Besluit van 3 maart 2005, houdende wijziging van het Varkensbesluit en het Ingrepenbesluit (implementatie richtlijnen nr. 2001/88/EG en nr. 2001/93/EG)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 26 oktober 2004, nr. TRCJZ/2004/5148, Directie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2001/88/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2001 (PbEG L 316) houdende wijziging van richtlijn nr. 91/630/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens;

Gelet op richtlijn nr. 2001/93/EG van de Commissie van de Europese Unie van 9 november 2001 (PbEG L 316) houdende wijziging van richtlijn nr. 91/630/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens;

Gelet op de artikelen 35, 38, 39, 45 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

De Raad van State gehoord (advies van 10 december 2004, nr. W11.04.0515/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 februari 2005, nr. TRCJZ/2005/433, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Varkensbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2b, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, komt te luiden:

2°. vanaf het spenen tot en met vier dagen na de dag van natuurlijke dekking of kunstmatige inseminatie;

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De beschikbare oppervlakte van een stal bestemd voor gelten na dekking of zeugen zonder biggen, die in een groep worden gehouden, bedraagt tenminste per gelt of zeug 2,25 m2.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De voor de varkens beschikbare oppervlakte van een stal bestemd voor gespeende varkens, gebruiksvarkens en niet in een groep gehouden gelten of zeugen bedraagt ten minste per varken met een gemiddeld gewicht:

    a. tot 15 kg: 0,20 m2;

    b. van 15 tot 30 kg: 0,40 m2;

    c. van 30 tot 50 kg: 0,60 m2;

    d. van 50 tot 85 kg: 0,80 m2;

    e. van 85 tot 110 kg: 1 m2;

    f. van meer dan 110 kg: 1,3 m2.

3. Na het derde lid worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 4. De in het eerste lid bedoelde beschikbare oppervlakte

    a. wordt per gelt of zeug met 10% vergroot indien deze dieren in groepen van minder dan zes varkens worden gehouden en

    b. kan per gelt of zeug met 10% worden verkleind indien deze dieren in groepen van meer dan 40 varkens worden gehouden.

  • 5. De in het tweede lid bedoelde beschikbare oppervlakte kan per gespeend varken of gebruiksvarken met een gemiddeld gewicht van meer dan 15 kg, met 10% worden verkleind indien deze dieren in groepen van meer dan 40 varkens worden gehouden.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien de vloer van de in artikel 4, tweede lid, bedoelde stal gedeeltelijk uit roostervloer bestaat, bedraagt de oppervlakte van het dichte deel van de vloer per varken tenminste 40% van de ingevolge artikel 4 voorgeschreven beschikbare oppervlakte per varken.

D

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Wet uitoefening diergeneeskunde is het castreren van mannelijke varkens, die ouder zijn dan zeven dagen, uitsluitend toegestaan als deze ingreep onder anesthesie en met aanvullende langdurige analgesie wordt uitgevoerd door een dierenarts.

E

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «2008» vervangen door: 2013.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot en met het zesde lid tot tweede tot en met vijfde lid.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt «De artikelen 4 en 5, tweede lid, zijn tot 1 januari 2008» vervangen door: De artikelen 4, eerste en tweede lid, en 5, tweede lid, zijn tot 1 januari 2013.

4. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 3. De artikelen 2b, tweede lid, 4, derde lid en vierde lid, onderdeel a, 8, eerste lid, onderdelen c en d, voor zover van toepassing op betonroostervloeren, en 8, tweede lid, zijn tot 1 januari 2013 niet van toepassing indien de gebruiker van de stal kan aantonen dat:

    a. de stal voor de inwerkingtreding van het Besluit van 28 april 2003, houdende wijziging van het Varkensbesluit (implementatie richtlijnen nr. 2001/88/EG en nr. 2001/93/EG) in gebruik is genomen;

    b. de stal vanaf 1 januari 2003 voldoet aan artikel 8, eerste lid, onderdeel c en d, van het Varkensbesluit zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in onderdeel a, en

    c. de stal of de vloer van de stal na de inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in onderdeel a, niet is verbouwd of herbouwd.

F

Artikel 19a vervalt.

ARTIKEL II

Artikel 2, eerste lid, onderdeel q, van het Ingrepenbesluit, komt te luiden:

q. het door vijlen of knippen uniform verkleinen van de hoektanden van biggen tot de leeftijd van zeven dagen indien blijkt dat de uiers van zeugen of de oren of staarten van andere varkens worden verwond wanneer de ingreep niet is toegepast, en onder de voorwaarde dat de tanden glad en intact blijven.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat 30 dagen zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is voorgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal, en evenmin indien binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat de inwerkingtreding van dit besluit bij wet wordt geregeld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 3 maart 2005

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de vierentwintigste maart 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Bij brieven van 6 december 2002 en 6 januari 2003 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal1 is aangekondigd het welzijnsregime voor het houden van varkens op een aantal punten te wijzigen.

Het betreft in de eerste plaats aanpassing van de oppervlaktenormen voor nieuwe of verbouwde stallen tot 2013, het gebruik van de plateaustal en het meerekenen van een deel van de verzonken trog en de ruimte onder een zwevende trog bij het bepalen van de oppervlaktenormen per varken.

In de tweede plaats is aangekondigd het tijdstip waarop aan een deel van de eindnormen uit het Varkensbesluit moet worden voldaan te bepalen op 2013, het aandeel dichte vloer in de gevallen dat sprake is van een roostervloer vast te stellen op 40% van het totale vloeroppervlak, de oppervlaktenorm voor groepen van varkens groter dan veertig dieren te verkleinen en de categorie varkens tot 30 kilogram te splitsen in twee categorieën. Deze laatste vier wijzigingen vereisen aanpassing van het Varkensbesluit. Het onderhavige besluit voorziet hierin.

Het Varkensbesluit wordt eveneens aangepast overeenkomstig de wens van de Kamer het individueel huisvesten van gelten en zeugen langer mogelijk te maken.2

Tenslotte wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt het Varkensbesluit en het Ingrepenbesluit te repareren. Ten aanzien van de implementatie van de richtlijnen 2001/88 van de Raad van 23 oktober 2001 houdende wijziging van Richtlijn 91/630/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens, Pb L 316/1 (hierna: Richtlijn 2001/88/EG) en 2001/93 van de Commissie van 9 november 2001 houdende wijziging van Richtlijn 91/630/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens, Pb L 316/37 (hierna: Richtlijn 2001/93/EEG) worden enkele verbeteringen ten opzichte van de vorige wijziging3 aangebracht. Van de implementatie is aan het eind van deze toelichting een transponeringstabel geplaatst.

De implementatietermijn van Richtlijn 2001/93/EEG is op 1 januari 2003 verstreken. De te late implementatie van Richtlijn 2001/93/EEG in het Varkensbesluit en het Ingrepenbesluit heeft geen praktische gevolgen. Het feit dat het onderhavige besluit niet op 1 januari 2003 in werking is getreden, heeft niet tot gevolg dat de Nederlandse varkenshouders een gunstiger positie hebben ten opzichte van varkenshouders die zijn gevestigd in lidstaten waar de verplichtingen uit de richtlijn wel met ingang van 1 januari 2003 van kracht zijn geworden. De reden hiervoor is dat de nieuwe voorschriften al deel uitmaakten van de normale bedrijfsvoering.

Bedrijfseffecten en administratieve lasten

Veel van de voorstellen komen tegemoet aan het agrarisch bedrijfsleven. Zo krijgt het bedrijfsleven vijf jaar langer de tijd om zich voor te bereiden op de oppervlaktenormen en zijn deze normen op onderdelen ten gunste van de sector versoepeld. Er worden geen administratieve verplichtingen ingevoerd. De te wijzigen artikelen omvatten geen administratieve lasten en door de wijzigingen worden ook geen nieuwe lasten gecreëerd.

Omdat de wijzigingen van het Varkensbesluit grotendeels aansluiten bij de bestaande uitvoeringspraktijk, blijft het effect op het bedrijfsleven beperkt. De aanscherping van het verbod op onverdoofd castreren zal het agrarisch bedrijfsleven nauwelijks extra kosten omdat in de praktijk castratie al voor 7 dagen plaatsvindt.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

In het Algemeen overleg over het Varkensbesluit op 20 maart 2003 is aan de Kamer toegezegd het voor een langere periode individueel huisvesten van gelten en zeugen in geval van dekking of inseminatie toe te staan. De reden daarvan is dat het huidige voorschrift dat het in de groep plaatsen van gelten en zeugen verplicht tussen het spenen en het dekken of kunstmatig insemineren kan leiden tot agressieproblemen omdat de dieren dan tweemaal in een groep worden geïntroduceerd. Het welzijnsnadeel dat de gelten en zeugen hiervan ondervinden, weegt in deze situaties niet op tegen de relatief korte periode dat de dieren tussen spenen en dekking of inseminatie individueel worden gehuisvest.

Artikel I, onderdeel B

Met dit artikel wordt een nieuwe gewichtscategorie varkens aan artikel 4, tweede lid, toegevoegd. Het betreft de gewichtscategorie tot 15 kg. Voor onderhavige wijziging van het Varkensbesluit gold dat varkens tot 30 kg ten minste moeten kunnen beschikken over 0,4 m2. Voor het welzijn van varkens tot 15 kg is het niet noodzakelijk dat zij kunnen beschikken over een oppervlakte van 0,4 m2, maar volstaat een oppervlakte van 0,2 m2. Dit is in overeenstemming met de minimumoppervlakten, bedoeld in de Richtlijn 2001/88/EG. Nadat zij een gewicht hebben van 15 kg, mag de groep worden gesplitst in kleinere groepen onverminderd het bepaalde omtrent stabiele groepen.

Het vierde lid, onderdeel a, is een verduidelijking van de tweede volzin die voorheen in het eerste lid was opgenomen. Het betreft de verplichting uit de Richtlijn 2001/88/EG de voorgeschreven beschikbare oppervlakte per gelt of zeug met 10% te vergroten indien deze varkens in groepen van minder dan zes varkens worden gehouden.

Met onderdeel b van het vierde lid en het vijfde lid wordt het mogelijk gemaakt om de voorgeschreven beschikbare oppervlakte per varken met tien procent te verkleinen indien deze varkens in groepen van meer dan veertig dieren worden gehouden. Deze bepaling is in lijn met Richtlijn 2001/88/EG voor zover het gelten en zeugen betreft.

Van het vijfde lid zijn uitgezonderd de gespeende varkens en gebruiksvarkens met een gemiddeld gewicht van minder dan 15 kg. In die gevallen is een 10% aftrek niet mogelijk omdat de Richtlijn 2001/88/EEG voor die categorie een norm van minimaal 0,20 m2 per gespeende varken en gebruiksvarken eist.

Artikel I, onderdeel C

De aanpassing is overeenkomstig de toezegging aan de Kamer inhoudende het aandeel dichte vloer in de gevallen dat sprake is van een roostervloer vast te stellen op 40% van het totale vloeroppervlak.

Artikel I, onderdeel D

Dit artikel brengt het Varkensbesluit op het punt van de castratie van varkens in overeenstemming met de Richtlijn 2001/93/EG. In deze richtlijn staat dat het castreren van dieren die ouder zijn dan zeven dagen alleen is toegestaan als de ingreep onder anesthesie en met aanvullende langdurige analgesie wordt uitgevoerd.

Artikel I, onderdeel E

De wijzigingen van artikel 19 zijn in lijn met de toezegging aan de Kamer (brieven van van 6 december 2002 en 6 januari 2003) om de overgangstermijn te verlengen van 2008 naar 2013. Het betreft de overgangstermijn voor de verplichtingen in het Varkensbesluit met betrekking tot groepshuisvesting en het minimale (dichte) vloeroppervlak per varken. De nieuwe overgangstermijn is in overeenstemming met de termijn genoemd in het nieuwe artikel 3, negende lid, bedoeld in artikel 1 van de Richtlijn 2001/88/EG.

Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt artikel 19 op onderdelen te repareren. De in artikel 19, tweede lid, genoemde overgangstermijn is niet in overeenstemming met de Richtlijn 2001/93/EEG. Op grond van artikel 2 van deze richtlijn moeten de eisen inzake stabiele groepen met ingang van 1 januari 2003 reeds van kracht zijn. De vrijstelling in artikel 19, tweede lid, van het Varkensbesluit waarin staat dat hieraan pas met ingang van 1 januari 2008 behoeft te worden voldaan, kan derhalve niet worden gecontinueerd.

De normen voor de voor varkens beschikbare oppervlakte van een stal als bedoeld in het derde lid, onderdeel b (na vernummering het tweede lid, onderdeel b) van artikel 19, zijn de normen zoals ze luidde voor 1 september 1998. Deze worden hier ter verduidelijking nog eens herhaald. De voor varkens beschikbare oppervlakte bedraagt per varken met een gemiddeld gewicht:

a. tot 30 kg: 0,30 m2;

b. van 30 tot 50 kg: 0,50 m2;

c. van 50 tot 85 kg: 0,60 m2;

d. van 85 tot 110 kg: 0,70 m2;

e. van meer dan 110 kg: 1,00 m2.

In artikel 19, vierde lid (oud), onderdeel b, is nagelaten te bepalen dat op de vrijstelling slechts een beroep kan worden gedaan als wordt voldaan aan artikel 8 van het Varkensbesluit zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van het Besluit van 28 april 2003, houdende wijziging van het Varkensbesluit (implementatie richtlijnen nr. 2001/88/EG en nr. 2001/93/EG),4 zijnde 1 augustus 2003. Een en ander leidt ertoe dat diegene die een beroep doet op de vrijstelling niet kan worden tegengeworpen dat hij wel moet voldoen aan de oude normen voor spleetbreedtes van betonroostervloeren in stallen bestemd voor gespeende biggen of gebruiksvarkens. Als deze voorwaarde wel is opgenomen en de overgangstermijn in de onderdelen is verlengd tot 2013, blijken de onderdelen a en b nagenoeg dezelfde strekking te hebben. Daarom is besloten onderdeel b in zijn geheel te laten vervallen.

Ook is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enige redactionele verbetering aan te brengen in dit lid.

Artikel I, onderdeel F

Artikel 19a bepaalt dat een bedrijf dat zijn varkensrechten uitbreidt geen aanspraak kan maken op de in de onder artikel E bedoelde vrijstellingen. Aan deze koppeling ligt de gedachte ten grondslag dat met een uitbreiding van het varkensrecht en daarmee van het aantal dieren, ook een verbetering van het dierenwelzijn aangewezen is. Met de Vrijstellingregeling artikel 19a Varkensbesluit 2002 (ontkoppeling)5 is deze koppeling in 2001 evenwel ongedaan gemaakt omdat deze de dynamiek in de sector naar een meer duurzame veehouderij teveel belemmert.

De onderhavige wijziging voorziet erin dat artikel 19a komt te vervallen. Dit betekent dat ook bij uitbreiding van het varkensrecht een beroep kan worden gedaan op de in artikel E bedoelde vrijstellingen. Daarmee ontvalt ook de noodzaak van de Vrijstellingsregeling artikel 19a Varkensbesluit 2002 (ontkoppeling). Deze zal worden ingetrokken.

Artikel II

Met deze wijziging wordt het Ingrepenbesluit in lijn gebracht met Richtlijn 2001/93/EEG en staat buiten elke twijfel dat het verkleinen van de hoektanden alleen mag worden uitgevoerd wanneer bepaalde kwetsuren van spenen bij zeugen of van oren of staarten bij andere varkens zijn geconstateerd. Hieruit volgt dat het verkleinen van de hoektanden niet als routinemaatregel mag worden uitgevoerd.

Richtlijn 2001/93/EEG bepaalt dat andere maatregelen moeten worden getroffen om staartbijten en andere gedragsstoornissen te voorkomen, alvorens tot het verkleinen van de hoektanden wordt besloten. In artikel 9, tweede lid, van het Varkensbesluit was voor de onderhavige wijziging al bepaald dat varkens permanent over voldoende materiaal om te onderzoeken en mee te spelen beschikken. Dit voorschrift beoogt de uitoefening van het natuurlijke gedrag mogelijk te maken en te stimuleren. Door het verstrekken van afleidingsmateriaal wordt beoogd gedragsstoornissen als staartbijten te voorkomen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Transponeringstabel

Richtlijn 2001/88/EG

Wijziging Varkensbesluit en Ingrepenbesluit

artikel 1, onderdeel 1

artikel I, onderdeel B (artikel 4, vierde lid, onderdelen a en b van het Varkensbesluit)

Richtlijn 2001/93/EG

Wijziging Varkensbesluit en Ingrepenbesluit

Bijlage, onderdeel 8 inzake castratie van biggen

artikel I, onderdeel D

  

Bijlage, onderdeel 8 inzake verkleinen hoektanden.

artikel II


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 april 2005, nr. 70.

XNoot
1

Kamerstukken II, 2002/03, 28 600 XIV nrs. 107 en 111.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2002/03, 28 600 XIV nr. 124.

XNoot
3

Besluit van 28 april 2003, houdende wijziging van het Varkensbesluit (implementatie richtlijnen nr. 2001/88/EG en nr. 2001/93/EG), Stb. 2003, 184.

XNoot
4

Stb. 2003, 184.

XNoot
5

Stcr. 2002, 186.

Naar boven