Wet van 9 december 2004, houdende wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit om te vormen tot een zelfstandig bestuursorgaan;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mededingingswet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel b wordt «de Nederlandse mededingingsautoriteit» vervangen door: de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. raad: de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit;

3. In de onderdelen e, f, g en h wordt «artikel 85, eerste lid» telkens vervangen door: artikel 81, eerste lid.

B

Hoofdstuk 2 van de Mededingingswet komt te luiden:

HOOFDSTUK 2. DE NEDERLANDSE MEDEDINGINGSAUTORITEIT

§ 1. Algemeen
Artikel 2
  • 1. Er is een Nederlandse Mededingingsautoriteit.

  • 2. De raad van bestuur vormt het bestuur van de mededingingsautoriteit.

Artikel 3
  • 1. De raad bestaat uit drie leden, onder wie de voorzitter.

  • 2. Benoeming, schorsing en ontslag van de leden geschieden op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit. Benoeming vindt plaats op grond van deskundigheid op het gebied van de taken waarmee de raad is belast.

  • 3. De voorzitter wordt benoemd voor een periode van ten hoogste zes jaar en de overige leden worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. De leden kunnen eenmaal worden herbenoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar.

  • 4. Een lid van de raad kan op eigen verzoek worden ontslagen. Hij kan voorts worden geschorst of ontslagen wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de vervulde functie dan wel wegens andere zwaarwegende in zijn persoon gelegen redenen.

Artikel 4
  • 1. Een lid van de raad vervult geen nevenfuncties die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.

  • 2. Een lid van de raad meldt het voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie anders dan uit hoofde van zijn functie aan Onze Minister.

  • 3. Nevenfuncties van een lid van de raad, anders dan uit hoofde van zijn functie worden openbaar gemaakt. Openbaarmaking geschiedt door het ter inzage leggen van een opgave van deze nevenfuncties bij de mededingingsautoriteit en bij Onze Minister.

  • 4. Een lid van de raad heeft geen financiële of andere belangen bij ondernemingen waardoor zijn onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 4a

Onze Minister stelt de bezoldiging en de overige regels ten aanzien van de rechtspositie van de leden van de raad vast.

Artikel 4b
  • 1. De raad stelt een bestuursreglement vast, waarin in ieder geval regels over de werkwijze en procedures zijn opgenomen. In het reglement worden tevens regels opgenomen over de verdeling van de werkzaamheden bij de voorbereiding van de besluiten van de raad.

  • 2. Het bestuursreglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of op de grond dat het bestuursreglement naar het oordeel van Onze Minister een goede taakuitoefening door de raad kan belemmeren.

  • 3. Het bestuursreglement wordt na de goedkeuring van Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

§ 2. Taken en bevoegdheden
Artikel 5

De raad is belast met taken ter uitvoering van deze wet, alsmede ter uitvoering van andere wetten, voor zover dat in de desbetreffende wet is bepaald.

Artikel 5a
  • 1. Onze Minister stelt ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 5 bedoelde taken personeel ter beschikking van de raad.

  • 2. Het personeel staat onder gezag van de raad en legt over werkzaamheden uitsluitend aan hem verantwoording af.

  • 3. De raad stelt een mandaatregeling op ten aanzien van de bevoegdheden van het personeel.

  • 4. In de mandaatregeling worden regels gesteld omtrent het verlenen van een algemeen mandaat met betrekking tot de uitvoering van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en kunnen regels worden gesteld in het kader van de uitvoering van andere wetten.

  • 5. De raad voorziet in een specifieke organisatorische eenheid die wordt belast met uitvoering en toezicht op de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet.

  • 6. De in het derde lid bedoelde regeling behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Onze Minister onthoudt zijn goedkeuring indien naar zijn oordeel de mandaatregeling een goede taakuitoefening door de raad kan belemmeren. De regeling wordt na goedkeuring door de raad bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 7. Indien Onze Minister van oordeel is dat de mandaatregeling een goede taakuitoefening belemmert, kan hij de raad verzoeken de mandaatregeling te wijzigen.

  • 8. Indien de raad binnen drie maanden geen gevolg heeft gegeven aan een verzoek als bedoeld in het zevende lid kan Onze Minister de raad opdragen de mandaatregeling op een door hem gewenste wijze aan te passen.

Artikel 5b
  • 1. Onze Minister kan de raad opdragen werkzaamheden te verrichten in het kader van de uitvoering van regelgeving op het gebied van de mededinging op grond van het Verdrag, voor zover daarin niet reeds bij of krachtens de wet is voorzien, alsmede werkzaamheden op het gebied van de mededinging in verband met andere verdragen of internationale afspraken.

  • 2. Onze Minister kan de raad instructies geven met betrekking tot het verrichten van de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden.

Artikel 5c
  • 1. Onze Minister kan, al dan niet op verzoek van een van Onze andere Ministers, de raad opdragen een rapportage uit te brengen inzake de effecten voor de mededinging van voorgenomen of geldende regelgeving of van een voorgenomen of een geldend besluit.

  • 2. De raad kan een in het eerste lid bedoelde rapportage ook uit eigen beweging uitbrengen.

  • 3. Het uitbrengen van een rapportage aan een van Onze andere Ministers geschiedt door tussenkomst van Onze Minister.

  • 4. Op verzoek van een of beide Kamers van de Staten-Generaal brengt de raad met tussenkomst van Onze Minister een rapportage uit aan de beide Kamers der Staten-Generaal. Onze Minister zendt de rapportage onverwijld naar de beide Kamers der Staten-Generaal. Onze Minister kan de rapportage doen vergezellen van zijn bevindingen.

§ 3. Informatievoorziening, sturing en toezicht
Artikel 5d
  • 1. Onze Minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de uitoefening van de aan de raad toegekende bevoegdheden.

  • 2. Beleidsregels met betrekking tot de uitoefening van de in deze wet aan de raad toegekende bevoegdheden kunnen betrekking hebben of mede betrekking hebben op de wijze waarop de raad bij beschikkingen op grond van artikel 17 andere belangen dan economische belangen in zijn afweging moet betrekken.

  • 3. De bekendmaking van de beleidsregels geschiedt door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 5e
  • 1. De raad verstrekt desgevraagd aan Onze Minister alle voor de uitoefening van diens taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van alle zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. Onze Minister kan, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn opmerkingen te maken, nadere regels vaststellen met betrekking tot de gegevensuitwisseling tussen Onze Minister en de raad.

Artikel 5f
  • 1. Indien naar het oordeel van Onze Minister de raad bij de uitoefening van zijn taak ernstig in gebreke blijft, kan Onze Minister de noodzakelijke voorzieningen treffen.

  • 2. De voorzieningen worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, niet eerder getroffen dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog zijn taak naar behoren uit te voeren.

  • 3. Indien de in het eerste lid bedoelde taakverwaarlozing betrekking heeft op werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van een andere wet als bedoeld in artikel 5, treft Onze Minister de voorzieningen na overleg met Onze andere Minister wie het aangaat.

  • 4. Onze Minister stelt de beide kamers der Staten-Generaal onverwijld in kennis van door hem getroffen voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5g
  • 1. De raad stelt jaarlijks voor 1 juli een jaarverslag op. Het jaarverslag heeft betrekking op de uitvoering van deze wet en op de uitvoering van andere wetten als bedoeld in artikel 5 voor zover in die wet niet is voorzien in een afzonderlijke verplichting tot het opstellen van een verslag.

  • 2. Het verslag wordt gezonden aan Onze Minister en in voorkomend geval mede aan Onze andere Minister wie het aangaat en wordt algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 3. Onze Minister brengt het verslag, vergezeld van zijn bevindingen daaromtrent alsmede van de bevindingen van Onze andere Minister, bedoeld in het tweede lid, voor 1 september ter kennis van de beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 5h
  • 1. Onze Minister zendt elke vijf jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de raad.

  • 2. Voor zover het verslag betrekking heeft op de werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van een andere wet als bedoeld in artikel 5, stelt Onze Minister het verslag op na overleg met Onze andere Minister wie het aangaat.

Artikel 5i
  • 1. De raad zendt jaarlijks voor 1 april aan Onze Minister de ontwerp-begroting voor het daaropvolgende jaar.

  • 2. Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en de begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doet de raad daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 5j

De raad draagt op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften zorg voor de nodige technische en organisatorische voorzieningen ter beveiliging van de gegevens bij de mededingingsautoriteit tegen verlies of aantasting en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging of verstrekking van die gegevens.

Artikel 5k

De raad verschaft aan Onze Minister periodiek informatie over de geleverde en te leveren prestaties.

Artikel 5l

De raad kan uitvoeringsregels vaststellen ter uitvoering van de aan hem opgedragen taken. Van de uitvoeringsregels doet de raad mededeling in de Staatscourant.

C

In de artikelen 9 tot en met 91 wordt «directeur-generaal» telkens vervangen door: raad.

D

In artikel 12 wordt «artikel 85, eerste lid» vervangen door: artikel 81, eerste lid.

E

In artikel 14 wordt «artikel 85, derde lid» vervangen door: artikel 81, derde lid.

F

Aan het slot van artikel 19 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het niet binnen de termijn, genoemd in het eerste lid of, indien het tweede lid van toepassing is, binnen de uit dat lid voortvloeiende termijn geven van een beschikking wordt gelijkgesteld met het verlenen van een ontheffing voor de duur van drie jaar gerekend vanaf de datum waarop de termijn was verstreken.

G

Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt «vier maanden» vervangen door: acht maanden.

2. In het vierde lid wordt onder opschuiving van de punt de volgende zinsnede ingevoegd: , tenzij uitvoering is gegeven aan artikel 19, tweede lid.

3. Na het vierde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Artikel 19, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een beschikking als bedoeld in het eerste lid.

  • 6. Het eerste lid is niet van toepassing op een ontheffing als bedoeld in artikel 19, derde lid.

H

Na artikel 54 wordt een nieuw artikel opgenomen, luidende:

Artikel 54a

De werkzaamheden in verband met de uitvoering van de artikelen 60, 61, 62, 78 en 79 worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij de opstelling van het in artikel 59, eerste lid, onderscheidenlijk 77, eerste lid, bedoelde rapport en het daaraan voorafgaande onderzoek.

I

In artikel 88 wordt «artikel 87» vervangen door «artikel 83», wordt «de artikelen 85, eerste lid, en 86» vervangen door «de artikelen 81, eerste lid, en 82» en wordt «artikel 88» vervangen door: artikel 84.

J

In artikel 89 wordt na «§ 4» ingevoegd: , met uitzondering van artikel 19, derde lid.

K

In artikel 90 wordt «voor de toepassing van deze wet» vervangen door: voor de toepassing van deze wet, de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet.

L

Aan artikel 92, tweede lid, wordt aan het slot toegevoegd «of bij de mededingingsautoriteit» en wordt een volzin toegevoegd, luidende: Een lid van de raad kan evenmin deel uitmaken van een dergelijke adviescommissie.

M

Aan artikel 93 worden vier leden toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende rechtstreeks beroep instellen bij de rechtbank te Rotterdam tegen andere dan de in de artikelen 37, eerste lid en 44, eerste lid, bedoelde besluiten, die door de raad op grond van deze wet zijn genomen.

  • 4. Indien op grond van het derde lid rechtstreeks beroep is ingesteld bij de rechtbank te Rotterdam stelt deze de raad onverwijld daarvan in kennis. De raad kan binnen acht weken na de kennisgeving de rechtbank verzoeken het beroepschrift als bezwaarschrift te mogen behandelen.

  • 5. Indien een belanghebbende bezwaar heeft gemaakt tegen een besluit waartegen door een andere belanghebbende reeds beroep is ingesteld bij de rechtbank te Rotterdam zendt de raad het bezwaarschrift aan deze rechtbank met het verzoek het aan te merken als beroepschrift en bij de zaak te betrekken. Artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Indien de raad een verzoek heeft gedaan als bedoeld in het vierde lid of ingeval de rechtbank binnen de in dat lid genoemde termijn van acht weken heeft geconcludeerd dat de zaak kennelijk ongeschikt is voor rechtstreeks beroep, sluit de rechtbank het onderzoek en strekt de uitspraak ertoe dat de raad het beroepschrift behandelt als bezwaarschrift. Artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

N

Na artikel 93 wordt een nieuw hoofdstuk opgenomen, luidende:

HOOFDSTUK 12A. BIJDRAGEN

Artikel 93a
  • 1. Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels is een vergoeding verschuldigd voor het geven van een beschikking als bedoeld in de artikelen 17, 22, 25, 37, 40, 44, 46 en 47 voor ten hoogste de kosten die gemoeid zijn met het geven van die beschikkingen.

  • 2. Een vergoeding als bedoeld in het eerste lid is verschuldigd door de aanvrager, dan wel, indien sprake is van een beschikking op grond van de artikelen 37 of 40, door degene die de melding heeft gedaan.

  • 3. Indien een ingevolge het eerste lid verschuldigd bedrag niet is betaald binnen de termijn, gesteld bij algemene maatregel van bestuur, wordt het desbetreffende bedrag vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop die termijn is verstreken.

  • 4. Indien niet is betaald binnen de termijn bedoeld in het derde lid, wordt degene die het bedrag is verschuldigd schriftelijk bevolen binnen twee weken alsnog het bedrag, verhoogd met de wettelijke rente en de kosten voor de aanmaning, te betalen.

Artikel 93b
  • 1. Bij gebreke van betaling binnen de in artikel 93a, vierde lid, gestelde termijn kan het verschuldigde bedrag, verhoogd met de wettelijke rente en de op de aanmaning betrekking hebbende kosten, worden ingevorderd bij dwangbevel.

  • 2. Artikel 68, tweede, derde en vierde lid, is van toepassing.

O

Artikel 107, tweede lid, vervalt.

ARTIKEL II

De Elektriciteitswet 1998 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 wordt onderdeel e vervangen door:

e. raad van bestuur van de mededingingsautoriteit: de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, genoemd in artikel 2 van de Mededingingswet;.

B

Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden:

HOOFDSTUK 2. UITVOERING EN TOEZICHT

C

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

  • 1. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is belast met taken ter uitvoering van deze wet en met het toezicht op de naleving van deze wet.

  • 2. De werkzaamheden in verband met de uitvoering van artikel 51 worden verricht door personen die niet betrokken zijn bij werkzaamheden op grond van hoofdstuk 3, paragrafen 4 tot en met 6.

  • 3. Bij besluit van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit worden ambtenaren aangewezen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast.

  • 4. Van een besluit als bedoeld in het derde lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 5. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan bindende aanwijzingen geven in verband met de naleving van deze wet.

D

Artikel 5a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «5, zesde lid» vervangen door: 5, vijfde lid.

2. In het eerste en vierde lid wordt «directeur van de dienst» telkens vervangen door: raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

3. In het vijfde lid wordt «Dienst uitvoering en toezicht en energie» vervangen door Nederlandse Mededingingsautoriteit.

E

Na artikel 5a wordt ingevoegd een nieuw artikel, dat komt te luiden als volgt:

Artikel 5b

  • 1. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt een handhavingsplan op. Het plan beschrijft de procedure en de wijze waarop de raad zijn in deze wet toegekende handhavingsbevoegdheden toepast.

  • 2. Het handhavingsplan behoeft goedkeuring van Onze Minister.

  • 3. Het besluit tot goedkeuring wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

F

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

Onze Minister kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit met betrekking tot de uitoefening in individuele gevallen van de in deze wet, met uitzondering van artikel 51, en in de Gaswet, met uitzondering van de artikelen 19 en 20, aan de raad toegekende bevoegdheden tot 1 januari 2005 aanwijzingen geven. De aanwijzingen worden uitsluitend in schriftelijke vorm gegeven en bij de op de zaak betrekking hebbende stukken gevoegd.

G

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt: en de Gaswet.

2. In het derde lid vervalt «en de Gaswet» en wordt «onderscheidenlijk de Gaswet» vervangen door: , de Mededingingswet en de Gaswet.

H

De artikelen 8 en 9 vervallen.

I

In de artikelen 7, eerste en tweede lid, 15, tweede lid, onder c, 18, derde lid, 21, eerste lid, 22, eerste lid, 26, eerste tot en met derde lid, 27, 31, eerste lid, vierde lid, onderdeel c, en vijfde lid, 31a, vierde lid, 32, tweede lid, 33, tweede lid, 34, 35, 36, 37, 38, eerste lid, 39, 40, eerste lid, 41, 42, eerste lid, 58, derde lid, 64, eerste lid, 65, eerste lid, 71, derde lid, en 95b, tweede en derde lid, wordt «directeur van de dienst» telkens vervangen door: raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

J

Aan artikel 36 worden toegevoegd twee nieuwe leden, die komen te luiden als volgt:

  • 5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de tariefstructuren en de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.

  • 6. Een krachtens het vijfde lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan zes weken na de datum van de uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

K

In artikel 51 wordt «de directeur-generaal van de mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 2 van die wet» vervangen door: de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

L

In artikel 52 wordt «de directeur-generaal, bedoeld in artikel 51,» vervangen door: de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

M

Aan artikel 80 wordt een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In het verslag wordt in ieder geval aandacht besteed aan de toepassing van artikel 6.

N

In artikel 82, eerste lid, wordt de zinsnede «27 en 31» vervangen door: 36 en 37.

O

Aan artikel 82 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende rechtstreeks beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven tegen besluiten, die door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit op grond van deze wet zijn genomen. Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van het College te verschijnen, kan het College het onderzoek sluiten, indien de zaak zich niet leent voor voortzetting van het onderzoek. In dat geval strekt de uitspraak er toe dat de raad het beroepschrift als bezwaarschrift behandelt. Artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Indien op grond van het vierde lid rechtstreeks beroep is ingesteld bij het College, stelt dit de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit onverwijld daarvan in kennis. Indien tegen hetzelfde besluit door een andere belanghebbende bezwaar is gemaakt, stelt de raad het College onverwijld daarvan in kennis en sluit het College het onderzoek. Het vierde lid, derde en vierde volzin, is van toepassing.

ARTIKEL III

De Gaswet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel r komt te luiden:

r. raad van bestuur van de mededingingsautoriteit: de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, genoemd in artikel 2 van de Mededingingswet.

2. Onderdeel s vervalt en aan het slot van onderdeel r wordt de puntkomma vervangen door een punt.

B

In de artikelen 11, derde, vierde en vijfde lid, 13, eerste en derde lid, 60a, eerste en vierde lid, wordt «directeur» telkens vervangen door: raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

C

In artikel 12, vierde lid, wordt «de directeur-generaal en de directeur» vervangen door: de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

D

In de artikelen 14, zesde en zevende lid, 16, eerste, derde, vierde, vijfde en zesde lid, 19, eerste en derde lid, 20, 36, eerste en tweede lid, 44, tweede en derde lid, 59, eerste lid, 61, derde lid, en 65, eerste lid, wordt «directeur-generaal» telkens vervangen door: raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

E

Artikel 35 komt te luiden:

Artikel 35

Artikel 34 is van overeenkomstige toepassing op de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, voor zover hij inlichtingen en gegevens nodig heeft voor de uitvoering van zijn taken op grond van deze wet, met dien verstande dat hij de door hem verkregen inlichtingen en gegevens ook kan gebruiken in verband met de toepassing van de Mededingingswet en de Elektriciteitswet 1998.

F

Artikel 60 komt te luiden:

Artikel 60

De werkzaamheden in verband met de uitvoering van artikel 19, eerste en derde lid, worden verricht door personen die niet betrokken zijn bij werkzaamheden op grond van hoofdstuk 2, paragrafen 2.1 en 2.2.

G

In artikel 60a, eerste lid, wordt de zinsnede «artikelen 11, 13, derde lid, 18, eerste lid en 40, derde lid,» vervangen door: artikelen 11, 13, eerste en derde lid, 18, eerste lid, 40, derde lid, en 60c.

H

In artikel 60a, vijfde lid, wordt «op een door de directeur aan te geven plaats» vervangen door: bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

I

Na artikel 60a wordt ingevoegd een nieuw artikel, dat komt te luiden als volgt:

Artikel 60b

  • 1. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt een handhavingsplan op. Het plan beschrijft de procedure en de wijze waarop de raad zijn in deze wet toegekende handhavingsbevoegdheden toepast.

  • 2. Het handhavingsplan behoeft goedkeuring van Onze Minister.

  • 3. Het besluit tot goedkeuring wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

J

Na artikel 60b wordt ingevoegd een nieuw artikel, dat komt te luiden als volgt:

Artikel 60c

De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan bindende aanwijzingen geven in verband met de naleving van deze wet.

K

Aan artikel 61 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende rechtstreeks beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven tegen besluiten, die door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit op grond van deze wet zijn genomen, met uitzondering van besluiten als bedoeld in de artikelen 11, vijfde lid, en 16. Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van het College te verschijnen, kan het College het onderzoek sluiten, indien de zaak zich niet leent voor voortzetting van het onderzoek. In dat geval strekt de uitspraak er toe dat de raad het beroepschrift als bezwaarschrift behandelt. Artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Indien op grond van het vierde lid rechtstreeks beroep is ingesteld bij het College, stelt dit de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit onverwijld daarvan in kennis. Indien tegen hetzelfde besluit door een andere belanghebbende bezwaar is gemaakt, stelt de raad het College onverwijld daarvan in kennis en sluit het College het onderzoek. Het vierde lid, derde en vierde volzin, is van toepassing.

L

Na artikel 61 wordt ingevoegd een nieuw artikel 61a, luidende:

Artikel 61a

Voor zover een geschil bij de burgerlijke rechter betrekking heeft op een besluit genomen op grond van artikel 13, eerste lid, wordt een representatieve organisatie als bedoeld in artikel 12, derde lid, geacht bij dit geschil een belang als bedoeld in artikel 2.9.10 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering te hebben.

ARTIKEL IV

De Wet personenvervoer 2000 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel c wordt «Nederlandse mededingingsautoriteit» telkens vervangen door: Nederlandse Mededingingsautoriteit.

2. Onderdeel d komt te luiden:

d. raad van bestuur van de mededingingsautoriteit: de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, genoemd in artikel 2 van de Mededingingswet;.

B

Het opschrift van Hoofdstuk I, paragraaf 5, komt te luiden:

§ 5. Taken van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit

C

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit verricht taken ter uitvoering van deze wet.

D

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

  • 1. In afwijking van artikel 5d, eerste lid, van de Mededingingswet kan Onze Minister beleidsregels vaststellen met betrekking tot de uitoefening van de in deze wet aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit toegekende bevoegdheden.

  • 2. Indien beleidsregels als bedoeld in het eerste lid betrekking hebben op de interpretatie van mededingingsbegrippen, stelt Onze Minister die regels vast in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken.

  • 3. De bekendmaking van de beleidsregels geschiedt door plaatsing in de Staatscourant.

E

Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

  • 1. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt jaarlijks vóór 1 juli een verslag op van zijn werkzaamheden op grond van deze wet in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag beschrijft de taakuitoefening en het gevoerde beleid. Het verslag wordt aan Onze Minister en aan Onze Minister van Economische Zaken gezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 2. Onze Minister brengt het verslag, vergezeld van zijn bevindingen daaromtrent, voor 1 september daarop volgend ter kennis van de beide kamers der Staten-Generaal.

F

In artikel 18 wordt «Nederlandse mededingingsautoriteit» vervangen door: Nederlandse Mededingingsautoriteit.

G

In de artikelen 56, eerste lid, 57, derde lid, 58, eerste, derde en vijfde lid, 59, eerste, tweede en derde lid, 60, 61, derde lid, onderdeel b, 68, eerste lid, 94, eerste, tweede en derde lid, 95 en 96 wordt «directeur-generaal» telkens vervangen door: raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

H

In artikel 87, vierde lid, wordt «bij besluit van de directeur-generaal aangewezen ambtenaren van de Nederlandse mededingingsautoriteit» vervangen door: bij besluit van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit aangewezen ambtenaren van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

ARTIKEL V

Artikel 18.3 van de Telecommunicatiewet wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste, tweede, derde en vierde lid wordt «de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit» telkens vervangen door: de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

2. In het derde lid, tweede volzin, wordt «de directeur-generaal» vervangen door: de raad van bestuur.

ARTIKEL VI

Artikel 15o van de Postwet wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste en tweede lid wordt «de directeur-generaal van de «Nederlandse mededingingsautoriteit» telkens vervangen door: de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

2. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «de directeur-generaal» vervangen door: de raad van bestuur.

ARTIKEL VII

1. Artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten wordt gewijzigd als volgt:

In de opsomming van de artikelen van de Elektriciteitswet 1998 wordt «5, zesde lid vervangen door: 5, vijfde lid.»

2. Artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

In de opsomming van de artikelen van de Gaswet wordt na «56,» ingevoegd: 60c,.

ARTIKEL VIII

In de bijlage, bedoeld in artikel 20 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, wordt in onderdeel 1 aan het slot toegevoegd: , met uitzondering van artikel 93, zesde lid.

ARTIKEL IX

  • 1. Ten aanzien van bezwaar of beroep tegen een besluit van de directeur van de dienst, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, treedt de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 2 van de Mededingingswet, in de plaats van de directeur, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van deze wet.

  • 2. Ten aanzien van bezwaar of beroep tegen een besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingautoriteit, bedoeld in artikel 2 van de Mededingingswet, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, op grond van de Mededingingswet, de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, en de Wet personenvervoer 2000, zoals die luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, treedt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, genoemd in artikel 2 van de Mededingingswet, in de plaats van de directeur-generaal.

ARTIKEL X

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat het bepaalde in artikel III, onderdeel K, in werking treedt met ingang van de tweede week na publicatie van deze wet in het Staatsblad.

  • 2. Het plan, bedoeld in de artikelen II, onderdeel E en artikel III, onderdeel I, wordt binnen 1 jaar na publicatie van deze wet in het Staatsblad vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 9 december 2004

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de vijfde april 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Kamerstuk 27 639

Naar boven