Besluit van 19 februari 2005 tot wijziging van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen in verband met de vergoeding voor de inkomstenbelasting over het gebruik van de dienstauto

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 20 december 2004, nr. 2004-0000044245 Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Gelet op artikel 2, tweede en derde lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen;

De Raad van State gehoord (advies van 6 januari 2005, nr. W04.04.0625/l);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 februari 2005, nr. 2005-0000002688;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 8 van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen wordt als volgt gewijzigd:

1. «25/100» wordt vervangen door: P/100.

2. Na «CAT = de catalogusprijs van de dienstauto, met inbegrip van BTW en BPM;», wordt ingevoegd:

P = het percentage genoemd in artikel 3.145, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

3. De zinsnede «25/100 = de factor die overeenkomt met het met betrekking tot ministers en staatssecretarissen op de voet van artikel 3.145, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 toegepaste percentage;» komt te vervallen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2004.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 19 februari 2005

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Uitgegeven de achtste  maart 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In artikel 8 van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen is geregeld dat ministers en staatssecretarissen een maandelijkse compensatie ontvangen voor de door hen verschuldigde inkomstenbelasting over het voor hen verplichte privé-gebruik van de dienstauto. De hoogte van de individuele vergoeding is afhankelijk van een aantal variabelen en wordt berekend met behulp van een in dit artikel opgenomen formule.

Omdat met ingang van 1 januari 2004 het percentage dat is genoemd in artikel 3.145, eerste lid, Wet inkomstenbelasting 2001 is verlaagd van 25 naar 22%, dient ook de met dit percentage corresponderende variabele in artikel 8 van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen te worden aangepast. Het betreft het percentage van de waarde van de auto, aan de hand waarvan het voordeel op jaarbasis voor de belastingplichtige wordt berekend.

Artikelsgewijs

Artikel I

Er is om praktische redenen voor gekozen het percentage voortaan niet meer aan te duiden door middel van een concreet getal, maar door middel van een dynamische verwijzing naar artikel 3.145, eerste lid, Wet inkomstenbelasting 2001, waardoor wijzigingen in het percentage voortaan direct in het besluit doorwerken. De lettervariabele «P» is reeds in het besluit gedefinieerd.

Artikel II

Omdat het besluit naar zijn aard strekt tot compensatie van het belastingnadeel als gevolg van de geldende bijtelling, volgt de regeling het voor deze bijtelling toegepaste percentage. De belastingwetgeving is op dit punt met ingang van 1 januari 2004 gewijzigd, waarbij het percentage, genoemd in artikel 3.145, eerste lid, Wet inkomstenbelasting 2001, is verlaagd van 25 naar 22%. Voor betrokkenen leidt dit ceteris paribus tot een lagere bijtelling en dus tot een lagere belastingheffing. De formule, aan de hand waarvan de compensatie wordt berekend, wordt hieraan met terugwerkende kracht aangepast.

De invoering met terugwerkende kracht werkt in dit geval ten nadele van de betrokken bewindspersonen. Het betekent immers dat de bedragen die vanaf 1 januari 2004 zijn uitbetaald, met terugwerkende kracht tot en met die datum naar beneden moeten worden bijgesteld, hetgeen in een aantal gevallen zal leiden tot verrekening.

Het zou echter niet stroken met de strekking van de regeling als het percentage waarop de compensatie is gebaseerd, afwijkt – al dan niet tijdelijk – van het percentage waarover de bijtelling voor de inkomstenbelasting wordt berekend. De strekking van deze regeling is bij de bewindspersonen bekend. Daarom dient de wijziging van de compensatieregeling tot en met 1 januari 2004 terug te werken. Hiermee wordt het evenwicht ten opzichte van de rechtsgevolgen voor de jaren tot en met 2003 voor het jaar 2004 hersteld.

Waar mogelijk houdt de uitvoeringspraktijk overigens al met de gewijzigde situatie rekening.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven