Besluit van 23 december 2004, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van Richtlijn 2004/3/EG

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 12 november 2004, nr. HDJZ/AWW/2004-2171, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2004/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 februari 2004 (PbEU L 49) tot wijziging van de richtlijnen nr. 70/156//EEG en nr. 80/1268/EEG van de Raad wat betreft de meting van de emissie van kooldioxide en het brandstofverbruik van voertuigen van categorie N1 en de artikelen 21, 22, eerste lid, en 34, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 15 december 2004, nr. W09.04.0551/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 16 december 2004, nr. HDJZ/AWW/2004-3096, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Voertuigreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1a, eerste lid, wordt na onderdeel an een onderdeel toegevoegd, luidende:

an1. richtlijn 88/77/EEG: richtlijn nr. 88/77/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PbEG L 36);

B

Na artikel 1a.11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a.12

  • 1. Met ingang van 1 januari 2006, of 1 januari 2007 indien het een in fasen gebouwde bedrijfsauto betreft, is het verboden nieuwe bedrijfsauto’s met een verbrandingsmotor, niet zijnde bussen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg en met een referentiemassa als bedoeld in richtlijn 80/1268/EEG van niet meer dan 1305 kg te koop aan te bieden, in voorraad te hebben of af te leveren, indien deze niet voldoen aan richtlijn 80/1268/EEG.

  • 2. Met ingang van 1 januari 2008, of 1 januari 2009 indien het een in fasen gebouwde bedrijfsauto betreft, is het verboden nieuwe bedrijfsauto’s met een verbrandingsmotor, niet zijnde bussen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg en met een referentiemassa als bedoeld in richtlijn 80/1268/EEG van meer dan 1305 kg doch niet meer dan 3500 kg te koop aan te bieden, in voorraad te hebben of af te leveren, indien deze niet voldoen aan richtlijn 80/1268/EEG.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op bedrijfsauto’s met een verbrandingsmotor, niet zijnde bussen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg die worden vervaardigd in aantallen die niet groter zijn dan tweeduizend per jaar wereldwijd en die zijn voorzien van een motortype waarvoor goedkeuring is verleend overeenkomstig richtlijn 88/77/EEG.

C

Artikel 3.3.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Bedrijfsauto’s met een verbrandingsmotor, niet zijnde bussen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg en een referentiemassa als bedoeld in richtlijn 80/1268/EEG

    a. van niet meer dan 1305 kg die in gebruik zijn genomen na 31 december 2004, of na 31 december 2005 indien het een in fasen gebouwde bedrijfsauto betreft, of

    b. van meer dan 1305 kg die in gebruik zijn genomen na 31 december 2006, of na 31 december 2007 indien het een in fasen gebouwde bedrijfsauto betreft,

    c. voldoen wat betreft de wijze van meten van het brandstofverbruik aan richtlijn 80/1268/EEG.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing op bedrijfsauto’s met een verbrandingsmotor, niet zijnde bussen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg die worden vervaardigd in aantallen die niet groter zijn dan tweeduizend per jaar wereldwijd en die zijn voorzien van een motortype waarvoor goedkeuring is verleend overeenkomstig richtlijn 88/77/EEG.

ARTIKEL II

Op verzoek van de fabrikant wordt met ingang van 19 februari 2005 voor bedrijfsauto’s met een verbrandingsmotor, niet zijnde bussen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg en met een referentiemassa als bedoeld in richtlijn 80/1268/EEG van meer dan 1305 kg een typegoedkeuring verleend als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van richtlijn 2004/3/EG, indien wat betreft de wijze van meten van het brandstofverbruik aan richtlijn 80/1268/EEG wordt voldaan.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 23 december 2004

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de achttiende januari 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Binnen het beleid en de maatregelen van de Europese Unie om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, worden ook maatregelen genomen ter beperking van de koolstofdioxide(CO2)-uitstoot in de vervoersector. In de strategie van de Europese Gemeenschap om de CO2-uitstoot van personenauto’s te beperken, is uitgegaan van een geharmoniseerde meetmethode, zoals vastgesteld bij richtlijn nr. 80/1268/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de emissie van kooldioxide en het brandstofverbruik van motorrijtuigen (hierna: richtlijn 80/1268/EEG). Om aanvullende maatregelen ter beperking van het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot in de sector van de lichte bedrijfsvoertuigen mogelijk te maken, wordt de werkingssfeer van richtlijn 80/1268/EEG uitgebreid naar de categorie bedrijfsauto’s met een verbrandingsmotor, niet zijnde bussen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg.

Richtlijn nr. 2004/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 11 februari 2004 (PbEG L 49) tot wijziging van de Richtlijnen nr. 70/156//EEG en nr. 80/1268/EEG van de Raad wat betreft de meting van de emissie van kooldioxide en het brandstofverbruik van voertuigen van categorie N1 (hierna: richtlijn 2004/3/EG) is een bijzondere richtlijn in het kader van richtlijn 70/156/EEG inzake de EG-typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan. Het onderhavige besluit strekt tot implementatie van richtlijn 2004/3/EG.

Deze richtlijn is van toepassing op het meten van de CO2-emissies en het brandstofverbruik van voor het vervoer van goederen ontworpen en gebouwde motorrijtuigen van ten hoogste 3500 kg. De richtlijn is volgens de gewijzigde bijlage I bij richtlijn 80/1268/EEG niet van toepassing op deze motorrijtuigen indien er voor de motor een typegoedkeuring is afgegeven overeenkomstig richtlijn 88/77/EEG en de fabrikant wereldwijd jaarlijks in totaal minder dan 2000 voertuigen van het type produceert.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Dit onderdeel is een aanvulling op artikel 1.1a van het Voertuigreglement om de verkorte aanhaling van richtlijn 88/77/EEG in het Voertuigreglement mogelijk te maken.

Artikel I, onderdeel B

Aan hoofdstuk 1a van het Voertuigreglement, Verbodsbepalingen in verband met het in de handel brengen, wordt een artikel toegevoegd. Het verkoopverbod in artikel 1a.12 voor nieuwe bedrijfsauto’s die niet voldoen aan de eisen met betrekking tot CO2-uitstoot en brandstofverbruik, is gebaseerd op artikel 5, derde lid van richtlijn 2004/3/EG in samenhang met richtlijn 70/156/EEG.

Met ingang 1 januari 2006 mogen nieuwe bedrijfsvoertuigen met een verbrandingsmotor, niet zijnde bussen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg en met een referentiemassa als bedoeld in richtlijn 80/1268/EEG van niet meer dan 1305 kg enkel in de handel worden gebracht indien zij voldoen aan de eisen van richtlijn 2004/3/EG. Met ingang van 1 januari 2008 geldt het verkoopverbod ook voor dergelijke bedrijfsauto’s met een referentiemassa van meer dan 1305 kg. Volgens punt 6.2.1 van de bijlage bij richtlijn 80/1268/EEG wordt met «referentiemassa» bedoeld «de massa van het voertuig in rijklare toestand verminderd met de standaardmassa van de bestuurder van 75 kg en verhoogd met een standaardmassa van 100 kg».

Overtreding van dit verkoopverbod levert ingevolge artikel 1, onder 4, van de Wet op de economische delicten (hierna: Wed), in samenhang met artikel 34, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, een overtreding op en kan als economisch delict worden aangemerkt. Opsporing en verdere handhaving van deze overtredingen verlopen via het regime van de Wed.

Voor in fasen gebouwde bedrijfsauto’s worden de ingangsdata een jaar uitgesteld. Het betreft hier vooral kleine producenten die bij toeleveranciers (reeds goedgekeurde) motoren kopen en zelf niet altijd beschikken over de nodige infrastructuur en vakkennis om de test met betrekking tot C02-emissies en brandstofverbruik zelf uit te voeren.

Om de lasten voor het bedrijfsleven te beperken is bepaald dat een gespecialiseerde voertuigfabrikant gebruik kan maken van de door de producent verstrekte gegevens met betrekking tot C02-emissies en brandstofverbruik indien het dezelfde voertuigfamilie betreft. De Europese Commissie zal voor 19 februari 2006 een studie uitvoeren naar de mogelijkheden om de gevraagde gegevens te verkrijgen en de kosten hiervan.

Verder is de richtlijn niet van toepassing op motorrijtuigen indien er voor de motor een typegoedkeuring is afgegeven overeenkomstig richtlijn 88/77/EEG en de fabrikant wereldwijd jaarlijks in totaal minder dan 2000 voertuigen van het type produceert.

Artikel I, onderdeel C

Met de nieuw toegevoegde leden aan artikel 3.3.16 worden de eisen die richtlijn 80/1268/EEG reeds aan de meting van het brandstofverbruik van personenauto’s stelde, nu ook ingevoerd voor lichte bedrijfsauto’s. Met ingang van 1 januari 2005 krijgen nieuwe bedrijfsauto’s met een verbrandingsmotor, niet zijnde bussen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg en met een referentiemassa van niet meer dan 1305 kg enkel een typegoedkeuring indien zij voldoen aan richtlijn 80/1268/EEG. Met ingang van 1 januari 2007 moeten ook dergelijke bedrijfsauto’s met een referentiemassa van meer dan 1305 kg aan richtlijn 80/1268/EEG voldoen. Voor in fasen gebouwde bedrijfsauto’s worden de ingangsdata een jaar uitgesteld en de richtlijn is niet van toepassing op deze motorvoertuigen indien er voor de motor een typegoedkeuring is afgegeven overeenkomstig richtlijn 88/77/EEG en de fabrikant wereldwijd jaarlijks in totaal minder dan 2000 voertuigen van het type produceert.

Artikel II

Met ingang van 1 januari 2006 maken de eisen van richtlijn 2004/3/EG deel uit van de verplichtingen om te worden toegelaten tot de weg. Artikel 5, eerste lid, van richtlijn 2004/3/EG verplicht evenwel ertoe om vanaf 19 februari 2005 een typegoedkeuring overeenkomstig deze richtlijn te kunnen verlenen, indien aan de eisen van deze richtlijn met betrekking tot de CO2-emissie en brandstofverbruik wordt voldaan. Indien een voertuig met een referentiemassa van meer dan 1305 kg voldoet aan de eisen van richtlijn 2004/3/EG, kan een typegoedkeuring en registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van een voertuig op gronden van CO2-emissie en brandstofverbruik niet worden geweigerd. Voor voertuigen met een referentiemassa van niet meer dan 1305 kg geldt dat reeds met ingang van 1 januari 2005 geen typegoedkeuring meer wordt verleend indien niet is voldaan aan de eisen van richtlijn 80/1268/EEG met betrekking tot CO2-emissie en brandstofverbruik.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Transponeringstabel richtlijn 2004/3/EG

Richtlijn 2004/3/EG

Nationale regelgeving

Artikel 1

Dynamische verwijzing, artikel 17 van de Regeling aanvraag en toezicht typegoedkeuring

Artikel 2

Dynamische verwijzing, artikel 1.1a, eerste lid, onderdeel am, van het Voertuigreglement

Artikelen 3 en 4

Behoeven geen implementatie

Artikel 5, eerste lid

Artikel II

Artikel 5, tweede lid

Artikel I, onderdeel C (artikel 3.3.16, tweede en derde lid, van het Voertuigreglement)

Artikel 5, derde lid

Artikel I, onderdeel B (artikel 1a.12 van het Voertuigreglement)

  

Artikel 5, vierde lid

Artikel I, onderdelen B en C (artikelen 1a.12 en 3.3.16, tweede en derde lid, van het Voertuigreglement)

Artikel 5, vijfde lid

Behoeft geen implementatie

Artikelen 6 t/m 8

Behoeven geen implementatie

Bijlage

Artikel I, onderdelen A en B (artikelen 1.1a, eerste lid, onderdeel an1, 1a.12, derde lid en 3.3.16, vierde lid, van het Voertuigreglement)


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven