Besluit van 14 december 2004 tot wijziging van het Bijdragebesluit zorg in verband met het treffen van een overgangsregeling voor verzekerden die in 2003 en 2004 voor het eerst de bijdrage, bedoeld in artikel 4 van het besluit, verschuldigd waren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 november 2004, Z/VU-2532195;

Gelet op artikel 6, derde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

De Raad van State gehoord (advies van 22 november 2004, nr. W13.04.0541/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 december 2004, Z/VU-2540771;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Bijdragebesluit zorg wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24

  • 1. Voor de ongehuwde of gehuwde verzekerde of de gehuwde verzekerden tezamen die op 31 december 2002 in een instelling verblijft of verblijven en de bijdrage, bedoeld in artikel 14, verschuldigd is of zijn, geldt zo lang hij of zij aan de voorwaarden voor die bijdragen voldoet of voldoen of artikel 10 toepassing vindt doch uiterlijk tot 1 januari 2007, de bijdrage die op 31 december 2002 verschuldigd was, met dien verstande dat het verschuldigde bedrag met ingang van 1 januari 2003 jaarlijks wordt gewijzigd met toepassing van het indexpercentage, bedoeld in artikel 1, onderdeel h.

  • 2. Voor de ongehuwde verzekerde of de gehuwde verzekerden tezamen die op 31 december 2004 in een instelling verblijft of verblijven en de bijdrage, bedoeld in artikel 4, verschuldigd is of zijn, geldt zo lang hij of zij aan de voorwaarden voor die bijdragen voldoet of voldoen of artikel 10 toepassing vindt doch uiterlijk tot 1 januari 2007, de bijdrage die op 31 december 2004 verschuldigd was, met dien verstande dat het verschuldigde bedrag met ingang van 1 januari 2006 wordt gewijzigd met toepassing van het indexpercentage, bedoeld in artikel 1, onderdeel h.

B

Artikel 26 vervalt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 14 december 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp

Uitgegeven de drieëntwintigste december 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Met het onderhavige besluit is een overgangsmaatregel getroffen voor verzekerden die in het jaar 2003 of 2004 voor het eerst de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 4 van het Bijdragebesluit zorg, verschuldigd waren en dat op 1 januari 2005 nog steeds zijn. Voor deze verzekerden wordt de eigen bijdrage per 1 januari 2005 niet gewijzigd, maar per 1 januari 2006 slechts geïndexeerd.

Voor de ongehuwde verzekerde van 18 jaar en ouder die in een op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten toegelaten instelling verblijft alsmede voor de gehuwden verzekerden die in een zodanige instelling verblijven, bedraagt de eigen bijdrage die zij per maand verschuldigd zijn in beginsel € 1 728 per maand (artikel 4, eerste lid, van het Bijdragebesluit zorg). In het derde lid van artikel 4 van het Bijdragebesluit zorg is geregeld dat de bijdrage indien het bijdrageplichtige inkomen, gedeeld door twaalf, minder bedraagt dan € 1 728, op aanvraag wordt verlaagd tot 8,5% van het bijdrageplichtig inkomen.

Tot 1 januari 2003 gold voor de vaststelling van deze bijdrage een aparte wijze van berekenen van het inkomen. Het Bijdragebesluit zorg regelde de inkomens- en aftrekposten daarvoor. De uitkomst daarvan was het bijdrageplichtige inkomen. Dit bijdrageplichtig inkomen vormde de basis voor de eigen bijdrage. Bij de vaststelling van het bijdrageplichtige inkomen was uitgangspunt dat zo goed mogelijk het daadwerkelijke netto inkomen werd berekend.

Met ingang van 1 januari 2003 is de grondslag voor de vaststelling van de hoogte van deze bijdrage gewijzigd. Vanaf die datum is het verzamelinkomen de grondslag, indien een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld. Indien een dergelijke aanslag er niet is of niet wordt vastgesteld, is het belastbare loon de grondslag. Het belastbaar loon is voor deze maatregel niet relevant. Dit wordt hier verder dan ook niet genoemd.

Uitgangspunt bij het systeem zoals dat per 1 januari 2003 werd ingevoerd, is nog steeds dat zo goed mogelijk het daadwerkelijke netto-inkomen wordt berekend. Daarom wordt voor de vaststelling van het bijdrageplichtige inkomen het verzamelinkomen niet onverkort meegeteld. Het verzamelinkomen wordt namelijk gecorrigeerd met het bedrag voor de fiscale aftrek voor buitengewone uitgaven van ziektekosten (artikel 1, eerste lid, onderdeel f, subonderdeel 1, juncto tweede lid, van het Bijdragebesluit zorg). Bij de invoering per 1 januari 2003 van het verzamelinkomen als grondslag voor de hoogte van de eigen bijdrage is deze correctie voor 2003 en 2004 gezet op nihil (artikel 26 van het Bijdragebesluit zorg) omdat de Belastingdienst de gegevens hiervoor pas in 2005 kon aanleveren. Dit werd niet bezwaarlijk geacht omdat gedacht werd dat tot dan toe beperkt gebruik gemaakt werd van de aftrek. Dit betekent dat de correctie met het bedrag van de aftrek voor het eerst van toepassing is met ingang van 1 januari 2005. Anders dan gedacht, is er een veel ruimer gebruik gemaakt van de aftrek. Verder heeft een veel grotere groep van de aftrek gebruik gemaakt. Met name de aftrek van ziektekostenpremies heeft tot een veel hogere aftrek geleid. Dit betekent dat een groter dan verwacht deel van de verzekerden die in 2003 en in 2004 (verder te noemen: groep 2003/2004) voor het eerst de bijdrage, bedoeld in artikel 4 van het Bijdragebesluit zorg, verschuldigd waren, in de jaren 2003 en 2004 een lagere bijdrage heeft betaald dan was beoogd.

Zonder maatregelen zou dit deel van deze groep met ingang van 1 januari 2005 een veel hogere bijdrage verschuldigd zijn dan in 2004. Dit speelt niet voor verzekerden die op 31 december 2002 (verder te noemen: groep 2002) al in de instelling verbleven en de bijdrage, bedoeld in artikel 4 van het Bijdragebesluit zorg, verschuldigd waren, omdat tot 1 januari 2007 het nieuwe inkomensbegrip niet op hen van toepassing is (artikel 24 van het Bijdragebesluit zorg). Voor de groep 2003/2004 biedt bovendien artikel 7 van het Bijdragebesluit zorg per 1 januari 2005 geen oplossing. Artikel 7 regelt dat de jaarlijkse herziening inhoudt dat het bedrag, bedoel in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, slechts wordt geïndexeerd. Dit geldt niet indien artikel 11 van toepassing is. In artikel 11 is bepaald dat, als het inkomen over het peiljaar tweemaal het indexcijfer of meer is gedaald of gestegen ten opzichte van het inkomen in het jaar daarvoor, artikel 7 niet wordt toegepast. Het per 1 januari 2005 toepasselijke indexpercentage, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van het Bijdragebesluit zorg, is nul, omdat het percentage waarmee het minimumloon op 1 juli 2004 ten opzichte van 1 juli 2003 is gestegen, nul is. Dit betekent dat voor de hele of nagenoeg de hele groep 2003/2004 artikel 7 niet van toepassing is. Voor deze groep zou, zonder het onderhavige besluit, de bijdrage dus op basis van het inkomen 2003 vastgesteld moeten worden en kan dan een stuk hoger uitvallen, aangezien de correctiefactor voor het verzamelinkomen vanaf dat jaar niet langer op nihil is gesteld. Dit kan honderden euro’s per jaar schelen. Verzekerden waren van tevoren niet op de hoogte dat dit effect zich kan voordoen omdat dit onvoorzien was. Het kabinet acht een dergelijke voor verzekerden onvoorziene verhoging, uit het oogpunt van rechtszekerheid, niet gewenst en daarom is met dit besluit een soortgelijke overgangsmaatregel getroffen als voor de verzekerden 2002 reeds getroffen was. Deze gelijke maatregel houdt voor de groep 2003/2004 eveneens in dat de bijdrage die men op 31 december 2004 verschuldigd was, slechts moet worden geïndexeerd. Omdat het relevante indexcijfer 0% is, houdt dit in dat de bijdrage per 1 januari 2005 niet gewijzigd wordt. In de bepaling is daarom geregeld dat indexatie pas vanaf 1 januari 2006 plaatsvindt. Besloten is deze overgangsregeling omwille van de eenvoud tot 1 januari 2007 te laten duren. Dan loopt ook de overgangsbepaling voor de verzekerden af die al op 31 december 2002 de bijdrage verschuldigd waren. Een eerdere einddatum zou de complexiteit van de regelgeving verder doen toenemen.

Met de uitvoeringsorganen, in casu de zorgkantoren, is tevoren over het treffen van een overgangsmaatregel overlegd. De zorgkantoren hebben hun voorkeur uitgesproken voor de onderhavige maatregel omdat zij die nog per 1 januari 2005 kunnen uitvoeren. Een ander systeem, bijvoorbeeld een afbouwregeling, is per die datum niet meer uit te voeren. De zorgkantoren hebben inmiddels voorbereidingen getroffen en de verzekerden geïnformeerd.

Voor de verzekerden die met ingang van 1 januari 2005 voor het eerst de bijdrage verschuldigd zijn, geldt de correctie voor buitengewone uitgaven wel gewoon. Het systeem van het Bijdragebesluit zorg acht ik een rechtvaardig systeem dat zorgvuldig tot stand gekomen is. Ik acht de onverkorte toepassing van het Bijdragebesluit zorg voor de verzekerden die met ingang van 1 januari 2005 voor het eerst bedoelde bijdrage verschuldigd zijn, dan ook rechtvaardig, ook omdat er voor hen geen sprake is van een hogere eigen bijdrage ten opzichte van een jaar daarvoor. Zij zijn deze bijdrage immers niet al in 2004 verschuldigd. Bovendien is het niet zo dat alle verzekerden uit de groep 2003/2004 buitengewone uitgaven als aftrekpost bij de vaststelling van het verzamelinkomen hebben afgetrokken.

Per 1 januari 2007 loopt de overgangsregeling voor zowel de groep 2002 als de groep 2003/2004 af, zodat per die datum in principe alle verzekerden onder het beoogde eigen bijdrageregime vallen. Bij de invoering van het verzamelinkomen als grondslag van de eigen bijdrage is aangegeven dat het nieuwe systeem goed zal worden gevolgd, zodat inzicht verkregen wordt in de effecten voor de bijdrageplichtigen en in de werking van het systeem. Daarbij horen ook de gevolgen van het aflopen van de overgangsmaatregel voor de groep 2002. Dit zal nu uitgebreid worden met de groep 2003/2004. De inzichten in het nieuwe systeem zal ik krijgen door gebruik te maken van de centrale database die de voormalige staatssecretaris bij het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten BV heeft laten bouwen ter voorbereiding van de bijdrageregeling (Kamerstukken II 2000/2001, 27 400 XVI, nr. 91). Met behulp van de verkregen inzichten kunnen vervolgens de verzekerden uit de groep 2002 en uit de groep 2003/2004 die in 2006 nog in een AWBZ-instelling verblijven, goed geïnformeerd worden over de gevolgen als voor hen de overgangsbepaling afloopt.

Teneinde de overgangsmaatregel te regelen, is artikel 24 van het Bijdragebesluit zorg met dit besluit aangepast. Voor de verzekerden die de bijdrage, bedoeld in artikel 14 van het Bijdragebesluit zorg op 31 december 2002 verschuldigd waren, gold en geldt hetzelfde overgangsregime als voor de groep 2002 die op die datum de bijdrage, bedoeld in artikel 4 van het Bijdragebesluit zorg verschuldigd was. De overgangsmaatregel met betrekking tot artikel 14 van het Bijdragebesluit zorg staat thans in het eerste lid van artikel 24 van het Bijdragebesluit zorg. De overgangsmaatregel met betrekking tot artikel 4 is met dit besluit geregeld in een nieuw tweede lid van artikel 24 van het Bijdragebesluit zorg. Voor zowel de groep 2002 als de groep 2003/2004 geldt met ingang van 1 januari 2005 hetzelfde: de bijdrage verandert niet en wordt per 1 januari 2006 slechts geïndexeerd.

Omdat artikel 26 is uitgewerkt, is deze bepaling met dit besluit vervallen.

Dit besluit bevat geen informatieverplichting voor het bedrijfsleven en is derhalve niet relevant voor de vermindering van de administratieve lasten. In verband daarmee heeft het Adviescollege toetsing administratieve lasten besloten dit besluit niet te selecteren voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 januari 2005, nr. 7.

Naar boven