Besluit van 23 december 2004 tot wijziging van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA in verband met wijzigingen in bepalingen omtrent de werkgeverssubsidie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 juni 2004, nr. SV/R&S/04/40885;

Gelet op artikel 16, vierde lid, van de Wet op (re)integratie arbeidsgehandicapten;

De Raad van State gehoord (advies van 8 juli 2004, nr. W12.04.0276/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 december 2004, nr. SV/dereg/04/87809;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3 komt onderdeel f te luiden:

f. een overzicht van de gemaakte of de te maken kosten;

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Bepaling kosten werkgever

  • 1. Bij de beoordeling en de berekening van de kosten, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wet wordt de omzetbelasting buiten beschouwing gelaten, tenzij de werkgever aantoont dat deze door hem niet kan worden verrekend.

  • 2. Indien het totaal van de kosten, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Wet, meer bedraagt dan € 22 689 wordt bij de bepaling van de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 16, van de Wet, rekening gehouden met het bedrijfseconomisch voordeel voor de werkgever bij de te treffen voorziening. De vaststelling van het bedrijfseconomisch voordeel geschiedt met inachtneming van de in het maatschappelijk verkeer aanvaarde bedrijfseconomische normen.

C

De artikelen 5 en 5a vervallen.

D

Het eerste lid van artikel 5c komt te luiden:

  • 1. Een beschikking tot subsidieverstrekking kan op aanvraag van de werkgever door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen worden herzien, indien de periode van 3 jaar respectievelijk 1 jaar, bedoeld in artikel 16 van de Wet, voortijdig wordt beëindigd op initiatief van de werknemer of omdat de werknemer wegens arbeidsongeschiktheid definitief niet in de dienstbetrekking terugkeert terwijl de werkgever kosten heeft gemaakt als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Wet. De bedragen, genoemd in artikel 16 van de Wet, worden verlaagd naar evenredigheid van de kortere duur van de dienstbetrekking.

ARTIKEL II. OVERGANGSRECHT

De artikelen 3 tot en met 5a en 5c zoals deze luidden voor inwerkingtreding van dit besluit, blijven van toepassing op subsidieaanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDINGSBEPALING

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 23 december 2004, houdende wijziging van enkele socialeverzekeringswetten en enige andere wetten in verband met het aanbrengen van enige vereenvoudigingen (Stb. 728) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 23 december 2004

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Uitgegeven de dertigste december 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel houdende wijziging van enkele socialeverzekeringswetten en enige andere wetten in verband met het aanbrengen van enige vereenvoudigingen (Kamerstukken II 2003/04, 29 513, nr 2) zal artikel 16 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (hierna te noemen: Wet REA) zijn gewijzigd. Het betreft de omzetting van de aan de premiekorting gekoppelde subsidieregeling voor meerkosten van werkgevers bij reïntegratie van arbeidsgehandicapten, in een subsidie met een vaste drempel. In de voorheen geldende wetgeving was de subsidieverstrekking gekoppeld aan de premiekorting. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) diende bij de verstrekking van subsidie voor meerkosten rekening te houden met het bedrag van de verleende premiekorting. Omdat de premiekorting niet in een bedrag ineens wordt verleend, maar zich uitstrekt over een periode van maximaal drie jaar, kon bij de verlening van de subsidie het bedrag niet onmiddellijk worden vastgesteld. Immers er moest altijd rekening worden gehouden met het feit dat door wijziging in het loon de subsidie op een hoger of lager bedrag moest worden vastgesteld. Het UWV moest altijd achteraf nagaan welk bedrag aan premiekorting feitelijk in mindering was gebracht bij de werkgever.

In de nieuwe regeling wordt bij de verstrekking van een subsidie voor kosten van reïntegratie door het UWV standaard al bij toekenning een bedrag in mindering gebracht. Daardoor behoeft niet, zoals in de oude situatie, achteraf verrekening plaats te vinden indien de premiekorting een hoger of lager bedrag betrof dan dat waarmee rekening werd gehouden bij de toekenning van de subsidie. Met deze wijziging is de subsidieverstrekking aan de werkgever vereenvoudigd. Het oude systeem bracht extra administratieve lasten en onzekerheid over het uiteindelijke bedrag van de subsidie tot de definitieve verrekening mee. Zowel voor het UWV als de werkgever was het zeer bewerkelijk. Deze wijziging werkt ook door in het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA (hierna te noemen: het Besluit). Daarom wordt het Besluit op een aantal punten aangepast.

Artikel I

Onderdeel A

Artikel 3 onderdeel f wordt aangepast aan het nieuwe artikel 16 van de Wet REA. Op grond van het nieuwe artikel is het mogelijk dat een werkgever ook een aanvraag voor een subsidie kan indienen voordat hij daadwerkelijk kosten heeft gemaakt. De werkgever verstrekt daartoe een overzicht van de gemaakte of de te maken kosten.

Onderdeel B

Artikel 4 van het Besluit bepaalt wat onder meerkosten wordt verstaan en stelt regels omtrent de berekening van meerkosten als bedoeld in artikel 16 Wet REA. Aangezien de koppeling aan de premiekorting die de werkgever heeft ontvangen in de nieuwe regeling is losgelaten kan artikel 4 technisch worden aangepast. Er worden geen inhoudelijke wijzigingen in het artikel aangebracht.

Het eerste lid dat de omschrijving van het begrip meerkosten betreft, kan komen te vervallen.

In verband met het vervallen van het eerste lid wordt de inhoud van het tweede lid opgenomen in het eerste lid. In dit eerste lid is de verwijzing vervangen door een verwijzing naar artikel 16, eerste lid, van de Wet.

Het derde lid en het vierde lid die regelen, dat bij overschrijding van een bepaald bedrag bij de bepaling van de subsidie rekening wordt gehouden met het bedrijfseconomische voordeel voor de werkgever, worden samengevoegd in het tweede lid. De samengevoegde leden zijn inhoudelijk niet gewijzigd.

Onderdeel C

Artikel 5 beschrijft de wijze waarop de hoogte van de subsidie voor meerkosten moet worden vastgesteld. In de oude situatie was deze gekoppeld aan de premiekorting. Het UWV diende bij de verstrekking van subsidie voor de meerkosten rekening te houden met het bedrag van de verleende premiekorting. Aangezien de subsidie voor kosten van reïntegratie nu is losgekoppeld van de premiekorting, kunnen het eerste en tweede lid vervallen. Thans wordt door het UWV standaard bij de toekenning een bedrag in mindering gebracht. Daardoor behoeft niet achteraf nog verrekening plaats te vinden als de premiekorting een hoger of lager bedrag betrof dan waarmee rekening werd gehouden bij de toekenning van de subsidie. Het derde lid beoogde te voorkomen dat voor dezelfde werknemer en voor dezelfde kosten subsidie werden verstrekt. Aangezien deze bepaling thans in artikel 16 van de Wet is opgenomen, kan ook het derde lid komen te vervallen.

Bij de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003, is de verstrekking van subsidie aan werkgevers in verband met scholing, training en begeleiding van de arbeidsgehandicapte werknemer komen te vervallen. Het uitsluiten van de vergoeding van medisch geïndiceerde trainingen in artikel 5a van het Besluit, dat daar verband mee hield, is derhalve niet meer nodig. Artikel 5a kan ook vervallen.

Onderdeel D

Artikel 5c beoogt een waarborg te zijn voor de werkgever die een arbeidsgehandicapte in dienst neemt of houdt, door de omvang van het bedrag aan subsidie mede afhankelijk te laten zijn van de duur van het dienstverband. Indien het dienstverband onverhoopt van kortere duur is dan voorzien als gevolg van hernieuwde ziekte of arbeidsongeschiktheid van de werknemer of omdat de werknemer het dienstverband beëindigt, terwijl de werkgever al wel kosten heeft gemaakt voor bijvoorbeeld de inrichting van de arbeidsplaats, dan kan de werkgever aanspraak maken op een aanvulling van de subsidie. De werkgever komt in dat geval in aanmerking voor een lager drempelbedrag. De werkgever komt nu ook in aanmerking voor een lager drempelbedrag indien de werknemer wegens ziekte uitvalt en het dienstverband daardoor wordt beëindigd. Dit om te voorkomen dat de werkgever met ongedekte kosten blijft zitten wanneer de werknemer door ziekte definitief niet terugkeert. Dit drempelbedrag wordt naar evenredigheid van de duur van het dienstverband lager vastgesteld. Het eigen risico van de werkgever wordt hiermee dus kleiner. Voor een werkgever die een arbeidsgehandicapte werknemer in dienst neemt waarvan het loon over het kalenderjaar ten minste 50% van het minimumloon bedraagt en die € 5000,– aan kosten heeft gemaakt, betekent dit het volgende. Aangezien voor deze werkgever het drempelbedrag € 6000,– bedraagt, zou de werkgever geen subsidie ontvangen. Wanneer nu echter de werknemer na één jaar ontslag neemt, wordt het drempelbedrag verlaagd naar € 2000,– en komt de werkgever alsnog in aanmerking voor een subsidie. De hoogte van de toe te kennen subsidie bedraagt dan € 3000,– (€ 5000,– minus € 2000,–).

Artikel III

De inwerkingtreding van dit besluit wordt gekoppeld aan de inwerkingtreding van het voorstel van wet houdende wijziging van enkele socialeverzekeringswetten en enige andere wetten in verband met het aanbrengen van enige vereenvoudigingen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven