Besluit van 21 maart 2005 tot wijziging van het Algemeen militair
ambtenarenreglement in verband met actualisering van de
bevoegdhedentoedeling
Wij Beatrix, bij de
gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.
enz. enz.
Op de voordracht van de
Staatssecretaris van Defensie van 24 januari 2005, nr.
P/2004014187;
Gelet
op artikel 12 van de Militaire
Ambtenarenwet 1931;
De Raad van State gehoord (advies van
14 februari 2005, nr. W07.05.0020/II);
Gezien het nader rapport van de
Staatssecretaris van Defensie van 15 maart 2005, nr.
P/2005003096;
Hebben
goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Algemeen
militair ambtenarenreglement wordt als volgt
gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt na
het zevende lid een nieuw achtste lid toegevoegd dat komt te
luiden:
8. Ten aanzien van de
militair die een functie vervult bij de Bestuursstaf, het Commando
DienstenCentra of de Defensie Materieel Organisatie met uitzondering
van de delen van de Defensie Materieel Organisatie die zijn
ondergebracht in de Bestuursstaf, worden de bevoegdheden van de
bevelhebber in de hoofdstukken 3 en 7 tot en met 11, met uitzondering
van de artikelen 13, 15, 98, 104, 120a, 134, eerste lid, en 138,
uitgeoefend door respectievelijk de secretaris-generaal, de commandant
van het Commando DienstenCentra en de directeur van de Defensie
Materieel
Organisatie.
B
In artikel 54a, onderdeel b, wordt
«bevelhebber, de secretaris-generaal of de commandant van het
Defensie Interservice Commando» vervangen door:
bevelhebber.
C
In
artikel 54d, derde lid, wordt «bevelhebber, de commandant van
het Defensie Interservice Commando of de secretaris-generaal voor hun
ressort» vervangen door:
bevelhebber.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in
werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin het wordt
geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot’s-Gravenhage, 21
maart
2005
Beatrix
De
Staatssecretaris van
Defensie,
C. van
der Knaap
Uitgegeven de zesentwintigste april 2005
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
Deze wijziging van het Algemeen Militair
Ambtenarenreglement (Amar) strekt ertoe de tot nu toe gehanteerde
systematiek met betrekking tot de toekenning van uitvoerende personele
bevoegdheden te actualiseren.
De organisatiestructuur van
Defensie is opgebouwd uit zeven defensieonderdelen. Het betreft de
Bestuursstaf (BS), het Commando DienstenCentra (CDC), de Defensie
Materieel Organisatie (DMO) en de vier onderscheidenlijke
krijgsmachtdelen.
In het Amar zijn personele bevoegdheden
geattribueerd aan de bevelhebbers van de krijgsmachtdelen en de
commandant van de Koninklijke Marechaussee. Voor de uitoefening van
personele bevoegdheden op militairen die (tijdelijk) een functie
vervullen bij de BS, het CDC en de DMO, hebben respectievelijk de
secretaris-generaal (SG), de commandant van het CDC (C-CDC) en de
directeur van de DMO (D-DMO), een deel van de zogenoemde
bevelhebberbevoegdheden in mandaat ontvangen van de bevelhebbers van de
krijgsmachtdelen en de commandant van de Koninklijke
Marechaussee.
Ter bevordering van een
eenduidige toepassing van die (gemandateerde) bevoegdheden over
militairen die een functie vervullen bij de BS, het CDC of de DMO,
wordt het noodzakelijk geacht deze bevoegdheden in het Amar direct toe
te wijzen aan de SG, de C-CDC en de D-DMO.
Deze toewijzing wordt in artikel 1 van het Amar gerealiseerd door
het inbrengen van een nieuw achtste lid, waarin een deel van de
bevoegdheden in attributie wordt toegekend aan de SG, de C-CDC en de
D-DMO. Bedoelde bevoegdheden zien met name op de uitvoering van de
dagelijkse (personele) bedrijfsvoering op militairen geplaatst bij de
BS, het CDC en de DMO, zoals het vaststellen van de werk- en
rusttijden, het toekennen van verlof en de aanwijzing voor een
bijscholingsopleiding.
De bevelhebbersbevoegdheden opgenomen
in de hoofdstukken en artikelen in het Amar die zijn uitgesloten van
toepassing door de SG, de C-CDC en de D-DMO zien op onder andere de
aanstelling, de functietoewijzing, de bevordering en het ontslag van
militairen. Bedoelde bevoegdheden hebben veelal een directe relatie met
het voor militairen geldende loopbaanbeleid en overstijgen de
plaatsingsduur van militairen bij de BS, het CDC en de DMO. Deze
bevoegdheden blijven voorbehouden aan de bevelhebbers van de
krijgsmachtdelen en de commandant van de Koninklijke
Marechaussee.
De
Staatssecretaris van
Defensie,
C. van
der
Knaap
XHistnoot
Het advies van de
Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het
Ministerie van Defensie.
Tevens zal het advies met de daarbij
ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de
Staatscourant van 10 mei 2005, nr.
88.