Besluit van 11 mei 2005, houdende wijziging van het Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines en het Binnenschepenbesluit (implementatie richtlijn nr. 2004/26/EG)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 februari 2005, nr. MJZ2005012827, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op richtlijn nr. 2004/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 (PbEU L146) tot wijziging van richtlijn nr. 97/68/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigde gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines, op de artikelen 13, 15 en 17 van de Wet inzake de luchtverontreiniging en op de artikelen 5, eerste lid, 10, eerste lid, en 58, eerste lid, van de Binnenschepenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 3 maart 2005, nr. W08.05.0038/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 mei 2005, nr. MJZ 2005051627, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel l komt te luiden:

l. binnenschip: binnenschip als bedoeld in artikel 2, drieëntwintigste gedachtestreepje, van richtlijn 97/68;.

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

n. spoorvoertuig: spoorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Spoorwegwet.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Het in artikel 3 gestelde verbod is voorts niet van toepassing ten aanzien van motoren:

    a. die voornamelijk zijn bestemd voor het te water laten en binnenhalen van reddingsboten;

    b. die voornamelijk zijn bestemd voor het binnenhalen van vanaf het strand te water gelaten boten.

2. In het vijfde lid wordt «ruilmotor» vervangen door: vervangende motor.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Het vijfde lid is niet van toepassing ten aanzien van motoren bestemd om te worden gemonteerd in dan wel gemonteerd in spoorvoertuigen en binnenschepen.

C

In artikel 6, eerste lid, onder c, wordt «RUILMOTOR» vervangen door: VERVANGENDE MOTOR.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot veertiende en vijftiende lid worden negen leden ingevoegd, luidende:

  • 5. Voor motoren met een compressieontsteking van de motorcategorieën V1:1, V1:2 en V1:3, bedoeld in artikel 9, derde lid sexies, van richtlijn 97/68, is artikel 3 van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

  • 6. Voor motoren met een compressieontsteking van de motorcategorieën V1:4 en V2, bedoeld in artikel 9, derde lid sexies, van richtlijn 97/68, is artikel 3 van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

  • 7. Voor motoren met een compressieontsteking van de motorcategorie RC A, bedoeld in artikel 9, derde lid septies, van richtlijn 97/68, is artikel 3 van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

  • 8. Voor motoren met een compressieontsteking van de motorcategorie RL A, bedoeld in artikel 9, derde lid nonies, van richtlijn 97/68, is artikel 3 van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

  • 9. Voor motoren met een compressieontsteking van de motorcategorie RH A, bedoeld in artikel 9, derde lid nonies, van richtlijn 97/68, is artikel 3 van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

  • 10. Het vijfde en zesde lid zijn ook van toepassing op hulpmotoren van binnenschepen met een vermogen van meer dan 560 kW.

  • 11. In afwijking van het in artikel 3 gestelde verbod kunnen motoren als bedoeld in het vijfde tot en met zevende lid, die voor de in die leden genoemde data zijn geproduceerd, tot uiterlijk 24 maanden na die datum in de handel worden gebracht. De eerste volzin is niet van toepassing op motoren die in binnenschepen worden gebruikt.

  • 12. In afwijking van het in artikel 3 gestelde verbod kunnen motoren als bedoeld in het achtste en negende lid tot uiterlijk 24 maanden na de in die leden genoemde data in de handel worden gebracht, indien:

    a. de betreffende motoren voor de in die leden genoemde data zijn geproduceerd, of

    b. met betrekking tot de betreffende motoren of motorfamilies een koopcontract is afgesloten voor 20 mei 2004.

  • 13. In afwijking van het in artikel 3 gestelde verbod kunnen motoren met compressieontsteking, met uitzondering van motoren voor de voortstuwing van spoorvoertuigen en binnenschepen, volgens de procedure, bedoeld in artikel 4, zesde lid, van richtlijn 97/68, in de handel worden gebracht.

ARTIKEL II

Aan artikel 5.01 van bijlage II bij het Binnenschepenbesluit wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Voortstuwingsmotoren bestemd om te worden gemonteerd in dan wel gemonteerd in binnenschepen als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van het Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines, voldoen voor wat betreft luchtverontreiniging aan het bepaalde in dat besluit.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 20 mei 2005.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 11 mei 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de negentiende mei 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit strekt tot uitvoering van richtlijn nr. 2004/26 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 (PbEU L146) tot wijziging van richtlijn nr. 97/68/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (hierna: richtlijn 2004/26).

Met de wijziging van richtlijn 97/68, zoals deze laatstelijk is gewijzigd door richtlijn nr. 2002/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 december 2002 (PbEU 2003, L35) tot wijziging van richtlijn nr. 97/68/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (hierna: richtlijn 2002/88), vindt een verdere verlaging plaats van de grenswaarden van de emissies van de motoren met compressieontsteking. Daarnaast worden er emissienormen geïntroduceerd voor bepaalde spoorweg (zowel goederen- als personenvervoer)- en binnenvaarttoepassingen, teneinde de milieuvriendelijkheid van deze wijzen van vervoer te bevorderen.

2. Inhoud van het besluit

Voor de implementatie van richtlijn 2004/26 is een wijziging van het Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines (hierna: besluit), het Binnenschepenbesluit, de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines (hierna: regeling) en de Regeling keuring spoorvoertuigen noodzakelijk. In het besluit worden de eisen aan motoren opgenomen indien aan die motoren voor het eerst eisen worden gesteld. Het voor het eerst eisen stellen kan betrekking hebben op het type motor (bijvoorbeeld of er sprake is van een benzine- of dieselmotor) of op een uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn (bijvoorbeeld uitbreiding van de definitie van mobiele machines). Met richtlijn 2004/26 wordt de reikwijdte van richtlijn 97/68 uitgebreid. Met de wijziging van bijlage I bij richtlijn 97/68 vallen voortstuwingsmotoren voor binnenschepen, locomotieven en spoorvoertuigen voortaan ook onder de definitie van mobiele machines. Aangezien het besluit de definitie van mobiele machines volgt zoals deze is opgenomen in richtlijn 97/68, is hiermee het besluit ook van toepassing op deze voer- en vaartuigen.

Vanwege de onduidelijke terminologie van de Europese regelgeving enerzijds en de wenselijkheid van uniforme regelgeving anderzijds, wordt voor de definitie van spoorvoertuig verwezen naar de reeds bestaande omschrijving van dit begrip in de Spoorwegwet. Deze begripsomschrijving omvat de begrippen locomotief, railvoertuig en motortreinstel die in de richtlijn worden gebruikt. De eisen in de richtlijn hebben betrekking op de motoren in de spoorvoertuigen.

Zoals gezegd worden de eisen aan motoren opgenomen in het besluit, indien aan die motoren voor het eerst eisen worden gesteld. Aanscherping van de emissiegrenswaarden vindt daarentegen plaats in de regeling. Richtlijn 2004/26 bevat dus zowel voor het eerst eisen aan bepaalde motoren (voortstuwingsmotoren voor binnenschepen, spoorvoertuigen en motoren in binnenschepen, anders dan voortstuwingsmotoren, groter dan 560 kW) als een aanscherping van de eisen (motoren als bedoeld in bijlage I, onderdeel A, onder i en ii, bij richtlijn 97/68).

Ten slotte wordt in de regelgeving over spoorvoertuigen en binnenschepen een verwijzing opgenomen naar de eisen over luchtverontreiniging die in het besluit zijn gesteld. Aangezien dat voor binnenschepen op het niveau van een algemene maatregel van bestuur plaatsvindt, is dit bij het onderhavige wijzigingsbesluit meegenomen.

3. Gevolgen van het besluit

De meeste gevolgen voor de betrokken producenten van niet voor de weg bestemde mobiele machines en van daarvoor bestemde verbrandingsmotoren vloeien rechtstreeks voort uit de richtlijn. De richtlijn bepaalt immers dat de lidstaten de verkoop moeten verbieden van zulke motoren en van machines waarin die motoren zijn gemonteerd indien die motoren niet blijkens een Europees certificaat aan de emissiegrenswaarden van de richtlijn voldoen.

Indien een fabrikant van een verbrandingsmotor (bedoeld voor een niet voor de weg bestemde mobiele machine) daarvoor een Europese goedkeuring verlangt, dient hij daartoe een aanvraag in te dienen bij een keuringsinstantie in één van de lidstaten van de Europese Unie. Uiteraard dient hij eveneens ervoor te zorgen dat zijn type verbrandingsmotor aan de gestelde eisen voldoet, en dat hij over een productieproces beschikt dat voldoende waarborgen biedt voor een conforme serieproductie. De kosten van een typekeuring en van het toezicht dat door de keuringsinstantie wordt uitgeoefend op de kwaliteitsborging van het productieproces zijn het sluitstuk van de ontwikkelingskosten van de motor, en worden doorberekend in de prijs van de motor.

Een verkregen typekeuring biedt vervolgens wel de mogelijkheid om de motor zonder nader technisch onderzoek in de gehele Europese Unie op de markt te brengen. Zonder een stelsel van geharmoniseerde technische eisen kan de Europese interne markt voor dergelijke motoren niet functioneren. Vaak gaat het bij de producenten van deze motoren om bedrijven die voor de hele wereldmarkt produceren. De richtlijn heeft als belangrijk voordeel dat de daarin vastgelegde eisen dezelfde zijn als die in de Verenigde Staten en op andere belangrijke markten worden gehanteerd, zodat met één ontwerp voor de gehele wereldmarkt kan worden volstaan.

4. Administratieve lasten

Het besluit roept voor de producenten van motoren bestemd om te worden ingebouwd in binnenschepen en spoorvoertuigen die ingevolge richtlijn 2004/26 binnen de reikwijdte van richtlijn 97/68 gaan vallen, de verplichting in het leven om deze motoren in overeenstemming met de vereisten van de richtlijn te brengen en ten bewijze daarvan aan een typekeuring te onderwerpen. De administratieve inspanningen die met het aanvragen van een dergelijke typekeuring gepaard gaan, worden aangemerkt als administratieve lasten. Een typekeuring kan in elke lidstaat worden aangevraagd. Wanneer in een lidstaat de typegoedkeuring wordt verleend, is deze vervolgens geldig binnen de gehele Europese Unie.

Voor zover bekend zijn er thans in Nederland geen fabrikanten gevestigd van motoren die bestemd zijn om te worden gemonteerd in binnenschepen of spoorvoertuigen. Wel is het denkbaar dat een buitenlandse fabrikant, door tussenkomst van een importeur, de Nederlandse keuringsinstanties vraagt de typekeuring uit te voeren. De inspanningen voor die fabrikant drukken dan dus niet op het Nederlandse bedrijfsleven. De eventuele bemoeienis van de in ons land gevestigde importeur zal normaliter door hem op de fabrikant van de betreffende motor worden verhaald. Per saldo brengt het besluit dan ook geen nieuwe administratieve lasten met zich voor het Nederlandse bedrijfsleven.

Dit besluit heeft geen effect op de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven. Daarom is dit besluit niet voorgelegd aan het Adviescollege voor Toetsing van de Administratieve Lasten.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, onder 1, B, onder 2, C

Onderdeel l (oud) kan vervallen omdat hierin de definitie van «ruilmotor» was opgenomen. In richtlijn 97/68 wordt deze term nu namelijk niet meer gebruikt. De definitie van «ruilmotor» was geïntroduceerd door richtlijn 2002/88 in artikel 10, eerste lid bis. Dit artikellid wordt door richtlijn 2004/26 vervangen door een nieuw artikellid. In dit nieuwe artikellid wordt gesproken over «vervangende motor». Waar in het besluit de term «ruilmotor» gebruikt werd, is deze term nu vervangen door de term «vervangende motor».

Op de plaats waar de definitie van «ruilmotor» was opgenomen is nu de definitie van «binnenschip» opgenomen. Deze definitie is om twee redenen noodzakelijk. Ten eerste komt de term verschillende keren voor in het besluit en ten tweede is de definitiebepaling in de richtlijn een zeer uitgebreide. Het is dus noodzakelijk precies aan te sluiten bij de richtlijn om te voorkomen dat in de nationale wetgeving een andere definitie wordt gehanteerd dan volgt uit richtlijn 2004/26.

Onderdeel A, onder 2

Zie de algemene toelichting, onder 2.

Onderdeel B, onder 1

Artikel 4 geeft uitzonderingen op het verbod van artikel 3. In richtlijn 2004/26 is een uitzondering opgenomen voor een aantal mobiele machines die voor bepaalde activiteiten gebruikt worden. Deze uitzonderingen worden opgenomen in artikel 4.

Onderdeel B, onder 3

Dit artikellid bepaalt dat de regeling van de vervangende motor niet van toepassing is op motoren die bestemd zijn om te worden gemonteerd dan wel gemonteerd zijn in binnenschepen en spoorvoertuigen.

Onderdeel D, onder 1

De nieuwe leden 5 tot en met 9 van artikel 10 van het besluit geven aan dat vanaf de in die leden genoemde data de verbodsbepaling van artikel 3 van het besluit van toepassing is op de motoren bestemd om te worden gemonteerd dan wel gemonteerd in binnenschepen en spoorvoertuigen. Deze data vloeien voort uit artikel 1, zesde lid, onder d, van richtlijn 2004/26.

In het tiende lid wordt geregeld dat bepaalde grote motoren die op binnenschepen worden gebruikt maar niet zorgdragen voor de voortstuwing van het binnenschip, wel op dezelfde wijze worden behandeld als voortstuwingsmotoren op binnenschepen. In het elfde en twaalfde lid zijn uitzonderingsbepalingen opgenomen om een overgangstermijn te creëren. Deze overgangstermijn geldt niet voor motoren die in binnenschepen worden gebruikt.

In het dertiende lid is de zogenaamde flexibele regeling van richtlijn 2004/26 opgenomen. Dit behelst een speciale regeling voor zowel de fabrikanten van machines om met toestemming een beperkt aantal machines in de handel te brengen met motoren die nog voldoen aan de emissiegrenswaarden van de voorafgaande fase, als voor de motor-fabrikanten om zulke motoren nog in de handel te brengen. Dit geeft de machinefabrikanten, die vaak een groot aantal verschillende machines in kleine aantallen produceren, de tijd het ontwerp van die machines aan te passen aan de gewijzigde motoren. Het gaat daarbij vaak om machines waarbij de motor een geïntegreerd onderdeel is van de machine, zodat bij een ingrijpende verandering van de motor ook de machine ingrijpend moet worden herzien.

Deze flexibele regeling heeft geen betrekking op binnenschepen en spoorvoertuigen. Daarbij is namelijk niet aan de orde dat het ontwerp van de machinekamer is afgestemd op een specifiek type motor, omdat zij op wens van de klant met verschillende merken en typen motoren kunnen worden geleverd. Veranderingen aan de motor die nodig zijn om aan de aangescherpte eisen te voldoen, leiden daarom meestal niet tot wezenlijke veranderingen aan het ontwerp van de machinekamer.

Artikel II

In het Binnenschepenbesluit zijn de eisen die gesteld worden aan binnenschepen opgenomen. Een van de aspecten is het eisenpakket dat voortvloeit uit het Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Bijlagen behorende bij de Nota van toelichting

Bijlage I. Transponeringstabel

Artikel (-lid) richtlijn 2004/26

 

Implementatie in

art. 1, eerste lid (definities)

 

voor zover nodig in art. 1 van het Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines (BTLT)

art. 1, tweede lid, onder a (wijziging van artikel 4, tweede lid)

 

behoeft geen implementatie

art. 1, tweede lid, onder b (wijziging artikel 4, nieuw zesde lid)

 

artikel 10, twaalfde lid, BTLT

art. 1, derde lid (aanbrengen merktekens)

 

is al geïmplementeerd via art. 6, eerste lid, onder b

art. 1, vierde lid, (nieuw artikel 7 bis, eerste lid)

 

behoeft geen implementatie

art. 1, vierde lid, (nieuw artikel 7 bis, tweede lid)

 

behoeft geen implementatie

art. 1, vierde lid, (nieuw artikel 7 bis, derde lid)

 

behoeft geen implementatie

art. 1, vierde lid, (nieuw artikel 7 bis, vierde lid)

 

behoeft geen implementatie

art. 1, vierde lid, (nieuw artikel 7 bis, vijfde lid)

 

art. 10, tiende lid, BTLT

art. 1, vijfde lid, onder a (wijzigen opschrift artikel 8)

 

behoeft geen implementatie

art. 1, vijfde lid, onder b (vervangen lid 1 van artikel 8)

 

behoeft geen implementatie

art. 1, vijfde lid, onder c (verbod afgeven certificaat)

 

nieuw vijfde lid van art. 5.01 van bijlage II bij het Binnenschepenbesluit

art. 1, zesde lid, (wijziging artikel 9, onder a)

 

behoeft geen implementatie

art. 1, zesde lid, (wijziging artikel 9, onder b, 3 bis)

 

art. 5 Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines (RUBTLT)

art. 1, zesde lid, (wijziging artikel 9, onder b, 3 ter)

 

art. 5 RUBTLT

art. 1, zesde lid, (wijziging artikel 9, onder b, 3 quater)

 

art. 5 RUBTLT

art. 1, zesde lid, (wijziging artikel 9, onder b, 3 quinquies)

 

art. 5 RUBTLT

art. 1, zesde lid, (wijziging artikel 9, onder b, 3 sexies)

 

art. 10 BTLT

art. 1, zesde lid, (wijziging artikel 9, onder b, 3 septies)

 

art. 10 BTLT en aanpassing van de Regeling keuring spoorvoertuigen

art. 1, zesde lid, (wijziging artikel 9, onder b, 3 octies)

 

art. 5 RUBTLT

art. 1, zesde lid, (wijziging artikel 9, onder b, 3 nonies)

 

art. 10 BTLT

art. 1, zesde lid, (wijziging artikel 9, onder b, 3 decies)

 

art. 5 RUBTLT

art. 1, zesde lid, (wijziging artikel 9, onder c)

 

behoeft geen implementatie

art. 1, zesde lid, (wijziging artikel 9, onder d)

 

art. 10 BTLT en art. 5 RUBTLT

art. 1, zesde lid, (wijziging artikel 9, onder e)

 

behoeft geen implementatie

art. 1, zevende lid, (wijziging artikel 10, onder a, artikel 1)

 

art. 4 BTLT

art. 1, zevende lid, (wijziging artikel 10, onder a, artikel 1 bis)

 

artt. 4 en 6 BTLT

art. 1, zevende lid, (wijziging artikel 10, onder b, vijfde lid)

 

art. 10, twaalfde lid, BTLT

art. 1, zevende lid, (wijziging artikel 10, onder b, zesde lid)

 

art. 10, elfde lid, BTLT

art. 1, zevende lid, (wijziging artikel 10, onder b, zevende lid)

 

behoeft geen implementatie

art. 1, achtste lid (wijziging bijlagen)

 

behoeft geen implementatie

art. 2

 

behoeft geen implementatie

art. 3

 

behoeft geen implementatie

art. 4

 

behoeft geen implementatie

art. 5

 

behoeft geen implementatie

Bijlage II. Overzicht van geldende en toekomstige emissie-eisen aan niet voor de weg bestemde mobiele machines

De emissie-eisen aan niet voor de weg bestemde mobiele machines wijzigen zeer regelmatig. Bovendien worden de emissie-eisen in door elkaar heen lopende fasen ingevoerd. Om de regelgeving meer inzichtelijk te maken is daarom onderstaand een tabel bijgevoegd met de ingangsdata van de emissie-eisen voor de verschillende motorcategorieën, zoals die gelden na het van kracht worden van richtlijn 2004/26. Met deze richtlijn worden de fasen IIIA, IIIB en IV ingevoerd. In dit overzicht zijn – om een compleet overzicht te geven – ook de al door richtlijn 2002/88 in richtlijn 97/68 opgenomen emissie-eisen voor kleine benzinemotoren (benzinemotoren met een vermogen kleiner of gelijk aan 19 kW) meegenomen.

Dieselmotoren anders dan motoren met een constant toerental

Motor

Categorie

Motor-

vermogen

in kW

 

Datum

ingang

weigeren

typegoed-

keuring1

Datum

ingang

verbod

verkoop2

grenswaarden in g/kWh

Fase I

    

CO

NOx

HC

PM

A

130–560

 

01-07-1998

01-01-1999

5,0

9,2

1,3

0,54

B

75–130

 

01-07-1998

01-01-1999

5,0

9,2

1,3

0,70

C

37–75

 

01-07-1998

01-01-1999

6,5

9,2

1,3

0,85

         

Fase II

        

D

18–37

 

01-01-2000

01-01-2001

5,5

8,0

1,5

0,80

E

130–560

 

01-01-2001

01-01-2002

3,5

6,0

1,0

0,20

F

75–130

 

01-01-2002

01-01-2003

5,0

6,0

1,0

0,30

G

37–75

 

01-01-2003

01-01-2004

5,0

7,0

1,3

0,40

         

Fase IIIA

     

(HC + NOx)3

 

H

130–560

 

01-07-2005

01-01-2006

3,5

4,0

0,20

I

75–130

 

01-01-2006

01-01-2007

5,0

4,0

0,30

J

37–75

 

01-01-2007

01-01-2008

5,0

4,7

0,40

K

19–37

 

01-01-2006

01-01-2007

5,5

7,5

0,60

         

Fase IIIB

     

HC

NOx

 

L

130–560

 

01-01-2010

01-01-2011

3,5

0,19

2,0

0,025

M

75–130

 

01-01-2011

01-01-2012

5,0

0,19

3,3

0,025

N

56–75

 

01-01-2011

01-01-2012

5,0

0,19

3,3

0,025

      

(HC + NOx)

 

P

37–56

 

01-01-2012

01-01-2013

5,0

4,7

0,025

         

Fase IV

     

HC

NOx

 

Q

130–560

 

01-01-2013

01-01-2014

3,5

0,19

0,4

0,025

R

56–130

 

01-01-2014

01-10-2014

5,0

0,19

0,4

0,025

1 Datum ingang weigering typegoedkeuring wil zeggen de datum vanaf welke geen typekeuring meer mag worden verleend indien niet aan de eisen van de desbetreffende fase wordt voldaan.2 Datum ingang verbod verkoop wil zeggen de datum vanaf welke de verkoop niet langer is toegestaan indien niet blijkens een typegoedkeuring aan de eisen van de desbetreffende fase wordt voldaan. In bepaalde gevallen geldt een overgangsregeling voor motoren die op het moment van ingang van scherpere eisen aantoonbaar tot de handelsvoorraad behoren en als zodanig zijn aangemeld bij de RDW.3 (HC + NOx) wil zeggen de grenswaarde waaraan de gesommeerde uitstoot van HC en NOx moet voldoen.

Dieselmotoren met een constant toerental

Motor

Categorie

Motorvermogen

in kW

 

Datum ingang

verbod verkoop

grenswaarden in g/kWh

Fase II

   

CO

NOx

HC

PM

D

18–37

 

31-12-2006

5,5

8,0

1,5

0,80

E

130–560

 

31-12-2006

3,5

6,0

1,0

0,20

F

75–130

 

31-12-2006

5,0

6,0

1,0

0,30

G

37–75

 

31-12-2006

5,0

7,0

1,3

0,40

   

Datum

weigeren

typegoed-

keuring

Datum

verbod

verkoop

   

Fase IIIA

     

(HC + NOx)

 

H

130–560

 

01-01-2010

01-01-2011

3,5

4,0

0,40

I

75–130

 

01-01-2010

01-01-2011

4,0

0,30

5,5

J

37–75

 

01-01-2011

01-01-2012

0,20

5,0

7,5

K

19–37

 

01-01-2010

01-01-2011

5,0

4,7

0,60

Dieselmotoren voor binnenschepen

Motor

Categorie

Cilinder-

slagvolume

liter/vermogen

Datum

ingang

weigeren

typegoed-

keuring

Datum

ingang

verbod

verkoop

grenswaarden in g/kWh

    

CO

(HC + NOx)

PM

V1:1

< 0,9 en > 37 kW

01-01-2006

01-01-2007

5,0

7,5

0,40

V1:2

0,9–1,2

01-06-2005

01-01-2007

5,0

7,2

0,30

V1:3

1,2–2,5 en 37–75 kW

01-06-2005

01-01-2007

5,0

7,2

0,20

V1:4

2,5–5,0

01-01-2007

01-01-2009

5,0

7,2

0,20

V2:1

5,0–15

01-01-2008

01-01-2009

5,0

7,8

0,27

V2:2

15–20 en < 3300 kW

01-01-2008

01-01-2009

5,0

8,7

0,50

V2:3

15–20 en ≥ 3300 kW

01-01-2008

01-01-2009

5,0

9,8

0,50

V2:4

20–25

01-01-2008

01-01-2009

5,0

9,8

0,50

V2:5

25–30

01-01-2008

01-01-2009

5,0

11,0

0,50

Dieselmotoren voor spoorvoertuigen

Motor

Categorie

Motor-

vermogen

 

Datum

ingang

weigeren

typegoed-

keuring

Datum

ingang

verbod

verkoop

grenswaarden in g/kWh

Fase IIIA

    

CO

(HC + NOx)

PM

RCA

> 130 kW

 

01-07-2005

01-01-2006

3,5

4,0

0,20

         

Fase IIIB

     

NOx

HC

 

RCB

> 130 kW

 

01-01-2011

01-01-2012

3,5

2,0

0,19

0,025

Dieselmotoren voor locomotieven

Code

Motor-

vermogen

in kW

 

Datum

ingang

weigeren

typegoed-

keuring

Datum

ingang

verbod

verkoop

 

Fase IIIA

    

CO

(HC + NOx)

PM

RLA

130–560

 

01-01-2006

01-01-2007

3,5

4,0

0,20

      

NOx

HC

 

RHA

> 560

 

01-01-2008

01-01-2009

3,5

6,0

0,5

0,20

RHA

> 2000 kW en

       
 

> 5 liter/cilinder

 

01-01-2008

01-01-2009

3,5

7,4

0,4

0,20

         

Fase IIIB

     

(HC + NOx)

 

RB

> 130 kW

 

01-01-2011

01-01-2012

3,5

4,0

0,025

Benzinemotoren met een vermogen < 19 kW

Code

Slag-

volume

in cc

 

Datum

ingang

weigeren

typegoed-

keuring

Datum

ingang

verbod

verkoop

grenswaarden in g/kWh

Fase I

    

CO

NOx

HC

(HC+ NOx)

SH:1

< 20

 

11-08-2004

11-02-2005

805

5,36

295

SH:2

20–50

 

11-08-2004

11-02-2005

805

5,36

241

SH:3

> 50

 

11-08-2004

11-02-2005

603

5,36

161

SN:1

< 66

 

11-08-2004

11-02-2005

519

50

SN:2

66–100

 

11-08-2004

11-02-2005

519

40

SN:3

100–225

 

11-08-2004

11-02-2005

519

16,1

SN:4

> 225

 

11-08-2004

11-02-2005

519

13,4

         

Fase II

        

SH:1

< 20

 

02-08-2007

02-02-2008

805

10

50

SH:2

20–50

 

02-08-2007

02-02-2008

805

10

50

SH:3

> 50

 

02-08-2008

02-02-2009

603

10

72

SN:1

< 66

 

02-08-2004

02-02-2005

610

10

50

SN:2

66–100

 

02-08-2004

02-02-2005

610

10

40

SN:3

100–225

 

02-08-2007

02-02-2008

610

10

16,1

SN:4

> 225

 

02-08-2006

02-02-2007

610

10

12,1


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven