de wet, heeft betrekking op het geval dat een bestaande inrichting uitbreidt en om toewijzing verzoekt op grond van artikel 16.32, tweede lid, Wm. In dat geval kan er informatie berusten bij het Verificatiebureau Benchmarking Energie-efficiency, indien dat bureau in een voorgaand jaar is opgetreden als verificateur van het emissieverslag voor de inrichting. Op deze wijze kan het Verificatiebureau Benchmarking Energie-efficiency zijn eventuele rol als verificateur scheiden van de betrokkenheid bij de toewijzing van broeikasgasemissierechten.

Ten aanzien van de openbaarheid c.q. de vertrouwelijke behandeling van gegevens die via de machtiging van artikel 12a, tweede lid, van het Besluit handel in emissierechten worden verkregen, is het regime van toepassing dat is beschreven in paragraaf 15 van het algemeen deel van de memorie van toelichting bij de Implementatiewet EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.7 Het juridische kader voor de openbaarheid van milieu-informatie in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten is het per 14 februari 2005 gewijzigde artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, die van toepassing is op de voorbereiding van toewijzingsbesluiten inzake nieuwkomers (artikel 16.33, derde lid, Wm), verklaart artikel 10 Wob van overeenkomstige toepassing op de terinzagelegging van stukken. Voor gegevens over het energieverbruik van nieuwkomers geldt dat deze gegevens veelal zijn aan te merken als bedrijfs- en fabricagegegevens, indien daaruit informatie is af te leiden over het gehanteerde productieproces. De betreffende uitzonderingsgrond (artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, en vierde lid, Wob) schrijft dan een belangenafweging voor. Zoals in genoemde memorie van toelichting (blz. 80) is aangegeven, wordt in die afweging, gezien het concurrentiegevoelige karakter van bedoelde informatie, aan het bedrijfsbelang een zwaar gewicht toegekend.

Het verzoek, bedoeld in artikel 16.32, tweede lid, Wm, en de bijbehorende formulieren dienen te worden gezonden naar:

Minister van VROM

t.a.v. de directeur van de Directie Klimaatverandering en Industrie

IPC 650

Postbus 30945

2500 GX Den Haag

Artikel II

Het besluit treedt zo spoedig mogelijk na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst, in werking, zodat bedrijven nog gelegenheid hebben om voor 2 juli 2005 (zie artikel 16.33, eerste lid, Wm) een verzoek om toewijzing van broeikasgasemissierechten te kunnen indienen.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 juli 2005, nr. 132.

XNoot
1

Richtlijn nr. 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU L 275).

XNoot
2

Zie Kennisgeving vaststelling Allocatieplan CO2-emissierechten 2005 t/m 2007 (Stcrt. 2004, 159) en http://www.senternovem.nl/emissiehandel/.

XNoot
3

Zie Kennisgeving nationaal toewijzingsbesluit broeikasgasemissierechten 2005–2007 (Stcrt. 2004, 205) en http://www.senternovem.nl/emissiehandel/.

XNoot
4

Kamerstukken II 2003/04, 29 565, nr. 3.

XNoot
5

Beschikking nr. 2004/156/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 januari 2004 tot vaststelling van richtsnoeren voor de bewaking en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (PbEU L 59).

XNoot
6

Stb. 2004, 214.

XNoot
7

Kamerstukken II 2003/04, 29 565, nr. 3, blz. 76–80.

Naar boven