Besluit van 17 november 2004 tot wijziging van enige besluiten in verband met de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 september 2004, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/A&L/2004/63398;

Gelet op de artikelen 78, vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en 6, tweede lid, van de Toeslagenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 30 september 2004, nr. W12.04.0454/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 november 2004, Directie Sociale verzekeringen, nr. SV/A&L/2004/72567;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN HET BESLUIT PREMIEDIFFERENTIATIE WAO

Het Besluit premiedifferentiatie WAO wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «vijf jaren» vervangen door: vier jaren.

2. In het derde lid worden «vijf jaar» vervangen door «vier jaar» en «het tijdvak van 52 weken» door: het tijdvak van 104 weken.

B

Aan artikel 10 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 9. Bij de toepassing van artikel 6, tweede en derde lid, wordt, indien ten aanzien van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de betrokken werknemer artikel 76f van de Wet van toepassing is, zoals dit artikel luidde op 31 december 2003, voor «vier jaren» respectievelijk «vier jaar» gelezen «vijf jaren» respectievelijk «vijf jaar».

  • 10. Bij de toepassing van artikel 6, derde lid, wordt, indien ten aanzien van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de betrokken werknemer artikel 76f van de Wet van toepassing is, zoals dit artikel luidde op 31 december 2003, voor «het tijdvak van 104 weken» gelezen: het tijdvak van 52 weken.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN HET INKOMENSBESLUIT TOESLAGENWET

Het Inkomensbesluit Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 3, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. loon als bedoeld in artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de bezoldiging of hetgeen daarmee overeenkomt, bedoeld in artikel XV, tweede lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim, van degene die aanspraak maakt op een toeslag.

B

Artikel 7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel q vervalt «en».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel r door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

s. loon als bedoeld in artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de bezoldiging of hetgeen daarmee overeenkomt, bedoeld in artikel XV, tweede lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim, van degene die aanspraak maakt op een toeslag.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

  • 1. Artikel I van dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

  • 2. Artikel II van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 17 november 2004

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Uitgegeven de negende december 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 1 januari 2004 is de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 (hierna: de Wet) in werking getreden. In die wet is de periode gedurende welke de werkgever bij ziekte van een werknemer gehouden is het loon door te betalen verlengd van 52 weken naar 104 weken. Deze wijziging leidde tot aanpassing van een aantal andere wetten, waaronder de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO) en de Toeslagenwet (hierna: TW).

De Wet noodzaakte tevens tot een aantal technische wijzigingen in lagere regelgeving. In dit besluit zijn de noodzakelijke wijzigingen in twee algemene maatregelen van bestuur opgenomen. Dit besluit voorziet niet in de aanpassing van rechtspositieregelingen voor ambtenaren; die wijzigingen worden bij afzonderlijke algemene maatregel van bestuur geregeld.

De wijzigingen in dit besluit hebben een technisch karakter en behelzen geen (nieuwe) informatieverplichtingen voor werkgevers. Dit besluit is derhalve niet (of nauwelijks) van invloed op de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven.

Wijziging van het Besluit premiedifferentiatie WAO

In verband met de verlenging van de loondoorbetalingsperiode van 52 tot 104 weken is de termijn dat de WAO-uitkering ten laste komt van de Arbeidsongeschiktheidskas verkort van vijf jaar tot vier jaar. Daarmee is ook de periode waarin de door de werkgever in het verleden gegenereerde WAO-uitkeringslasten worden doorberekend in de door de werkgever te betalen gedifferentieerde WAO-premie, verkort van vijf tot vier jaar. Deze wijzigingen nopen tot aanpassing van het Besluit premiedifferentiatie WAO (hierna: het besluit).

In artikel 6, tweede lid, van het besluit was geregeld dat, bij de vaststelling van de door de werkgever in het refertejaar gegenereerde WAO-lasten, op verzoek van de werkgever gedurende een tijdvak van vijf jaar rekening werd gehouden met een door de werkgever – of diens verzekeraar bij wie hij het risico van loondoorbetaling bij ziekte verzekerd heeft – ontvangen schadevergoeding in verband met door een derde toegebracht lichamelijk of geestelijk letsel. Dit tijdvak is in het onderhavige besluit teruggebracht tot vier jaar.

Artikel 6, derde lid, van het besluit regelt de wijze waarop het in het tweede lid van dat artikel bedoelde compensatiebedrag moet worden vastgesteld. Daartoe werd jaarlijks, gedurende vijf jaar, het bedrag van de WAO-uitkering van de werknemer vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller de in het tweede lid bedoelde schadevergoeding – gebaseerd op het door de werkgever doorbetaalde loon – is en de noemer het in de 52 weken waarin de werkgever gehouden was het loon door te betalen genoten loon. Nu de werkgever over een tijdvak van 104 weken het loon dient door te betalen, wordt de aanduiding van het tijdvak in artikel 6, derde lid, daarop aangepast. Het gaat in de formule om de schadevergoeding die is gebaseerd op het totaalbedrag aan loon dat dient te worden doorbetaald, waarbij dat bedrag in het eerste en tweede jaar van ziekte kunnen verschillen. De in artikel 6, derde lid, van het besluit genoemde termijn van vijf jaar is gewijzigd in vier jaar. Het met de Wet nieuw ingevoegde vijfde lid van artikel 76f van de WAO geeft geen aanleiding om voor de daarin opgenomen situatie een andere termijn dan vier jaar te kiezen. Afgezien van het feit dat ook in die situatie de arbeidsongeschiktheidsuitkering de facto vier jaar ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas komt, wordt de opslag of korting van artikel 78, derde lid, van de WAO – waarbij de toepassing van artikel 6, tweede en derde lid, van het besluit aan de orde kan zijn – jaarlijks vastgesteld. Toepassing van artikel 6, derde lid, van het besluit gedurende een andere periode dan de vier-jaarstermijn ligt dan ook niet in de rede.

Tenslotte zijn aan artikel 10 van het besluit een negende en tiende lid toegevoegd waarin is geregeld dat de wijzigingen in artikel 6 geen betrekking hebben op de arbeidsongeschiktheidsuitkering van personen wier WAO-uitkeringen – op grond van het in artikel 91b van die wet opgenomen overgangsrecht – vijf jaar ten laste komen van de Arbeidsongeschiktheidskas.

De wijziging van het Besluit premiedifferentiatie WAO treedt in werking met ingang van 1 januari 2005. In 2004 stromen uitsluitend werknemers in de WAO die een loondoorbetalingsperiode van 52 weken hebben gehad. Degenen met een loondoorbetalingsperiode van 104 weken, stromen pas in de WAO vanaf 29 december 2005.

Wijziging van het Inkomensbesluit Toeslagenwet

In het kader van de Wet is de garantie dat de werknemer bij ziekte ten minste het minimumloon behoudt niet verlengd naar het tweede ziektejaar. Indien de werknemer in het tweede ziektejaar onder het voor hem geldende sociaal minimum belandt, kan hij in aanmerking komen voor een toeslag onder de voorwaarden van de TW. De TW is hiertoe gewijzigd. De onderhavige wijziging van het Inkomensbesluit Toeslagenwet (hierna: het Inkomensbesluit) betreft de technische uitwerking hiervan. In het Inkomensbesluit zijn nadere regels gesteld met betrekking tot (het bepalen van) het inkomen. Eén van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een toeslag is dat het inkomen per dag lager is dan het voor de persoon geldende percentage van het minimumloon (artikel 2 TW). Voorts kan op grond van artikel 7 van de TW een deel van het inkomen uit arbeid worden vrijgelaten. Het is niet de bedoeling dat de loondoorbetaling in het kader van ziekte in het tweede jaar wordt aangemerkt als inkomen uit arbeid, waarop vervolgens een eventuele vrijlating kan plaatsvinden. De hoogte van de toeslag zou dan immers hoger kunnen uitvallen dan in de situatie dat de persoon in het tweede ziektejaar een uitkering op grond van de Ziektewet zou ontvangen. Daarnaast is het niet de bedoeling dat de loondoorbetaling van de eventuele partner in het kader van ziekte in het eerste jaar niet vrijgelaten wordt.

In het Inkomensbesluit Toeslagenwet is daarom geregeld dat de loondoorbetaling van degene die aanspraak maakt op een toeslag in het kader van ziekte niet gezien moet worden als inkomen uit arbeid – er wordt immers niet gewerkt –, maar als inkomen in verband met arbeid. Er kan sprake zijn van (een gedeeltelijke) loondoorbetaling in het geval iemand gedeeltelijk zijn werkzaamheden heeft hervat. Met het begrip loondoorbetaling wordt uiteraard uitsluitend bedoeld het loon dat die persoon ontvangt voor het gedeelte dat hij ziek is en dus geen arbeid verricht.

De wijziging van het Inkomensbesluit Toeslagenwet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. De eerste dag dat personen die onder de Wet aan hun tweede ziektejaar beginnen en recht kunnen hebben op een toeslag, ligt een paar dagen voor 1 januari 2005.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven