Wet van 12 mei 2005 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enkele andere wetten in verband met de invoering van een kentekenregistratiesysteem voor bromfietsen alsmede vaststelling van overgangsbepalingen in verband daarmee

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een kentekenregistratiesysteem voor bromfietsen in te voeren en in verband daarmee de Wegenverkeerswet 1994 en enkele andere wetten te wijzigen alsmede overgangsbepalingen terzake vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt na «elders» ingevoegd: , met uitzondering van fietsen met trapondersteuning.

2. Onderdeel e komt te luiden:

e. bromfiets:

a. motorrijtuig op twee wielen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm3 of een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig;

b. motorrijtuig op drie wielen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, uitgerust met:

1°. een motor met elektrische ontsteking met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm3,

2°. een motor met inwendige verbranding en een netto maximumvermogen van niet meer dan 4 kW voor andere dan onder 1° genoemde motoren, of

3°. een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW; dan wel

c. motorrijtuig op vier wielen, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h en een ledige massa van minder dan 350 kg, de massa van de batterijen in elektrische voertuigen niet inbegrepen, uitgerust met:

1°. een motor met elektrische ontsteking met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm3,

2°. een motor met inwendige verbranding en een netto maximumvermogen van niet meer dan 4 kW voor andere dan onder 1° genoemde motoren, of

3°. een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW.

In ieder geval wordt als bromfiets aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als bromfiets is aangeduid;.

3. Na onderdeel e wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

ea. fietsen met trapondersteuning: fietsen die zijn voorzien van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW en waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/h bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen;.

B

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, komt te luiden:

1°. bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde categorieën bromfietsen, alsmede bromfietsen in het internationaal verkeer, afkomstig uit een land waar voor deze voertuigen geen kenteken is opgegeven,.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Voor aanhangwagens met een toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg alsmede voor aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg, afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, geldt het vereiste dat een kenteken dient te zijn opgegeven niet. Indien een dergelijke aanhangwagen is verbonden met een in Nederland geregistreerd motorrijtuig, dient die aanhangwagen te zijn voorzien van het kenteken dat is opgegeven voor dat motorrijtuig.

C

Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na de zinsnede «de leeftijd van achttien jaren» ingevoegd: dan wel, indien de aanvraag betrekking heeft op een kentekenbewijs voor een bromfiets, de leeftijd van zestien jaren.

2. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Ingeval de aanvrager van een kentekenbewijs voor een bromfiets de leeftijd heeft van zestien of zeventien jaar, wordt voor wat betreft de aanvraag de toestemming van diens wettelijke vertegenwoordiger verondersteld te zijn verleend.

ARTIKEL II

De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 2, onderdeel a, wordt na «op of aan het voertuig aanwezig» toegevoegd: , met uitzondering van een bromfiets in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wegenverkeerswet 1994.

ARTIKEL III

De Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b vervalt aan het slot: en.

2. In onderdeel c wordt de punt aan het slot vervangen door: ; en.

3. Na onderdeel c wordt een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

d. bromfietsen in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wegenverkeerswet 1994.

B

In artikel 4, eerste lid, wordt «een bromfiets in de zin van de wegenverkeerswetgeving» vervangen door: een bromfiets in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wegenverkeerswet 1994.

ARTIKEL IV

  • 1. In afwijking van de artikelen 48, eerste lid, en 50, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 wordt voor wat betreft bromfietsen die voor de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet in het verkeer zijn gebracht, een kentekenbewijs door de Dienst Wegverkeer afgegeven zonder dat ten aanzien van de bromfiets waarvoor de afgifte wordt verlangd, behoeft te worden voldaan aan het in artikel 48, eerste lid, bepaalde inzake de toelating van het voertuig of het gewijzigde voertuig tot het verkeer op de weg, mits wordt voldaan aan het tweede tot en met elfde lid alsmede het bepaalde krachtens het twaalfde en dertiende lid.

  • 2. In het kader van de aanvraag van een kentekenbewijs stelt de eigenaar of houder van de bromfiets het voertuig voor een onderzoek ter beschikking van een door de Dienst Wegverkeer op grond van artikel 62 van de Wegenverkeerswet 1994 erkend bedrijf waaraan de bevoegdheid is toegekend om een zodanig onderzoek te verrichten. Het erkende bedrijf stelt in het kader van het onderzoek de bij ministeriële regeling vastgestelde gegevens ten aanzien van de bromfiets vast en meldt deze gegevens terstond op door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze aan deze dienst. Tevens vermeldt het bedrijf de gegevens op een registratieformulier en geeft dit vervolgens af aan de aanvrager. Indien de gegevens niet volledig, niet duidelijk of geheel niet kunnen worden vastgesteld, vermeldt het bedrijf dit op het formulier. De Dienst Wegverkeer stelt het model van het registratieformulier vast.

  • 3. De Dienst Wegverkeer onderwerpt ten minste drie van elke honderd voertuigen na een verricht onderzoek steekproefsgewijs aan een heronderzoek met het oog op een juiste uitvoering van het onderzoek.

  • 4. De aanvrager van een kentekenbewijs voor een bromfiets, ten aanzien waarvan een heronderzoek wordt geëist, is verplicht het voertuig op de plaats van het onderzoek beschikbaar te houden totdat het heronderzoek heeft plaatsgevonden. Deze verplichting geldt voor een periode van ten hoogste 90 minuten na de in het tweede lid bedoelde melding aan de Dienst Wegverkeer.

  • 5. Het registratieformulier van een bromfiets, waarvoor een heronderzoek wordt geëist, wordt pas afgegeven op het moment dat de periode, bedoeld in het vierde lid, is verstreken of nadat het heronderzoek heeft plaatsgevonden. De geldigheid van het registratieformulier vervalt indien de aanvrager van het kentekenbewijs niet voldoet aan de in het vierde lid bedoelde verplichting of indien de gegevens op het formulier niet in overeenstemming zijn met de gegevens op het voertuig.

  • 6. In afwijking van het tweede lid kan de eigenaar of houder van de bromfiets op aanvraag en tegen betaling van het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief het voertuig voor een onderzoek in het kader van de aanvraag van een kentekenbewijs ter beschikking stellen van de Dienst Wegverkeer. De Dienst Wegverkeer stelt in het kader van het onderzoek de bij ministeriële regeling vastgestelde gegevens ten aanzien van de bromfiets vast, vermeldt deze gegevens op het registratieformulier en geeft dit vervolgens af aan de aanvrager. Indien de gegevens niet volledig, niet duidelijk of geheel niet kunnen worden vastgesteld vermeldt de Dienst Wegverkeer dit op het formulier. Het derde tot en met het vijfde lid zijn niet van toepassing.

  • 7. De aanvrager van een kentekenbewijs verschijnt vervolgens persoonlijk bij een bij ministeriële regeling aangewezen instantie. Hij legt daarbij het in het tweede of zesde lid bedoelde registratieformulier alsmede een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs over. De instantie zendt de desbetreffende aanvraag met de bijbehorende gegevens naar de Dienst Wegverkeer. Artikel 50, derde en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is van toepassing.

  • 8. De Dienst Wegverkeer neemt de aanvraag in behandeling en controleert de in het kader van het onderzoek, bedoeld in het tweede of zesde lid, verkregen gegevens en de gegevens ontvangen van de instantie, bedoeld in het zevende lid. Vervolgens geeft deze dienst een kentekenbewijs af, tenzij het negende lid van toepassing is, en verzendt het daarop naar de aanvrager.

  • 9. De Dienst Wegverkeer houdt de beslissing op de aanvraag aan indien uit het in het tweede of zesde lid bedoelde registratieformulier blijkt dat het voertuigidentificatienummer op het voertuig onduidelijk of onvolledig is dan wel ontbreekt. De aanvrager kan in dat geval aan de Dienst Wegverkeer verzoeken om tot inslag of herinslag van bedoeld nummer over te gaan. In bij ministeriële regeling te bepalen gevallen geschiedt deze inslag of herinslag volgens de bij die regeling vastgestelde voorschriften door de Dienst Wegverkeer tegen betaling, op de door deze dienst vastgestelde wijze, van het door die dienst daarvoor vastgestelde tarief.

  • 10. De Dienst Wegverkeer weigert de afgifte van een kentekenbewijs indien:

    a. de in het achtste lid bedoelde gegevens niet met elkaar in overeenstemming zijn of niet overeenkomen met de aan de dienst bekende gegevens;

    b. naar het oordeel van de dienst blijkt dat een of meer van de gegevens die op het voertuig moeten zijn aangebracht, geheel of gedeeltelijk ontbreken;

    c. voor wat betreft voertuigen die na 31 december 1973 in het verkeer zijn gebracht, naar het oordeel van de dienst blijkt dat het voertuig niet behoort tot een goedgekeurd type;

    d. voor het voertuig al eerder een kenteken is opgegeven;

    e. aan de dienst gebleken is dat het betrokken voertuig is gestolen of verduisterd, dan wel

    f. in andere bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde gevallen overeenkomstig daarbij vastgestelde regels.

  • 11. Bromfietsen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet in het verkeer zijn gebracht, zijn voorzien van een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde aanduiding totdat voor het betrokken voertuig overeenkomstig dit artikel een kentekenbewijs is afgegeven.

  • 12. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden vastgesteld omtrent het tweede tot en met elfde lid. Deze regels kunnen in elk geval betrekking hebben op het heronderzoek en de verplichtingen van de aanvrager in het kader daarvan, alsmede op het voeren van een aanduiding als bedoeld in het vorige lid.

  • 13. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld ter uitvoering van het tweede tot en met elfde lid alsmede het bepaalde krachtens het twaalfde lid.

ARTIKEL V

Aanvragen van kentekenbewijzen als bedoeld in artikel IV die zijn ingediend voor het tijdstip waarop dit artikel krachtens artikel VI, tweede lid, vervalt, worden na dit tijdstip afgehandeld overeenkomstig artikel IV, zoals dit luidde voor dit tijdstip.

ARTIKEL VI

  • 1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. Artikel IV vervalt met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 12 mei 2005

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de zevende juni 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Kamerstuk 29 910

Naar boven