Besluit van 20 december 2004, houdende vaststelling van het hoofdrailnet,
bedoeld in artikel 69b, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000
Wij Beatrix,
bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de
voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van
14 december 2004, nr. HDJZ/S&W/2004-3059, Hoofddirectie
Juridische Zaken;
Gelet op
artikel 69b, eerste lid, van de Wet
personenvervoer
2000;
Hebben
goedgevonden en
verstaan:
Artikel 1
Het
hoofdrailnet bestaat uit de binnenlandse openbaar-vervoerdiensten voor
het personenvervoer per trein over de spoorwegverbindingen die zijn
aangegeven op het kaartbeeld in de bij dit besluit behorende
bijlage.
Artikel 2
Dit besluit
treedt in werking met ingang van 1 januari 2005, danwel, indien het
Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31
december 2004, met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin dit besluit wordt
geplaatst.
Artikel 3
Dit besluit
wordt aangehaald als: Besluit
hoofdrailnet.
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering
van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in
het Staatsblad zal worden
geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 20
december
2004
Beatrix
De
Minister van Verkeer en
Waterstaat,
K. M.
H. Peijs
Uitgegeven de dertigste december 2004
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner
Bijlage, behorend bij artikel 1 van het Besluit
hoofdrailnet

NOTA
VAN TOELICHTING
Ingevolge artikel 69b van
de Wet personenvervoer 2000, zoals die bepaling luidt na
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel QQ, van de Concessiewet
personenvervoer per trein, worden de spoorvervoerdiensten die het
hoofdrailnet vormen, aangewezen bij koninklijk besluit. In artikel 1
van dit besluit vindt deze aanwijzing plaats. De bedoelde
spoorwegverbindingen zijn visueel weergegeven in de kaartbijlage. Het
besluit vormt de basis voor de aan N.V. Nederlandse Spoorwegen, hierna
te noemen NS, te verlenen vervoerconcessie, bedoeld in artikel 69d,
eerste en tweede lid, van de Wet personenvervoer
2000.
Het uitgangspunt van de Concessiewet
personenvervoer per trein is dat een concessiehouder het recht heeft om
met uitsluiting van anderen openbaar vervoer te verrichten op het
betreffende netwerk. Dit vloeit mede voort uit artikel 1 van de Wet
personenvervoer 2000. Dit uitgangspunt is eerder uiteengezet in de
memorie van toelichting bij de Concessiewet personenvervoer per trein
(Kamerstukken II 1999/2000, 27 216, nr. 3).
De omschrijving van het hoofdrailnet in dit besluit berust op het
beleid ten aanzien van de opsplitsing van de vervoerdiensten op het
Nederlandse spoorwegnet in hoofdrailnet en contractsectordiensten,
zoals die na de verzelfstandiging van NS heeft plaatsgevonden. Deze
opsplitsing is uitvoerig beschreven in de nota «De derde eeuw
spoor» (Kamerstukken II 1998/99, 26 464, nr. 1). In het
Overgangscontract II met NS Reizigers B.V. was in de bijlage ook het
hoofdrailnet gedefinieerd. Het verschil ten opzichte van de
beschrijving zoals die tot nu toe werd gehanteerd, betreft de
toevoeging van de treindiensten Lelystad – Amsterdam, Enkhuizen
– Amsterdam, Utrecht - Rhenen en Utrecht – Baarn. Deze
treindiensten worden na aanvang van de vervoersconcessie voor het
hoofdrailnet niet meer gereden op een afzonderlijke, kortlopende
concessie, zoals dat wel het geval is bij de contractsectordiensten. De
vier diensten beschikken in aanzienlijke mate over samenloop en
samenhang met de overige hoofdrailnetdiensten rond de
stadsgewesten.
Voor de volledigheid zij erop
gewezen, dat kortsluitingen zoals de Hemboog ook deel uitmaken van de
spoorwegverbindingen van het hoofdrailnet.
Het
Besluit hoofdrailnet brengt geen administratieve lasten voor
ondernemingen met zich mee. De financiële aspecten van het
vervoer over het hoofdrailnet komen aan de orde in het kader van de
vervoerconcessie.
Over het ontwerp voor dit
koninklijk besluit is overleg gevoerd met de Overlegorganen Verkeer en
Waterstaat. Deze overlegorganen hebben geen wijzigingen
voorgesteld.
Op 18 juni 2004 is het ontwerp
voor dit koninklijk besluit met toepassing van artikel 69b, derde lid,
van de Wet personenvervoer 2000 zoals die bepaling luidt na
inwerkingtreding van de Concessiewet personenvervoer per trein,
overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal.
De Minister van
Verkeer en
Waterstaat,
K. M.
H. Peijs
XHistnoot
Op grond van de
Algemene wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden binnen zes weken na
de dag waarop dit besluit is bekend gemaakt tegen dit besluit bezwaar
maken. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan: Minister van Verkeer
en Waterstaat, Hoofddirectie Juridische Zaken, Postbus 20906,
2500 EX Den Haag.
Het ondertekende bezwaarschrift
dient ten minste te bevatten:
– uw naam en
adres;
– de dagtekening;
– vermelding van
het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en zo mogelijk de
datum en het kenmerk van het besluit;
– een opgave van
de redenen waarom u zich niet met het besluit kunt
verenigen.