Besluit van 26 november 2004, houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de vaststelling van de tarieven voor reisdocumenten in het jaar 2005 en de aanpassing van de indexeringssystematiek voor de berekening van de tarieven

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties van 29 oktober 2004, 2004-0000019560, Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Gelet op artikel 7, eerste en derde lid, van de Paspoortwet;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 4 november 2004, nr. W04.04.0522/I/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties van 22 november 2004, nr. 2004-0000025695;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit paspoortgelden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De aan het Rijk verschuldigde kosten bedragen:

    a. voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

    EUR 13,77

    ANG 30,05

    AWG 30,05

    b. voor een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan het nationaal paspoort, bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

    EUR 18,35

    ANG 40,05

    AWG 40,05

    c. voor een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

    EUR 13,77

    ANG 30,05

    AWG 30,05

    d. voor een Nederlandse identiteitskaart

    EUR 8,77

    e. voor de spoedlevering van een reisdocument als bedoeld in de onderdelen a tot en met d, zijnde een toeslag op de in die onderdelen genoemde bedragen

    EUR 39,51

    f. voor de spoedlevering van een bijschrijvingssticker

    EUR 18,80.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De van de aanvrager op grond van de toepasselijke gemeentelijke verordening ten hoogste te heffen rechten bedragen:

    a. voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

    EUR 38,83

    b. voor een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan het nationaal paspoort, bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

    EUR 43,41

    c. voor een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

    EUR 38,83

    d. voor een Nederlandse identiteitskaart

    EUR 31,26

    e. voor de bijschrijving van een kind in een reisdocument, waarvoor de aanvraag tegelijk met de aanvraag van het desbetreffende reisdocument is ingediend

    EUR 8,06

    f. voor de bijschrijving van een kind in een reeds uitgereikt reisdocument, met behulp van een bijschrijvingssticker

    EUR 18,80

    g. voor de versnelde uitreiking van een reisdocument als bedoeld in de onderdelen a tot en met d, zijnde een toeslag op de in die onderdelen genoemde bedragen

    EUR 39,51

    h. voor de versnelde plaatsing van een bijschrijvingssticker als bedoeld in onderdeel f, zijnde een toeslag op het in dat onderdeel genoemde bedrag

    EUR 18,80.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De voor het lopende jaar geldende bedragen voor reisdocumenten, genoemd in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, worden geïndexeerd als volgt. De desbetreffende bedragen worden eerst verhoogd of verlaagd naar de evenredige stijging of daling van het gemiddelde van het op 1 januari van het lopende jaar geldende producentenprijsindexcijfer van producten in de grafische industrie, afzet binnenland, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek en gepubliceerd in het bijvoegsel maandstatistiek van de prijzen, tabel 3.3.1.A, onder nummer 271 6000 (waardepapieren en andere papieren) en het wijzigingspercentage dat voortvloeit uit de door het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen omstreeks oktober van het voorafgaande jaar opgestelde prognose met de betrekking tot de kostenontwikkelingen in de grafische industrie voor het lopende jaar. De aldus berekende uitkomsten worden vervolgens verlaagd met het bedrag dat per reisdocument in mindering moet worden gebracht op de in de kostprijs opgenomen toeslag voor het opvangen van onvoorziene dalingen in de afzet van deze reisdocumenten, om de geraamde baten van de aan het Rijk verschuldigde kosten niet te laten uitgaan boven de geraamde lasten terzake. Het bedrag van de verlaging wordt berekend door het verloop van de afzet van deze reisdocumenten zoals die op 1 juni van het lopende jaar blijkt te zijn gerealiseerd over de daaraan voorafgaande periode van een jaar en naar verwachting zal worden gerealiseerd in de daarop volgende periode van een jaar, te vergelijken met de meerjarig geraamde afzetcijfers.

B

Het eerste lid van artikel 12 komt te luiden:

  • 1. De rechten die ten bate van het Rijk van een aanvrager kunnen worden geheven, bedragen:

    a. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

    EUR 47,15

    ANG 102,95

    AWG 102,95

    b. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen, ten behoeve van een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt

    EUR 32,96

    ANG 71,95

    AWG 71,95

    c. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan het nationaal paspoort, bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

    EUR 51,73

    ANG 112,95

    AWG 112,95

    d. voor de verstrekking van een diplomatiek paspoort of een dienstpaspoort

    EUR 44,10

    ANG 96,30

    AWG 96,30

    e. voor de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart

    EUR 39,56

    f. voor de verstrekking van een noodpaspoort of een laissez-passer

    EUR 39,51

    ANG 86,25

    AWG 86,25

    g. voor het aanbrengen van een wijziging van een reisdocument als bedoeld in onderdeel a, b en c, waarbij de geldigheidsduur wordt verlengd (noodverlenging)

    EUR 39,51

    ANG 86,25

    AWG 86,25

    h. voor de bijschrijving van een kind in een reisdocument, waarvoor de aanvraag tegelijk met de aanvraag van het desbetreffende reisdocument is ingediend EUR 8,06

    ANG 17,60

    AWG 17,60

    i. voor de bijschrijving van een kind in een reeds uitgereikt reisdocument, met behulp van een bijschrijvingssticker

    EUR 18,80

    ANG 41,05

    AWG 41,05.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 26 november 2004

Beatrix

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Th. C. de Graaf

Uitgegeven de zestiende december 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

De tarieven voor de reisdocumenten worden in beginsel jaarlijks aangepast. Het Besluit paspoortgelden bevat met het oog daarop een indexeringssystematiek, neergelegd in de artikelen 6 en 12, waarin met behulp van een aantal indexcijfers de ontwikkelingen in de kostprijs van de reisdocumenten en in de apparaatskosten van de uitgevende instanties kunnen worden berekend. Op grond van deze berekeningen kunnen vervolgens bij ministeriële regeling de noodzakelijke tariefswijzigingen voor het komende jaar worden vastgesteld. Deze systematiek heeft goed gewerkt tot de invoering van een strikt beleid van kostendekkende tarieven voor reisdocumenten met ingang van 1 april 2001. Dit beleid houdt in dat de tarieven voor reisdocumenten niet meer mogen bedragen dan de daadwerkelijk gemaakte kosten.

Het beleid van kostendekkende tarieven brengt met zich mee dat in voorkomende gevallen teruggave dient plaats te vinden van kosten, die in een eerder stadium hoger zijn vastgesteld dan uiteindelijk noodzakelijk blijkt te zijn. Daarvan is sprake bij de berekening van de kostprijs van de reisdocumenten. In die kostprijs is een zogenaamde risicobuffer opgenomen, die een financiële bescherming biedt in het geval de in het contract met de leverancier geraamde meerjarige afzet van reisdocumenten, die als basis dient voor de overeengekomen kostprijs, niet wordt gehaald.

Tot nu toe blijkt het uitgiftepatroon van de reisdocumenten zich steeds op of boven het verwachte niveau te bevinden, met als gevolg dat de afgelopen jaren steeds een teruggave van de teveel ontvangen gelden uit de risico-buffer heeft plaatsgevonden. Die teruggave geschiedt door deze gelden te verrekenen in de tarieven van het komende jaar. Dat leidt echter tot een wijziging in de grondslag van de tarieven zelf, die niet is voorzien in het bestaande indexeringssysteem. Daardoor moet iedere keer het Besluit paspoortgelden worden gewijzigd, waarvoor een aparte algemene maatregel van rijksbestuur noodzakelijk is.

Gezien het voorgaande is besloten de jaarlijkse verrekening van gelden uit de risicobuffer onderdeel te laten zijn van het indexeringssysteem. Dat maakt het mogelijk om, evenals voorheen, de gewijzigde tarieven bij ministerieel besluit vast te stellen. In het aangepaste artikel 6, vierde lid, van het Besluit paspoortgelden is de nieuwe systematiek vastgelegd. Deze bepaling regelt nu dat de voor het lopende jaar geldende bedragen voor reisdocumenten, genoemd in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, van het artikel, eerst op de bestaande wijze worden geïndexeerd met gebruikmaking van de bekende indexcijfers. Vervolgens dienen de aldus berekende uitkomsten te worden verlaagd met het bedrag dat per reisdocument in mindering moet worden gebracht op de in de kostprijs opgenomen risicobuffer om de kostendekkendheid van de tarieven te handhaven. Dat bedrag wordt berekend door op de peildatum van 1 juni na te gaan hoe groot het aantal uitgegeven reisdocumenten in het aan die datum direct voorafgaande jaar was en hoeveel reisdocumenten in het direct daarop volgende jaar naar verwachting zullen worden uitgegeven. Deze cijfers, waaruit een bepaald afzetpatroon blijkt, worden vervolgens gerelateerd aan de meerjarig geraamde afzetcijfers, die als basis hebben gediend voor de vaststelling van de kostprijs van de reisdocumenten in het contract met de leverancier. Afhankelijk van dit afzetpatroon kan vervolgens worden bepaald in hoeverre teruggave van gelden uit de risicobuffer dient plaats te vinden om de tarieven kostendekkend te laten zijn. Van kostendekkendheid is sprake indien de op voornoemde wijze geraamde baten niet uitgaan boven de geraamde lasten. Deze omschrijving is ontleend aan artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet, waarin onder andere met het oog op de vaststelling van gemeentelijke leges vanwege door het gemeentebestuur verstrekte diensten (zoals het in behandeling nemen van aanvragen voor reisdocumenten) het principe van de kostendekkendheid van de tarieven is vastgelegd.

Artikel 6, vierde lid, bevat met de nieuwe omschrijving, evenals voorheen, een indexeringssysteem waarmee de tarieven voor reisdocumenten objectief kunnen worden aangepast aan de relevante ontwikkelingen in de kosten van de reisdocumenten. Indien de afzet van de reisdocumenten beneden de ramingen blijft, vindt er geen teruggave uit de risicobuffer plaats. De indexering van de tarieven met betrekking tot de aan het Rijk verschuldigde kosten beperkt zich in dat geval tot het toepassen van de indexcijfers, die in het eerste deel van artikel 6, vierde lid, zijn genoemd.

Mocht de daling in de afzet van de reisdocumenten een zodanige omvang aannemen dat de daaruit voortvloeiende negatieve financiële gevolgen naar verwachting niet zullen kunnen worden opgevangen uit de risicobuffer en besloten worden de daarop betrekking hebbende toeslag in de kostprijs van de reisdocumenten te verhogen, dan is er sprake van een fundamentele bijstelling van de meerjarige ramingen van de kostprijs. Dit betekent een aanpassing van de grondslag in de tariefopbouw, die noodzaakt tot een wijziging van het Besluit paspoortgelden zelf.

Met inachtneming van hetgeen hiervoor is opgemerkt zijn de in artikel 6 vermelde tarieven voor het jaar 2004 geïndexeerd op de wijze die in het desbetreffende artikel is voorgeschreven. Het in artikel 6, vierde lid, bedoelde indexcijfer voor de productiekosten van de reisdocumenten bedraagt 1,524%. Dit indexcijfer is het gemiddelde van het op 1 januari 2004 geldende producentenprijsindexcijfer van producten in de grafische industrie, afzet binnenland, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek en gepubliceerd in het bijvoegsel maandstatistiek van de prijzen, tabel 3.3.1.A, onder nummer 271 6000 (waardepapieren en andere papieren) en het wijzigingspercentage dat voortvloeit uit de door het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen in 2003 opgestelde prognose met de betrekking tot de kostenontwikkelingen in de grafische industrie voor 2004. Op de aldus berekende uitkomsten is vervolgens een bedrag van € 0,25 per reisdocument in mindering gebracht als teruggave uit de risico-buffer.

Het bovengenoemde indexcijfer is ook gebruikt voor de indexering van de tarieven, die in artikel 12 zijn vermeld. Het in artikel 6, vijfde en zesde lid, en artikel 12, derde en vierde lid, bedoelde indexcijfer bedraagt 3,75%, zijnde de prijsmutatie van de overheidsconsumptie voor 2003, zoals die in 2004 door het Centraal Plan Bureau in het Centraal economisch plan is gepubliceerd. Tenslotte heeft de omrekening van de bedragen in euro naar Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse munt, bedoeld in artikel 6, zevende lid en artikel 12, achtste lid, plaatsgevonden aan de hand van de op 1 juli 2004 geldende administratiekoers van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze koers bedroeg op dat moment € 45,80 voor 100 Antillaanse gulden c.q. Arubaanse florin. De aldus berekende bedragen zijn op 5/100 afgerond.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Th. C. de Graaf


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven