Besluit van 20 mei 2005 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige andere besluiten in verband met een wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 inzake een gewijzigde organisatie van de deskundige bijstand bij het arbeidsomstandighedenbeleid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 6 januari 2005, Directie Arbozorg en Verzuimbeleid, nr. AVB/VDB/04/76580, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Economische Zaken, Onze Minister van Defensie, Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 14, elfde lid, 16, tweede en zevende lid, 20, eerste lid, en 33, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

De Raad van State gehoord (advies van 3 februari 2005, nr. W12.05.0002/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 12 mei 2005, Directie Arbeidsomstandigheden, nr. Arbo/A&V/059849, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Economische Zaken, Onze Minister van Defensie, Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.5c, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De werkgever zorgt ervoor dat de bedrijfshulpverleners en de hulpverleningsorganisaties, bedoeld in artikel 2.16, alsmede de werknemers, de deskundigen, genoemd in artikel 13 van de wet, en de deskundigen of arbodiensten, genoemd in de artikelen 14 en 14a van de wet, desgewenst kennis kunnen nemen van het intern noodplan.

B

Artikel 2.5e wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

  • 1. In aanvulling op artikel 14, eerste lid, van de wet laat de werkgever zich bij de volgende taken bijstaan door de persoon, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet die belast is met de taak, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de wet, die door de werkgever is ingeschakeld of de arbodienst van de werkgever:.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Onder de bijstand bij de taken, bedoeld in het eerste lid, wordt mede begrepen het adviseren over de uitvoering van deze taken.

C

Artikel 2.5g, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. de naam en het adres van de deskundige persoon, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet of de arbodienst, die medewerking verleent bij de taken, bedoeld in artikel 2.5e, eerste lid.

D

Het opschrift van afdeling 3 van hoofdstuk 2 komt te luiden:

AFDELING 3. ARBODIENSTEN EN DESKUNDIGEN

E

Boven artikel 2.6a wordt een paragraafaanduiding met opschrift ingevoegd, luidende:

§ 1. Definities

F

Artikel 2.6a komt te luiden:

Artikel 2.6a. Definities

  • 1. In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. interne deskundige: deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef, van de wet en die binnen het bedrijf of de inrichting werkzaam is krachtens een arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling;

    b. externe deskundige: deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef, van de wet en die niet binnen het bedrijf of de inrichting werkzaam is op een wijze als bedoeld in onderdeel a;

    c. interne arbodienst: een dienst als bedoeld in artikel 14a, tweede lid, van de wet;

    d. externe arbodienst: een dienst als bedoeld in artikel 14a, derde lid, van de wet.

  • 2. Onder een interne arbodienst wordt mede verstaan een samenwerkingsverband tussen tenminste een interne deskundige en externe deskundigen die tezamen de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet uitvoeren.

G

Boven artikel 2.7 wordt een paragraafaanduiding met opschrift ingevoegd, luidende:

§ 2. Arbodiensten en deskundigen

H

Het opschrift van artikel 2.7 komt te luiden: Deskundigheidseisen

I

In artikel 2.9 eerste lid, onderdeel a, wordt «en van de algemeen erkende regelen der techniek» vervangen door: en van de professionele dienstverlening.

J

Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een externe arbodienst bezit rechtspersoonlijkheid.

2. In het tweede lid wordt «Op elk van de in artikel 2.7, eerste lid, genoemde vakgebieden is» vervangen door: Behoudens ten aanzien van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 2.6a, tweede lid, is op elk van de in artikel 2.7, eerste lid, genoemde vakgebieden.

K

Na artikel 2.12 wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:

Artikel 2.13. Samenwerkingsverband

  • 1. Het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 2.6a, tweede lid, wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen de werkgever en de externe deskundigen of de werkgever van deze deskundigen. In deze overeenkomst wordt in ieder geval de taakverdeling vastgelegd tussen de interne deskundige en de externe deskundigen.

  • 2. Het samenwerkingsverband wordt aangegaan voor een periode die in ieder geval even lang is als de geldigheidsduur van het certificaat arbodienst, bedoeld in artikel 2.14, tweede lid, dat ten behoeve van dat samenwerkingsverband wordt verleend.

L

In artikel 2.14, vierde lid wordt «aan de belanghebbende werknemers» vervangen door: aan de belanghebbende werknemers alsmede, ingeval sprake is van een samenwerkingsverband, aan de betrokken externe deskundigen.

M

Na artikel 2.14 wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:

Artikel 2.14a. Taken deskundigen

  • 1. Bij de taak, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de wet wordt bijstand verleend door een deskundige die in het bezit is van tenminste een van de certificaten, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid.

  • 2. Bij de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b en c, van de wet wordt bijstand verleend door een deskundige die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid arbeids- en bedrijfsgeneeskunde als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid.

  • 3. Bij de taak, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel d, van de wet wordt bijstand verleend door een deskundige die in het bezit is van tenminste een van de certificaten, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid. Indien deze deskundige niet in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid arbeids- en bedrijfsgeneeskunde, wordt voor de bijstand bij deze taak voorts een deskundige ingeschakeld die in het bezit is van voornoemd certificaat.

  • 4. Ten aanzien van de deskundigen zijn de artikelen 2.9, 2.11 en 2.12 van overeenkomstige toepassing.

N

Na artikel 2.14a wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3. Uitzonderingen

Artikel 2.14b. Uitzondering bijstand risico-inventarisatie en -evaluatie
  • 1. De verplichting een deskundige of een arbodienst in te schakelen bij de taak, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de wet geldt niet ten aanzien van de werkgever:

    a. die werknemers arbeid laat verrichten voor een tijdsduur van in totaal ten hoogste 40 uren per week, of

    b. met in de regel ten hoogste 10 werknemers, indien gebruik wordt gemaakt van een model voor het opstellen van een risico-inventarisatie en -evaluatie.

  • 2. Het model, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, voldoet aan de volgende voorwaarden:

    a. het model is opgenomen in een collectieve arbeidsovereenkomst of in een regeling door een daartoe bevoegd bestuursorgaan en heeft een onverplicht karakter;

    b. het model is getoetst door ten minste een deskundige die in het bezit is van een certificaat als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid.

  • 3. De werkgever houdt bij het gebruikmaken van het model rekening met de specifieke omstandigheden in het bedrijf of de inrichting.

  • 4. Bij de toepassing van het eerste lid wordt buiten beschouwing gelaten:

    a. de tijdsduur van arbeid die een werkgever laat verrichten door personen onderscheidenlijk het aantal personen die geen werknemer zijn in de zin van de Ziektewet omdat de arbeid onbezoldigd wordt verricht;

    b. de tijdsduur van arbeid verricht door een directeur-grootaandeelhouder onderscheidenlijk de persoon van directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder.

Artikel 2.14c. Uitzondering bijstand ziekteverzuim

De verplichting een deskundige of een arbodienst in te schakelen bij de taak, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van de wet geldt niet ten aanzien van de werkgever die uitsluitend:

a. personen onder zijn gezag arbeid laat verrichten zonder arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling;

b. personen arbeid laat verrichten op incidentele oproep, jegens wie na afloop van de oproep geen loondoorbetalingsplicht bij ziekte op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bestaat.

O

Artikel 4.6a, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. De werkgever zorgt ervoor dat de bedrijfshulpverleners en de hulpverleningsorganisaties, bedoeld in artikel 2.16, alsmede de deskundigen, genoemd in artikel 13 van de wet, en de deskundigen of arbodiensten, genoemd in de artikelen 14 en 14a van de wet, desgewenst kennis kunnen nemen van de maatregelen, bedoeld in het vierde lid.

P

In de artikelen 4.10c, tweede lid, 4.52, vierde lid, 4.90, zesde lid, en 6.10, tweede en derde lid, wordt «de arbodienst» vervangen door: de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst.

Q

In de artikelen 4.10d, eerste lid, 4.23, tweede lid, en 6.10, vierde lid, wordt «De arbodienst» vervangen door: De deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst.

R

De aanhef van artikel 9.5 komt te luiden:

Een zelfstandige en een werkgever als bedoeld in artikel 16, zevende lid, van de wet zijn verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden die zijn opgenomen in de volgende artikelen:.

S

In artikel 9.9a, eerste lid, onderdeel a, wordt «2.5e, tweede lid» vervangen door: 2.5e, eerste lid.

T

Artikel 9.9b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt in numerieke volgorde ingevoegd: 2.13, 2.14a, eerste tot en met derde lid.

2. In onderdeel j wordt «4.21b» vervangen door: 4.20b.

ARTIKEL II

Het Besluit aanstellingskeuringen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. arbodienst: de arbodienst, bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

2. Onderdeel b wordt geletterd c.

3. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. deskundige persoon: een persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van die wet.

B

In artikel 3, tweede lid, wordt «een arbodienst» vervangen door: een deskundige persoon of een arbodienst.

C

In artikel 5 wordt «de arbodienst» vervangen door: de deskundige persoon of de arbodienst.

ARTIKEL III

Het Besluit Stralingsbescherming wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 7, eerste lid, wordt «in overeenstemming met een arbodienst» vervangen door: in overeenstemming met een persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet of de arbodienst.

B

Artikel 93, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. de persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet of de arbodienst.

ARTIKEL IV

Het Besluit SUWI wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 1.1 wordt onder vervanging van de punt na onderdeel m door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

n. deskundige persoon: een persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van die wet.

B

Artikel 4.1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, aanhef en de onderdelen c, e, f, wordt «het reïntegratiebedrijf of de arbodienst» vervangen door: het reïntegratiebedrijf, de deskundige persoon of de arbodienst.

2. Het eerste lid, onderdeel g komt te luiden:

g. indien dit reïntegratiebedrijf, deze deskundige persoon of deze arbodienst deze werkzaamheden laat verrichten door een ander reïntegratiebedrijf, een andere deskundige persoon of een andere arbodienst, in een schriftelijke overeenkomst met dat andere reïntegratiebedrijf, die andere deskundige persoon of deze andere arbodienst te regelen dat voor dat bedrijf, die persoon of dienst de verplichtingen jegens het UWV of burgemeester en wethouders, bedoeld in de onderdelen a tot en met f en h, gelden;

3. In het tweede lid wordt «reïntegratiebedrijven of arbodiensten» vervangen door: reïntegratiebedrijven, deskundige personen of arbodiensten.

C

Artikel 4.2 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «een reïntegratiebedrijf of arbodienst» vervangen door: een reïntegratiebedrijf, deskundige persoon of arbodienst.

2. In het derde lid wordt «het reïntegratiebedrijf of de arbodienst» vervangen door: het reïntegratiebedrijf, de deskundige persoon of de arbodienst.

D

In artikel 4.3, eerste lid, wordt «een reïntegratiebedrijf of arbodienst» vervangen door: een reïntegratiebedrijf, deskundige persoon of arbodienst.

E

In artikel 4.11, eerste lid, wordt «het reïntegratiebedrijf of de arbodienst» vervangen door: het reïntegratiebedrijf, de deskundige persoon of arbodienst.

F

Artikel 4.17 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «een reïntegratiebedrijf dat, of een arbodienst die» vervangen door: een reïntegratiebedrijf dat, een deskundige persoon die of een arbodienst die.

2. In het tweede lid wordt «een reïntegratiebedrijf of arbodienst» vervangen door: een reïntegratiebedrijf, deskundige persoon of arbodienst.

G

In artikel 4.19, eerste lid, wordt «het reïntegratiebedrijf of de arbodienst» vervangen door: het reïntegratiebedrijf, de deskundige persoon of de arbodienst.

H

In artikel 4.20, eerste lid, onderdelen a en b, wordt «het reïntegratiebedrijf of de arbodienst» vervangen door: het reïntegratiebedrijf, de deskundige persoon of de arbodienst.

ARTIKEL V

Het Boetebesluit socialezekerheidswetten wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 1 worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

u. arbodienst: een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

v. deskundige persoon: een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van die wet.

B

In de artikelen 2a, tweede lid, en 2b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, wordt «een arbodienst» vervangen door: een deskundige persoon of een arbodienst.

ARTIKEL VI

Het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel h komt te luiden:

h. Arbodienst: de door Onze Minister aangewezen arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

l. deskundige persoon: de door Onze Minister aangewezen deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet.

B

In de artikelen 23, vierde lid, onderdeel b, ten derde, 37, zesde lid, 49, onderdeel h, 50, zevende lid, 50b, tweede en derde lid, 50c, eerste en tweede lid, 51, eerste en tweede lid, 52, eerste lid, 54ca, eerste lid, onderdelen e, f, g, i, m, n, p, 54h, vijfde lid, wordt «de Arbodienst» vervangen door: de deskundige persoon of de arbodienst.

C

In de artikelen 50b, derde lid, tweede zin, en 51, vierde lid, wordt «De Arbodienst» vervangen door: De deskundige persoon of de arbodienst.

D

In artikel 54ca, eerste lid, onderdeel p, wordt «deze dienst» vervangen door: deze persoon of dienst.

ARTIKEL VII

Het Besluit algemene rechtspositie politie wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel p komt te luiden:

p. arbodienst: een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

2. De onderdelen q tot en met ff worden geletterd r tot en met gg.

3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

q. deskundige persoon: een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet.

B

In de artikelen 49b, vierde lid, 50, eerste lid, onderdeel g, 51, eerste en tweede lid, 70, tweede lid, 88a, tweede lid, en 88c, tweede lid, wordt «Arbodienst» telkens vervangen door: deskundige persoon of de arbodienst.

ARTIKEL VIII

Het Besluit bezoldiging politie wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel x komt te luiden:

x. arbodienst: een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

2. De onderdelen y tot en met ss worden geletterd z tot en met tt.

3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

y. deskundige persoon: een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet;

4. In onderdeel ee wordt «de Arbodienst» vervangen door: de deskundige persoon of de arbodienst.

B

In de artikelen 38, zevende lid, onderdeel b, en achtste lid, onderdeel b, 44, eerste lid, onderdelen e, f, g, i, m, n, p, 45, eerste lid, onderdeel a, en 45a, tweede lid, wordt «de Arbodienst» telkens vervangen door: de deskundige persoon of de arbodienst.

C

In artikel 44, eerste lid, onderdeel p, wordt «deze dienst» vervangen door: deze persoon of dienst.

ARTIKEL IX

In artikel 23, eerste en tweede lid, van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie wordt «de Arbodienst» vervangen door: de deskundige persoon, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, die is belast met de taken, bedoeld in de onderdelen b of c van dat lid, of de arbodienst, bedoeld in die wet.

ARTIKEL X

Het Algemeen Rijksambtenarenreglement wordt gewijzigd als volgt:

A

In de artikelen 21, zesde lid, 36, zesde lid, 36b, tweede en derde lid, 37, derde lid, onderdelen b en c, 40a, eerste lid, onderdelen e, f, g, i, m, n, p, 41, derde lid, onderdeel b, 45, vijfde lid, 70, eerste en tweede lid, 97, vierde lid, wordt «de Arbo-dienst» vervangen door: de deskundige persoon of de arbodienst.

B

Artikel 35 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. arbodienst: een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

2. De onderdelen c tot en met v worden geletterd d tot en met w.

3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. deskundige persoon: een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet;

4. In onderdeel j wordt «de Arbo-dienst» vervangen door: de deskundige persoon of de arbodienst.

C

In artikel 36b, derde lid, tweede zin, wordt «De Arbo-dienst» vervangen door: De deskundige persoon of arbodienst.

D

In artikel 40a, eerste lid, onderdeel p, wordt «deze dienst» vervangen door: deze persoon of dienst.

ARTIKEL XI

Het Ambtenarenreglement Staten-Generaal wordt gewijzigd als volgt:

A

In de artikelen 34, zesde lid, 71, zesde lid, 71b, tweede en derde lid, 72, derde lid, onderdelen b en c, 75a, eerste lid, onderdelen e, f, g, i, m, n, p, 76, derde lid, onderdeel b, 80, vijfde lid, 105, eerste en tweede lid, wordt «de Arbo-dienst» vervangen door: de deskundige persoon of de arbodienst.

B

Artikel 70 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. arbodienst: een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

2. De onderdelen c tot en met v worden geletterd d tot en met w.

3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. deskundige persoon: een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet;

4. In onderdeel j wordt «de Arbo-dienst» vervangen door: de deskundige persoon of de arbodienst.

C

In artikel 75a, eerste lid, onderdeel p, wordt «deze dienst» vervangen door: deze persoon of dienst.

ARTIKEL XII

Artikel 5, eerste lid, van het Besluit overgangsrecht FLO-functies komt te luiden:

  • 1. Het bevoegd gezag kan van het verlenen van het ontslag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor de duur van telkens ten hoogste een jaar afzien indien het dienstbelang zich daartegen niet verzet, de ambtenaar dit heeft aangevraagd of daarmee instemt en hij blijkens de uitslag van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 36a, eerste lid, onder f , van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, lichamelijk en psychisch in staat kan worden geacht zijn functie te blijven vervullen. Het arbeidsgezondheidskundig onderzoek wordt uitgevoerd door de deskundige persoon, bedoeld in artikel 14 eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, die belast is met de taken, bedoeld in de onderdelen b of c van dat lid, of de arbodienst, bedoeld in die wet.

ARTIKEL XIII

Het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 54a wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. arbodienst: een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

2. De onderdelen c tot en met q worden geletterd d tot en met r.

3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. deskundige persoon: een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet;

4. In onderdeel i wordt «de Arbo-dienst» vervangen door: de deskundige persoon of de arbodienst.

B

In de artikelen 55, derde lid, 56, eerste, tweede en vijfde lid, 57, tweede lid, 59, vijfde lid, 61a, tweede lid, onderdelen a, d, e, f, j, en vierde lid, 89, eerste en tweede lid, en 119, vierde lid, wordt «de Arbo-dienst» vervangen door: de deskundige persoon of de arbodienst.

ARTIKEL XIV

Het Inkomstenbesluit militairen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel p komt te luiden:

p. arbodienst: een voor de militair aangewezen arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

2. Aan het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

q. deskundige persoon: een voor de militair aangewezen deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van die wet.

B

In artikel 17, vijfde lid, onderdeel h, wordt «de Arbo-dienst» vervangen door: de deskundige persoon of de arbodienst.

ARTIKEL XV

Artikel 1, onderdeel a, van het Besluit gegevensverwerving CBS komt te luiden:

a. deskundige personen als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 of arbodiensten als bedoeld in die wet.

ARTIKEL XVI

Het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel c komt te luiden:

c. arbodienst: arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

2. De onderdelen g tot en met bb worden geletterd h tot en met cc.

3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

g. deskundige persoon: een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet;

4. In onderdeel n wordt «de Arbo-dienst» vervangen door: de deskundige persoon of de arbodienst.

B

In de artikelen 14, tweede lid, 17, derde lid, onderdeel b, 21, zesde lid, onderdeel b, 23, eerste lid, onderdelen e, f, g, i, l, m, o, 24, eerste lid, onderdeel b, 25, vierde lid, wordt « Arbo-dienst» telkens vervangen door: deskundige persoon of de arbodienst.

ARTIKEL XVII

Het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 1 worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

y. arbodienst: een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

z. deskundige persoon: een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet.

B

In de artikelen 2, tweede tot en met vierde lid, 8, tweede lid, 10, eerste en tweede lid, 18, eerste en tweede lid, en 19, derde lid, wordt «de arbodienst» vervangen door: de deskundige persoon of de arbodienst.

C

In de artikelen 3, vierde lid, en 15, eerste lid, onderdeel f, wordt «de arbodienst of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» vervangen door: de deskundige persoon, de arbodienst of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

D

In artikel 13, eerste lid, aanhef, en tweede lid, wordt «door de arbodienst of door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» vervangen door: door de deskundige persoon, door de arbodienst of door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

ARTIKEL XVIII

Artikel 16, eerste lid, onderdeel d, onder 3, van het Besluit bereiding en aflevering van farmaceutische producten komt te luiden:

3°. deskundige personen als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die zijn belast met de taken, bedoeld in de onderdelen b of c van dat lid, en arbodiensten als bedoeld in die wet.

ARTIKEL XIX

Artikel 16, onderdeel b, van het Opiumwetbesluit komt te luiden:

b. deskundige personen als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast zijn met de taken, bedoeld in de onderdelen b of c van dat lid, en arbodiensten als bedoeld in die wet en bedrijfshulpverleners als bedoeld in artikel 15 van die wet, voorzover het door Onze Minister aangewezen opiumwetmiddelen betreft;

ARTIKEL XX

In artikel 74, eerste lid, van het Besluit personenvervoer 2000 wordt «een arts die deel uit maakt van een dienst als bedoeld in artikel 14, derde lid, tweede volzin, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998» vervangen door: een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in de onderdelen b of c, van dat lid, of een arts die deel uitmaakt van een arbodienst als bedoeld in die wet.

ARTIKEL XXI

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 20 mei 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

Uitgegeven de tweede juni 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Deze wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) en enige andere besluiten vloeit voort uit de wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 in verband met een gewijzigde organisatie van de deskundige bijstand bij het arbeidsomstandighedenbeleid (Stb. 2005, 202). Dit wijzigingsbesluit treedt in werking op het moment van inwerkingtreding van de wijzigingswet.

Het betreft in de eerste plaats technische wijzigingen die noodzakelijk zijn nu volgens de gewijzigde Arbeidsomstandighedenwet 1998 onder voorwaarden niet alleen een gecertificeerde arbodienst maar ook deskundige personen, al dan niet georganiseerd in een dienst, de bijstand aan de werkgever bij het arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid kunnen leveren. Deze wijzigingen zijn niet alleen noodzakelijk in het Arbobesluit, maar ook in enige andere algemene maatregelen van bestuur waarin wordt verwezen naar een gecertificeerde arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998.

In de tweede plaats wordt uitvoering gegeven aan enkele voornemens, aangekondigd in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot genoemde wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998. Het gaat daarbij om de volgende drie punten:

– Het doen vervallen van de zgn. «in hoofdzaak bepaling», die het verlenen van een certificaat externe arbodienst beperkt tot diensten die arbodienstverlening in hoofdzaak tot doel hebben (art. 2.10 Arbobesluit). Deze wijziging strekt er toe meer gelijke concurrentieverhoudingen te scheppen tussen gecertificeerde arbodiensten en mogelijke nieuwe aanbieders van arbodienstverlening.

– Het mogelijk maken dat een certificaat interne arbodienst wordt verleend aan een samenwerkingsverband van (tenminste) één deskundige werknemer met drie externe deskundigen. Deze wijziging strekt er toe de instelling van een interne arbodienst gemakkelijker mogelijk te maken. Dit vloeit voort uit de wenselijkheid van een verlegging van het accent op externe deskundigheid naar een accent op bedrijfsinterne verantwoordelijkheid. Dit is mede om gevolg te geven aan de strekking van het arrest van het Hof van Justitie EG van 22 mei 2003, zaaknummer C-441/01, dat verlangt voorrang te geven aan interne bijstand bij het arbeidsomstandighedenbeleid boven externe.

– Het vervallen van de verplichte toets door een gecertificeerde arbodienst dan wel gecertificeerde deskundige op de risico-inventarisatie en -evaluatie (ri&e) indien gebruik gemaakt wordt van een bij cao en met de nodige deskundigheid vastgesteld instrument voor het opstellen van de ri&e in bedrijven met 10 of minder werknemers. Deze wijziging vloeit voort uit de wenselijkheid van een verlichting van de ri&e-verplichtingen voor kleine bedrijven, waar de kosten voor het toetsen van de ri&e thans vaak disproportioneel zijn.

Financiële gevolgen

Dit besluit heeft voor wat betreft de bepalingen die zien op de deskundige bijstand geen financiële gevolgen voor bedrijfsleven en overheid, omdat de in het besluit opgenomen bepalingen een uitwerking zijn van de regelgeving in de voorliggende wet. Het besluit heeft dus ook geen effect op de omvang van de administratieve lasten. Een en ander is al behandeld bij de voorliggende wet, paragraaf 4 («Financiële gevolgen voor het bedrijfsleven») van de Memorie van Toelichting. De financiële gevolgen van de uitbreiding van de reikwijdte van artikel 9.5 van het Arbobesluit tot de werkgever die zelf meewerkt met zijn werknemers zullen hieronder worden behandeld.

Omvang van de doelgroep

Op 1 januari 2003 had Nederland 332.360 bedrijven met 1 of meer werknemers in dienst. Alleen werkgevers van bedrijven die risicovolle werkzaamheden uitvoeren, vallen onder de bepalingen van artikel 9.5 (zie artikel 16, zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998). Het aantal meewerkende werkgevers in deze bedrijven is uiteraard afhankelijk van de bedrijfsgrootte. Zo zullen bij bedrijven met minder dan 10 werknemers alle werkgevers af en toe tot regelmatig zelf meewerken en mag worden aangenomen dat werkgevers van bedrijven met meer dan 50 werknemers niet zelf uitvoerende arbeid verrichten. Verder is verondersteld dat 10% van de werkgevers met 20 tot 50 werknemers en de helft van de werkgevers met 10 tot 20 werknemers zelf wel eens meewerkt. Hiervan uitgaande is de verwachting dat in Nederland de uitbreiding van de toepassingssfeer van artikel 9.5 gevolgen heeft voor circa 82 duizend bedrijven, ofwel een kwart van alle werkgevers in Nederland.

De bedrijfseffecten

De inhoudelijke lasten die voortvloeien uit de uitbreiding van de bepalingen van artikel 9.5 zijn minimaal. Het gaat grotendeels om geboden of verboden of om verplichtingen waaraan de werkgever ook al moet voldoen vanwege de veiligheid en gezondheid van zijn werknemers of die ten laste van de opdrachtgever komen. Dit betreft bijvoorbeeld het meten van grenswaarden op de werkplek, waarvoor de meetapparatuur ook aanwezig dient te zijn voor door werknemers te verrichten werkzaamheden en het aanbrengen en weghalen van voorzieningen ter voorkoming van valgevaar. Ook hier dient het materieel (steigers e.d.) ter voorkoming van valgevaar al door het bedrijf aangeschaft te worden ter bescherming van de werknemers.

Grotendeels om dezelfde reden zijn er ook slechts geringe effecten voor de omvang van de administratieve lasten. Zo leidt de uitbreiding naar meewerkende werkgevers niet tot extra werkzaamheden in het kader van de ri&e en is het opstellen van werkinstructies en noodplannen bij duikarbeid tevens noodzakelijk voor werknemers van het bedrijf. De enige bepalingen waaruit wel extra administratieve lasten voortvloeien zijn persoonsgerichte verplichtingen. Het gaat om de certificaten gasdeskundige, asbestsloop, zandsteenbedrijf of kraanmachinist en werkplannen c.q. werkinstructies voor het werken met professioneel vuurwerk en duikarbeid. Uit de nulmeting administratieve lasten blijkt dat het om ca. 1.600 bedrijven gaat. Van deze lasten komen alleen de posten in aanmerking waarbij sprake is van individuele kosten voor een werknemer om bepaalde arbeid te verrichten. Uiteindelijk komen maximaal 160 bedrijven in aanmerking waar een meewerkende werkgever moet beschikken over individuele certificaten voor gasdeskundige of kraanmachinist, wat in ca. € 23.000 aan extra administratieve lasten met zich meebrengt. Daarnaast zijn er ca. 25 bedrijven waar de werkgever een duiklogboek moet bijhouden, wat leidt tot ca. € 50.000 aan nieuwe lasten. In totaal leidt deze uitbreiding van de doelgroep van artikel 9.5 dus tot een toename van de administratieve lasten met ca. € 73.000.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel F – Artikel 2.6a (Definities)

De gecertificeerde deskundige personen, bedoeld in artikel 14 van de wet, kunnen al dan niet als werknemer in dienst van het bedrijf of de inrichting werkzaam zijn. Dit is tot uitdrukking gebracht in de onderdelen a en b. In het tweede lid wordt een nadere invulling gegeven van het begrip interne arbodienst waarmee een grote vrijheid wordt gegeven ten aanzien van de opzet en de organisatie van de deskundige ondersteuning door arbodiensten zoals is voorgeschreven in artikel 14a van de wet.

Op grond van artikel 14a, tweede lid, van de wet dient de werkgever zich primair te laten ondersteunen door een gecertificeerde interne arbodienst waarbinnen deskundigen werkzaam zijn op een viertal vakgebieden (zie artikel 2.7). De werkgever kan ook aan de wettelijke voorschriften voldoen door een zogenoemd samenwerkingverband in te stellen. De werkgever kan door middel van het samenwerkingsverband de binnen zijn arbeidsorganisatie ontbrekende deskundigen extern betrekken. De ontbrekende deskundigheid kan bijvoorbeeld worden betrokken bij adviesdiensten of externe arbodiensten maar kan ook rechtstreeks door gecertificeerde deskundigen te contracteren. Op deze wijze kan er betrekkelijk eenvoudig een interne arbodienst worden gerealiseerd door het samenwerkingsverband daartoe te certificeren. Ook ten aanzien van het samenwerkingsverband gelden de beginselen van zorg op maat en geïntegreerde dienstverlening. Het samenwerkingsverband moet dan ook van een kwalitatief gelijk niveau zijn als een «gewone» interne arbodienst. Het samenwerkingsverband met externe deskundigen moet in een overeenkomst tussen werkgever en die externe deskundigen, of de werkgever van die deskundigen, worden vastgelegd (zie artikel 2.13).

Onderdeel H – Artikel 2.9 (Functioneringseisen)

Met deze wijziging wordt de betreffende terminologie in overeenstemming gebracht met de redactie van artikel 3 van de wet.

Onderdeel J – Artikel 2.10 (Organisatie-eisen)

In het eerste lid is de eis vervallen dat een externe arbodienst zich in hoofdzaak moet bezighouden met de uitvoering van taken als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet. Deze wijziging strekt er toe meer gelijke concurrentieverhoudingen te scheppen tussen gecertificeerde externe arbodiensten en mogelijke nieuwe aanbieders van arbodienstverlening. Deze wijziging maakt het ook mogelijk dat een interne arbodienst ook aan andere bedrijven deskundige bijstand kan verlenen uiteraard voorzover een interne arbodienst hiertoe is gecertificeerd.

Onderdeel K – Artikel 2.13 (Samenwerkingsverband)

In artikel 2.6a, tweede lid, is aangegeven dat onder een interne arbodienst, onder bepaalde voorwaarden, mede wordt verstaan een samenwerkingsverband.

In het onderhavige artikel wordt een tweetal specifieke eisen ten aanzien van een dergelijk samenwerkingsverband gesteld. Allereerst moet het samenwerkingsverband bestendig zijn. Daarom is de periode waarover het samenwerkingsverband zich uitstrekt, gekoppeld aan de looptijd van het certificaat arbodienst dat aan de werkgever ten behoeve van dat samenwerkingsverband wordt verstrekt. In de tweede plaats wordt voorgeschreven dat de overeenkomst, als juridische basis van het samenwerkingsverband, schriftelijk is vastgelegd. De overeenkomst moet in elk geval de taakverdeling tussen de bij het samenwerkingsverband betrokken deskundige personen weergeven. Het ligt voor de hand dat deskundigen in het (gecertificeerde) samenwerkingsverband op dezelfde wijze als deskundigen in een gecertificeerde reguliere interne arbodienst (inter)disciplinaire uitwisseling hebben. Zo nodig wordt dit aspect verder uitgewerkt in de certificeringsregeling.

Onderdeel M – Artikel 2.14a (Taken deskundigen)

Bij toepassing van de maatwerkregeling, bedoeld in artikel 14 van de wet, wordt de werkgever bij de uitvoering van de taken, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, bijgestaan door gecertificeerde deskundige personen. In artikel 14, tweede lid, onderdeel a, van de wet is bepaald dat de bijstand bij de taken doeltreffend wordt uitgevoerd. Ter uitvoering hiervan is in het onderhavige artikel bepaald welke gecertificeerde personen bijstand mogen verlenen bij de verschillende taken. In het eerste lid is bepaald dat de bijstand bij het toetsen van de risico-inventarisatie en -evaluatie en het daarover adviseren, wordt uitgevoerd door een deskundige die in het bezit is van een van de certificaten van vakbekwaamheid arbeids- en bedrijfsgeneeskunde, arbeidshygiëne, veiligheidskunde of arbeids- en organisatiekunde. Op grond van het tweede lid wordt de bijstand bij de ziekteverzuimbegeleiding en de uitvoering van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek en de aanstellingskeuring verricht door een deskundige die in het bezit is van het certificaat van vakbekwaamheid arbeids- en bedrijfsgeneeskunde. In het derde lid is bepaald dat de bijstand bij het arbeidsomstandighedenspreekuur wordt verleend door een deskundige die in het bezit is van een van de hiervoor genoemde certificaten. Wanneer de ingeschakelde deskundige niet in het bezit is van het certificaat van vakbekwaamheid arbeids- en bedrijfsgeneeskunde, dan moet tevens een deskundige worden ingeschakeld die over dit certificaat beschikt. De reden hiervan is dat de werknemers in de gelegenheid moeten worden gesteld om op het arbeidsomstandighedenspreekuur ook medische aspecten aan de orde te stellen. In het vierde lid is bepaald dat de functioneringseisen, de uitvoeringseisen en de eisen ten aanzien van de gegevensvertrekking die gelden voor arbodiensten van overeenkomstige toepassing zijn op de ingeschakelde deskundigen. Dit betekent dat analoog aan paragraaf 2.1 van de Arbeidsomstandighedenregeling met betrekking tot de taken voor arbodiensten, voor de uitvoering van de taken van de ingeschakelde deskundigen nadere regels kunnen worden gesteld.

Onderdeel N – Artikel 2.14b (Uitzondering bijstand risico-inventarisatie en -evaluatie)

Op grond van dit artikel is het voor kleine bedrijven en instellingen niet noodzakelijk dat een gecertificeerde deskundige of een arbodienst wordt ingeschakeld voor de toetsing van de ri&e. De kosten voor de deskundige bijstand blijken, ook als de werkgever de ri&e zelf opstelt, voor de kleine bedrijven onevenredig ten opzichte van het te bereiken doel. Om te komen tot een redelijke verhouding tussen de opgelegde administratieve lasten en de baten die daarmee samenhangen worden de kleinste bedrijven vrijgesteld van de verplichting om deskundige bijstand bij de ri&e in te schakelen. In het eerste lid, onderdeel a, is de huidige vrijstelling die was opgenomen in artikel 2.24 van de Arbeidsomstandighedenregeling gecontinueerd en omgezet naar een definitieve uitzondering. De uitzondering op de verplichting om een gecertificeerde deskundige of een arbodienst in te schakelen bij de toetsing van de ri&e geldt niet voor de werkgever die in totaal voor ten hoogste 40 uren per week arbeid laat verrichten. De uitzondering geldt bijvoorbeeld voor werkgevers met één voltijds werknemer of met twee werknemers die ieder voor 20 uur per week in dienst zijn. Bij de berekening van de tijdsduur van 40 uren wordt buiten beschouwing gelaten de tijdsduur van arbeid die een werkgever laat verrichten door vrijwilligers en de tijdsduur van de arbeid verricht door een dga als bedoeld in de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder (zie het vierde lid).

Voorts geldt op grond van het eerste lid, onderdeel b, de uitzondering voor de werkgever die ten hoogste door tien werknemers arbeid laat verrichten en gebruik maakt van een model voor het opstellen van een ri&e. Een dergelijk model wordt in de praktijk ook wel geduid als een ri&e-instrument. De uitzondering geldt voor de bedrijven en instellingen waar in de regel niet meer dan 10 werknemers werkzaam zijn. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat er structureel niet meer dan 10 werknemers werkzaam zijn. Hierbij doet niet ter zake wat de aard en de omvang is van het dienstverband; deeltijdwerkers en ingeleende arbeidskrachten tellen mee bij de bepaling van het aantal werknemers. Indien er bijvoorbeeld sprake is van het incidenteel inhuren van een of enkele arbeidskrachten, terwijl sprake is van structureel niet meer dan 10 werknemers, dan geldt de uitzondering.

Om gebruik te kunnen maken van deze uitzondering geldt op grond van het tweede lid voorts een aantal voorwaarden. Het model voor het opstellen van de ri&e moet zijn opgenomen in een CAO die van toepassing is op de betreffende werkgever. Om te voorkomen dat de werkgever via de CAO gedwongen wordt gebruik te maken van het model, zal dit model een onverplicht karakter moeten hebben. De werkgever moet derhalve de vrijheid worden gelaten om de ri& door deskundigen te laten toetsen. Alleen wanneer de werkgever deze vrijheid wordt gelaten, kan van de uitzondering gebruik worden gemaakt. Het model zou bijvoorbeeld als bijlage bij een cao kunnen worden opgenomen. Om te bewerkstelligen dat het model voor het opstellen van de ri&e kwalitatief van een hoog niveau is, zal deze dan ook voordat hij in de cao wordt opgenomen, moeten worden getoetst door ten minste een deskundige. Dit is een persoon die in bezit is van een of meer van de certificaten van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid. Het staat CAO-partijen uiteraard vrij meer dan één deskundige in te schakelen voor de deskundige toets op het ri&e-instrument. In onderdeel b van het tweede lid wordt de eis van tenminste een deskundige gesteld, opdat partijen verder zelf invulling geven aan dit aspect van maatwerk.

Op grond van artikel 5, derde lid, van de wet maakt een plan van aanpak onderdeel uit van de ri&e. Dit betekent dat de werkgever moet aangeven welke maatregelen hij zal nemen in verband met de risico’s en de samenhang daartussen. Bij het gebruik maken van het model en het opstellen van het plan van aanpak zal de werkgever op grond van het derde lid moeten kijken naar de specifieke omstandigheden in zijn bedrijf of inrichting. Hierdoor wordt ook voorkomen dat onder werkgevers die zijn gebonden aan een cao, standaard ri&e’s circuleren die niet nader zijn toegespitst op de concrete situatie in een bedrijf of inrichting. Om te zorgen dat de werkgever dit op een vakkundige wijze doet, zal hij moeten beschikken over een zodanige deskundigheid, ervaring en kennis dat hij deze taak naar behoren kan uitvoeren (zie in dit verband artikel 13, tiende lid, van de wet).

Naast de uitzondering om een gecertificeerde deskundige of een arbodienst in te schakelen bij de ri&e blijft uiteraard de algemene zorgverplichting voor goede arbeidsomstandigheden voor de betreffende werkgevers bestaan. Zij blijven verantwoordelijk om bestaande risico’s in hun bedrijf aan te pakken. Indien de eigen deskundigheid hierbij tekortschiet blijft het nodig om externe deskundigheid in te schakelen. Deze verbijzondering van de ri&e-verplichting heeft geen consequenties voor de handhaving door de Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie zal optreden wanneer er belangrijke risico’s zijn en de werkgever deze niet heeft opgelost, zo nodig met externe deskundige hulp.

Overigens wordt erop gewezen dat wanneer niet wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden om voor de uitzondering in aanmerking te komen, op grond van artikel 14, eerste lid, van de wet de werkgever verplicht is om een gecertificeerde deskundige in te schakelen bij het toetsen van de ri&e en het daarover adviseren.

Op grond van het vierde lid, onderdeel a, geldt de uitzondering ook voor organisaties die uitsluitend met vrijwilligers werken of in ieder geval voor ten hoogste 40 uur per week betaalde arbeid laten verrichten (eerste lid, onderdeel a) of waarbij ten hoogste tien bezoldigde werknemers werkzaam zijn (eerste lid, onderdeel b). Hierbij is namelijk geregeld dat het arbeid laten verrichten zonder bezoldiging (dus vrijwillig) buiten beschouwing wordt gelaten om vast te stellen of een werkgever in aanmerking komt voor de uitzondering, bedoeld in het eerste lid. Op deze wijze sluit de uitzondering optimaal aan bij de manier waarop het vrijwilligerswerk is georganiseerd. Ook dit was reeds geregeld in artikel 2.24, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenregeling. Op verzoek van de Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV) is indertijd besloten om de vrijwilligersorganisaties deze vrijstelling te verlenen voor een periode tot 1 januari 2006. Tegelijkertijd is een ri&e-instrument ontwikkeld waarmee vrijwilligersorganisaties zelf de ri&e kunnen uitvoeren. Besloten is om de tijdelijke vrijstelling om te zetten in de huidige uitzondering.

In het vierde lid, onderdeel b, is geregeld dat de persoon van de directeur-grootaandeelhouder (dga) en de tijdsduur van de arbeid die de dga verricht in het bedrijf van de rechtspersoon waarin hij aandelen houdt, niet meetelt bij de vaststelling van het aantal werknemers of van de tijdsduur, bedoeld in het eerste lid. Ook dit was reeds geregeld in hiervoor aangehaalde artikel 2.24, derde lid, van de Arbeidsomstandighedenregeling. Over de positie van de directeur-grootaandeelhouder wordt het volgende opgemerkt. Wanneer de dga als enige arbeid verricht, is er voor de toepassing van de wet geen onduidelijkheid. De dga kan dan als zelfstandige worden beschouwd. De verplichting tot het inschakelen van deskundige bijstand heeft alleen betrekking op de werkgever die een ander werkzaamheden onder gezag laat verrichten. Daarvan is geen sprake indien de dga de enige is die arbeid verricht. Wanneer er in het bedrijf naast de dga nog een andere werknemer werkzaam is, zijn in beginsel zowel de dga als de andere werknemer gelijkgesteld omdat zij beiden arbeid verrichten in dienst van de vennootschap. Een uitzondering voor de bepaling van het maximale aantal werknemers is gerechtvaardigd indien er sprake is van een dga die niet verzekerd is voor de werknemersverzekeringswetten. Hiervan is sprake indien een dga voldoet aan de criteria in de «Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder» waardoor hij in een bijzondere positie verkeert. Deze criteria zijn onder andere dat zo’n dga binnen een vennootschap als bestuurder houder is van ten minste de helft van de stemmen in de algemene vergadering van aandeelhouders en dat zijn ontslag of schorsing slechts genomen mag worden met een versterkte meerderheid in de algemene vergadering van aandeelhouders. In deze omstandigheid kan een dga het beleid van de vennootschap bepalen en daarmee ook het arbeidsomstandighedenbeleid.

Onderdeel N – Artikel 2.14c (Uitzondering bijstand ziekteverzuim)

Op grond van dit artikel geldt voor bepaalde bedrijven en instellingen niet de verplichting om een gecertificeerde deskundige of een arbodienst in te schakelen voor de ziekteverzuimbegeleiding. Dit is tot nu toe geregeld in artikel 2.23 van de Arbeidsomstandighedenregeling en betreft een tijdelijke vrijstelling tot 1 januari 2006. Besloten is om de tijdelijke vrijstelling om te zetten in de huidige uitzondering.

De uitzondering beoogt een betere afstemming tot stand te brengen tussen de Ziektewet en de Arbeidsomstandighedenwet 1998, voor wat betreft de medische begeleiding van ziekte. De Ziektewet verplicht de werkgever om een afschrift van een contract met gecertificeerde deskundige of een arbodienst op te sturen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Laat de werkgever dit na, dan verricht het UWV de medische begeleiding van de werknemers, voor rekening van de werkgever. Het UWV verricht bovendien de medische begeleiding van de werknemers die onder het zogenoemde vangnet van de Ziektewet vallen.

Deze constructie beoogt zeker te stellen dat er medische begeleiding is voor alle werknemers in het eerste ziektejaar ter bevordering van reïntegratie en het voorkomen van WAO-toetreding.

De verplichting om een gecertificeerde deskundige in te schakelen of aansluiting bij een arbodienst voor bijstand bij de verzuimbegeleiding berust echter niet op de Ziektewet, maar op de Arbeidsomstandighedenwet 1998. Deze wet kent een veel ruimer werkgeversbegrip dan de Ziektewet en het Burgerlijk Wetboek. Voor de Arbeidsomstandighedenwet 1998 is praktisch gesproken iedereen werkgever die een ander onder zijn gezag laat werken, ongeacht contractvorm. Voor de Arbeidsomstandighedenwet 1998 is iemand ook werkgever als hij uitsluitend vrijwilligers, inleenkrachten, stagiaires of oproepkrachten voor zich laat werken.

Zonder deze uitzondering zou een aantal, meestal zeer kleine bedrijven en instellingen volgens de definitie van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, verplicht zijn een contract te sluiten met een gecertificeerde deskundige of een arbodienst voor de verzuimbegeleiding hoewel de werknemers niet sociaal verzekerd zijn, of bij ziekte op grond van het vangnet in de Ziektewet begeleid worden door het UWV.

De uitzondering geldt op grond van onderdeel a voor personen die zonder arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling werken. Het gaat daarbij om vrijwilligers, onbetaalde stagiaires en dergelijke. Ook uitzendkrachten vallen hieronder; zij hebben geen arbeidsovereenkomst met de inlenende werkgever, maar met het uitzendbureau, en vallen bij ziekte onder het vangnet van de Ziektewet.

Onder onderdeel b worden begrepen de incidentele oproepkrachten waarbij het arbeidspatroon niet zodanig is dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor een bepaald aantal uren en onbepaalde tijd dan wel een (voortgezette) overeenkomst voor bepaalde tijd. Deze werknemers vallen onder het vangnet van de Ziektewet. In het algemeen gaat het hierbij om werknemers die slechts kortstondig bij de werkgever werkzaam zijn zonder enige regelmaat. Is die regelmaat er wel, dan is er al snel sprake van een arbeidsovereenkomst met de daaraan verbonden loondoorbetalingsverplichting bij ziekte en dus geen recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet. Het UWV beslist over het recht op ziekengeld op grond van het feitelijk patroon in de periode voorafgaande aan de uitval wegens ziekte. Bij het aangaan van een overeenkomst voor incidentele arbeid is vaak niet duidelijk welk patroon zich zal ontwikkelen. Voor de overige werknemers dan die onder a of b zijn genoemd is de werkgever verplicht zich deskundig te laten bijstaan bij de verzuimbegeleiding door een gecertificeerde deskundige of arbodienst.

Onderdeel R – Artikel 9.5 (Verplichtingen van zelfstandigen)

De omschrijving van een zelfstandige is geschrapt uit de aanhef van artikel 9.5 aangezien de definitie van zelfstandige met inwerkingtreding van de wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 in verband met een gewijzigde organisatie van de deskundige bijstand bij het arbeidsomstandighedenbeleid en de daarmee samenhangende bepalingen (Stb. 2005, 202) in artikel 1, derde lid, onderdeel k, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 is opgenomen. Voorts is de werkingssfeer van artikel 9.5 uitgebreid tot de werkgever die zelf arbeid verricht (omdat hij bijvoorbeeld meewerkt met zijn werknemers) waaraan bijzonder gevaren zijn verbonden voor de veiligheid of de gezondheid. Dit laat onverlet dat op de werkgever ook de werkgeversverplichtingen (ten opzichte van zijn werknemers) rusten zoals die zijn opgenomen in artikel 9.1.

Onderdeel T – Artikel 9.9b (Beboetbare feiten)

Een handelen of nalaten in strijd met artikel 2.13, waarbij eisen worden gesteld aan een samenwerkingsverband, en artikel 2.14a, waarbij voor de bijstand bij een aantal taken op het terrein van het arbeidsomstandighedenbeleid wordt bepaald over welke certificaten de ingeschakelde deskundigen dienen te beschikken, wordt aangemerkt als een beboetbaar feit van de eerste categorie.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven