Besluit van 18 april 2005 tot onder meer wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het regelen van de werkgeversbijdrage voor kinderopvang en de tijdelijke toelage voor piketdiensten voor de sector Rechterlijke Macht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 9 maart 2005, nr. 5340280/06/6;

Gelet op artikel 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

De Raad van State gehoord (advies van 31 maart 2005, nr. W03.05.0074/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 6 april 2005, nr. 5345548/05/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt na artikel 38i een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 38j

  • 1. In dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt onder ouder, kinderopvang respectievelijk gastouderopvang verstaan hetgeen hieronder wordt verstaan in de Wet kinderopvang.

  • 2. De rechterlijk ambtenaar die is aangesteld voor het vervullen van een volledige of gedeeltelijke taak of rechterlijk ambtenaar in opleiding die ouder is, heeft recht op een bijdrage in de kosten van kinderopvang en gastouderopvang.

  • 3. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels gesteld worden omtrent de bijdrage in de kosten voor kinderopvang en gastouderopvang.

ARTIKEL II

  • 1. De rechterlijk ambtenaar die in het jaar 2004 werkzaamheden verricht als rechter-commissaris in strafzaken of piketofficier ontvangt een tijdelijke toelage.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels gesteld worden omtrent de toekenning van de tijdelijke toelage.

ARTIKEL III

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt als volgt terug:

    a. wat artikel II betreft: tot en met 1 januari 2004;

    b. wat artikel I betreft: tot en met 1 januari 2005.

  • 2. Artikel II vervalt met ingang van 1 januari 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 18 april 2005

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de zesentwintigste april 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt tot uitvoering van een tweetal rechtspositionele afspraken in het Sectorverleg Rechterlijke Macht (SORM) van 16 november 2004, te weten de tijdelijke toelage voor piketdiensten over het jaar 2004 en de werkgeversbijdrage voor de kinderopvang. De nieuwe Wet kinderopvang stelt de werkgeversbijdrage aan kinderopvang niet verplicht. Wel veronderstelt de wet dat ouders en werkgevers met elkaar afspraken maken over de werkgeversbijdrage. In het SORM van 16 november 2004 is geconcludeerd dat hetgeen voor het rijkspersoneel geldt ook in de sector Rechterlijke Macht toepassing zal vinden. In hetzelfde SORM is afgesproken dat de piketregeling voor het jaar 2004 verlengd wordt. Met onderhavig besluit worden deze afspraken geformaliseerd.

De aan dit besluit verbonden kosten worden opgevangen binnen de voor de sector Rechterlijke Macht beschikbare arbeidsvoorwaardengelden.

De Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal zijn in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over het besluit. Zij hadden geen opmerkingen naar aanleiding van het besluit.

Met de NVvR is de op grond van artikel 51 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren vereiste overeenstemming bereikt.

Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel 38j van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Brra) biedt een grondslag voor de bijdrage in de kosten voor kinderopvang en gastouderopvang voor rechterlijke ambtenaren die zijn aangesteld voor het vervullen van een volledige of gedeeltelijke taak en rechterlijke ambtenaren in opleiding, die tevens ouder zijn. Voor de definitie van kinderopvang, gastouderopvang en ouder is aangesloten bij de Wet kinderopvang. In deze wet wordt onder kinderopvang verstaan: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voorgezet onderwijs voor die kinderen begint. Gastouderopvang is opvang van kinderen door een gastouder, die is aangemeld bij een geregistreerd gastouderbureau, in de woning van de gastouder of de vraagouder. Ouder in de zin van deze wet is een persoon die een huishuiding voert waartoe het kind behoort, op wie de kinderopvang betrekking heeft, welk kind in belangrijke mate door hem wordt onderhouden in de zin van artikel 2 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001, en op hetzelfde adres staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, dan wel een persoon die een huishouding voert waartoe het kind behoort, op wie de kinderopvang betrekking heeft, waarvoor die persoon een pleegvergoeding in het kader van de Wet op de jeugdzorg ontvangt.

Op grond van artikel 38j, tweede lid, zal bij ministeriële regeling de Regeling werkgeversbijdrage kinderopvang rijkspersoneel (met enkele noodzakelijke afwijkingen ter aanpassing van het begrippenkader) van overeenkomstige toepassing worden verklaard op rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding.

Artikel II

Artikel II regelt de tijdelijke toelage voor piketdiensten over het jaar 2004. Het betreft hier een verlenging van de afspraken in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomsten 2000–2001 en 2001–2002 en 2002–2003, die geformaliseerd zijn respectievelijk artikel XIII van het Besluit van 9 december 2002 tot wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met onder de uitvoering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2000–2001 en de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2001–2002 sector Rechterlijke Macht (Stb. 598) en artikel IV van het Besluit van 9 juli 2004 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rechterlijke Macht 2002–2003 (Stb. 360). Vooruitlopend op structurele oplossingen wordt ook in het jaar 2004 aan rechter-commissarissen in strafzaken en piketofficieren een tijdelijke toelage toegekend. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de circulaire pikettoelage 2004 van 24 december 2004 (kenmerk 5327414/804) en de Regeling van de Minister van Justitie van PM. De tijdelijke toelage vormt geen inkomen in de zin van het ABP pensioenreglement.

Artikel III

Aan de artikelen I en II is in artikel III, eerste lid, terugwerkende kracht verleend overeenkomstig de afspraken in het SORM van 16 november 2004. Aangezien de voorziening in artikel II een tijdelijke voorziening is, die slechts voor het jaar 2004 geldt, is in het tweede lid van artikel III geregeld dat artikel II vervalt. Omdat de daadwerkelijke toekenning van de tijdelijke pikettoelage over het jaar 2004 pas in 2005 geschiedt, is ervoor gekozen om artikel II, dat onder meer ook een grondslag biedt voor de toekenning van de toelage, pas met ingang van 1 januari 2006 te laten vervallen.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven