Besluit van 20 december 2004, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enkele bepalingen van de Spoorwegwet (Stb. 2003, 264)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 14 december 2004, nr. HDJZ/S&W/2004-3063, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 127 van de Spoorwegwet;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig Artikel

De artikelen 2, eerste, tweede en zesde lid, 116, onderdeel b, en 124 van de Spoorwegwet (Stb. 2003, 264) treden in werking met ingang van 31 december 2004.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 20 december 2004

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de negenentwintigste december 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Het grootste deel van de nieuwe Spoorwegwet (Stb. 2003, 264) treedt naar verwachting in werking op 1 januari 2005. Wat betreft enkele artikelen is echter eerdere inwerkingtreding nodig. In de eerste plaats gaat het om de artikelen 2, eerste, tweede en zesde lid, en 124. Deze bepalingen hebben betrekking op de aanwijzing van spoorwegen als hoofdspoorwegen. Artikel 124, tweede lid, van de nieuwe Spoorwegwet biedt tot 1 januari 2005 de mogelijkheid om, in afwijking van artikel 2, tweede lid, van die wet, spoorwegen als hoofdspoor-wegen aan te wijzen als Railinfrabeheer B.V. of Railinfratrust B.V. rechthebbende is ten aanzien van deze spoorwegen.

Het derde en vierde lid van artikel 2 van de nieuwe Spoorwegwet, welke bepalingen betrekking hebben op lokale en op bijzondere spoorwegen, treden nog niet in werking, omdat de huidige Spoorwegwet (Stb. 1875, 67) vooralsnog blijft gelden voor andere spoorwegen dan hoofdspoorwegen als bedoeld in de nieuwe Spoorwegwet (zie artikel 40 van de Wet kabelbaaninstallaties).

In de tweede plaats gaat het om artikel 116, onderdeel b, van de nieuwe Spoorwegwet. Die bepaling voorziet het Algemeen Reglement Vervoer, een algemene maatregel van bestuur gebaseerd op de huidige Spoorwegwet (Stb. 1875, 67) en de Locaalspoor- en Tramwegwet, van een grondslag in de nieuwe Spoorwegwet. Weliswaar blijft de huidige Spoorwegwet, zoals gezegd, vooralsnog gelden voor andere spoorwegen dan hoofdspoorwegen als bedoeld in de nieuwe Spoorwegwet, maar het is juist de bedoeling dat het Algemeen Reglement Vervoer vooralsnog (in afwachting van regeling in Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek) blijft gelden voor hoofdspoorwegen als bedoeld in de nieuwe Spoorwegwet.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Naar boven