Besluit van 7 februari 2004 tot wijziging van het Instellingsbesluit Adviescollege toetsing administratieve lasten in verband met de verlenging van de duur waarvoor het college is ingesteld en enige andere wijzigingen (Verlengingsbesluit Adviescollege toetsing administratieve lasten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 26 januari 2004, nr. BJZ22004.0007, gedaan mede namens Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 5, eerste lid, van de Kaderwet Adviescolleges;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Instellingsbesluit Adviescollege toetsing administratieve lasten1 wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel 2, onderdeel b, komt te luiden:

b. programma's en maatregelen inzake de reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven als gevolg van bestaande regelgeving.

B

In artikel 5 wordt «het Ministerie van Economische Zaken» vervangen door: Onze Minister van Financiën.

C

In artikel 6 wordt «vier jaar na de inwerkingtreding» vervangen door: zes jaar na de inwerkingtreding.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

ARTIKEL III

Dit besluit wordt aangehaald als: Verlengingsbesluit Adviescollege toetsing administratieve lasten.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 februari 2004

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Th. C. de Graaf

Uitgegeven de vierentwintigste februari 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

1. Aanleiding

Het kabinet is overeengekomen dat de duur waarvoor het Adviescollege toetsing administratieve lasten (hierna te noemen: het college) is ingesteld met twee jaar dient te worden verlengd. Het college is in april 2000 voor vier jaar ingesteld.

Tevens is overeengekomen dat de coördinatie voor de reductie van administratieve lasten verschuift van de minister van Economische Zaken naar de minister van Financiën, waarbij de staatssecretaris van Economische Zaken een bijzondere beleidsmatige verantwoordelijkheid houdt voor dit dossier. Deze overdracht zal in een apart besluit worden geformaliseerd.

Het besluit tot verlenging van de zittingsduur van het college werd mede ingegeven door de evaluatie van de werkzaamheden en resultaten van het college, die in het voorjaar van 2003 heeft plaatsgevonden. Hoewel op basis van deze evaluatie kan worden geconcludeerd dat de instelling van het college heeft bijgedragen tot een grotere en meer structurele aandacht voor het identificeren en reduceren van de administratieve lastendruk, bestaat er toch aanleiding de zittingsduur van het college in dit besluit eenmalig met twee jaar te verlengen. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om één van de taken van het college te herformuleren, om deze taak in overeenstemming te brengen met de nieuwe coördinatiestructuur. Beide wijzigingen zullen in het onderstaande nader worden toegelicht. Op bestaande en ongewijzigde bevoegdheden van het college, in het bijzonder het adviseren over voorgenomen regelgeving op verzoek van de minister die het aangaat of op verzoek van een van de beide kamers der Staten-Generaal, gaat dit verlengingsbesluit niet in.

2. Verlenging van de duur waarvoor het college is ingesteld

Op basis van de bovengenoemde evaluatie van het college kan worden geconcludeerd dat nog twee jaar nodig zijn om de taken van het college succesvol af te ronden. De aanpak van administratieve lasten is nog onvoldoende verinnerlijkt binnen de betrokken ministeries. De komende jaren moet op dit terrein nog de nodige voortgang worden gemaakt. Een onafhankelijk college wordt daarvoor door het kabinet onmisbaar geacht.

Het ligt dan ook, zoals besproken in het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Economische Zaken op 16 april 2003, in de rede om de instellingsperiode van het college éénmalig te verlengen, tot 1 mei 2006. Dit is tevens aan de Tweede Kamer gemeld in de brief van de Minister van Economische Zaken van 21 mei 2003 (kamerstukken II, 2002–2003, 24 036, nr. 283).

3. Taken van het college

In artikel 2, onderdeel b, van het Instellingsbesluit Adviescollege toetsing administratieve lasten was opgenomen dat het college tot taak had te adviseren over door ministeries vastgestelde departementale actieprogramma's inzake de reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Deze programma's kwamen tot stand op basis van de procedures en regels zoals die ten aanzien van de begroting tot 2003 golden.

De nieuwe regels en afspraken rondom monitoring, beleidsvoorbereiding en rapportage over de reductie van administratieve lasten in de context van de begrotingscyclus (jaarlijkse cyclus bij de miljoenennota en in het kader van de VBTB) gaven echter aanleiding tot herformulering van de taakopdracht van het college in dezen. De neerslag daarvan is te vinden in artikel 2, onderdeel b, waarin is opgenomen dat het college tot taak heeft te adviseren over programma's en maatregelen inzake de reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven als gevolg van bestaande regelgeving.

De nieuwe «spelregels» met betrekking tot monitoring, beleidsvoorbereiding en rapportage voor departementen zijn terug te vinden in bijlage 10 bij de laatste Miljoenennota. Die bieden een context waarbinnen het adviescollege binnen de verlengingstermijn zijn taken kan afronden. Het college kan en zal zich binnen de verlengingstermijn meer specifiek richten op activiteiten die de beoogde verinnerlijking bespoedigen. Daarbij gaat het om het ter beschikking stellen van de bij het college beschikbare expertise voor het meten en reduceren van administratieve lasten. Het college blijft de regering en de beide kamers der Staten-Generaal met die bedoeling adviseren over de door de departementen zelf in kaart gebrachte administratieve lasten van voorgenomen regelgeving. Daarnaast zal het college in samenspraak met de betrokken bewindslieden, de minister van Financiën en de staatssecretaris van Economische Zaken periodiek adviseren over reductiemogelijkheden, geplande reductieprogramma's en verantwoording over de realisatie van deze plannen. Deze advisering zal plaatsvinden in de context van de besluitvorming rondom de derde dinsdag van september en de derde woensdag van mei.

4. Coördinatie

Omdat is overeengekomen dat de coördinatie voor de reductie van administratieve lasten verschuift van de minister van Economische Zaken naar de minister van Financiën, is artikel 5 aan deze wijziging aangepast. In verband met deze coördinatietaak is bij het ministerie van Financiën de Interdepartementale Projectdirectie Administratieve Lasten opgericht. Het college zal zijn adviezen ook aan de coördinerend bewindspersoon doen toekomen.

De taken van het college en van de interdepartementale projectdirectie worden zorgvuldig afgebakend. Het college adviseert onafhankelijk over voorgenomen regelgeving. De projectdirectie is bij die regelgeving betrokken in het kader van de besluitvorming in de ministerraad. Advisering door het college over bestaande regelgeving geschiedt in samenspraak met de betrokken en coördinerende bewindslieden. In die gevallen kan het college door haar expertise ter beschikking te stellen bijdragen aan de gewenste verdieping op specifieke dossiers.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Th. C. de Graaf


XNoot
1

Stb. 2000, 162.

Naar boven