Besluit van 24 februari 2005, houdende regels met betrekking tot innovatieve kinderopvang

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 november 2004, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/KO/2004/78154, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 7, vijfde lid, en 87, eerste lid, van de Wet kinderopvang;

De Raad van State gehoord (advies van 9 december 2004, nr. W12.04.0558/IV;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 februari 2005, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/KO/2005/88784, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Experimentele vorm van kinderopvang

Artikel 1

Als experimentele vorm van kinderopvang als bedoeld in artikel 87, eerste lid, van de Wet kinderopvang wordt aangewezen gastouderopvang, die, in afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van die wet, bestaat in de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen op het woonadres waar de ouder of de gastouder zijn hoofdverblijf heeft.

§ 2. Wijziging andere algemene maatregelen van bestuur

Artikel 2

In artikel 12, tweede lid, van het Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang wordt «bedoeld in artikel 10» vervangen door: bedoeld in artikel 11.

Artikel 3

Het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang wordt ingetrokken.

§ 3. Slotbepalingen

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit innovatieve kinderopvang.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 24 februari 2005

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp

Uitgegeven de vijftiende maart 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De Wet kinderopvang biedt in artikel 87 de mogelijkheid tot het aanwijzen van innovatieve vormen van kinderopvang. In het onderhavige Tijdelijk besluit innovatieve kinderopvang (verder genoemd: besluit) worden regels gesteld omtrent innovatieve gastouderopvang. Hiermee geeft de regering uitvoering aan de motie Blok1. In deze motie wordt de regering verzocht om, met het oog op het tekort aan kinderopvang, de maximale groepsgrootte voor kinderopvang aan huis op te rekken van vier naar zes kinderen, onder behoud van voldoende waarborgen voor de kwaliteit, en de Kamer hierover te informeren. Organisaties dringen, aldus de motie, aan op verruiming van de mogelijkheid tot kinderopvang aan huis, onder meer om te kunnen voldoen aan de vraag naar kleinschalige opvang in plattelandsgebieden.

De overheid schept met de Wet kinderopvang voorwaarden, opdat ouders die de zorg voor hun kinderen willen combineren met betaalde arbeid, daartoe ook, ongeacht hun inkomenspositie, de mogelijkheden hebben. Uitgangspunten hierbij zijn onder meer het versterken van de positie van ouders door de introductie van vraagfinanciering en gezamenlijke financiering door ouders, overheid en werkgevers. De financiering van het kinderopvanggebruik en het waarborgen van een basisniveau aan kwaliteit zijn de twee belangrijke pijlers van de Wet kinderopvang.

In de praktijk onder de Welzijnswet 1994 zijn verschillende nieuwe vormen van kinderopvang ontwikkeld, die aan een behoefte bleken te voldoen. Ondernemers die dergelijke vormen van kinderopvang aanboden, wilden hier graag een juridische basis voor hebben. De Wet kinderopvang stelt echter géén inhoudelijk eisen aan onder meer de groepsgrootte, de leidster/kind-ratio en de opleidingseisen van de beroepskrachten. Invulling van deze kwaliteitseisen laat de overheid over aan het veld. In het Convenant «Verantwoorde kinderopvang: verdere stappen naar de toekomst» geven betrokken partijen hier invulling aan. De eisen uit het convenant hebben als uitgangspunt gediend voor de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Voor een deel van de onder de Welzijnswet 1994 ontstane innovatieve vormen van kinderopvang vervalt hiermee de noodzaak tot het verkrijgen van de innovatieve status. Om deze reden volstaat het voorliggende besluit met het aanwijzen van innovatieve gastouderopvang met ten hoogste zes gastkinderen, niet zijnde eigen kinderen, en/of op het woonadres van de ouder of gastouder. Mocht zich in de loop der tijd de vraag naar nieuwe experimenten voordoen, dan zal daar wederom een algemene maatregel van bestuur voor kunnen worden opgesteld. Het experimenteerartikel in de wet biedt daartoe de mogelijkheden.

Aangezien deze experimenteerregeling de mogelijkheid biedt tot afwijking van bepalingen van de Wet kinderopvang, is deze regeling met passende waarborgen omgeven, te weten2:

– Het doel is op wetsniveau uitgeschreven: «experimenten die ten doel hebben innovatieve kinderopvang mogelijk te maken»;

– De looptijd van de experimenten is beperkt tot ten hoogste vier jaar met mogelijk een verlenging van ten hoogste twee jaar;

– Een half jaar voor de afloop van de periode van vier jaar wordt het experiment geëvalueerd en wordt bekeken of de betreffende innovatieve vorm van opvang kunnen worden omgezet in een structurele wettelijke regeling;

– Het besluit omvat een limitatieve opsomming van onderdelen van de Wet kinderopvang waarvan kan worden afgeweken;

– Onderhavig besluit is middels de voorhangprocedure aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer.

Deze nota van toelichting is als volgt opgebouwd. In paragraaf twee wordt het besluit toegelicht. In de derde paragraaf komen algemene noties over innovatieve opvang aan de orde. Tot slot worden de effecten voor bedrijven in beeld gebracht.

2. Tijdelijk besluit innovatieve kinderopvang

Artikel 1 van dit besluit maakt het mogelijk dat gastouders maximaal zes kinderen exclusief de eigen kinderen opvangen. Betrokken organisaties uit het kinderopvangveld vragen om meer opvangmogelijkheden. De houder van het gastouderbureau beoordeelt op grond van artikel 49 van de Wet kinderopvang per gastouder of het verantwoord is gelijktijdig zes kinderen op te vangen. De Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en de daarbij horende toezichtkaders zullen zodanig worden aangepast dat de aanvullende kwaliteitseisen, die betrokken veldpartijen hebben geformuleerd of nog zullen formuleren, erin opgenomen worden.

Artikel 1 geeft tevens aan dat gastouderopvang ook kan plaats vinden op locaties die niet in strikte zin vallen onder de definitie van de Wet kinderopvang, te weten: opvang in de gezinssituatie in de woning waar de gast- of vraagouder zijn hoofdverblijf heeft. Met deze bepaling wil de regering het mogelijk maken dat gastouderopvang ook georganiseerd kan worden in bijvoorbeeld een aan het huis gebouwde serre, een voor de opvang verbouwde garage of een huisje in de tuin die niet voor de gezinssituatie worden gebruikt. Het gaat hierbij om opvanglocaties in de directe nabijheid van het woonhuis waar de gast- of vraagouder zijn hoofdverblijf heeft. Er kan ook maar één gastouder actief zijn op een woonadres. Zodra er ruimte, anders dan op het woonadres van gast- of vraagouder gekocht of gehuurd wordt ten behoeve van opvang, is er sprake van opvang in kindercentra.

3. Algemene noties over innovatieve opvang

Houders van een gastouderbureau moeten bij het melden aan de gemeente, conform artikel 45 van de Wet kinderopvang, aangeven, dat ze een innovatieve vorm van opvang aanbieden. De gemeente zal in het register, zoals bedoeld artikel 46 van de Wet kinderopvang, opnemen dat het een innovatieve vorm van gastouderopvang betreft. In de Regeling Wet kinderopvang wordt dit nader uitgewerkt.

Ouders die gebruik maken van deze geregistreerde innovatieve vormen van gastouderopvang kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming van de overheid voor de kosten van het kinderopvanggebruik, volgens de systematiek van de Wet kinderopvang. Voor de innovatieve opvang geldt dezelfde maximale tegemoetkoming van het Rijk als, conform artikel 7 Wet kinderopvang, voor de reguliere kinderopvang geldt.

Een adequate informatievoorziening is essentieel voor een goede marktwerking. De Wet kinderopvang verplicht gastouderbureaus, in artikel 56, ouders te informeren over het te voeren beleid. Informatie over de innovatieve status van de betreffende kinderopvang valt ook onder deze informatieplicht. Het is voor ouders van belang te weten dat ze gebruik (gaan) maken van een innovatieve vorm van kinderopvang en tevens hoe de houder omgaat met de toegestane afwijkende regelgeving. Ouders krijgen daarmee ook het besef van de tijdelijkheid van de innovatieve status van hun kinderopvang.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zal zes maanden voor de beëindiging van dit experiment een verslag over de doeltreffendheid en de effecten daarvan evenals een standpunt inzake de voorzetting van de desbetreffende regeling aan de Eerste en Tweede Kamer zenden, overeenkomstig artikel 88 van de wet. Bij deze evaluatie zal de vraag centraal staan of bij innovatieve gastouderopvang op een zelfde niveau uitvoering gegeven wordt aan artikel 49, tweede lid, van de Wet kinderopvang als bij de reguliere gastouderopvang. Hierbij zal onder meer gekeken worden naar het welbevinden van de kinderen en de tevredenheid van betrokkenen. Bij de evaluatie wordt ook gekeken naar de vraag of deze vormen van innovatieve gastouderopvang aansluiten bij de vraag van ouders, hoe het aanbod zich heeft ontwikkeld -ook in relatie tot concurrentie met reguliere kinderopvang- en of hiermee vraag en aanbod op elkaar aansluiten. Tevens zal de vraagprijs van de innovatieve gastouderopvang vergeleken worden met de vraagprijzen in de reguliere gastouderopvang.

4. Bedrijfseffecten

Administratieve lasten

Onderhavig besluit legt geen nadere administratieve lasten op aan gastouderbureaus.

Bedrijfseffecten

Onder het regime van de Welzijnswet 1994 was gastouderopvang met zes niet-eigen kinderen niet mogelijk. Dit werd echter door sommige gemeenten wel gedoogd. Met het onderhavige besluit is aan deze situatie een einde gekomen. Onder de voorwaarden die dit besluit stelt, is gastouderopvang met ten hoogste zes kinderen mogelijk. Met name in kleinschalige kernen en op het platteland bleek behoefte te bestaan aan een dergelijke vorm van gastouderopvang. Maar ook stedelijke gebieden kan innovatieve gastouderopvang worden aangeboden. Met deze vormen van gastouderopvang kan beter worden ingespeeld op de vraag van de markt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Voor de toelichting op dit artikel zij verwezen naar paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 2

De wijziging van artikel 12 van het Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang betreft het herstel van een onjuiste verwijzing.

Artikel 3

Artikel 20 van de Welzijnswet 1994 bood voor 1 januari 2005 de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur vormen van kinderopvang aan te wijzen waarvoor gemeenten verplicht waren een verordening met regels over kwaliteit en toezicht op te stellen. Voorts bestond de mogelijkheid om bij die algemene maatregel van bestuur te bepalen welke kwaliteitsvoorschriften in ieder geval in de gemeentelijke verordening zouden worden opgenomen. In het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang is hieraan invulling gegeven. Met de inwerkingtreding van de Wet kinderopvang per 1 januari 2005 heeft het besluit door aanpassing van artikel 20 van de Welzijnswet 1994 niet langer betrekking op vormen van opvang, zoals opgenomen in de Wet kinderopvang. Volgens het gewijzigde artikel 20, eerste lid, gaat het om vormen van kinderopvang, anders dan de kinderopvang, waarop de Wet kinderopvang van toepassing is. In verband hiermee zijn tegelijkertijd met de inwerkingtreding van de Wet kinderopvang de op basis van het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang vastgestelde gemeentelijke verordeningen van rechtswege komen te vervallen. Als gevolg van deze ontwikkeling is het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang inhoudelijk gezien niet langer functioneel en kan het worden ingetrokken.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

XNoot
1

Motie Blok, 6 december 2001, kamerstukken II, 2001/02, 28 00 XVI, nr. 59.

XNoot
2

Deze waarborgen stemmen overeen met de aanbevelingen in het eindrapport van het Interdepartementaal wetgevingsberaad inzake experimenteerbepalingen «Het proberen waard». Dit rapport is op 4 augustus 2002 door de minister van Justitie, namens het kabinet, aan de Tweede Kamer aangeboden.

Naar boven