Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2004, 653 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2004, 653 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2005 wenselijk is maatregelen te treffen op het gebied van arbeidsmarkt- en inkomensbeleid, economische infrastructuur, mobiliteit en milieu, alsmede enkele overige maatregelen te treffen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2.10 wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | € 16 893 | – | 1,80% |
€ 16 893 | € 30 357 | € 304 | 9,35% |
€ 30 357 | € 51 762 | € 1 562 | 42% |
€ 51 762 | – | € 10 552 | 52% |
Artikel 3.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «€ 1600» vervangen door: € 4000.
2. In het vijfde lid wordt «90%» vervangen door: 75%.
Artikel 3.20, vijfde lid, wordt vervangen door:
5. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de waarde van de auto gesteld op de catalogusprijs met inbegrip van de omzetbelasting en de belasting van personenauto's en motorrijwielen. In afwijking in zoverre van de eerste volzin wordt de waarde van een auto die meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, gesteld op de waarde in het economische verkeer.
Artikel 3.37 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «arbo-bedrijfsmiddelen of». Voorts wordt «Onze eerstgenoemde Minister» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken.
2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
3. In het tot tweede lid vernummerde derde lid wordt «Onze eerstgenoemde Minister» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken.
In artikel 3.38 wordt «de artikelen 3.31 tot en met 3.34» vervangen door: de artikelen 3.31 en 3.34.
Artikel 3.41, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij een investeringsbedrag in een kalenderjaar van:
meer dan | maar niet meer dan | bedraagt het percentage |
---|---|---|
– | € 2 000 | 0 |
€ 2 000 | € 34 000 | 25 |
€ 34 000 | € 66 000 | 22 |
€ 66 000 | € 97 000 | 17 |
€ 97 000 | € 129 000 | 14 |
€ 129 000 | € 161 000 | 11 |
€ 161 000 | € 193 000 | 8 |
€ 193 000 | € 226 000 | 5 |
€ 226 000 | € 258 000 | 3 |
€ 258 000 | € 290 000 | 0 |
€ 290 000 | – | 0 |
Artikel 3.52 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, onderdeel 2°, vervalt; onderdeel 3° wordt vernummerd tot onderdeel 2°.
2. In het vierde lid wordt «artikel 3.31, artikel 3.32 of artikel 3.34» vervangen door: artikel 3.31 of artikel 3.34.
Artikel 3.63 wordt als volgt gewijzigd:
Het derde lid komt te luiden:
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder overdracht van een onderneming mede begrepen de overdracht van een gedeelte van een onderneming, ongeacht of bij degene die overdraagt een eventueel niet overgedragen gedeelte van de onderneming nog een onderneming is.
Artikel 3.76, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij een winst
gelijk aan of meer dan | maar minder dan | bedraagt de zelfstandigen- aftrek |
---|---|---|
– | € 13 030 | € 8 386 |
€ 13 030 | € 15 115 | € 7 796 |
€ 15 115 | € 17 205 | € 7 209 |
€ 17 205 | € 49 275 | € 6 425 |
€ 49 275 | € 51 360 | € 5 864 |
€ 51 360 | € 53 450 | € 5 244 |
€ 53 450 | € 55 530 | € 4 628 |
€ 55 530 | – | € 4 068 |
Artikel 3.145, vijfde lid, wordt vervangen door:
5. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de waarde van de auto gesteld op de catalogusprijs met inbegrip van de omzetbelasting en de belasting van personenauto's en motorrijwielen. In afwijking in zoverre van de eerste volzin wordt de waarde van een auto die meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, gesteld op de waarde in het economische verkeer.
Artikel 8.13, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het in onderdeel a genoemde bedrag aan aanvullende kinderkorting wordt verhoogd met € 135.
2. Het in onderdeel b genoemde bedrag aan aanvullende kinderkorting wordt verhoogd met € 135.
Artikel 9.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bedrag wordt vervangen door «€ 40». Voorts wordt de puntkomma aan het slot van dit onderdeel vervangen door:, of.
2. Het eerste lid, onderdeel b, vervalt onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b.
3. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot vierde tot en met zesde lid.
4. In het tot vierde lid vernummerde vijfde lid wordt «onderdeel c» vervangen door: onderdeel b.
5. In het tot vijfde lid vernummerde zesde lid vervalt de zinsnede «uitsluitend met het oog op de heffingskortingen».
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2006 als volgt gewijzigd:
Artikel 3.41, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij een investeringsbedrag in een kalenderjaar van:
meer dan | maar niet meer dan | bedraagt het percentage |
---|---|---|
– | € 2 000 | 0 |
€ 2 000 | € 34 000 | 25 |
€ 34 000 | € 66 000 | 22 |
€ 66 000 | € 97 000 | 15 |
€ 97 000 | € 129 000 | 10 |
€ 129 000 | € 161 000 | 6 |
€ 161 000 | € 193 000 | 3 |
€ 193 000 | € 226 000 | 3 |
€ 226 000 | € 258 000 | 0 |
€ 258 000 | € 290 000 | 0 |
€ 290 000 | – | 0 |
In artikel 3.76, tweede lid, worden de in de derde kolom van de tabel opgenomen bedragen aan zelfstandigenaftrek verhoogd met respectievelijk € 419, € 390, € 360, € 321, € 293, € 262, € 231 en € 203.
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2007 als volgt gewijzigd:
Artikel 3.41, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij een investeringsbedrag in een kalenderjaar van:
meer dan | maar niet meer dan | bedraagt het percentage |
---|---|---|
– | € 2 000 | 0 |
€ 2 000 | € 34 000 | 25 |
€ 34 000 | € 66 000 | 21 |
€ 66 000 | € 97 000 | 12 |
€ 97 000 | € 129 000 | 8 |
€ 129 000 | € 161 000 | 5 |
€ 161 000 | € 193 000 | 2 |
€ 193 000 | € 226 000 | 1 |
€ 226 000 | € 258 000 | 0 |
€ 258 000 | € 290 000 | 0 |
€ 290 000 | – | 0 |
In artikel 3.76, tweede lid, worden de in de derde kolom van de tabel opgenomen bedragen aan zelfstandigenaftrek verhoogd met respectievelijk € 161, € 150, € 139, € 123, € 113, € 101, € 89 en € 78.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:
1. Ingeval in het kader van een dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking met een werknemer een aandelenoptierecht is overeengekomen, behoort niet de waarde van dat recht tot het loon doch hetgeen door de werknemer ter zake van de uitoefening of vervreemding van dat recht wordt genoten.
2. Het loon dat ingevolge het eerste lid in aanmerking wordt genomen, wordt verminderd met het bedrag dat de werknemer ter zake van het aandelenoptierecht in rekening is gebracht, maar niet verder dan tot nihil.
2. Het derde lid wordt vervangen door:
3. Indien zulks plaatsvindt in het kader van een aandelenfusie, een splitsing van een rechtspersoon, een fusie van een rechtspersoon of een overname van 50% of meer van de aandelen in de inhoudingsplichtige of een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap wordt als uitoefening of vervreemding van een aandelenoptierecht niet beschouwd:
a. het wijzigen van de voorwaarden van het optierecht terzake van het aandeel waarop het optierecht ziet, of
b. het vervangen van het optierecht door een ander aandelenoptierecht waarbij dat andere optierecht ziet op een ander aandeel, tenzij aannemelijk is dat het wijzigen of het vervangen van het aandelenoptierecht, in meer dan betekenende mate plaatsvindt om belastingheffing ter zake van het recht uit te stellen of te ontgaan.
Aan artikel 15b, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel r door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
s. computers en dergelijke apparatuur en bijbehorende apparatuur, die
1°. niet geheel en niet nagenoeg geheel zakelijk gebruikt worden, of
2°. geheel of nagenoeg geheel zakelijk gebruikt worden en een meerjarig belang en een kostprijs hebben van € 450 of meer, voorzover de vergoeding meer bedraagt dan de afschrijving.
In artikel 20a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar loon van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | € 16 893 | – | 1,80% |
€ 16 893 | € 30 357 | € 304 | 9,35% |
€ 30 357 | € 51 762 | € 1 562 | 42% |
€ 51 762 | – | € 10 552 | 52% |
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. loon dat in een kalenderjaar in geblokkeerde vorm wordt gespaard ingevolge een spaarloonregeling, ingeval de werknemer reeds sedert de eerste dag van het kalenderjaar in dienstbetrekking staat tot de inhoudingsplichtige en deze ten aanzien van hem reeds sedert die dag bij de inhouding van loonbelasting de algemene heffingskorting toepast, tot ten hoogste € 613 per kalenderjaar;.
2. Het derde lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. naar een tarief van:
1°. 25 percent, met betrekking tot spaarloon als bedoeld in tweede lid, onderdeel f;
2°. 15 percent, met betrekking tot geschenken in natura als bedoeld in het tweede lid, onderdeel g.
In Hoofdstuk VIII wordt vóór artikel 36a een artikel ingevoegd, luidende:
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2006 als volgt gewijzigd:
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is gesteld, wordt het voordeel op jaarbasis gesteld op ten minste 22% van de waarde van de auto. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
2. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, wordt het voordeel gesteld op nihil.
3. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt onder auto verstaan een personenauto of bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, met uitzondering van de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld waaraan een rittenregistratie moet voldoen. Tevens kunnen regels worden gesteld over het anderszins laten blijken dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
5. Voor de toepassing van dit artikel wordt de waarde van de auto gesteld op de catalogusprijs met inbegrip van de omzetbelasting en de belasting van personenauto's en motorrijwielen. In afwijking in zoverre van de eerste volzin wordt de waarde van een auto die meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, gesteld op de waarde in het economische verkeer.
6. Het voordeel wordt in aanmerking genomen voorzover het uitgaat boven de vergoeding die de werknemer voor het gebruik voor privé-doeleinden is verschuldigd.
7. Voor de toepassing van dit artikel wordt woon-werkverkeer geacht niet voor privé-doeleinden plaats te vinden.
8. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de loontijdvakken waarin het in het eerste lid bedoelde voordeel in aanmerking wordt genomen.
De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, eerste lid, onderdeel n, wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «onderzoek of de ontwikkeling» wordt vervangen door: onderzoek, op de ontwikkeling.
2. Na onder 6° wordt, onder vervanging van de puntkomma aan het einde van dat onderdeel door een komma, een zinsnede ingevoegd, luidende: of op het uitvoeren van een systematisch opgezette analyse van de technische haalbaarheid van het zelf verrichten van onderzoek of ontwikkeling zoals hiervoor in dit onderdeel bedoeld;.
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel i. Voorts wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel h vervangen door een punt.
2. In het derde lid wordt «De afdrachtvermindering onderwijs, de afdrachtvermindering zeevaart en de arbo-afdrachtvermindering» vervangen door: De afdrachtvermindering onderwijs en de afdrachtvermindering zeevaart.
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt «dan wel de in artikel 26a, zesde lid,».
2. In het vierde lid vervalt «, dan wel artikel 26a, zesde lid, met betrekking tot het begrip bedrijfsmiddelen».
Na artikel 33 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2, zevende lid, worden na onderdeel j twee onderdelen ingevoegd, luidende:
k. de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten;
l. de Nederlandse Waterschapsbank N.V.;.
In artikel 5, eerste lid, onderdeel d, wordt «het Besluit van 9 oktober 1992, houdende regels betreffende instellingen, werkzaam in het belang van de volkshuisvesting, alsmede instellingen welke door Onze Minister hiermede zijn gelijkgesteld» vervangen door: het op die wet gebaseerde Besluit beheer sociale-huursector, alsmede andere instellingen, werkzaam in het belang van de volkshuisvesting of de monumentenzorg, welke door Onze Minister hiermede zijn gelijkgesteld.
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel h, wordt «artikel 10a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964» vervangen door: artikel 10a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel h, komt wat betreft de toekenning van aandelen en winstbewijzen slechts in aftrek het bedrag dat, al dan niet op de voet van artikel 31 van de Wet op de loonbelasting 1964, bij de werknemer ter zake van die toekenning als loon in aanmerking wordt genomen. Ter zake van de toekenning van rechten om aandelen of winstbewijzen te verwerven of een daarmee gelijk te stellen recht, komt slechts in aftrek het bedrag van de waarde in het economische verkeer van dat recht, bepaald volgens bij ministeriële regeling te stellen regels. Bij ministeriële regeling kunnen tevens regels worden gesteld met betrekking tot het tijdstip van de aftrek.
In artikel 10c, tweede lid, wordt «artikel 10a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964» vervangen door: artikel 10a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
In artikel 22 wordt «34,5 percent» vervangen door «31,5 percent». Voorts wordt «29 percent» vervangen door: 27 percent.
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt met ingang van 1 januari 2006 als volgt gewijzigd:
1. In artikel 14c, derde lid, wordt «32/50 deel» vervangen door: 31/50 deel.
2. In artikel 22 wordt «31,5 percent» vervangen door «30,5 percent». Voorts wordt «27 percent» vervangen door: 26 percent.
3. De vennootschapsbelasting over een boekjaar dat voor 1 januari 2006 aanvangt en op of na die datum eindigt, wordt, in afwijking in zoverre van artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, berekend volgens de formule:
belasting = (X/B x To) + (Y/B x Tn), waarin:
X voorstelt: het aantal voor 1 januari 2006 vallende dagen van het boekjaar;
Y voorstelt: het aantal na 31 december 2005 vallende dagen van het boekjaar;
B voorstelt: het totale aantal dagen van het boekjaar;
To voorstelt: de verschuldigde belasting over het belastbare bedrag of het belastbare Nederlandse bedrag op basis van het tarief van de vennootschapsbelasting zoals dat tarief luidt op 31 december 2005;
Tn voorstelt: de verschuldigde belasting over het belastbare bedrag of het belastbare Nederlandse bedrag op basis van het tarief van de vennootschapsbelasting zoals dat tarief luidt met ingang van 1 januari 2006.
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt met ingang van 1 januari 2007 als volgt gewijzigd:
1. In artikel 14c, derde lid, wordt «31/50 deel» vervangen door: 30/50 deel.
2. In artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt «30,5 percent» vervangen door «30 percent». Voorts wordt «26 percent» vervangen door: 25 percent.
3. De vennootschapsbelasting over een boekjaar dat voor 1 januari 2007 aanvangt en op of na die datum eindigt, wordt, in afwijking in zoverre van artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, berekend volgens de formule:
belasting = (X/B x To) + (Y/B x Tn), waarin:
X voorstelt: het aantal voor 1 januari 2007 vallende dagen van het boekjaar;
Y voorstelt: het aantal na 31 december 2006 vallende dagen van het boekjaar;
B voorstelt: het totale aantal dagen van het boekjaar;
To voorstelt: de verschuldigde belasting over het belastbare bedrag of het belastbare Nederlandse bedrag op basis van het tarief van de vennootschapsbelasting zoals dat tarief luidt op 31 december 2006;
Tn voorstelt: de verschuldigde belasting over het belastbare bedrag of het belastbare Nederlandse bedrag op basis van het tarief van de vennootschapsbelasting zoals dat tarief luidt met ingang van 1 januari 2007.
De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3, derde lid, wordt «artikel 10a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964» vervangen door: artikel 10a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:
De Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 15, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na onderdeel m wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
n. van woningen door een in Nederland gevestigde landelijke werkende toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Woningwet, die geen winstoogmerk heeft en die hoofdzakelijk tot doel heeft de aankoop van woningen van andere toegelaten instellingen die betrokken zijn bij stedelijke herstructurering en de verkoop van deze woningen aan natuurlijke personen.
De bepaling is van toepassing voorzover de andere toegelaten instellingen de bij de verkoop van woningen aan de landelijk werkende toegelaten instelling verkregen middelen binnen zeven kalenderjaren na het einde van het kalenderjaar waarin de woningen zijn verkocht, investeren ter bevordering van de stedelijke herstructurering. Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen voorwaarden worden gesteld inzake toepassing van de bepaling. Voorzover de bedoelde investering niet uiterlijk binnen de genoemde termijn heeft plaatsgevonden, is de belasting alsnog verschuldigd op het tijdstip van het verstrijken van die termijn;.
2. In onderdeel o wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, aan de eerste volzin toegevoegd: dan wel, indien die lichamen geen rechtspersoonlijkheid hebben, door de vennoten van die lichamen.
In artikel 34a, eerste lid wordt «artikel 10a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964» vervangen door: artikel 10a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
De Wet op de accijns wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. halfzware olie en gasolie, per 1000 L bij een temperatuur van 15 °C € 364,91 indien het zwavelvrije halfzware olie en gasolie betreft en € 374,91 indien het andere halfzware olie en gasolie betreft;.
2. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, bedraagt de accijns voor halfzware olie en gasolie die zijn bestemd voor de voortstuwing van luchtvaartuigen, per 1000 L bij een temperatuur van 15 °C € 206,28.
3. In het derde lid wordt «voor ander gebruik dan voor het aandrijven van motorrijtuigen op de weg of van pleziervaartuigen» vervangen door: voor ander gebruik dan voor het aandrijven van motorrijtuigen op de weg of van pleziervaartuigen of voor de voortstuwing van luchtvaartuigen.
4. In het vierde lid wordt «voor ander gebruik dan voor het aandrijven van motorrijtuigen op de weg of van pleziervaartuigen» vervangen door: voor ander gebruik dan voor het aandrijven van motorrijtuigen op de weg of van pleziervaartuigen of voor de voortstuwing van luchtvaartuigen.
5. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Onder zwavelvrije halfzware olie en gasolie wordt verstaan halfzware olie en gasolie met een zwavelgehalte van maximaal 10 mg/kg.
In artikel 27a wordt «artikel 27, eerste lid, onderdelen a en b» vervangen door: artikel 27, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid.
Artikel 35, eerste lid, komt te luiden:
1. De accijns bedraagt in percenten van de kleinhandelsprijs voor:
a. sigaren 5;
b. sigaretten 20,56 benevens per 1000 stuks € 67,21, met dien verstande dat het totale bedrag van de accijns per 1000 stuks ten minste € 101,89 bedraagt;
c. rooktabak 14,60 benevens per kilogram € 28,13, met dien verstande dat het totale bedrag van de accijns per kilogram ten minste € 40,31 bedraagt.
Aan artikel 35a, vijfde lid, wordt toegevoegd: De aanpassing van de bedragen die in artikel 35, eerste lid, onderdelen b en c, zijn opgenomen als de ten minste te betalen accijns voor 1000 stuks sigaretten respectievelijk 1 kilogram rooktabak, geschiedt zodanig dat deze accijns na de aanpassing van de tarieven 97 percent bedraagt van het totale bedrag van de accijns voor 1000 stuks sigaretten respectievelijk 1 kilogram rooktabak van de meest gevraagde prijsklasse.
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «de som van het bedrag van de accijns en het bedrag van de omzetbelasting» vervangen door: de som van het bedrag van de accijns en het bedrag van de omzetbelasting van de meest gevraagde prijsklasse.
2. Aan het tweede lid wordt toegevoegd: De aanpassing van de bedragen die in artikel 35, eerste lid, onderdelen b en c, zijn opgenomen als de ten minste te betalen accijns voor 1000 stuks sigaretten respectievelijk 1 kilogram rooktabak, geschiedt zodanig dat deze accijns na de aanpassing van de tarieven 97 percent bedraagt van het totale bedrag van de accijns voor 1000 stuks sigaretten respectievelijk 1 kilogram rooktabak van de meest gevraagde prijsklasse.
3. In het derde lid wordt «dient het totale bedrag van de accijns» vervangen door: dient het totale bedrag van de accijns voor rooktabak van de meest gevraagde prijsklasse.
In artikel 66 wordt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. De vrijstelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing met betrekking tot minerale olie die in Nederland in de brandstoftanks van het luchtvaartuig, niet zijnde een militair luchtvaartuig, is afgeleverd en die wordt gebruikt voor de voortstuwing van dat luchtvaartuig gedurende een binnenlandse vlucht. Onder binnenlandse vlucht wordt verstaan een vlucht die begint en eindigt binnen Nederland zonder dat een luchthaven buiten Nederland wordt aangedaan.
In artikel 71d wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid wordt geen teruggaaf verleend voor minerale oliën die in Nederland in de brandstoftanks van luchtvaartuigen, niet zijnde militaire luchtvaartuigen, zijn afgeleverd en die worden gebruikt voor de voortstuwing van die luchtvaartuigen gedurende een binnenlandse vlucht. Onder binnenlandse vlucht wordt verstaan een vlucht die begint en eindigt binnen Nederland zonder dat een luchthaven buiten Nederland wordt aangedaan.
De Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «met betrekking tot personenauto's en motorrijwielen» vervangen door: met betrekking tot personenauto's, motorrijwielen en bestelauto's.
2. In het tweede lid wordt «een personenauto of een motorrijwiel» vervangen door: een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto.
3. Het derde lid wordt vervangen door:
3. Ingeval een geregistreerd ander motorrijtuig dan een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto in een zodanige staat wordt gebracht dat het een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto is, is de belasting verschuldigd ter zake van de registratie als personenauto, als motorrijwiel of als bestelauto dan wel, indien geen nieuw kenteken wordt opgegeven, ter zake van de aanvang van het gebruik als personenauto, motorrijwiel of bestelauto in Nederland van de weg in de zin van de Wegenverkeerswet 1994.
4. In het vierde lid wordt «een geregistreerde personenauto» vervangen door: een geregistreerde personenauto of een geregistreerde bestelauto. Voorts wordt «met deze personenauto» vervangen door: met deze personenauto of met deze bestelauto.
5. In het vijfde lid wordt «een niet geregistreerde personenauto of een niet geregistreerd motorrijwiel» vervangen door: een niet geregistreerde personenauto, een niet geregistreerd motorrijwiel of een niet geregi-streerde bestelauto.
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «een geregistreerde personenauto of een geregistreerd motorrijwiel» vervangen door: een geregistreerde personenauto, een geregistreerd motorrijwiel of een geregistreerde bestelauto.
2. In het tweede lid wordt «een niet geregistreerde personenauto of een niet geregistreerd motorrijwiel» vervangen door: een niet geregistreerde personenauto, een niet geregistreerd motorrijwiel of een niet geregi-streerde bestelauto.
In artikel 6, vierde lid, wordt «een niet geregistreerde personenauto of een niet geregistreerd motorrijwiel» vervangen door: een niet geregi-streerde personenauto, een niet geregistreerd motorrijwiel of een niet geregistreerde bestelauto.
In artikel 8 wordt «personenauto's of motorrijwielen» vervangen door: personenauto's, motorrijwielen of bestelauto's.
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «een personenauto» telkens vervangen door: een personenauto of een bestelauto.
2. In het vijfde lid wordt «een nieuwe personenauto of een nieuw motorrijwiel» vervangen door: een nieuwe personenauto, een nieuw motorrijwiel of een nieuwe bestelauto. Voorts wordt «de personenauto of het motorrijwiel» vervangen door: de personenauto, het motorrijwiel of de bestelauto.
3. De eerste volzin van het zesde lid wordt vervangen door: Voor een gebruikte personenauto, een gebruikt motorrijwiel of een gebruikte bestelauto geldt de catalogusprijs van het tijdstip waarop de personenauto, het motorrijwiel of de bestelauto voor het eerst in gebruik is genomen.
4. In het zevende lid wordt «een personenauto of een motorrijwiel» telkens vervangen door: een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto.
5. In het negende lid wordt «een personenauto of een motorrijwiel» vervangen door: een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto.
In de aanhef van artikel 9a wordt «personenauto» vervangen door «personenauto of bestelauto». Voorts wordt in onderdeel c «de personenauto» vervangen door: de personenauto of de bestelauto.
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. Met betrekking tot gebruikte personenauto's, gebruikte motorrijwielen of gebruikte bestelauto's wordt het bij de personenauto, het motorrijwiel of de bestelauto behorende bedrag aan belasting, bedoeld in artikel 9, eerste en tweede lid, berekend met inachtneming van een vermindering.
2. In het tweede lid wordt «de personenauto of het motorrijwiel» vervangen door: de personenauto, het motorrijwiel of de bestelauto.
3. Het derde tot en met vijfde lid worden vernummerd tot vierde tot en met zesde lid.
4. Na het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
3. Indien na het tijdstip waarop een bestelauto voor het eerst in gebruik is genomen, een tijdsduur is verstreken van 5 jaar of meer, bedraagt in afwijking van het tweede lid het percentage van de vermindering 100.
5. In het tot vijfde lid vernummerde vierde lid wordt «de personenauto of het motorrijwiel» vervangen door: de personenauto, het motorrijwiel of de bestelauto.
6. In het tot zesde lid vernummerde vijfde lid wordt «personenauto's en motorrijwielen» vervangen door: personenauto's, motorrijwielen of bestelauto's.
Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en het tweede lid wordt «een personenauto of motorrijwiel» vervangen door: een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto.
2. In het derde lid wordt «de personenauto of het motorrijwiel» vervangen door «de personenauto, het motorrijwiel of de bestelauto». Voorts wordt «een personenauto of motorrijwiel» vervangen door: een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto.
In artikel 12b wordt «een personenauto of motorrijwiel» vervangen door: een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto.
In het eerste en het tweede lid van artikel 13 wordt «personenauto's en motorrijwielen» vervangen door: personenauto's, motorrijwielen en bestelauto's.
In artikel 14, eerste lid, wordt «personenauto's en motorrijwielen» vervangen door: personenauto's, motorrijwielen en bestelauto's.
In artikel 15, eerste lid, wordt «personenauto's en motorrijwielen» vervangen door: personenauto's, motorrijwielen en bestelauto's.
Na artikel 15 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Teruggaaf van belasting wordt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, op aanvraag verleend voor bestelauto's die zijn ingericht om te worden gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon in de cabine en voor het gelijktijdige vervoer van een niet-opvouwbare rolstoel ten behoeve van die persoon.
2. In afwijking van het eerste lid wordt de teruggaaf voorts verleend indien in verband met de handicap van de in het eerste lid bedoelde persoon, de laadruimte van de bestelauto, in afwijking van artikel 3, derde lid, onderdeel b, onder 2°, of onderdeel c, onder 2°, of onderdeel d, onder 3°, ten gevolge van aanpassing van de bestelauto niet langer van de bestuurderszitplaats onderscheidenlijk de cabine is afgescheiden.
3. Indien de gehandicapte een ander is dan degene op wiens naam het kenteken is gesteld, is het eerste lid slechts van toepassing indien de aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan door die ander en de gehandicapte gezamenlijk.
4. De teruggaaf wordt verleend aan degene op wiens naam het kenteken is gesteld.
5. De inspecteur beslist op de aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking.
6. De aanspraak op teruggaaf ontstaat op het tijdstip waarop aan de voorwaarden en beperkingen voor teruggaaf als bedoeld in het eerste lid wordt voldaan.
7. Indien het in het zesde lid bedoelde tijdstip is gelegen na het tijdstip waarop de bestelauto is ingeschreven in het in artikel 1, tweede lid, bedoelde register, bedraagt de teruggaaf het belastingbedrag nadat dit is verminderd overeenkomstig artikel 10, tweede lid of derde lid, met dien verstande dat ingeval voor de bestelauto al eerder teruggaaf is verleend, de teruggaaf niet meer bedraagt dan dit belastingbedrag verminderd met de eerdere teruggaven, voor zover de eerder teruggegeven bedragen niet later alsnog als verschuldigde belasting zijn voldaan.
8. Ingeval voor een bestelauto waarvoor teruggaaf is verleend, niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor de teruggaaf, is belasting verschuldigd. Belasting is eveneens verschuldigd ingeval een bestelauto waarvoor teruggaaf is verleend in een zodanige staat wordt gebracht, anders dan door een aanpassing als bedoeld in het tweede lid, dat het een personenauto is. Artikel 6, eerste lid en tweede lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing. De verschuldigd geworden belasting wordt door degene aan wie de teruggaaf is verleend, op aangifte voldaan binnen een maand nadat niet meer aan de voorwaarden en beperkingen is voldaan. De hoogte van de verschuldigde belasting wordt berekend met inachtneming van de artikelen 9 en 10.
9. Bij wijziging van de tenaamstelling van een bestelauto blijven, op daartoe gedaan gezamenlijk verzoek van degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld en degene op wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld, het eerste en zesde lid buiten toepassing indien overigens voldaan blijft worden aan de voorwaarden en beperkingen waaronder de teruggaaf is verleend. Bij inwilliging van het verzoek treedt degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld vanaf het moment van de wijziging van de tenaamstelling voor de toepassing van dit artikel in de plaats van degene op wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
10. Indien een of meer personen worden vervoerd in de laadruimte van een bestelauto, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur aan degene die het motorrijtuig feitelijk ter beschikking heeft een boete van ten hoogste € 453 kan opleggen. De bevoegdheid tot het opleggen van de boete vervalt door verloop van een jaar na het constateren van het in de vorige volzin bedoelde verzuim.
11. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.
Na artikel 15a worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
1. Indien de belasting met betrekking tot een bestelauto is geheven van een ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968, die de bestelauto meer dan bijkomstig bezigt in het kader van zijn onderneming, wordt op aanvraag teruggaaf van belasting verleend, indien bij deze aanvraag een verklaring wordt overgelegd dat de bestelauto meer dan bijkomstig in het kader van de onderneming zal worden gebruikt.
2. De teruggaaf wordt verleend aan degene op wiens naam het kenteken is gesteld.
3. De inspecteur beslist op de aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking.
4. De aanspraak op teruggaaf voor een bestelauto ontstaat op het tijdstip waarop de bestelauto is ingeschreven in het in artikel 1, tweede lid, bedoelde register.
5. De teruggaaf wordt verleend indien vast staat dat op het tijdstip waarop de bestelauto is ingeschreven in het in artikel 1, tweede lid, bedoelde register wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor teruggaaf als bedoeld in het eerste lid.
6. Indien tijdens de eerste vijf jaren na het tijdstip waarop de bestelauto is ingeschreven in het in artikel 1, tweede lid, bedoelde register, niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor teruggaaf, bedoeld in het eerste lid, wordt vanaf het moment dat hieraan niet of niet langer wordt voldaan het teruggegeven bedrag, nadat dit is verminderd overeenkomstig artikel 10, tweede lid, als belasting verschuldigd.
7. Indien de bestelauto in gebruikte staat wordt ingeschreven in het in artikel 1, tweede lid, bedoelde register, worden de in het zesde lid genoemde vijf jaren verminderd met de tijdsduur die op het tijdstip van de inschrijving is verstreken na het tijdstip waarop de bestelauto voor het eerst in gebruik is genomen.
8. De verschuldigd geworden belasting wordt door degene aan wie de teruggaaf is verleend, op aangifte voldaan binnen een maand na het tijdstip waarop niet of niet langer aan de voorwaarden en beperkingen voor teruggaaf, als bedoeld in het eerste lid, wordt voldaan.
9. Bij wijziging van de tenaamstelling van de bestelauto blijven, op daartoe gedaan gezamenlijk verzoek van degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld en degene op wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld, het zesde, zevende en achtste lid buiten toepassing indien overigens voldaan blijft worden aan de voorwaarden en beperkingen waaronder de teruggaaf is verleend. Bij inwilliging van het verzoek treedt degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld vanaf het moment van de wijziging van de tenaamstelling voor de toepassing van dit artikel in de plaats van degene op wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
10. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt voor een bestelauto die door een ondernemer als bedoeld in het eerste lid voor een langere dan bij ministeriële regeling vast te stellen periode ter beschikking wordt gesteld aan een derde, slechts teruggaaf verleend indien deze derde overigens voldoet aan het gestelde in het eerste lid, en het geen ondernemerschap betreft in de zin van artikel 15c.
11. Artikel 1, derde lid, is van overeenkomstige toepassing ingeval een bestelauto waarvoor teruggaaf is verleend op de voet van dit artikel in een zodanige staat wordt gebracht dat het een personenauto is.
12. Indien bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt tengevolge waarvan ten onrechte teruggaaf van belasting is verleend, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene op wiens naam de teruggaaf is verleend, een boete van ten hoogste € 4537 kan opleggen.
13. Indien een of meer personen worden vervoerd in de laadruimte van een bestelauto, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur aan degene die de bestelauto feitelijk ter beschikking heeft een boete van € 453 kan opleggen. De bevoegdheid tot het opleggen van de boete vervalt door verloop van een jaar na het constateren van het in de vorige volzin bedoelde verzuim.
14. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
In het eerste en het tweede lid van artikel 16a wordt «een personenauto of motorrijwiel» vervangen door: een personenauto, motorrijwiel of bestelauto.
In artikel 9, negende lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 vervalt de tweede volzin.
De Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 9a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Voor een personenauto of een bestelauto die wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking wordt het bedrag aan belasting, bedoeld in artikel 9, eerste lid, verminderd met € 600, indien de personenauto of de bestelauto voldoet aan de in het tweede lid vermelde voorwaarde.
2. De personenauto of de bestelauto heeft geen grotere emissie van deeltjes dan 5 mg per kilometer, vastgesteld overeenkomstig bijlage I bij richtlijn nr. 70/220/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door gassen afkomstig van motoren met elektrische ontsteking in motorvoertuigen (PbEG L 76).
3. Een wijziging van richtlijn 70/220/EEG gaat voor de toepassing van het tweede lid gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ter uitvoering van dit artikel.
In artikel 10, eerste lid, wordt «artikel 9, eerste en tweede lid» vervangen door: artikel 9, eerste en tweede lid, na toepassing van artikel 9b,.
Vervallen
Vervallen
De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 24 wordt de tabel vervangen door:
bij een eigen massa in kilogrammen van | over een tijdvak van drie maanden | vermeerderd met | per 100 kg eigen massa boven |
---|---|---|---|
500 of minder | € 27,67 | ||
600 tot en met 1000 | € 33,84 | € 4,33 | 600 kg |
1100 tot en met 2000 | € 55,59 | € 4,65 | 1 100 kg |
2100 tot en met 2700 | € 102,49 | € 5,01 | 2 100 kg |
2800 en meer | € 135,67 | € 1,16 | 2 800 kg |
Na artikel 24 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Voor een bestelauto die is ingericht en wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon in de cabine en voor het gelijktijdige vervoer van een niet-opvouwbare rolstoel ten behoeve van die persoon, bedraagt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, de belasting op verzoek:
bij een eigen massa in kilogrammen van | over een tijdvak van drie maanden | vermeerderd met | per 100 kg eigen massa boven |
---|---|---|---|
500 of minder | € 8,67 | ||
600 tot en met 1000 | € 14,84 | € 4,33 | 600 kg |
1100 tot en met 2000 | € 36,59 | € 4,65 | 1 100 kg |
2100 tot en met 2700 | € 83,49 | € 5,01 | 2 100 kg |
2800 en meer | € 116,67 | € 1,16 | 2 800 kg |
2. Het eerste lid is eveneens van toepassing indien in verband met de handicap van de in het eerste lid bedoelde persoon, de laadruimte van de bestelauto, in afwijking van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, of onderdeel c, onder 2°, of onderdeel d, onder 3°, ten gevolge van aanpassing van de bestelauto niet langer van de bestuurderszitplaats onderscheidenlijk de cabine is afgescheiden.
3. Indien de belasting voor een bestelauto wordt geheven van een ander dan de gehandicapte, is het eerste lid slechts van toepassing indien het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan door die ander en de gehandicapte gezamenlijk.
4. Bij een verandering, anders dan aan de bestelauto, waardoor de belasting voor een bestelauto hoger of lager wordt, wordt een aanvullende aangifte gedaan. De constatering van het feit dat voor een bestelauto de aanvullende aangifte niet is gedaan, wordt gelijkgesteld met een dergelijke aangifte. De aanvullende aangifte geldt voor de tijdvakken die aanvangen na het lopende tijdvak.
5. Bij constatering van het feit dat voor een motorrijtuig geen aanvullende aangifte is gedaan in verband met een verandering, anders dan aan het motorrijtuig, waardoor de belasting hoger wordt, kan ter zake van die verandering te weinig geheven belasting worden nageheven. Artikel 33, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
6. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.
In artikel 30, eerste lid, eerste volzin, wordt «de artikelen 23, 24, 25 of 25a» vervangen door: de artikelen 23, 24, 24a, 25 of 25a.
De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 24 komt te luiden:
Na artikel 24a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 24 bedraagt op verzoek de belasting die voor een bestelauto wordt geheven van een ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968, niet zijnde een persoon die ingevolge artikel 7, zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 met betrekking tot een bepaalde levering als ondernemer wordt aangemerkt, die de bestelauto meer dan bijkomstig bezigt in het kader van zijn onderneming:
bij een eigen massa in kilogrammen van | over een tijdvak van drie maanden | vermeerderd met | per 100 kg eigen massa boven |
---|---|---|---|
500 of minder | € 27,67 | ||
600 tot en met 1000 | € 33,84 | € 4,33 | 600 kg |
1100 tot en met 2000 | € 55,59 | € 4,65 | 1 100 kg |
2100 tot en met 2700 | € 102,49 | € 5,01 | 2 100 kg |
2800 en meer | € 135,67 | € 1,16 | 2 800 kg |
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid gelden de daarin opgenomen belastingbedragen voor een bestelauto die door een ondernemer als bedoeld in het eerste lid voor een langere dan bij ministeriële regeling vast te stellen periode ter beschikking wordt gesteld aan een derde, slechts indien deze derde overigens voldoet aan het gestelde in het eerste lid.
3. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Tenzij in de beschikking anders is bepaald, werkt deze terug tot op het tijdstip waarop het verzoek is ingediend.
4. Bij een verandering, anders dan aan de bestelauto, waardoor de belasting voor een bestelauto hoger of lager wordt, wordt een aanvullende aangifte gedaan. De constatering van het feit dat voor een bestelauto de aanvullende aangifte niet is gedaan, wordt gelijkgesteld met een dergelijke aangifte. De aanvullende aangifte geldt voor de tijdvakken die aanvangen na het lopende tijdvak.
5. Bij constatering van het feit dat voor een motorrijtuig geen aanvullende aangifte is gedaan in verband met een verandering, anders dan aan het motorrijtuig, waardoor de belasting hoger wordt, kan ter zake van die verandering te weinig geheven belasting worden nageheven. Artikel 33, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
In artikel 30, eerste lid, eerste volzin, wordt «de artikelen 23, 24, 24a, 25 of 25a» vervangen door: de artikelen 23, 24, 24a, 24b, 25 of 25a.
In artikel 8, vijfde lid, onderdeel d, van de Wet op de omzetbelasting 1968 wordt «gebruikte personenauto's en gebruikte motorrijwielen» vervangen door: gebruikte personenauto's, gebruikte motorrijwielen en gebruikte bestelauto's.
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 36i wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 152,77» vervangen door: € 159,72.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «€ 154,04» vervangen door: € 161,05.
3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «€ 182,38» vervangen door: € 190,68.
4. In het eerste lid, onderdeel d, worden «€ 0,1429», «€ 0,0727», «€ 0,0227», «€ 0,0113», «€ 0,0106» en «€ 0,0075» vervangen door onderscheidenlijk € 0,1494, € 0,1019, € 0,0311, € 0,0115, € 0,0107 en € 0,0076.
5. In het eerste lid, onderdeel g, worden «€ 0,0654», «€ 0,0212», «€ 0,0065», «€ 0,0010» en «€ 0,0005» vervangen door onderscheidenlijk € 0,0699, € 0,0263, € 0,0086, € 0,0010 en € 0,0005.
6. Het tweede lid komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid, onderdelen a, b en c, bedraagt het tarief nihil voor halfzware olie, gasolie en vloeibaar gemaakt petroleumgas bestemd voor het aandrijven van motorrijtuigen op de weg of van pleziervaartuigen of voor de voortstuwing van luchtvaartuigen.
7. In het derde lid worden «€ 16,1629», «€ 16,2775», en «€ 19,4171» vervangen door onderscheidenlijk € 17,1484, € 17,2758, en € 20,6073.
8. In het vierde lid worden «€ 0,01295», «€ 0,01207», «€ 0,01144», «€ 0,0113», en «€ 0,0075» vervangen door onderscheidenlijk € 0,01378, € 0,01 707, € 0,01573, € 0,0115, en € 0,0076.
9. In het zesde lid wordt «€ 0,1429» vervangen door € 0,1494.
Artikel 36l, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, worden «€ 138,34», «€ 139,51», en «€ 165,03» vervangen door onderscheidenlijk € 144,64, € 145,86, en € 172,54.
2. In onderdeel b, worden «€ 1,7329», «€ 1,7475», en «€ 2,0671» vervangen door onderscheidenlijk € 2,0684, € 2,0858, en € 2,4673.
Artikel 30f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. met betrekking tot de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting: over het tijdvak dat aanvangt op de dag na het midden van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven en eindigt op de dag van de dagtekening van het aanslagbiljet;.
2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
4. Bij ministeriële regeling kunnen afwijkende regels worden gesteld over de aanvang van het tijdvak waarover de rente wordt berekend voor gevallen waarin de belastingplicht voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting in de loop van het kalenderjaar ontstaat of eindigt.
3. In het tot zesde lid vernummerde vijfde lid wordt «1,50 procentpunt» vervangen door: 3,00 procentpunt.
De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 24, achtste lid, wordt «zestiende of zeventiende lid» vervangen door: zestiende tot en met negentiende lid.
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het achttiende lid wordt vernummerd tot twintigste lid.
2. Na het zeventiende lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:
18. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot het verlenen van uitstel van betaling, mits voldoende zekerheid is gesteld, voor belastingaanslagen waarin is begrepen inkomstenbelasting ter zake van winst behaald met of bij het staken van een onderneming of een gedeelte van een onderneming door de overdracht aan een natuurlijk persoon die de onderneming voortzet en de overdrachtsprijs geheel of gedeeltelijk schuldig is gebleven. Het uitstel heeft betrekking op de in de eerste volzin bedoelde belasting voorzover die betrekking heeft op de overdracht van vermogensbestanddelen aan de daar bedoelde persoon. Het uitstel wordt verleend voor een gedeelte in evenredigheid met de verhouding tussen het, op het moment met ingang waarvan het uitstel wordt verleend, schuldig gebleven gedeelte van de overdrachtsprijs en de totale overdrachtsprijs voor de duur van de overeengekomen aflossingsperiode, doch tot uiterlijk het begin van het tiende jaar na afloop van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft.
19. Het uitstel bedoeld in het vorige lid wordt aan het begin van elk kalenderjaar, te beginnen bij de aanvang van het eerste kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn vervalt, voor een evenredig gedeelte beëindigd waarbij de teller is één en de noemer gelijk aan het aantal nog resterende gehele jaren van de overeengekomen aflossingsperiode plus één, doch maximaal tien minus het aantal van de reeds verstreken jaren sedert het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft. Het uitstel wordt voorts beëindigd:
a. in geval van faillissement van de belastingschuldige;
b. ingeval de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ten aanzien van de belastingschuldige van toepassing is;
c. in geval van overlijden van de belastingschuldige;
d. voorzover aan het begin van het kalenderjaar het bedrag van het resterende uitstel uitgaat boven het bedrag dat gelijk is aan het gedeelte van de in het vorige lid bedoelde belasting in evenredigheid met de verhouding tussen het nog niet ontvangen deel van de overdrachtsprijs en de totale overdrachtsprijs;
e. voorzover op de dag volgend op de dag waarop de enige of laatste betalingstermijn is vervallen het resterende uitstel uitgaat boven het bedrag dat gelijk is aan het gedeelte van de in het vorige lid bedoelde belasting in evenredigheid met de verhouding tussen 1e het aantal nog resterende gehele jaren van de overeengekomen aflossingstermijn plus één doch maximaal negen verminderd met de reeds verstreken jaren sedert het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft, en 2e het aantal gehele jaren van de overeengekomen aflossingsperiode, doch maximaal tien. Ingeval de in het vorige lid bedoelde natuurlijk persoon de daar bedoelde onderneming staakt, kan de ontvanger het uitstel beëindigen.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van dit lid.
Artikel 27a wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden als volgt:
1. Ingeval een belastingaanslag als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, een te innen bedrag behelst en invorderbaar is in meer dan één termijn waarvan ten minste één termijn vervalt voor de laatste dag van de eerste helft van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven en op de eerste vervaldag ten minste het bedrag van de belastingaanslag verminderd met het bedrag van de te verlenen betalingskorting is betaald, wordt een betalingskorting verleend over het bedrag van de belastingaanslag. De te verlenen betalingskorting wordt berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende eerste betalingstermijn en eindigt op de laatste dag van de eerste helft van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven.
2. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «over de helft van het tijdvak» vervangen door: over het tijdvak. Voorts wordt «de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende laatste betalingstermijn» vervangen door: de laatste dag van de eerste helft van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven.
In artikel 28, tweede lid, wordt «of zeventiende lid» vervangen door: of zeventiende tot en met negentiende lid.
Artikel 36i van de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2006 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt het als tweede genoemde bedrag verhoogd met € 0,0210 en het als derde genoemde bedrag verhoogd met € 0,0026.
2. In het eerste lid, onderdeel g, wordt het als tweede genoemde bedrag verhoogd met € 0,0078 en het als derde genoemde bedrag verhoogd met € 0,0007.
3. In het vierde lid wordt het als tweede genoemde bedrag verhoogd met € 0,00352 en het als derde genoemde bedrag verhoogd met € 0,00131.
Artikel 36i van de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2007 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt het als tweede genoemde bedrag verhoogd met € 0,0082 en het als derde genoemde bedrag verhoogd met € 0,0026.
2. In het eerste lid, onderdeel g, wordt het als tweede genoemde bedrag verhoogd met € 0,0020 en het als derde genoemde bedrag verhoogd met € 0,0006.
3. In het vierde lid wordt het als tweede genoemde bedrag verhoogd met € 0,00 137 en het als derde genoemde bedrag verhoogd met € 0,00131.
In de Coördinatiewet Sociale Verzekering vervalt artikel 6, eerste lid, onderdeel y.
Het Belastingplan 2004 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel III, onderdeel A, wordt «1,25%, respectievelijk 8,20%» vervangen door: 1,55%, respectievelijk 9,10%.
In artikel IV, onderdeel A, wordt «0,85%, respectievelijk 7,80%» vervangen door: 1,15%, respectievelijk 8,70%.
Artikel VII wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel Aa vervalt.
2. In onderdeel A wordt «1,25%, respectievelijk 8,20%» vervangen door: 1,55%, respectievelijk 9,10%.
In artikel VIII, onderdeel A, wordt «0,85%, respectievelijk 7,80%» vervangen door: 1,15%, respectievelijk 8,70%.
In hoofdstuk 2 van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt in artikel IV, onderdeel B, in het eerste lid, het derde lid, onderdeel b, en het zesde lid, «2005» vervangen door: 2004.
Vervallen.
Artikel 11, eerste lid, onderdeel p, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dit onderdeel luidde op 27 augustus 2004 vóór 17.00 uur, blijft van toepassing voor gevallen waarin het computers en bijbehorende apparatuur betreft die door de werknemer vóór het genoemde tijdstip in gebruik zijn genomen of ter zake waarvan door de werknemer nog vóór dat tijdstip een verplichting tot aanschaffing is aangegaan.
Artikel 6, eerste lid, onderdeel y, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, zoals dit onderdeel luidde op 27 augustus 2004, vóór 17.00 uur, blijft van toepassing voor gevallen waarin het computers en bijbehorende apparatuur betreft die door de werknemer vóór het genoemde tijdstip in gebruik zijn genomen of ter zake waarvan door de werknemer nog vóór dat tijdstip een verplichting tot aanschaffing is aangegaan.
De vennootschapsbelasting over een boekjaar dat voor 1 januari 2005 aanvangt en op of na die datum eindigt, wordt, in afwijking in zoverre van artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, berekend volgens de formule:
belasting = (X/B x To) + (Y/B x Tn), waarin:
X voorstelt: het aantal voor 1 januari 2005 vallende dagen van het boekjaar;
Y voorstelt: het aantal na 31 december 2004 vallende dagen van het boekjaar;
B voorstelt: het totale aantal dagen van het boekjaar;
To voorstelt: de verschuldigde belasting over het belastbare bedrag of het belastbare Nederlandse bedrag op basis van het tarief van de vennootschapsbelasting zoals dat tarief luidt op 31 december 2004;
Tn voorstelt: de verschuldigde belasting over het belastbare bedrag of het belastbare Nederlandse bedrag op basis van het tarief van de vennootschapsbelasting zoals dat tarief luidt met ingang van 1 januari 2005.
1. In afwijking in zoverre van artikel 16a van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, is artikel XIII, onderdeel E, van toepassing voor bestelauto's waarvan het kenteken is tenaamgesteld na het tijdstip van inwerkingtreding van dit onderdeel.
2. Artikel XIII vindt geen toepassing voor bestelauto's die op het in het eerste lid bedoelde tijdstip in gebruik waren genomen.
1. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel XIV kunnen bij ministeriële regeling het aantal mg per km en het bedrag, genoemd in dat artikel, worden gewijzigd, indien daartoe aanleiding bestaat ingevolge door de Europese Commissie voor te stellen dan wel voorgestelde wijzigingen van de geldende Europese norm voor de emissie van deeltjes ten aanzien van personenauto's en bestelauto's die worden aangedreven door een motor met compressieontsteking, dan wel ingevolge de uitkomsten van de notificatieprocedure op grond van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 204).
2. Artikel XIV vindt geen toepassing ten aanzien van personenauto's en bestelauto's die op het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel in gebruik waren genomen.
Voor een bestelauto waarvoor motorrijtuigenbelasting is voldaan over een tijdvak waarvan een gedeelte ligt na het tijdstip van inwerkingtreding van de verhogingen van de motorrijtuigenbelasting ingevolge de artikelen XVIa, onderdeel A en XVII, onderdeel A, zijn deze verhogingen van toepassing met ingang van het eerstvolgende tijdvak.
1. Artikel 27a van de Wet op de accijns vindt geen toepassing bij het begin van het kalenderjaar 2005 op de bedragen genoemd in artikel 27, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid.
2. Artikel 84a van de Wet op de accijns vindt geen toepassing op de in artikel XII, onderdelen A en B, opgenomen verhogingen van de accijns.
Artikel 81a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 vindt geen toepassing bij het begin van het kalenderjaar 2005 op de bedragen genoemd in de artikelen 24 en 24a.
Artikel 37a van de Wet belastingen op milieugrondslag vindt geen toepassing bij het begin van het kalenderjaar 2005 voorzover het betreft de aanpassing van de bedragen vermeld in artikel 36i, eerste lid, onderdelen a tot en met d en g, derde, vierde en zesde lid, en artikel 36l, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag.
1. Artikel XIXa, eerste en tweede lid, vindt met betrekking tot de vennootschapbelasting voor het eerst toepassing met betrekking tot tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari 2005.
2. Artikel XIXa, eerste en tweede lid, vindt met betrekking tot de inkomstenbelasting voor het eerst toepassing met betrekking tot tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari 2006.
3. Artikel XIXb, onderdelen A en B, vinden voor het eerst toepassing met betrekking tot belastingaanslagen voor inkomstenbelasting ter zake van tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari 2005.
De artikelen 10.1 en 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn bij het begin van het kalenderjaar 2006 van overeenkomstige toepassing op de in artikel XIXd vermelde bedragen.
Tot het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering behoort niet een aandelenoptierecht ter zake waarvan vóór 1 januari 2005 reeds een bedrag als loon is genoten.
Indien artikel 3.1.1.1 van het bij koninklijke boodschap van 22 april 2004 ingediende voorstel van wet houdende regels betreffende de financiering van de sociale verzekeringen (Wet financiering sociale verzekeringen) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, wordt in onderdeel A «Coördinatiewet Sociale Verzekering» vervangen door: Wet financiering sociale verzekeringen.
1. Voor de kalenderjaren 2005 tot en met 2007 zijn voor de willekeurige afschrijving op films en filminvesteringsaftrek de artikelen 3.33, eerste tot en met vierde lid, 3.36, 3.37, 3.40, 3.42b, eerste tot en met het zevende lid, 3.44, 3.47a, 3.52 en 10.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en de artikelen 8 en 18 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, alsmede de daarop berustende bepalingen, zoals die artikelen en bepalingen luidden op 31 december 2003, van toepassing met betrekking tot voortbrengingskosten, gemaakt voor 1 januari 2008. Daarbij wordt voor de toepassing van artikel 8 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals dat artikel luidde op 31 december 2003, voor de toepassing van artikel 3.42b, derde lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dat artikel op die datum luidde, voor het daar genoemde bedrag van € 25 000 gelezen € 100 000.
2. Het eerste lid is slechts van toepassing indien een verzoek om een verklaring als bedoeld in artikel 3.37, eerste lid, respectievelijk 3.42b, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor 1 januari 2008 is ingediend.
3. Bij koninklijk besluit kan de werkingsduur van het eerste en tweede lid worden verkort indien de uitkomst van de notificatie bij de Europese Commissie dit nodig maakt.
Ingeval de samenloop van wetten die in 2004 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in één of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, herstelt Onze Minister van Financiën dat bij ministeriële regeling.
Ingeval artikel XIV in werking treedt op een tijdstip dat is gelegen voor het tijdstip waarop artikel XIII in werking treedt, wordt op het tijdstip waarop artikel XIV in werking treedt in het in artikel XIII, onderdeel G, opgenomen eerste lid «artikel 9, eerste en tweede lid» vervangen door: artikel 9, eerste en tweede lid, na toepassing van artikel 9b.
1. Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze wet in werking met ingang van 1 januari 2005, met dien verstande dat artikel I, onderdelen A, H, M, Q, R, S, T, U en V, en artikel IV, onderdelen E, F, G, H en I, eerst toepassing vinden nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2005 is toegepast.
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid werkt artikel XI, onderdeel A, tweede lid, terug tot en met 1 januari 2003.
3. In afwijking in zoverre van het eerste lid werken de artikelen IV, onderdeel B, XX en XXIV terug tot en met 27 augustus 2004, 17.00 uur.
4. In afwijking van het eerste lid, treedt artikel XXI, onderdeel A, in werking op 31 december 2004.
5. In afwijking van het eerste lid treedt artikel VI, onderdeel B, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met dien verstande dat indien het Staatsblad waarin dat besluit wordt geplaatst na 1 januari 2005 wordt uitgegeven, in dat besluit bepaald wordt dat deze bepaling terugwerkt tot en met 1 januari 2005.
6. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XIV in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
7. In afwijking in zoverre van het eerste lid treedt artikel XXXIa in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat zo nodig terugwerkende kracht heeft tot 1 januari 2005.
8. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XII, onderdeel B, eerste en vijfde lid, in werking met ingang van 1 juli 2005.
9. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XIXb, onderdeel C, in werking met ingang van 1 januari 2006.
10. In afwijking van het eerste lid treedt artikel X, onderdeel C, in werking met ingang van 1 januari 2007.
11. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen XIII, XVII en XVIII in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
De Staatssecretaris van Financiën,
J. G. Wijn
De Minister van Financiën,
G. Zalm
Uitgegeven de drieëntwintigste december 2004
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2004-653.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.