Besluit van 21 december 2004 tot wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 november 2004, nr. Proj. Walvis/SUB/04/76642, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie;

Gelet op de artikelen 415a, eerste lid, en 415g van het Wetboek van Koophandel, 10, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet, 8, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en 6, tweede lid, van de Toeslagenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 2 december 2004, nr. W/12.04.0552/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 15 december 2004, Proj. Walvis/SUB/04/85049, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. BESLUIT AANSPRAKEN VAN SCHEPELINGEN, DIE NIET VERZEKERD ZIJN INGEVOLGE DE ZIEKTEWET

Artikel 1 van het Besluit aanspraken van schepelingen, die niet verzekerd zijn ingevolge de Ziektewet komt te luiden:

Artikel 1

  • 1. Het naar tijdruimte in geld vastgestelde loon, bedoeld in de artikelen 415a, eerste lid, en 415g, eerste volzin, van het Wetboek van Koophandel, wordt verhoogd met:

    a) de geldswaarde van kost aan boord vastgesteld overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 13, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964; en

    b) indien de schepeling, behorende tot het civiele dienstpersoneel, laatstelijk een functie vervulde waarbij voor het bepalen van het hem toekomende loon met het ontvangen van fooien of dergelijke prestaties van derden rekening is gehouden, met het bedrag aan fooien vastgesteld overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 12 van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt het naar tijdruimte in geld vastgestelde loon evenwel niet verhoogd voorzover de in de onderdelen a en b bedoelde bestanddelen eindheffingsbestanddelen zijn als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen b tot en met g, van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 3. Indien met de schepeling een loon is overeengekomen dat lager is dan het voor in Europa wonende schepelingen geldende loon, wordt de op grond van het eerste en tweede lid vastgestelde geldswaarde van kost aan boord slechts voor tweederde meegeteld.

ARTIKEL II. INKOMENS- EN SAMENLOOPBESLUIT ANW

Het Inkomens- en samenloopbesluit Anw wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, tweede lid, wordt «de artikelen 5 tot en met 8» vervangen door: artikel 4.

B

In artikel 5, tweede lid, wordt «artikel 8 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering» vervangen door: artikel 13 van de Wet op de loonbelasting 1964.

C

Artikel 5a, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, wordt onder pensioenregeling verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan voor de toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964.

ARTIKEL III. INKOMENSBESLUIT IAOW

Het Inkomensbesluit IOAW wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, tweede lid, wordt «de artikelen 5 tot en met 8» vervangen door: artikel 4.

B

In artikel 5, tweede lid, wordt «artikel 8 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering» vervangen door: artikel 13 van de Wet op de loonbelasting 1964.

C

Artikel 7, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, wordt onder pensioenregeling verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan voor de toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964.

ARTIKEL IV. INKOMENSBESLUIT TOESLAGENWET

Het Inkomensbesluit Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, tweede lid, wordt «de artikelen 5 tot en met 8» vervangen door: artikel 4.

B

In artikel 5, tweede lid, wordt «artikel 8 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering» vervangen door: artikel 13 van de Wet op de loonbelasting 1964.

C

Artikel 7, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, wordt onder pensioenregeling verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan voor de toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964.

ARTIKEL V. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

's-Gravenhage, 21 december 2004

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de dertigste december 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt de technische aanpassing van diverse algemene maatregelen van bestuur aan de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten (Walvis).

Kort samengevat regelt Walvis dat het sociale verzekeringsloon voortaan in beginsel gelijk is aan het loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Eén van de uitzonderingen op dit beginsel is dat het loon waarover collectieve eindheffing wordt toegepast voor de loonbelasting, buiten beschouwing blijft bij het sociale verzekeringsloon. Op deze manier wordt voorkomen dat werkgevers lastig te administreren loonbestanddelen die om die reden collectief mogen worden aangegeven voor de loonbelasting alsnog met betrekking tot individuele werknemers zouden moeten administreren voor de premieheffing of uitkeringsverstrekking voor de werknemersverzekeringen.

Dit wordt per 1 januari 2005 geregeld in artikel 4 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV); de artikelen 5 tot en met 8 van de CSV vervallen per die datum.

Met dit besluit worden het Inkomens- en samenloopbesluit Anw, het Inkomensbesluit IOAW, het Inkomensbesluit Toeslagenwet en het Besluit aanspraken van schepelingen, die niet verzekerd zijn ingevolge de Ziektewet technisch aangepast aan de bovengenoemde wijzigingen.

Doordat de artikelen 3 en 4 van de inkomensbesluiten direct verwijzen naar het loon in de zin van de CSV, werken de via Walvis doorgevoerde wijzigingen in de CSV ook door naar deze inkomensbesluiten. Dit leidt ertoe dat indien werkgevers ervoor kiezen om collectieve eindheffing voor de loonbelasting toe te passen over de in de Wet op de loonbelasting 1964 onderscheiden eindheffingsbestanddelen, zoals loon in natura of onkostenvergoedingen, deze loonbestanddelen alleen in mindering zullen worden gebracht op de toeslagen of uitkeringen voorzover deze bovenmatig zijn. De verwachting is dat dergelijke onkostenvergoedingen en loon in natura in de betreffende situaties niet of nauwelijks voorkomen. Het financiële effect is dan ook marginaal tot nihil. Hierbij moet bedacht worden dat voor de meest voorkomende vergoedingen en verstrekkingen al aparte regelingen waren getroffen in de CSV, zoals de vrijwilligersregeling.

De verwijzingen naar de CSV in het Besluit aanspraken van schepelingen, die niet verzekerd zijn ingevolge de Ziektewet worden vervangen door verwijzingen naar de Wet op de loonbelasting 1964, aangezien de betreffende artikelen in de CSV vervallen. Ook hierbij kunnen de via Walvis doorgevoerde wijzigingen doorwerken bij de vaststelling van het voor deze schepelingen geldende loon voor de loondoorbetaling bij ziekte. Indien werkgevers ervoor kiezen om collectieve eindheffing voor de loonbelasting toe te passen over loon in natura, telt dit loonbestanddeel alleen mee voor de vaststelling van het loon voor de loondoorbetaling bij ziekte als sprake is van bovenmatige verstrekkingen. Tegenover het mogelijke nadeel voor de schepeling in geval van loondoorbetaling bij ziekte staat het belastingvoordeel voor de schepeling doordat de werkgever collectieve eindheffing voor de loonbelasting toepast.

Hetzelfde regime wordt met Walvis ingevoerd voor werknemers die een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen.

Dit effect doet zich overigens alleen voor als sprake is van onderworpenheid aan de Nederlandse belastingplicht. Bij schepelingen zal dit vaak niet het geval zijn.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 januari 2005, nr. 7.

Naar boven