Besluit van 27 december 2004, houdende vaststelling van het tijdstip van
inwerkingtreding, bedoeld in de aanhef van artikel II van de wet van 21
juni 2001 tot wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer
afvalstoffen) (Stb. 346)
Wij
Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de
voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer van 22 december 2004,
nr. MJZ2004129589, Directie Juridische Zaken, Afdeling
Wetgeving;
Gelet op
artikel II, aanhef, van de wet van 21
juni 2001 tot wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer
afvalstoffen) (Stb.
346);
Hebben
goedgevonden en verstaan:
Enig Artikel
Het tijdstip van inwerkingtreding, bedoeld in de
aanhef van artikel II van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de
Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen) (Stb. 346), wordt
vastgesteld op 1 januari
2008.
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de
daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden
geplaatst.
's-Gravenhage, 27
december
2004
Beatrix
De
Staatssecretaris van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B.
A. van Geel
Uitgegeven de dertigste december 2004
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
In artikel 8.36f, tweede lid, van de Wet
milieubeheer is opgenomen dat de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) in het belang van een
doelmatig beheer van afvalstoffen tarieven kan vaststellen, die ten
minste dan wel ten hoogste in rekening worden gebracht bij het in
ontvangst nemen van afvalstoffen door krachtens artikel 8.35 aangewezen
inrichtingen. Hiertoe kan de Minister van VROM ingevolge het derde lid
van genoemd artikel nadere regels stellen.
Conform artikel II,
aanhef, van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de Wet
milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen) (Stb. 346) zal voornoemd
artikel 8.36f, tweede lid, van de Wet milieubeheer met ingang van 1
januari 2005 of op een bij koninklijk besluit vastgesteld later
tijdstip vervallen.
Deze regeling is een wetstechnische
implementatie van het regeringsstandpunt naar aanleiding van het advies
van de commissie Epema, waarin aangegeven is dat er een mogelijkheid
voor de minister van VROM moet zijn om in te kunnen grijpen in de
tarieven van met name afvalverbrandingsinstallaties en stortplaatsen.
De redenen hiervoor zijn gelegen in een bescherming van de gebonden
gebruiker, wanneer de verliezen van bijvoorbeeld een afvalverbrander
die als gevolg van de marktsituatie onder de kostprijs acquireert,
zouden worden doorberekend in afvalstoffenheffing. Een andere reden
vormt de wens om de verwijdering van afvalstoffen tegen de laagst
mogelijke maatschappelijke kosten te doen geschieden.
Sinds de
inwerkingtreding van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de Wet
milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen) is geen gebruik gemaakt
van dit artikel; de Minister en sinds het aantreden van het
kabinet-Balkenende I de Staatssecretaris van VROM hebben diverse keren
in debat met het parlement aangegeven grote terughoudendheid te willen
betonen met de toepassing van dit artikel.
Gelet op de huidige
ontwikkelingen in het afvalbeheer is echter bij de afvalsector de
behoefte ontstaan zich te bezinnen op de toekomst van het storten. De
situatie is namelijk zo, dat de doelstellingen van het afvalbeheer
sneller gerealiseerd worden dan in het Landelijk afvalbeheerplan werd
voorzien. De stort van brandbaar afval, dat met een ontheffing van het
stortverbod mag worden gestort, is sterk afgenomen, maar ook van
onbrandbaar afval neemt het storten af. Daardoor is er alle reden voor
de stortsector om zich op de nabije toekomst en haar financiële
positie te bezinnen. Om hiervoor alle mogelijkheden in beeld te kunnen
hebben is het zinvol om niet al bij voorbaat de genoemde mogelijkheid
om in te grijpen in de tarieven af te snijden, weshalve een verlenging
van deze mogelijkheid tot 1 januari 2008 is voorzien.
De Staatssecretaris van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B.
A. van
Geel