Besluit van 16 december 2004, houdende nadere bepalingen betreffende de inwerkingtreding van het Schepenbesluit 2004 en de intrekking van het Schepenbesluit 1965 en tot intrekking van het koninklijk besluit van 6 augustus 1991, houdende aanwijzing particulier onderzoekingsbureau voor de zeilvaart, in de zin van artikel 3, eerste lid, van het Schepenbesluit 1965 (Stb. 417)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 14 december 2004, nr. HDJZ/SCH/2004-3039, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 73 en 74, tweede lid, van het Schepenbesluit 2004;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Schepenbesluit 2004 treedt, voorzover niet reeds in werking getreden en met uitzondering van de artikelen 6, 15, 41, 60, tweede lid, en 61, vierde lid, in werking met ingang van 1 januari 2005.

ARTIKEL II

Het Schepenbesluit 1965 wordt, met uitzondering van de artikelen 1, 1a, 63a, 67a, eerste lid, 93, 93a, 130, 174, eerste lid, en 184, alsmede de artikelen 71 tot en met 77 en 79 tot en met 86 van bijlage I, de artikelen 43a, 55 tot en met 67 en 69 tot en met 71 van bijlage II, de artikelen 64 tot en met 76 van bijlage IV en de artikelen 54 tot en met 59 van bijlage XIA en bijlage XVI, met ingang van 1 januari 2005 ingetrokken, met dien verstande dat de artikelen 3, tweede lid, aanhef en onderdeel c, 6, 7, eerste lid, 8, derde en vierde lid, 20, 21, 22 en 30 met ingang van 1 januari 2005 slechts voor de navolgende categorieën van schepen worden ingetrokken:

a. schepen waarvoor een internationaal veiligheidscertificaat als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen a en b, of 7 van het Schepenbesluit 2004 benodigd is;

b. schepen waarvoor krachtens artikel 12 van het Schepenbesluit 2004 een certificaat op grond van de MODU-Code 1979, de MODU-Code 1989, de DSC-Code of de SPS-Code of het veiligheidscertificaat voor passagiersschepen, behorende bij richtlijn 98/18/EG, benodigd is.

ARTIKEL III

Het koninklijk besluit van 6 augustus 1991, houdende aanwijzing particulier onderzoekingsbureau voor de zeilvaart, in de zin van artikel 3, eerste lid, van het Schepenbesluit 1965 (Stb. 417) wordt ingetrokken met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het onderhavige besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 december 2004

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de achtentwintigste december 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit bevat nadere regels betreffende de inwerkingtreding van het Schepenbesluit 2004, dat op 1 juli 2004 reeds ten aanzien van de beveiliging van schepen in werking is getreden. Op 1 januari 2005 treedt het besluit ook ten aanzien van de overige bepalingen in werking, met uitzondering van de bepalingen met betrekking tot het nationaal veiligheidscertificaat (zie artikel I).

In verband met de inwerkingtreding van het Schepenbesluit 2004 kan het Schepenbesluit 1965 per 1 januari 2005 grotendeels worden ingetrokken (zie artikel II). Slechts een aantal bepalingen dient nog tijdelijk van kracht te blijven, totdat het nieuwe besluit volledig in werking treedt.

Het nog tijdelijk van kracht blijven van de artikelen 63a, 67a, eerste lid, 93, 93a, 174, eerste lid, en bijlage XVI houdt verband met het feit dat de nieuwe uitvoeringsregelgeving onder het Schepenbesluit 2004 weliswaar grotendeels, maar nog niet volledig gereed is. Een klein deel van de oude uitvoeringsregelgeving wordt daarom nog enige tijd gehandhaafd. Daartoe dienen ook de grondslagen in het Schepenbesluit 1965 tijdelijk te worden gehandhaafd.

Ook de voorschriften voor kleine vaartuigen blijven nog even van kracht (zie de artikelen 71 tot en met 77 en 79 tot en met 86 van bijlage I, de artikelen 55 tot en met 67 en 69 tot en met 71 van bijlage II, de artikelen 64 tot en met 76 van bijlage IV en de artikelen 54 tot en met 59 van bijlage XIA). In de nieuwe uitvoeringsregelgeving moet nog in voorschriften voor deze schepen worden voorzien.

Voorts wordt – zij het slechts voor een bepaalde categorie schepen – een aantal bepalingen betreffende het certificaat van deugdelijkheid gehandhaafd (zie de artikelen 3, tweede lid, aanhef en onderdeel c, 6, 7, eerste lid, 8, derde en vierde lid, 20, 21, 22 en 30). Het gaat daarbij om schepen waarvoor in de nieuwe situatie een nationaal veiligheidscertificaat benodigd zal zijn. In afwachting van de invoering van dit certificaat blijft voor deze schepen vooralsnog het certificaat van deugdelijkheid benodigd. Voor alle overige schepen (zie artikel II, onderdelen a en b) kunnen de genoemde bepalingen wel reeds per 1 januari 2005 worden ingetrokken.

Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om het niet meer actuele besluit tot aanwijzing van Register Holland in te trekken (zie artikel III).

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Naar boven