Besluit van 3 mei 2005, houdende wijziging van het Besluit adspirant-registerloodsen en het Voorschriftenbesluit registerloodsen in verband met de aanpassing van de toelatingseisen voor adspirant-registerloodsen aan de Zeevaartbemanningswet en enkele andere wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 15 maart 2005, nr. HDJZ/SCH/2004-767, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 2, derde lid, 19, eerste lid, onderdeel a, en 20, tweede lid, van de Loodsenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 14 april 2005, nr. W09.05.0086/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 26 april 2005, nr. HDJZ/SCH/2005-1033, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit adspirant-registerloodsen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De adspirant-registerloods, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Loodsenwet:

    a. is gedurende de periode dat de leerovereenkomst, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel b, van de Loodsenwet, van kracht is, in het bezit van de geneeskundige verklaring, genoemd in artikel 104, eerste lid, van het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart en de verklaring, genoemd in artikel 104, tweede lid, van het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart;

    b. heeft bij het aangaan van de leerovereenkomst de leeftijd van 38 jaren nog niet bereikt;

    c. beschikt bij het aangaan van de leerovereenkomst ten minste over:

    1°. een geldig vaarbevoegdheidsbewijs, afgegeven ingevolge artikel 20 of 22 van de Zeevaartbemanningswet, als:

    – kapitein alle schepen,

    – eerste maritiem officier, of

    – eerste stuurman alle schepen; of

    2°. – het bewijs van vaardigheid dat de nautische opleiding voor officier bij de Koninklijke marine met goed gevolg is afgelegd,

    – het bewijs dat zeewachtstandaard B is toegekend,

    – het bewijs dat de opleiding tot commandocentrale-officier met goed gevolg is afgelegd, en

    – het algemeen certificaat voor de maritieme radiocommunicatie.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

B

Artikel 23, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het mondelinge gedeelte van het landelijke loodsenexamen wordt per kandidaat afgenomen door ten hoogste twee examinatoren, in het bijzijn van een gecommitteerde. Een van hen houdt aantekening van de inhoud en het verloop van het examenvak. De gecommitteerde is bevoegd de examinatoren te verzoeken over bepaalde onderdelen van de examenstof vragen te stellen, dan wel dit zelf te doen. De gecommitteerde stelt tezamen met de examinatoren het cijfer vast.

C

Artikel 30 vervalt.

D

Onderdeel II van de bijlage, behorend bij artikel 14, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. Algemene scheepvaartverkeersreglementering

– grondige kennis van:

1°. het op 20 oktober 1972 te Londen totstandgekomen Verdrag inzake Internationale Voorschriften ter voorkoming van aanvaringen op zee (Trb. 1974, 51);

2°. het Besluit van toepassingverklaring Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972;

3°. het Binnenvaartpolitiereglement;

4°. het Scheepvaartreglement territoriale zee.

2. Onderdeel d, eerste gedachtestreepje (grondige kennis van de voornaamste bepalingen van), onder 4°, 5° en 6°, komen te luiden:

4°. het Besluit regiogrenzen loodsencorporaties;

5°. het Loodsplichtbesluit 1995;

6°. de Bevoegdhedenverordening registerloodsen 1995;.

3. Onderdeel d, tweede gedachtestreepje (kennis van), komt te luiden:

– kennis van:

1°. de Scheepvaartverkeerswet;

2°. het Loodsgeldbesluit 1995;

3°. de Regeling loodsgeldtarieven;

4°. de Financiële verordening Loodswezen;

5°. het Financieel besluit Loodswezen;

6°. reglementering vervoer gevaarlijk stoffen;

7°. het Besluit betreffende bekendmaking van openbare ledenvergaderingen en ontwerpen van verordeningen van de corporatie;.

4. Onderdeel d, derde gedachtestreepje (begrip van), onder 1°, komt te luiden:

1°. het Besluit certificaatloodsen;.

5. Onderdeel e, eerste gedachtestreepje (grondige kennis van), onder 1°, komt te luiden:

1°. de IMO-Standard Marine Communication Phrases;.

6. In onderdeel e, eerste gedachtestreepje (grondige kennis van), onder 5°, wordt «Reddings Coördinatie Centrum» vervangen door: Kustwachtcentrum.

ARTIKEL II

Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen scheepvaartverkeer, komt onderdeel II van de bijlage, behorend bij artikel 14, onderdeel e, tweede gedachtestreepje (kennis van), van het Besluit adspirant-registerloodsen te luiden:

– kennis van:

1°. de internationale voorschriften met betrekking tot Vessel Traffic Service (VTS);

2°. het Besluit verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen scheepvaartverkeer.

ARTIKEL III

Artikel 8 van het Voorschriftenbesluit registerloodsen vervalt.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 3 mei 2005

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de zesentwintigste mei 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Deze algemene maatregel van bestuur wijzigt het Besluit adspirant-registerloodsen en het Voorschriftenbesluit registerloodsen.

Het besluit adspirant-registerloodsen wordt op een aantal onderdelen gewijzigd. In de eerste plaats voorziet deze wijziging in een aanpassing van de toelatingseisen voor de functie van adspirant-registerloods aan de Zeevaartbemanningswet. In de tweede plaats wordt mogelijk gemaakt dat, naast officieren uit de koopvaardij, ook officieren van de Koninklijke marine in aanmerking kunnen komen voor de opleiding tot registerloods. Voorts wordt in artikel 23 het aantal examinatoren bij het mondelinge gedeelte van het landelijke loodsenexamen aangepast. Daarnaast wordt artikel 30, dat regels stelt met betrekking tot het wederom afleggen van een examen van een afgewezen kandidaat, geschrapt. Tot slot past dit besluit de bijlage bij artikel 14 van het Besluit adspirant-registerloodsen aan. In de onderstaande paragrafen worden deze wijzigingen nader toegelicht.

In december 2003 heeft de Internationale Maritieme Organisatie bij resolutie A.960 (23) aanbevelingen aangenomen met betrekking tot, onder andere, de opleiding en diplomering van registerloodsen (Recommendations on training and certification and operational procedures for maritime pilots other than deep-sea pilots). Deze aanbevelingen houden kort gezegd in dat de overheid dan wel het loodswezen er op toe ziet dat een registerloods aan bepaalde eisen voldoet, zoals door de overheid of het loodswezen vast te stellen opleidingseisen en eisen van medische geschiktheid. Dit besluit voldoet aan deze aanbevelingen.

In het Voorschriftenbesluit registerloodsen wordt artikel 8 geschrapt. Deze wijziging wordt nader toegelicht in het artikelsgewijze gedeelte.

2. Zeevaartbemanningswet

In het Besluit adspirant-registerloodsen, zoals het tot dusver luidde, werd nog verwezen naar het rangenstelsel van geldige verklaringen van bekwaamheid en geschiktheid ingevolge de Wet op de zeevaartdiploma’s. Dit rangenstelsel is bij de invoering van de Zeevaartbemanningswet vervangen door een systeem van vaarbevoegdheden met kennisbewijzen. Dit systeem houdt in dat een vaarbevoegdheidsbewijs wordt afgegeven indien voldaan is aan de in het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart bepaalde beroepsvereisten, opgedane ervaring en eisen van medische geschiktheid. Dit besluit past de toelatingseisen voor de functie van adspirant-registerloods aan aan de zeevaartbemanningswetgeving. Bij het vaststellen van de vaarbevoegdheden, die vereist zijn om te kunnen worden toegelaten tot de opleiding voor het beroep van registerloods, in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, van het Besluit adspirant-registerloodsen, is gekozen voor vaarbevoegdheden die een opleidings- en ervaringsniveau vooronderstellen dat tenminste gelijk is aan het niveau zoals dat was opgenomen in het Besluit adspirant-registerloodsen dat verwees naar de Wet op de zeevaartdiploma’s.

Bij aanvang van de leerovereenkomst dient de adspirant-registerloods te beschikken over een geldig vaarbevoegdheidsbewijs als kapitein alle schepen, eerste maritiem officier of eerste stuurman alle schepen, afgegeven ingevolge artikel 20 of 22 van de Zeevaartbemanningswet. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat een geldig vaarbevoegdheidsbewijs als eerste maritiem officier kleine schepen geen toegang biedt tot de leerovereenkomst als adspirant-registerloods.

Artikel 22, eerste lid, van de Zeevaartbemanningswet regelt de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen, diploma’s en certificaten afgegeven door een bevoegde autoriteit van een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie. Artikel 22, derde lid, regelt de erkenning van EU-verklaringen, afgegeven door een bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie, voor een beroep waarvoor ingevolge de Zeevaartbemanningswet een vaarbevoegdheid is vereist.

3. Koninklijke marine

Vanwege de krapte op de arbeidsmarkt van nautici en de noodzaak goed gekwalificeerde mensen te kunnen aantrekken, wordt op grond van artikel 2, derde lid, van het Besluit adspirant-registerloodsen momenteel aan kandidaten afkomstig van de Koninklijke marine reeds ontheffing verleend van de toelatingseisen zoals deze zijn opgenomen in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van dat besluit. Het reeds bestaande ontheffingenbeleid heeft er mede toe geleid dat dit besluit erin voorziet dat naast kapiteins alle schepen, eerste stuurlieden alle schepen en eerste maritieme officieren ook officieren van de Koninklijke marine toegelaten worden als adspirant-registerloods. Het systeem van vaarbevoegdheden uit de koopvaardij is echter niet van toepassing op de Koninklijke marine, vandaar dat voor de toelating van de opleiding tot registerloods andere eisen worden gesteld. Deze eisen zijn gelijk aan de eisen die worden gesteld aan het verkrijgen van een vaarbevoegdheidsbewijs in de koopvaardij.

Een adspirant-registerloods, afkomstig uit de Koninklijke marine, dient ten eerste in het bezit te zijn van een getuigschrift van het Koninklijk Instituut voor de marine. Het getuigschrift heeft betrekking op het met goed gevolg hebben afgelegd van de nautische opleiding.

Ten tweede dient de adspirant-registerloods in het bezit te zijn van zeewachtstandaard B. Zeewachtstandaard B wordt eerst toegekend wanneer men in het bezit is van zeewachtstandaard A. Zeewachtstandaard A behelst de kennis en vaardigheid van algemeen nautische aard om als officier van de wacht zelfstandig en veilig zowel alleen als in verband te varen. Dat geldt zowel overdag als ’s nachts, bij goed zicht en bij beperkt zicht, in open zee en in kustwateren, onder normale omstandigheden qua scheepvaart en navigatie. Het behelst tevens de kennis om bij de voorbereiding en uitvoering van routine-scheepsoperaties te assisteren. Deze standaard is onafhankelijk van het type schip en is ingesteld en vereist voor alle zeeofficieren.

Zeewachtstandaard B behelst, naast de eisen gesteld voor zeewachtstandaard A, het zelfstandig uitvoeren van routine-scheepsoperaties en de kennis en vaardigheid, nodig om onder alle omstandigheden (waaronder ook tactische) als officier van de wacht te functioneren op het type schip van plaatsing.

In tegenstelling tot de kwalificaties in de koopvaardij, maken de modules wetgeving en ladingbehandeling geen deel uit van de kwalificatie zeewachtstandaard B. Dit is echter niet bezwaarlijk omdat de voor het loodsenberoep vereiste kennis van de wetgeving deel uit maakt van de opleiding tot registerloods en ladingbehandeling als zodanig minder relevant is voor het uitoefenen van het vak van registerloods. Uit de reeds afgegeven ontheffingen aan kandidaten afkomstig uit de Koninklijke marine is gebleken dat dit in de praktijk geen problemen oplevert voor het succesvol afronden van de opleiding tot registerloods.

Voorts dient de adspirant-registerloods afkomstig uit de Koninklijke marine in bezit te zijn van een opleiding tot commandocentrale-officier. Deze opleiding dient er toe om officieren van een bepaald niveau in staat te stellen om onder omstandigheden de commandant van een schip te vervangen.

Tot slot dienen adspirant-registerloodsen afkomstig uit de Koninklijke marine in het bezit te zijn van het algemeen certificaat voor de maritieme radiocommunicatie (MARCOM A), nu deze geen deel uit maakt van hun opleiding.

In dit besluit wordt niet voorzien in overgangsrecht, nu thans aan officieren van de Koninklijke marine op grond van artikel 2, derde lid, van het Besluit adspirant-registerloodsen reeds ontheffing wordt verleend van de eisen in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, om toe te kunnen treden tot de opleiding tot registerloods.

4. Bijlage behorend bij artikel 14

Dit besluit past de bijlage bij artikel 14 aan. In deze bijlage zijn de benodigde kennis en vaardigheden per examenvak opgenomen voor zowel het landelijk als regionale loodsenexamen. De vereiste kennis en vaardigheden worden met dit besluit aangepast aan de actuele wetgeving op dit gebied. Er wordt niet voorzien in overgangsrecht, nu in de praktijk deze onderwerpen reeds deel uitmaken van het curriculum.

5. Externe consultatie

Een voorontwerp van dit besluit is ter advisering voorgelegd aan de Nederlandse loodsencorporatie. De Nederlandse Loodsencorporatie heeft geen bezwaar tegen de voorgestelde wijzigingen.

6. Administratieve lasten

Het onderhavige besluit leidt tot een vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Door het schrappen van artikel 8 van het Voorschriftenbesluit registerloodsen, dat betrekking heeft op het controleren en melden van tankercontrolelijsten, vervallen de administratieve lasten die aan deze verplichting verbonden waren. Deze administratieve lasten bedroegen € 9765,–. Voor het overige leidt het onderhavige besluit niet tot een vermindering dan wel toename van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Een voorontwerp van dit besluit is niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten, aangezien de administratieve lasten met een gering bedrag verminderd worden.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Onderdeel 1

In artikel 2, eerste lid, onderdeel a, en in het tweede lid worden de verwijzingen naar het Loodsenregisterbesluit vervangen door verwijzingen naar het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart. In het eerste lid, onderdeel a, wordt verwezen naar artikel 5, onderdelen a en c, van het Loodsregisterbesluit, waarin de geneeskundige verklaringen waren genoemd waarover een adspirant-registerloods dient te beschikken. In artikel 5 van het Loodsenregisterbesluit is thans opgenomen dat een registerloods in het bezit dient te zijn van de geldige geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart als bedoeld in artikel 40 van de Zeevaartbemanningswet. Om redenen van doelmatigheid wordt in dit besluit niet meer verwezen naar artikel 5 van het Loodsenregisterbesluit, maar naar artikel 104 van het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart. Doordat de regels omtrent de medische keuring in het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart en in het Keuringsreglement voor de Zeevaart 2005 zijn opgenomen, kan het tweede lid, dat nog een verwijzing naar het Loodsenregisterbesluit bevat, vervallen.

Aangezien voor het toekennen van de vaarbevoegdheidsbewijzen van kapitein alle schepen, eerste maritiem officier en eerste stuurman alle schepen thans altijd het algemeen certificaat voor de maritieme radiocommunicatie is vereist, kan dit vereiste vervallen in artikel 2, eerste lid, onderdeel 2°, van het Besluit adspirant-registerloodsen.

Onderdeel B

In artikel 23 wordt opgenomen dat het mondelinge gedeelte van het landelijke loodsenexamen door ten hoogste twee examinatoren afgenomen kan worden. Het is op zichzelf wenselijk dat enkele landelijke mondelinge loodsenexamens kunnen worden afgenomen door twee examinatoren. Vanwege de beschikbaarheid van examinatoren blijft daarnaast de mogelijkheid bestaan om het landelijke loodsenexamen af te laten nemen door één examinator.

Onderdeel C

In artikel 30 van het Besluit adspirant-registerloodsen is opgenomen dat de betreffende examencommissie een termijn binnen de duur van de leerovereenkomst kan stellen, waarbinnen een afgewezen kandidaat wederom het examen kan afleggen. Bij nadere afweging lijkt er onduidelijkheid te bestaan tussen de verhouding van artikel 30 tot artikel 29, derde lid, van het Besluit adspirant-registerloodsen. Om die reden blijkt artikel 30 in de praktijk een dode letter te zijn en wordt het artikel dan ook geschrapt.

Artikel II

Met deze bepaling wordt het Besluit verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen scheepvaartverkeer toegevoegd aan de bijlage behorend bij artikel 14 van het Besluit adspirant-registerloodsen.

Artikel III

Artikel 8 van het Voorschriftenbesluit registerloodsen heeft betrekking op het door een registerloods in ontvangst nemen van een tankercontrolelijst op een schip, waarvan degene, die is belast met het gezag over het schip ingevolge een wettelijke regeling verplicht is een tankercontrolelijst in te vullen. De verplichting tot het invullen en overhandigen van een tankercontrolelijst vloeide voort uit artikel 8 van richtlijn nr. 93/75/EEG betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen (PbEG L 247). Richtlijn nr. 93/75/EEG is echter ingetrokken bij richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PbEG L 208). De verplichtingen met betrekking tot de controlelijst komen in richtlijn nr. 2002/59/EG niet terug.

Aangezien ook nationaal niet langer behoefte is aan het instrument controlelijst, kunnen de desbetreffende nationale bepalingen, waaronder artikel 8 van het Voorschriftenbesluit registerloodsen, vervallen. De overige nationale bepalingen waarin het invullen en overhandigen van de controlelijst waren opgenomen, zijn reeds ingetrokken bij besluit van 27 augustus 2004, houdende wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PbEG L 208) (Stb. 437).

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven