Wet van 12 mei 2005 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het niet afleggen van een getuigenverklaring na een daartoe strekkende toezegging

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige bepalingen in verband met toezeggingen aan getuigen in strafzaken te wijzigen en dat het tevens wenselijk is dat het niet afleggen van een getuigenverklaring na een daartoe strekkende toezegging met een zwaardere straf wordt bedreigd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In artikel 192 van het Wetboek van Strafrecht wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een nieuw lid ingevoegd, dat luidt:

  • 2. Hij die na de totstandkoming van een afspraak met de officier van justitie ingevolge artikel 226h, derde lid, of artikel 226k, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering wettelijk als getuige opgeroepen, opzettelijk niet voldoet aan zijn verplichting te verklaren, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vijfde categorie.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 17 november 1998 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot verklaringen van getuigen die in ruil voor een toezegging van het openbaar ministerie zijn afgelegd (toezeggingen aan getuigen in strafzaken) (26 294) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel I wordt in artikel 44a, tweede lid, onderdelen a en b, de zinsnede «maximaal een derde» telkens vervangen door: maximaal de helft.

B

In artikel II, onderdeel D, wordt in artikel 226k, eerste lid, de zinsnede «maximaal een derde» vervangen door: maximaal de helft.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 17 november 1998 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot verklaringen van getuigen die in ruil voor een toezegging van het openbaar ministerie zijn afgelegd (toezeggingen aan getuigen in strafzaken) (26 294) tot wet is verheven, treedt deze wet in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat niet ligt voor het tijdstip waarop onderdeel D van Artikel II van die wet in werking treedt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 12 mei 2005

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de vierentwintigste mei 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Kamerstuk 28 017

Naar boven