Besluit van 5 april 2005, houdende wijziging van het Besluit kostenverhaal energie in verband met de invoering van de wet van 9 december 2004, houdende wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Stb. 2005, 172) en de Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 14 juni 2002, nr. WJZ 02027636;

Gelet op artikel 85 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 64 van de Gaswet;

De Raad van State gehoord (advies van 11 juli 2002, nr. W10.02.0255/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 30 maart 2005, nr. WJZ 5014615;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit kostenverhaal energie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 vervalt.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en derde lid wordt «gastransportbedrijven en vergunninghouders» telkens vervangen door: LNG-bedrijven en gasopslagbedrijven.

2. In het eerste lid wordt «voor de dienst» vervangen door: voor de in artikel 5a, vijfde lid, van de Mededingingswet bedoelde eenheid van de mededingingsautoriteit.

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De bedragen die netbeheerders, LNG-bedrijven en gasopslagbedrijven verschuldigd zijn op grond van de artikelen 85, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en 64, tweede lid, van de Gaswet, betreffen een vast bedrag. Het door netbeheerders verschuldigde vaste bedrag wordt vermeerderd met een bedrag dat jaarlijks wordt vastgesteld naar rato van het aantal aanwezige aansluitingen op het door een netbeheerder beheerde net.

C

In artikel 4, tweede lid en derde lid, wordt «De directeur van de dienst» telkens vervangen door: De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

D

In artikel 5, eerste lid, vervalt de zinsnede «door een netbeheerder, vergunninghouder of houder van een ontheffing als bedoeld in de Elektriciteitswet 1998».

E

Artikel 8 vervalt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 9 december 2004, houdende wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Stb. 2005, 172) in werking treedt of, indien dit later is, vier weken na de datum van de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit is geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 5 april 2005

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de eenentwintigste april 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

Ingevolge de Wet van 9 december 2004, tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Stb. 2005, 172) dient de regelgeving waarin dit bestuursorgaan of onderdelen van de Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa) voorkomen, te worden aangepast. De Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe) was voorheen een kamer van de NMa en aan de directeur van die dienst waren verschillende taken op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet geattribueerd. Als gevolg van het toekennen van de status van zelfstandig bestuursorgaan aan het bestuursorgaan van de NMa is voorzien in de attributie van die taken aan de raad van bestuur van de NMa. Voorts komt de DTe niet langer als kamer in de Elektriciteitswet 1998 voor. Dit besluit voorziet in verband daarmee in de aanpassingen van het Besluit kostenverhaal energie. Daarnaast wordt een aantal wijzigingen aangebracht om het besluit in overeenstemming te brengen met de laatste wijzigingen van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet door de wet Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer.

II. Artikelen

Artikel I

Onderdeel A

Artikel 1 kan vervallen aangezien de bevoegdheden van de directeur van de dienst (DTe) toekomen aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit en laatstgenoemd begrip reeds gedefinieerd wordt in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet.

Onderdelen B, C en D

Door een wijziging van artikel 64, tweede lid, van de Gaswet door de wet Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer kunnen de kosten als bedoeld in deze bepaling in rekening worden gebracht aan netbeheerders, LNG-bedrijven, gasopslagbedrijven en vergunninghouders. De term gastransportbedrijf komt door deze wetswijziging niet langer voor in de Gaswet en is vervangen door netbeheerder. Artikel 3 van het besluit wordt hiermee in overeenstemming gebracht, met dien verstande dat vergunninghouders niet langer genoemd worden omdat de artikelen op grond waarvan kosten verhaald kunnen worden geen betrekking hebben op vergunninghouders.

Artikel 5a, vijfde lid, van de Mededingingswet schrijft voor dat de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit moet voorzien in een organisatorische eenheid die wordt belast met de uitvoering van werkzaamheden op basis van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. De DTe blijft hierdoor in organisatorische zin bestaan. In artikel 3 van het Besluit kostenverhaal energie werd voor de berekening van de bijdragen die verschuldigd waren, uitgegaan van de kosten van de DTe. Als gevolg van de wijziging van artikel 3 zijn voortaan de kosten van de eenheid bedoeld in artikel 5a, vijfde lid, van de Mededingingswet de basis voor die berekening.

Op basis van de artikelen 13 en 18 tot en met 18e van de Gaswet voert de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een aantal taken uit ten behoeve van de (berekeningsmethodiek van de) tarieven en voorwaarden van gasopslagbedrijven en LNG-bedrijven. Voor netbeheerders is ervoor gekozen de bedragen die verschuldigd zijn op te delen in een vast bedrag en een variabel bedrag gerelateerd aan het aantal aansluitingen. Dit laatste om kleinere, in termen van het aantal aansluitingen, netbeheerders niet te benadelen ten opzichte van grotere door een zelfde bedrag in rekening te brengen. Voor gasopslagbedrijven en LNG-bedrijven is het gebruik van een variabel bedrag niet zinvol. Er is bij een gasopslag of een LNG-installatie geen sprake van meerdere aansluitingen of een andere factor die in direct verband staat met de omvang van de tariefinkomsten van gasopslagbedrijven en LNG-bedrijven. Voor laatstgenoemde bedrijven kan derhalve met een vast bedrag worden volstaan.

Onderdeel C betreft een zuiver technische aanpassing vanwege de in het algemeen deel genoemde attributie van taken, die voorheen toekwamen aan de directeur van de DTe, aan de raad van bestuur van de NMa.

De in onderdeel D genoemde zinsnede kan vervallen aangezien degenen die de in de artikelen 2 tot en met 4 genoemde bedragen verschuldigd zijn niet beperkt blijven tot enkel netbeheerders, vergunninghouders of houders van een ontheffing.

Onderdeel E

Artikel 8 is uitgewerkt en kan daarom vervallen.

Artikel II

De inwerkingtredingsbepaling is afgestemd op de inwerkingtreding van de wijziging van de Mededingingswet waarbij het bestuursorgaan van de NMa wordt omgevormd tot zelfstandig bestuursorgaan. Het besluit kan op grond van artikel 81, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 in elk geval niet eerder in werking treden dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst. In het geval het tijdstip van inwerkingtreding van de wijziging van de Mededingingswet waarbij het bestuursorgaan van de NMa wordt omgevormd tot zelfstandig bestuursorgaan eerder is gelegen dan na verloop van vier weken na publicatie van dit besluit in het Staatsblad, treedt dit besluit niet eerder in werking dan na verloop van vier weken na publicatie van het Staatsblad waarin het is geplaatst.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven