Besluit van 7 april 2005, houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het koninklijk besluit van 15 december 1994, houdende uitvoering van artikel 4, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 inzake verkeersvoorschriften voor het militaire verkeer in gewone omstandigheden (Stb. 967) en het Besluit personenvervoer 2000, in verband met het verbieden van het vervoer van personen in aanhangwagens en laadruimten van motorvoertuigen en bromfietsen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 21 januari 2005, nr. HDJZ/AWW/2005-20, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 4, 13 en 111 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 2, tweede lid, van de Wet personenvervoer 2000;

De Raad van State gehoord (advies van 25 februari 2005, nr. W09.05.0019/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 april 2005, nr. HDJZ/AWW/2005-912, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

a1. ambulance: motorvoertuig, ingericht en bestemd om te worden gebruikt voor ambulancevervoer als bedoeld in de Wet ambulancevervoer;

2. Na onderdeel l wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

l1. dierenambulance: motorvoertuig, ingericht en bestemd om te worden gebruikt voor het vervoer van zieke en gewonde dieren;

B

In artikel 22, onderdeel b, wordt «landbouwtrekkers» gewijzigd in: landbouw- of bosbouwtrekkers.

C

In artikel 29 wordt «ziekenauto’s» vervangen door: ambulances.

D

Na artikel 61a wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 31. Vervoer van personen in of op aanhangwagens en in laadruimten

Artikel 61b
  • 1. Het is verboden personen te vervoeren in de open of gesloten laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets en in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig of bromfiets.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing:

    a. op het vervoer van personen in de laadruimte van een ambulance, dierenambulance, of voertuig dat blijkens een aantekening op het kentekenbewijs speciaal is uitgerust voor rolstoelvervoer;

    b. op het vervoer van personen in de laadruimte van motorvoertuigen ten dienste van politie en brandweer en van andere door Onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten;

    c. op het vervoer van een persoon op de bestuurderszitplaats in een motorvoertuig of op een bromfiets op meer dan twee wielen die door een ander motorvoertuig of een andere bromfiets op meer dan twee wielen wordt voortgetrokken en op het vervoer van passagiers van het getrokken voertuig als hier bedoeld, voor wie geen zitplaats in het trekkende voertuig als hier bedoeld beschikbaar is;

    d. in het geval het vervoer van personen geschiedt in het kader van een evenement of optocht waarvoor een vergunning op grond van een gemeentelijke verordening is afgegeven.

E

In artikel 87 wordt na «53,» ingevoegd: 61b,.

F

In artikel 92, eerste lid, wordt «61a» vervangen door: 61b.

ARTIKEL II

In artikel 2 van het Besluit personenvervoer 2000 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

m. vervoer met een combinatie van een bedrijfsauto, niet ingericht voor het vervoer van personen, landbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid, als bedoeld in artikel 1.1, respectievelijk onderdeel h, onder 2 tot en met 3, onderdeel ab, en onderdeel ap, van het Voertuigreglement, met een aanhangwagen, als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel a, van het Voertuigreglement.

ARTIKEL III

In artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 15 december 1994, houdende uitvoering van artikel 4, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 inzake verkeersvoorschriften voor het militaire verkeer in gewone omstandigheden (Stb. 967), wordt «45 tot en met 92» vervangen door: 45 tot en met 61a, 62 tot en met 92.

ARTIKEL IV

In artikel 69, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt, onderdeel d.

ARTIKEL V

Artikel 69, eerste lid, onderdeel d, van het Reglement rijbewijzen, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IV, blijft van kracht ten aanzien van aanvragen die voor dat tijdstip zijn ingediend.

ARTIKEL VI

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2005, met uitzondering van de artikelen I, onderdeel B, IV en V, die in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 7 april 2005

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de eenentwintigste april 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit is in artikel 61b, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV1990) het vervoer van personen in of op aanhangwagens achter motorvoertuigen of bromfietsen en in open of gesloten laadruimten van motorvoertuigen of bromfietsen verboden. Voorts bevat het besluit een technische wijziging van het RVV 1990 met betrekking tot landbouw- of bosbouwtrekkers. Tenslotte regelt dit besluit het vervallen van de in het Reglement rijbewijzen voorziene faciliteit dat houders van een niet omwisselbaar niet-Nederlands rijbewijs éénmalig een zogenoemd Versneld Bijzonder Examen kunnen afleggen.

De regelgeving voorzag tot nu toe niet in een expliciet verbod van het vervoer van personen in of op aanhangwagens achter motorvoertuigen of bromfietsen en in open of gesloten laadruimten van motorvoertuigen of bromfietsen. Het vervoer van personen in dergelijke omstandigheden is uit het oogpunt van verkeersveiligheid niet gewenst, omdat dit – zeker in het geval dat met hoge snelheid wordt gereden – tot een onaanvaardbaar grote kans op het ontstaan van lichamelijk letsel leidt. Het voorkomen van dergelijke gevaarlijke situaties door middel van handhaving kon in de oude situatie alleen ter hand worden genomen door toepassing van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Als gevolg van jurisprudentie zijn de mogelijkheden om dit artikel te gebruiken voor potentieel gevaarlijke situaties beperkt en dient tegenwoordig voor toepassing ervan aangetoond te worden dat onder de actuele omstandigheden sprake is van een veiligheidsrisico. Om dit te ondervangen is ervoor gekozen om het bovengenoemde vervoer expliciet te verbieden.

Onder het verbod valt zowel ieder denkbaar vervoer van personen in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig of bromfiets, als het vervoer van personen in de open en gesloten laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets.

Met het verbod voor het vervoer van personen in de laadruimte van een motorvoertuig wordt beoogd dat alleen op de in het motorvoertuig aanwezige gewone zitplaatsen personen mogen worden vervoerd. Met gewone zitplaatsen worden zitplaatsen bedoeld die, blijkens de constructie, speciaal bestemd en uitgerust zijn voor het vervoer van personen. Zo dient de zitplaats deugdelijk aan het voertuig bevestigd te zijn.

Opdat er verder geen misverstand kan ontstaan over het begrip laadruimte in relatie tot het vervoer van personen in de daartoe geschikte ruimte in een ambulance, dierenambulance, of voertuig voor rolstoelvervoer, is dat vervoer in het tweede lid van artikel 61b van het RVV 1990 uitdrukkelijk uitgezonderd van het verbod. Omdat er behoefte kan bestaan aan een definitie voor een ambulance en dierenambulance, is artikel 1 van het RVV 1990 daartoe aangepast. De reden voor het expliciet opnemen van een definitie van een dierenambulance is om mogelijk te maken dat verzorgers plaats kunnen nemen bij dieren die in het kader van een medische behandeling vervoerd worden.

Daarmee is een dierenambulance overigens niet gelijkgeschakeld met een ambulance wat betreft de bevoegdheid gebruik te maken van optische en geluidssignalen. Voor diverse hulpdiensten, bijvoorbeeld de brandweer of reddingsbrigades op het strand, kan het noodzakelijk zijn mensen te vervoeren in de laadruimte van een motorvoertuig. Het is derhalve niet wenselijk het verbod ook op het vervoer van mensen door de aangewezen diensten van toepassing te laten zijn. Ook het vervoer van personen in een motorvoertuig of een bromfiets op meer dan twee wielen die door een ander motorvoertuig of bromfiets wordt voortgetrokken, is uitgezonderd van het verbod voor zover het betreft personen gezeten achter het stuur en personen uit het getrokken voertuig als hier bedoeld, voor wie geen plaats meer is in het trekkende voertuig als hier bedoeld. Deze in het tweede lid van artikel 61b van het RVV 1990 bepaalde uitzondering is opgenomen met het oog op voortgetrokken motorvoertuigen die door een technisch mankement getroffen zijn. Omdat doorgaans van het gesleepte voertuig de rem- of de stuurbekrachtiging of beide niet meer werken, wordt het besturen daarvan steeds ernstiger bemoeilijkt naarmate het gewicht van het getrokken voertuig toeneemt. Voorts nemen de risico’s toe doordat het zicht van de bestuurder van het gesleepte voertuig wordt belemmerd door het trekkende voertuig en doordat de bestuurder van het gesleepte voertuig afhankelijk is van de manoeuvres van het trekkende voertuig. Het vervoeren van personen in een gesleept voertuig brengt dus een verhoogd veiligheidsrisico met zich. De inzittenden van een gesleept voertuig bevinden zich daarom in een riskantere positie. Om die reden is het van belang het aantal inzittenden te beperken tot het hoognodige. Desalniettemin kan het vanuit een veiligheidsoogpunt bezwaarlijk zijn passagiers van het getrokken voertuig op een pad of rijbaan achter te moeten laten. Daarom geldt de uitzondering ook voor passagiers uit het getrokken voertuig voor wie geen plaats meer is in het trekkende voertuig.

Ten slotte is in het tweede lid van artikel 61b van het RVV 1990 een uitzondering opgenomen voor het vervoer van personen bij evenementen of optochten waarvoor een gemeentelijke vergunning is afgegeven. De regels omtrent openbare orde (waaronder ook orde en veiligheid op de weg valt) zijn over het algemeen neergelegd in de Algemene Plaatselijke/Politieverordening (APV), waarbij aangetekend dient te worden dat deze per gemeente kan verschillen. In de meeste gevallen is in de APV een vergunningplicht voor evenementen en optochten opgenomen. Is een dergelijk vergunningstelsel niet aanwezig, dan zal per wagen een ontheffing dienen te worden aangevraagd. Bij het vastleggen van de vergunningvoorschriften dient te worden opgenomen dat deze – in ieder geval mede – tot doel hebben de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen te dienen. Overigens is in artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994 neergelegd dat gemeenten hun bevoegdheid behouden om bij verordening regels vast te stellen ten aanzien van het onderwerp waarin de Wegenverkeerswet 1994 voorziet, voor zover die regels niet in strijd zijn met de bij of krachtens deze wet vastgestelde regels en voor zover verkeerstekens krachtens deze wet zich daar niet toe lenen.

Aangezien er bij dergelijke optochten sprake is van wagens die stapvoets rijden en daarom over het algemeen geen gevaar voor de verkeersveiligheid opleveren bestaat er geen bezwaar tegen het opnemen van een uitzondering. Door deze uitzondering in het RVV 1990 op te nemen is het, behoudens de gevallen dat er in de desbetreffende gemeente geen vergunningstelsel aanwezig is, niet meer noodzakelijk dat de wegbeheerder voor elke wagen een aparte ontheffing afgeeft.

Handhaving

Overtreding van het verbod is strafbaar gesteld door aanpassing van artikel 92 RVV 1990. Ingevolge artikel 177, eerste lid, onderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994 kan overtreding van artikel 61b RVV 1990 worden bestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Alhoewel de handhaving nu strafrechtelijk geschiedt, zal de handhaving op een later moment via de administratiefrechtelijke weg te laten plaatsvinden. Om overtreding van artikel 61b RVV 1990 administratiefrechtelijk af te kunnen doen zal dit feit in de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften worden opgenomen. Deze bijlage wordt tweejaarlijks gewijzigd. De laatste wijziging dateert van 1 januari 2004. De eerstvolgende wijziging van de bijlage, waarin ook de administratiefrechtelijke handhaving van het betrokken verbod zal worden geregeld, zal daarom met ingang van 1 januari 2006 in werking treden.

De politie en de Inspectie Verkeer en Waterstaat, divisie Vervoer, zullen de handhaving van het verbod meenemen in hun reguliere werkzaamheden.

Aanpassing Besluit personenvervoer 2000

Tevens is met dit besluit het Besluit personenvervoer 2000 aangepast, opdat het vervoer met bepaalde combinaties van voertuigen niet meer onder de werkingssfeer van de Wet personenvervoer 2000 valt. De grondslag hiervoor is artikel 2, tweede lid, van de Wet personenvervoer 2000. Het gaat om het vervoer met een combinatie van een bedrijfsauto, niet zijnde een bus, landbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid en een aanhangwagen. Voor de definities van de betrokken voertuigen is verwezen naar hetgeen hierover in het Voertuigreglement is bepaald. Het genoemde vervoer is uitgezonderd van de Wet personenvervoer 2000 omdat het personenvervoer dat met dergelijke combinaties plaatsvindt uit het oogpunt van marktordening van commerciële vervoersactiviteiten dermate kleinschalig is, dat het niet zinvol is om dit onder de regulerende werking van deze wet te doen vallen.

Ook wordt met deze aanpassing van het Besluit personenvervoer 2000 een bestaande gedoogpraktijk beëindigd. Het betrof hier – nu van de Wet personenvervoer 2000 uitgezonderde – vormen van personenvervoer die in het kader van een recreatieve/toeristische toepassing worden gebruikt. Dit geschiedt met diverse voertuigcombinaties. Een voorbeeld is een combinatie van een landbouwtrekker en één of meer aanhangwagens die geschikt zijn gemaakt om personen in te vervoeren. Van deze in het spraakgebruik ook wel «wegtreintjes» genoemde voertuigcombinaties rijden er een beperkt aantal rond in ons land. Veelal is er dan sprake van een seizoensgebonden activiteit die deels op het eigen terrein (bijvoorbeeld een recreatiepark) en deels op de openbare weg plaatsvindt. Omdat de definitie van bus in artikel 1, onderdeel e, van de Wet personenvervoer 2000 zo luidt dat ieder motorrijtuig, al dan niet voorzien van een aanhangwagen, ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, hieronder valt, diende ook een «wegtreintje» aan de eisen te voldoen die bij of krachtens deze wet zijn gesteld. Een probleem vormden de eisen die krachtens artikel 104, aanhef en onderdeel a, van de Wet personenvervoer 2000 zijn gesteld in artikel 79 en verder van het Besluit personenvervoer 2000. Deze artikelen bevatten eisen die zijn gesteld aan het materieel waarmee het personenvervoer plaatsvindt. In artikel 80, eerste lid, van het Besluit personenvervoer 2000 wordt verwezen naar een aanduiding op het kentekenbewijs als bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Een dergelijke aanduiding kan het voertuig alleen verkrijgen als het gaat om een bus in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. Een «wegtreintje» is dat niet en kon dan ook niet aan deze eisen voldoen. Het gevolg daarvan was dat het beoogde vervoer van personen met deze combinaties niet kon plaatsvinden.

Omdat het gebruik van de «wegtreintjes» in sommige gevallen toch een nuttige functie had is er evenwel een gedoogpraktijk ontstaan waarbij de handhaver dergelijk personenvervoer toestond indien dit vervoer naar het oordeel van de handhaver voldoende veilig geschiedde. In dat verband was bijvoorbeeld van belang dat de aanhangwagen(s) waarin de personen werden vervoerd van goede technische faciliteiten waren voorzien, alsook dat de vervoersactiviteit alleen langs een acceptabele route en gedurende een beperkte periode werd uitgeoefend.

Zoals hierboven al gesteld, is met dit besluit deze praktijk beëindigd. Het personenvervoer in dergelijke voertuigcombinaties valt nu onder het verbod van artikel 61b van het RVV 1990. Doordat met dit besluit tevens in artikel 87 van het RVV 1990 artikel 61b is toegevoegd, kan de wegbeheerder op grond van artikel 149 van de Wegenverkeerswet 1994, in samenhang met artikel 87 RVV 1990, ontheffing verlenen van het in artikel 61b RVV 1990 geformuleerde verbod. Deze ontheffing kan onder voorwaarden worden verleend, waarbij de wegbeheerder deze kan toespitsen op de specifieke aard en het gebruik van de voertuigcombinatie. De verwachting is dat de wegbeheerder hier weloverwogen en ook overeenkomstig de tot nu gebruikelijke gedoogpraktijk gebruik van zal gaan maken.

Aanpassing koninklijk besluit van 15 december 1994, houdende uitvoering van artikel 4, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 inzake verkeersvoorschriften voor het militaire verkeer in gewone omstandigheden

Met het oog op de operationele inzet, en daarmee samenhangend de inrichting van de voertuigen die worden gebezigd ten behoeve van de strijdkrachten, dient artikel 61b te vallen buiten de opsomming van artikelen uit het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, die van toepassing worden verklaard in het koninklijk besluit van 15 december 1994, houdende uitvoering van artikel 4, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 inzake verkeersvoorschriften voor het militaire verkeer in gewone omstandigheden (Stb. 967). Artikel III voorziet daarin.

Overlegorgaan personenvervoer en voorhang Eerste en Tweede Kamer

Met het Overlegorgaan personenvervoer is over het ontwerpbesluit op grond van artikel 106 van de Wet personenvervoer 2000 overleg gevoerd. Bij brief van 12 juli 2004 (Kenmerk OVW/OPV-2004/600) heeft het OPV met de wijziging ingestemd.

Verder is het ontwerpbesluit overeenkomstig artikel 2b Wegenverkeerswet 1994 overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal. Dit heeft niet geleid tot een reactie.

Overige wijzigingen

In het kader van de implementatie van richtlijn nr. 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers, bij besluit van 1 februari 2005 (Stb. 69), is in het Voertuigreglement de term «landbouwtrekkers» vervangen door de term «landbouw- of bosbouwtrekkers». Daarbij is verzuimd deze term ook in artikel 22, onderdeel b, van het RVV 1990 te wijzigen. Deze omissie wordt thans hersteld.

Hoewel de in artikel 69, eerste lid, onderdeel d, van het Reglement rijbewijzen voorziene mogelijkheid tot het eenmalig afleggen van het zogenoemde Versneld Bijzonder Examen uitsluitend is bedoeld als faciliteit voor houders van een niet voor omwisseling in aanmerking komend niet-Nederlands rijbewijs, die zich in Nederland vestigen, blijkt deze faciliteit een grote aantrekkingskracht te hebben op personen die het reguliere Nederlandse rijexamen te moeilijk vinden. Deze personen proberen langs allerlei wegen in het bezit te komen van een niet-omwisselbaar niet-Nederlands rijbewijs. In een onrustbarend toenemend aantal gevallen wordt toegang tot het Versneld Bijzonder Examen verkregen – of worden pogingen ondernomen om toegang tot dat examen te verkrijgen – op basis van een onrechtmatig verkregen, vaak vervalst niet-Nederlands rijbewijs. Veelal gaat het daarbij om rijbewijzen die (zouden) zijn afgegeven in exotische landen. Mede gezien het feit dat het CBR niet beschikt over de expertise om de juistheid en echtheid van dergelijke rijbewijzen te beoordelen, is afdoende controle op die rijbewijzen in de praktijk niet uitvoerbaar gebleken.

Daarnaast kunnen ook vraagtekens worden gezet bij de noodzaak van het in stand houden van het Versneld Bijzonder Examen. Sedert de introductie van deze voorziening zijn de faciliteiten die ter zake van het afleggen van het theorie-examen door het CBR worden geboden, belangrijk toegenomen. Kandidaten die de Nederlandse taal niet machtig zijn, kunnen het theorie-examen thans standaard afleggen in het Engels, het Frans en het Duits. Voor hen die ook deze talen niet of niet voldoende machtig zijn, bestaat de mogelijkheid tot het mondeling afleggen van het theorie-examen met behulp van een tolk. Als gevolg van deze ontwikkelingen behoeft het moeten afleggen van het reguliere theorie-examen voor houders van een niet omwisselbaar niet-Nederlands rijbewijs, die de Nederlandse taal niet machtig zijn, geen probleem meer te zijn en is er ook uit dien hoofde geen aanleiding meer voor het in stand houden van een bijzonder rijexamen dat uitsluitend bestaat uit het afleggen van een rijproef.

Op grond van het vorenstaande wordt het bestaan van deze faciliteit beëindigd.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 mei 2005, nr. 88.

Naar boven