Besluit van 27 december 2004, houdende wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Service Centrum Grond)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 oktober 2004, nr. MJZ2004107575, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 8.44, eerste, vierde en zesde lid van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 25 november 2004, nr. W08.04.0534/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 december 2004, nr. MJZ2004129017, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 2, onderdeel f, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1° wordt «advies van de Service Centrum Grond» vervangen door «verklaring van Onze Minister» en wordt «, of» vervangen door een punt.

2. Onderdeel 2° vervalt, onder het vervallen van de aanduiding «1°» voor het huidige onderdeel 1°.

ARTIKEL II

  • 1. Een advies, afgegeven door het Service Centrum Grond op grond van artikel 2, onderdeel f, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit, blijft geldig na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2. Een aanvraag om een advies als bedoeld in het eerste lid die is ingediend bij het Service Centrum Grond voor het tijdstip waarop dit besluit in werking is getreden, geldt als aanvraag om een verklaring, als bedoeld in artikel 2, onderdeel f, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, zoals dat luidt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, en als aanvraag ingediend bij Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

  • 3. Terzake van adviezen op grond van artikel 2, onderdeel f, van het in het eerste lid genoemde besluit, die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit zijn gegeven, ten aanzien waarvan na dat tijdstip Onze Minister, genoemd in het tweede lid, bevoegd is, treedt Onze Minister in de plaats van het Service Centrum Grond in bezwaar of beroep terzake van een advies als bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 27 december 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de twintigste januari 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Begin 2003 is een project gestart met als doel het verkennen van mogelijkheden om organisaties die werkzaam zijn op het beleidsterrein bodem te bundelen om daarmee te komen tot een meer efficiënte ondersteuning van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de uitvoerende overheden, en daarmee bij te dragen aan de beoogde verbetering van de kwaliteit van de uitvoering van het bodembeleid. Aanleiding is de constatering dat er sprake is van een gefragmenteerde organisatie van de uitvoering en ondersteuning van het bodembeleid, waarin alleen kenners de weg weten en welke de kwaliteit en efficiency van de uitvoering belemmert. Dit beeld wordt ook bevestigd door gesprekken met het bevoegd gezag. Mede gelet op de beoogde vernieuwing van het bodembeleid dient aan deze ongewenste situatie spoedig een einde te komen.

Een andere aanleiding tot bezinning op de huidige structuur van de uitvoering en ondersteuning is een discussie met de Algemene Rekenkamer over de wijze van verantwoording over de doelmatigheid en rechtmatigheid van de besteding van bodemsaneringsgelden.

Dit heeft geleid tot mijn voornemen taken op het gebied van bodembescherming, bodembeheer en bodemsanering bij één uitvoeringsorganisatie onder te brengen. Dit voornemen heb ik gemeld in de Beleidsbrief Bodem (Kamerstukken II 2003/04, 28 663, nr. 13). In de beantwoording van de kamervragen over deze beleidsbrief (Kamerstukken II 2003/04, 28 663, nr. 16) heb ik aangegeven dat deze uitvoeringsorganisatie naast het ondersteunen van provincies en gemeenten ook een aantal wettelijke taken gaat uitvoeren die aan het Rijk zijn opgedragen, waaronder de taken van het Service Centrum Grond, zoals de afgifte van niet-reinigbaarheidsverklaringen voor grond en baggerspecie.

2. Taken Service Centrum Grond

Het Service Centrum Grond heeft een adviestaak op grond van artikel 21 van de Wet bodembescherming. Daarnaast heeft het Service Centrum Grond op grond van de Wet belastingen op milieugrondslag en het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen de taak gekregen niet-reinigbaarheidsverklaringen af te geven ten behoeve van het storten van ernstig verontreinigde grond en de belastingheffing daarover.

Het Service Centrum voert zijn taken uit als zelfstandig bestuursorgaan. In verband met het overdragen van deze taken aan de uitvoeringsorganisatie bodem, wordt de bevoegdheid tot het afgeven van niet-reinigbaarheidsverklaringen toegekend aan de minister van VROM. Deze bevoegdheid zal door middel van mandaat per 1 januari 2005 in het agentschap SenterNovem worden ondergebracht.

3. Inhoud wijziging

De onderhavige wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen betreft het attribueren van het afgeven van niet-reinigbaarheidsverklaringen aan de minister van VROM.

Er is een vergelijkbare wijziging voorbereid van de Wet belastingen op milieugrondslag. In dat wetsvoorstel is voorgesteld het afgeven van niet-reinigbaarheidsverklaringen in het kader van belastingheffing ook te attribueren aan de Minister van VROM. De wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag kan de wetgevingsprocedure doorlopen als onderdeel van een pakket belastingmaatregelen en daardoor naar verwachting al op 1 januari 2005 in werking treden.

Er is tot slot een wetsvoorstel in voorbereiding om de oorspronkelijke adviestaak van het Service Centrum Grond, geregeld in de Wet bodembescherming, te schrappen. Die wetswijziging treedt vermoedelijk wat later in werking. Deze laatste wijziging zal ook leiden tot het opheffen van het Service Centrum Grond.

Onderdeel van deze wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen is het vervallen van de verwijzing naar de Regeling beoordeling reinigbaarheid. In de Regeling zijn categorieën opgenomen waarvoor geen aanvraag om advies op grond van de Wet bodembescherming nodig is. Door een wijziging van de Regeling in 2000 zijn er geen categorieën van ernstig verontreinigde grond meer aangewezen in de Regeling. Daarmee was de verwijzing naar de Regeling in het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen een dode letter geworden, die nu wordt geschrapt.

Deze wijziging brengt geen toename van administratieve lasten voor het bedrijfsleven met zich mee, omdat de procedures hetzelfde blijven en alleen het besluit door een ander bestuursorgaan wordt genomen.

4. Reacties in het kader van de voorhangprocedure

Op dit besluit is de bijzondere totstandkomingsprocedure bedoeld in artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer van toepassing. Ter uitvoering van die wettelijke procedurebepaling is het ontwerpbesluit aan de beide Kamers der Staten-Generaal gezonden. Daarnaast is het ontwerpbesluit voorgepubliceerd in Staatscourant nr. 2004, 142. Er zijn geen reacties of opmerkingen ontvangen.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven